WAT ANDEREN ZEGGEN
LETTEREN EN KUNST
BOEKBEOORDEELING
LEGER EN VLOOT
RECHTSZAKEN.
F1NANCIEELE BERICHTEN
STADSNIEUWS
INGEZONDEN.
DE VERWEKKER VAN HET
MOND EN KLAUWZEER.
eeft pntworpen. Vermits die reg/eling ecK-
er nlet Uij de Staten-Generaal aanhangig
emaakt kon worden voordat zij in het licht
er practijk was beschouwd, werd zij on-
erworpen aan de beoordeeling van den Mi-
ister van Landbouw, Nijverheid en Handel.
Daarbij is tot dien bewindsman het verzoek
gericht om, indien hij het wenschelijk oor
deelde, de Kamers van Koophandel der zee-
teden te raadplegen en bij die lichamen
op een zeer spoedige bèhandeling aan te
'ringen. Na ontvangst van de adviezen zal
de Minister de zaak onverwijld, weder ter
hand nemen.
Opcenten Leeningwet.
Gelijk men weet werden bij het groote
plan-Treub de opcenten ingevolge de Lee-
ningswet 1914 met eenige wijzigingen ver
werkt in' de hoofdsommen zelf der belas
tingen, gelijk die volgens het plan zouden
worden gewijzigd.
De nieuwopgetreden Minister van Finan
ciën kan zich blijkens een mededeeling in
de Toelichting van het door hem ingediende
Leeningsontwerp daarmede niet vereenigen
en is voornemens de hoofdsommen der be
trokken belastingen wederom te verlagen
er. de heffing van dé opcenten der Leenings-
wet voort te zetten.
Slaat van beleg.
Bij, het afdeelingsonderzoek der Eerste Kamer
van de ontwerpen van wet tot bestendiging van
den staat van beleg, merkten enkele leden op,
dat de bestendiging van den staat van beleg in
de grensprovinciën uit den aard der zaak noodig
bleef voor het aanzien van ons land als neutralen
staat, waarvoor het verwijderen van smokkelaars
uit het door de militairen bezet gebied dikwijls
noodzakelijk was.
Hoewel van oordeel, dat die uitzettingen in
den regel met de noodige omzichtigheid geschie
den, betreurden zij het, dat er voor den persoon,
wign het verblijf in een bepaalde streek ontzegd
wordt, nog de mogelijkheid daartoe werd gege
ven. Als voorbeeld hoe een nader onderzoek
zoude zijn te regelen, werd gewezen op de door
den Minister ingestelde commissiën van advies
in zake vergoedingen wegens kostwinnerschap.
Andere leden konden niet toegeven dat de uit
zettingen steeds met omzichtigheid geschieden.
Zij meenden, dat daarbij meermalen niet zonder
willekeur en lichtvaardigheid wordt te werk
gegaaneene verwering, welke werd beantwoord
mor de opmerking, dat de klachten over onge-
cchtvaardigde uitzetting in den regel ongegrond
.ijn en men versteld staat over de onwaarheden,
.etke door hen, wie den*maatregel treft, worden
angevoerd]
De wenscnelijkheid werd betoogd om de pre-
niën bij aanhouding voor de grenswachten te
erhoogen; sommigen waren van gevoelen, dat
;et met de smokeklarij spoedig gedaan zoude
_ijn, indien ieder, die een aanhouding deed,-goed
oeloond werd. Daartegenover werd gewezen op
de nadeelen, welke het premiestelsel aankleven
en die in den laatsten tijd meer algemeen erkend
worden.
Men zoude er prijs op stellen de meening der
regeering te vernemen over de bevoegdheid der
militairen om van de vuurwapenen gebruik te
maksa in gemeenten, waar de staat van oorlof of
van beleg is afgekondigd. Twijfel bestaat over de
vraag hoever in dezen de bevoegdheid van het
(hoogere) militair gezag gaat. Eene wettelijke
bepanng, waarbij aan de militaire overheid uit
drukkelijk de bevoegdheid verleend wordt om
aan minderen te gelasten in bepaalde gevallen
van de vuurwapenen gebruik te maken, is onont
beerlijk.
Nu wijziging der wet van 23 Mei 1899 (Stbl.
no. 128) in overweging is, zoude men er prijs
op stellen alsdan dit punt mede tot oplossing
ce zien gebracht.
De vraag werd gedaan, wanneer de boven
bedoelde, zeer gewenschte herziening, welke was
toegezegd als spoedig te zullen geschieden, zal
runnen worden tegemoet gezien.
Alcoholische vloeistoffen.
Bij het afdeelingsonderzoek der Eerste Kamer
van het wetsontwerp houdende verbodsbepalin
gen betreffende_ het bereiden van alcoholische
vloeistoffen, achtten eenige leden de voorgestelde
maatregelen van al te draconischen aard en vroe
gen zich af, of er geen betere weg ware te
vinden om het misbruik, dat uit de te bestrijden
oereiding van alcoholische vloeistof voortspruit,
tegen te gaan.
Het werd door hen betreurd, dat de belangen
der Rijksschatkist in dit geval het gebruikmaken
van eene nieuwe vinding in den weg moesten
staan.
Anderen konden in het wetsvoorstel slechts
;en voorloopigen maatregel zien. Zij verklaarden
jeringe verwachting te koesteren van de uitwer
king van het verbod.
Onderscheidene leden verklaarden zich met
het wetsontwerp te kunnen vereenigen. Zij achtten
een verbod als hier wordt voorgesteld, goed en
doeltreffend om knoeierijen en het in den handel
brengen van minderwaardige producten te voor
komen.
NOG EENS: DE NIEUWE CONSTITUTIE.
„De Maasbode" schrijft:
Gezien het verslag der Eerste Kamer eii het
regeeringsantwoord in zake de algemeene be
schouwingen over de staatsbegrooting, verwach
ten wij een belangrijke gedachtenwisseling in
den Senaat over de eigenaardige constitutioneele
opvattingen der Regeering.
Reeds uit een oogpunt van politieke moraal
mag dat verblijdend heeten.
Want wanneer er sprake van is, dat een zit
tende Regeering voor haar eigen behoeften en
wenschen een nieuwen constitutioneelen regel
schept, welke onaannemelijk is, en dat een meer
derheid (hier de linkerzij der Tweede Kamer)
bereid i3 haar te laten begaan en haar zelfs te
3teunen, dan is bespreking zeker niet onnoodig.
Misbruik toch, misvorming van onze constitu
tie, is door geen physieke macht (afgezien van
oproer) te keeren. Daartegen zijn slechts moreele
middelen mogelijk.
Het staatkundig besef van de overgroote meer
derheid de3 volks moet zulk 'een misbruik onzer
constitutie weten te verhoeden, immers, zoodra
het plaats heeft, vernietigend afkeuren. Nu is
de onbestaanbare nieuwigheid, welke deze Regee-
nng in on3 staatsbestel wenscht in te voeren deze,
j .^e individueele ministeriëele verantwoor
delijkheid proclameert.
Iedere Minister staat voor zijn eigen taak, vol
gens die theorie; elks verantwoordelijkheid staat
op zich zelf en heeft met die van de andere
Ministers niets te maken.
Niet „het" Kabinet handelt, maar negen Kabi
netten. Valt één der Ministers, dat hij valle.
Zfja collega's zien er nauwelijks naar om. Voor
hem een ander Zijn werk (eigenlijk het deel van
het werk van het heele Kabinet, dat hem is toe
gewezen) wordt door een ander overgenomen.
Immers daar zorgt één der Ministers voor, de
kabinetsformateur (aldus ten onrechte geheeten,
volgens de vóór-Cort-sche constitutie; eigenlijk
moet hij heeten: de minister-schepper).
Maar diè man dan ook is en blijft de onmis
bare.
Wij kunnen nauwelijks zeggen: de onmisbare
voor het Kabinet. Want er is geen Kabinet. Er
zijn slechts Ministers.
Zoodra deze man mocht vallen, dan is de
geheele korf Ministers verloren; zij zitten dan
zonder de bijenmoeder.
Deze laatste bijzonderheid der nieuwe consti
tutie komt men te.weten uit het regeeringsant
woord aan de Eerste Kamer. De formateur wordt
daar als de eenig onmisbare voorgesteld. De rest
van de Ministers is vrij onbeduidend. Als het
nieuwe negental slechts weer kan verrichten wat
de ^formateur de taak van het Kabinet noemt.
In de tegenwoordige omstandigheden ligt de toe
passing voor de hand. Juist is de oplossing der
crisis-Treub in een eerste proeve van de wer
kelijke beteekenis der nieuwe theorie vertoond.
Voor ouderwetsche zielen, die nog steeds blij
ven vasthouden aan de constitutie, zooals ze in
1913 bij het optreden van dit Ministerie gold,
was het Kabinet een organisch geheel, dat uit
snijding van eenig deel ternauwernood ver
draagt,, maar zeker niet het verlies van een der
meest vitale deelen. Voor hen gold de val van
Treub als de instorting van een der beide kolom
men (en zeker niet de zwakste) waarop het ge
heele Kabinet rustte; aldus: het einde van het
extra-parlementaire Kabinet" als zoodanig Er
wordt echter om uw naïeveteit gelachen, als ge
deze stelling, die sinds zes maanden niet meer
geldt, nog durft aanhangen.
Immers de Regeering zelf heeft de constitutie
nü toch geheel.veranderd. Daar hebt ge rekening
mee te houden. En zegt ge, dat de Regeering,
juist onderworpen is aan de constitutie en niet
omgekeerd, dan preekt ge in de woestijn. Niet is
volgens de nieuwe staatkundige theorie de beste
kracht, die een integreerend deel der regeerings-
taak droeg, uit het Kabinet gevallen. Neen,
slechts een der. kegels is omgevallen. Een ander
wordt er voor in de plaats gezet. En daar er
genoeg kegels in de wereld zijn, bekwame man
nen, die ook wel eens kunnen probeeren op den
ministerzetel te zitten, is zulk een spel onuitput
telijk. Zoolang maar de meerderheid der Kamer
het wil, worden de omgekegelde vervangen. Al
vielen er acht om den formateur -r- het spel kon
weer worden opgezet.
Daarom staat er in het regeeringsantwoord
nuchter: „Men zal wel willen toegeven, dat een
kabinet in stand kan blijven, ook indien een of
meer leden door anderen wordën vervangen. Een
kabinet, dat zijn leven ten einde brengt zonder
vervanging van .ministers, behoort tot de hooge
uitzonderingen."
Treüb aldus één der acht kegels. Meer niet.
Een integreerend deel van het Kabinet?
Neen, eenvoudig „een der leden" van het Kè-
binet Wat omvalt wordt ijlings vervangen en
het spel gaat door.
„Zoolang heet het in het regeeringsant
woord een Kabinet, niettegenstaande de wijzi
ging, die het ondergaat, zijn taak kan voortzet
ten, blijft het dezelfde Regeering." Och ja, het
blijft dezelfde Regeering, of ze eerst met Treub
het linksche blok poogde te voldoen of nu met
van Gijn. Of ze eerst met een belastinghervormer
uitkwam of nu met een uitvoerder van een deel
van diens wilsbeschikkingen. Of ze het eerst zus
aanlegde met het staatspensioen of thans zoo.
Dat is alles in de nieuwe constitutie van nul en
geener beteekenis.
Zoolang de Kamermeerderheid het nog weer
eens gelieft te.probeeren,-blijft het „dezelfde"
Regeering.
Weg met die duffe opvatting, van de ministe
riëele verantwoordelijkheid, dat de val van
één Minister, hoe bijkomstig, politiek gesproken,
zijn departement ook zij, nooit geheel zoifder
politieke beteekenis is voor het geheele Kabinet,
en dat de val van één Minister, al is hij niet
formateur, zeer wel den doodslag beduiden kan
voor het geheele Kabinet.
Dat is vieux jeu.
En, ja, mocht men soms aanvoeren, dat ook
dit Ministerie (eigenlijk moeten wij zeggen: deze
verzameling Ministers) in tal van ontwerpen
zich collectief heeft verantwoordelijk gesteld en
dat er tientallen andere ontwerpen zijn, waarin
een deel van hen daaronder de moeder-bij,
Cort van der Linden, begrepen collectieve
aansprakelijkheid op zich nemen, dan is dat geen
bewijs, dat die regeeringsdaclen essentiëel col
lectief zijn, maar alleen dat de heeren Ministers
nog zoo slecht thuis zijn in de nieuwe theorie.
Hiervan kunt ge zeker zijn, dat de nieuwe
stelregel niet vergeten zal worden als er weer
eens een crisis tot een gevalletje zonder betee
kenis moet worden herleid.
Wij,willen hier de ironie staken.
Gevraagd zij. of niet in allen ernst dit eigen
gerechtigd vernielen onzer constitutie moet wor
den onderzocht.
Het verslag der Eerste Kamer is er mee begon
nen. Het openbaar debat moge het onderzoek
voltooien
Voor den inlioud dezer rubriek stelt de Re
dactie zich niet aansprakelijk.
Geachte Redactie,
Naar aanleiding van de meeningsvcrscliillen
omtrent de al- of nict-ontdekking van de mond
en klauwzeer-bacil, zou ik gaarne het volgende
onder da aandacht der lezers van Uw blad bren
gen.
Het Schweizer Archiv für Tierheilkunde be
vat in den jaargang van het vorige jaar eenige
belangrijke mededeelingen.
De eerste betreft de uitlating van prof. dr.
Zscliokke, te Ziirich, wiens meening was, in
liet kort samengevat, dat dr. Stauffacher liet
onderzoek geen stap nader tot zijn oplossing ge
bracht heeft. (Aprilheft 1915)
De andere mededeeling is die van prof. dr.
Frei, die in een bespreking der brochuvo van dr.
Stauffwcher schrijft, dat derhalve ook deze on
derzoekingen evenmin als do daaraan vooraf
gaande, niet geleid hebben tot eene onaanvecht
baar resultaat in zake de ontdekking der mond
en klauwzeer bacil" (Dezemberheft 1915).
Nu zal ik zeker de laatste zijn om het welen-
schappelijk gezag dezer beide heeren te betwis
ten.
Maar men dient toch niet te vergieten, dat
belde genoemde beoordeelaars hun meaning ba
seeren op feiten en gebeurtenissen welka reeds
ongeveer een jaar oud rijn-
De eerste immers gaf rijn meening naar aan
leiding van een bezoek aan het laboratorium
van dr. Stauffacher te Frauenfeld (Zwitserland)
een bezoek-dat plaate had den 19 April 1914
en gebracht werd in gezelschap van prof. dr.
Hedinger uit Basel en dr. Bürgi uit Bern, bij
welke gelegenheid deze heeren met prof.
Zschokke als experts optraden. De tweede be-
critiseerd dr. Stauffacher's bekende brochure,
welke dateert van den 24 April 1915.
Nu zal men niet ontkennen dat tusechen beide
genoemde data, en het tijdstip van het oegenblik
heel wat is kunnen gebeuren hetgeen een ander
licht op de onderhavige kwestie vallen doet.
Het lijkt mij daarom gewenscht, ter wille van
de goede zaak die we voorstaan gebruik te ma
ken van de welwillendheid van den heer J. Gu-
bler, districtarts te Frauenfeld, die mij ter
stond een en ander uit een correspondentie wel
ke ik met hem voerde te publiceeren.
Zoo schrijft de heer Geuber mij dat einde dien
aan dr. Stauffacher de filtefproef is gelukt,
waardoor dus het bezwaar van de zoogenaamde
onzichtbaarheid van de smetstof is komen te ver
vallen.
De heer Geuber twijfelt er dan ook niet meer
aan of de mond- cn klauwzeer-bacil is inderdaad
door dr. Stauffaoher ontdekt geworden en in de
eerste helft der vorige maand gaf prof. dr.
Burri van het bakteriologisch Instituut „Lie-
befeld" te Bern zich de moeite om gelijk de heer
Gubler schrijft uit eigen beweging en geduren
de twee dagen van nabij de onderzoekingen van
dr. Stauffacher en de resultaten ervan na te
gaan.
Ik meende do mededeeling van den heer Gu
bler daarom belangrijk, omdat men allicht ge
neigd zou zijn,-zich eenzijdig op de meening van
bovengenoemde experts en professoren te verla
ten en daardoor de onderzoekingen van dr.
Stauffacher als mislukt te beschouwen.
Met beleefden dank voor plaatsing en hoog
achtend
Uw dw. dn.
Fr. E. VAN DER DRIFT.
Delft, 22 Fe-br. 1916.
NED. ZUID-AFRIKAANSCHE VEREEN.
Onder leiding van den heer Jkr. dr.
S a n d b e r g vergaderde gisterenavond de
afdeel ing Haarlem en omstreken der'Neder-
landsch Zuid-Afrikaaneche Vereeniging.
Na de opening en lezing en goedkeuring
der notulen van do vorige vergadering,
bracht de secretaris^ de beer J. Floor Jr.
het jaarverslag uit.
Daaraan ontleenen wij dat het ledental
bedraagt 61 en dat der begunstigers 10 en
dat de belangstelling voer Zuid-Afrika hier
niet verflauwde.
Namens de commissie die de rekening van
dien penningmeester had nagezien, bestaan
de uit de heeren Van Geer en Verwijnen,
werd medegedeeld, dat een en ander in orde
is bevonden.
Er is in kas een batig saldo van 31.54.
Benoemd werden als leden voor liet nazien
der kas over 1916 de heer dr. Schepers en
mej. Van Gekdorp.
Benoemd werd als afgevaardigde nadr de
algemeene vergadering de heer J. Floor Jr.
en ais plaatsvervangend de heer Van Geer.
Bij het punt: voorstellen ter behandeling
op de algemeene vergadering, bracht de heer
Van Geer ter sprake het gewenschte van
een voortzetting van de scheepvaart lange
de Kaap ook na den oorlog. Hij meende ech
ter, dat het niet noodig is dienaangaande
een voorstel te doen.
De voorzitter achtte dat dit een moei
lijke zaak is, omdat de vaart naar Indië nu
10 dagen, langer duurt, gaande langs de
Kaap. Het is eene "kwestie van coimnerciec-
len aard voor de stoomvaartmaatschappijen.
Een andere vraag echter is of men niet
zal moeten aandringen op eene stoomvaart
verbinding tussehen Nederland en Zuid-Afri
ka. Indien de Eegeering ziet dat daartoe een
drang uitgaat, dan zal zij te eerder daarvoor
een subsidie geven.
De lieer Van Mansfeld deelde mede
dat het Hoofdbestuur nog stéed's in die rich
ting werkende is als waarop de voorzitter
deelt en zich reeds in verbinding stelde met
do beide stoomvaartlijnen, die nu langs do
Kaap tijdeljjk varen.
De heer'Schepers wenschte dat men
indienen zou oen voorstel om het orgaan
in do vereenvoudigde spelling om te spellen
in het belang der Afrikaners. Hij achtte dat
men daarmede een nuttig werk deen zou
in het belang van de wederkeerige betrek
kingen met Zuid-Afrika.
Indien de Zuid-Afrikaansche Vereeniging
den stoot geeft in dezen, dan zullen allicht
andere uitgevers volgen en werken in de ver
eenvoudigde spelling laten drukken. Dan
kunnen de Afrikaners de boeken aldus krij
gen, dat zij ze kunnen lezen.
Het feit eener omspelling zal onze geeste
lijke betrekkingen met Zuid-Afrika ten goe
de komen. Daarom mogen dan eenigen zich
daarvoor eene opoffering getroosten. Ver-
gete men niet, dat nu reeds Hollandsche
boeken' in Engeland worden uitgegeven.
De voorzitter was liet in principe met
den lieer Schepers eens en achtte dat liet
stambelang- bij die zaak zeker is gebaat. Ook
aan spr. is bekend, dat nu reeds in Enge
land Hollandsche werken worden gejrukt en
uitgegeven en dat daar reeds de Hollandsche
uitgevers schade van lijden.
Zeer waarschijnlijk is dat in Engeland au
toriteiten de uitgevers steunen om in Afrika
de markt voor de boeken te veroveren. Er
worden daar reeds schoolboeken voor Zuid-
Afrika uitgegeven.
De lieer Sc li epers zeide nog, dat, indien
wij niet oppassen, onze boekenmarkt in Zuid-
Afrika gaat verloren. We dienen daar de
Engelschen buiten te houden. Aan deze zaak
is ook een nationaal belang verbonden.
De voorzitter deed opmerken, dat in
dien men onze taal gaat vereenvoudigen,
men die nader gaat brengen tot liet Afri-
kaanseh.
De lieer Van Geer verdedigde eveneens
de idee van den heer dr. Schepers.
Dc heer Van Mansfeld zeide dat hij
oen voorstander is Van de vereenvoudigtng
der taal, maar dat men niet moet vergeten,
dat het orgaan er een is voor de Nederlan
ders en niet voor de Afrikaners, dat het
dient om belangstelling voor Zuid-Afrika te
te wekken.
Velen echter voelen niets voor de vereen
voudiging en indien nu het orgaan kwam
in de vereenvoudigde spelling, dan zouden
al dezen het blad niet meer willen lezen en
aldus het orgaan missen zijn doel. Dat laat
ste nu.zon jammer zijn, daar het blad 't eeni
ge orgaan is, dat dient om belangstelling
voor Zuid-Afrika te wekken.
De voorzitter gaf dan in overweging
om een voorstel te doen om het weekblad
„Heiland Zuid-Afrka" ten deele in de ver
eenvoudigde spelling te doen verschijnen en
wel dat gedeelte, dat meer inzonderheid
voor Zuid-Afrika bestemd is,
Ten slotte kwam in stemming een voor
stel om te verzoéfcen het orgaan geheel of
gedeeltelijk in vereenvoudigde spelling te
doen verschijnen, al naar de meening van 't
Hoofdbestuur is.
Dit werd met algemeene stemmen goedge
vonden en daarna werd de vergadering,
daar niets meer aan de orde was, gesloten.
HULDIGING JOS. M. ORELIO.
Men schrijft uit 's-Hertogenbosch
Ter gelegenheid van de- viering van zijn
40-jarig zangers-jubileum is de heer Jos. M.
Orelio Dinsdagavond in het Concertgebouw
ten aanschouwe van een zeer talrijk en en
thousiast publiek gehuldigd.
De afdeeling Den Bosch van „Toonkunst"
voerde met het Stedelijk Orkest de „Ein-
zurg der Gaste auf Wartburg" uit Tann-
hiiuser uit, onder leiding van den heer P.
Kailenbach. Frits Gaillard bracht het con
cert in C.-dur van d'Albert, „Berceuse" van
J. *M. Orelio en „Arlequin" van Poppsr met
groote virtuositeit ten gehoore, terwijl Let
Stedelijk Orkest onder leiding van den beer
M. J. Ogier ouverture „Obevon" en de ko
ninklijke Zangvereoniging ,,'s Hertogenboscn'
Mannenkoor" het kloeke „Hymne aan den
vrede" van H. W. G. Van Nieuwenboven uit
voerde.
Do jubilaris, de heer Orelio, zong met
groote opgewektheid liederen van Diepen-
brock, Wierts, die den jubilaris ze!f begeleid
de, en van Jack Opsomer. Na zijn "laatste lied
bracht het publiek den kunstenaar een buiten
gewoon geestdriftige ovatie, die minutenlang
aanhield.
"Na d'o pauze sprak mr. R. Tilman, voorzit
ter van het Bossche huldigings-'comité, den
jubilaris op hartelijke wijze toe." Spreker zei
de, dat hem de vereerende opdracht was ge
schonken den Bosschenaar Orelio namens alle
Bossche vocale cn instrumentale verenigin
gen te huldigen. Onder daverend appiau3 over
handigde mr. Tilman den jubilaris een lauwer
krans.
De heer Orelio dankte' in een korte toe
spraak de heeren Ogier en Kailenbach voor
hun muzikale medewerking, dankte Mannen
koor, Toonkunst en het orekest en ten slotte
zijn „lieve, goede, hem zoo sympathieke Bos
sche publiek."
J de macht te geven om zonden, die beleden zou
den worden, te vergeven.
Door deze aanduiding en voorafbeelding in de
Oude Wet komen verschillende min of meer
duistere teksten van het Nieuwe Testament en
uitspraken van apostolische Vaders, die Ori-
genea' ultdrukkelij k getuigenis omtrent
de oorbiecht (3e eeuw) voorafgaan, in een ge
heel ander licht te staan, ons bewijzend, dat het
belijden van zonden aan Gods plaatsbekleeders
voor de uit bet Jodendom beheerde Christenen
geenszins iets nieuws was en dat zij, wanneer
zij hetzij mondeling, hetzij schriftelijk
door de Apostelen en eerste Vaders tot zonden
belijdenis vermaand werden, geen naderen uitleg
van noode hadden, hoe zij dit moesten doen.
De eer, door den schrijver met dit werkje in
gelegd, valt echter ook terug op de uitgave
„Geloof en Wetenschap, Studian voor onzen
tijd," waarin deze brochure verschijnt als no. 5
van Serie XI. Moge het aanschaffen ervan voor
zeer velen in Roomsch Nederland een aanlei
ding zijn om kennis te maken met deze hoogst
verdienstelijke uitgave en er zich voorgoed op
te abonneeren. 't Kan wellicht geen kwaad, hier
even te wijzen op het doel van „Geloof en
Wetenschap." Dit is: Verspreiding in ruimen
kring van de wetenschappelijke voorlichting,
die eiken ontwikkelden Katholiek zoo noodzake
lijk is; en dit wel door: lo.) Mededeeling van
de nieuwe uitkomsten, waarmede echte weten
schap het oude geloof komt stutten tegen
over de altoos driester aanvallen van het onge
loof en 2o.) juister kennis te verspreiden
omtrent de waarheden en gronden des geloofs,
zoowel om de waardeering dezer schatten on
der dé Katholieken te verlioogen, alsook om ze
eenigszins nader te brengen tot hen, die de
waarheid nog net gevonden hebben.
Getracht wordt dit doel te bereiken door de
uitgave van bevattelijke oorspronkelijke studiën
door geleerde Nederlandsche Katholieken, afge
wisseld door goedverzorgde vertalingen en be
werkingen van bet beste, wat er op dit gebied
in het buitenland verschijnt. Welnu, reeds
negen jaar lang getrouw abonné en getrouw
lezer zijnde, kan ik 'uit eigen ondervinding naar
waarheid" getuigen, dat de Redactie trouw heeft
woord gehouden, dat „Geloof en Wetenschap,
Studiën voor onzen tijd" hoogst verdienstelijk
werk verricht en daarom-ruime verspreiding
ten volle vedient. De prijs behoeft oolc in
dezen mobilisatietijd niemand af te schrik
ken, daar de jaarlijksche Serie van 6 nummers
slechts kost: 1,65 franco per post.
Haarlem, 23 Febr. 1916.
fr. Rup van der Valk, O. F. M,
„Do Biecht in de eerste eeuwen
der Kerk" (Geloof en Weten
schap, Studiën voor onzen tijd,
Serie XI, no. 5), door fr. Ferr.
Conipanus, O. F. M. Malm-
berg, Nijmegen, 1910.
Er is wellicht geen enkele geloofswaarheid
zóó fel en met zooveel schijn van redenen bestre
den als de goddelijke instelling der Biecht met
de daaruit volgende macht der zondenvergeving
en den daaruit volgenden plicht der zondenbelij
denis. Al deert der Kerk deze bestrijding niet,
toch tracht %'j zooveel mogelijk te verhinderen,
dat velen, die de Waarheid zoeken, van Ham-
worden afgestooten door het verkeerd voorstel
len barer leer, gebruiken en instellingen en door
het belasteren hare'r zegenrijke werkzaamheid.
Deze overweging spoorde den WelÈerw. Pater
fr. Ferr. Companus, O. F. M-, kapelaan te 's
Gravenhage, aan het goed recht te bepleiten der
veelgesmade Roomsche Biecht. Zijn doel is door
bewijzen, geput uit de oudste en meest gezagheb
bende bronnen, te toonen, dat de Biecht, die zoo
dikwijls een kerkelijke instelling, ja een uitvin
ding van de heerschzucllt der priesters genoemd
wordt, een goddelijke instelling is, door Chris
tus ten bate der menschheid in het leven geroe
pen, een instelling, gekend en gebruikelijk reeds
in de eerste eeuweu der Kerk als liet noodzake
lijk middel om na den Doop vergiffenis van
groote zonden te verkrijgen.
Met vreugde kunnen wij constateeren, dat de
schrijver op meesterlijke wijze in zijn opzet ge- I
slaagd is. Glashelder is zijn pleidooi, streng-
historiscli zijn redevoering, sierlijk zijn taal,
Doch er is nicer. Aan deze brochure gaf hij een
eigenaardg, persoonlijk cachet, dat haar tot
een geestesproduct van blijvende waarde heeft
gestempeld. Met hetzelfde verrassend effect als
waarmede de twee autolantaams den donkeren
weg van den automobilist verlichten, stelt hij
dezo twee waarheden vast:
lo.) dat bij de Joden reeds belijdenis van zon
den in het bijzonder bestond en 2°) dat
van het begin der Keik af de praktijk bestaan
heeft om de .zonde aan een enkelen
priester to belijden, de praktijk der g e-
heime- of,oorbiecht.
"Wat het eerste punt betreft-, met de H.
Schrift en de eenstemmige Joodsche overleve
ring voor oogen wordt dezo onverbiddelijk© con
clusie getrokken: Bij de komst van Christus
bestond reeds bij de Joden, die alleen den waren
godsdienst beleden, een eeuwenoud gebruik, een
eeuwenoude verplichting zelfs, om bedreven
zonden niet in het algemeen, doch
in het b ij z o n d e r te belijden cn wel
in tegenwoordig beid van den
priester, waarna door offeranden daarvoor
werd voldaan. Christus nu, die do Oude Wet
niet kwam afschaffen, maar volmaken, h oé f t
deze Joodsche boete-oefening
tot Sacrament verheven door aan
het priesterschap der Nieuwe Wet ook werkelijk-
ZAKEN VERLOVEN.
Aan het departement van oorlog i3 bij hot
bureel „Verloven aan dienstplichtigen" een
inlichtingen- en controledienst ingesteld, met
het doel, ook de beslissingen op verzoeken
om z.g. zakenverloven zooveel mogelijk te
bespoedigen.
Onder leiding van het hoofd van dit bureel,
kapitein Van Ginkel, is met de uitvoering
van dezen dienst belast, de hoer van Deven
ter, te Rotterdam, <tio daartoe als tijdelijk
ambtenaar aan het departement van oorlog]
is verbonden. r
EEN ONTRO.UW AMBTENAAR.
Voor de rechtbank te 's-Gravenhage heeft te
rechtgestaan G. K., kommies bij de rijksbeJasr
tingen te Zoeterwoude, ter zake van medeplich
tigheid aan verboden uitvoer in zijn qualiteit
van rijksambtenaar te Rilland-Bath.
Hem is bij dagvaarding ten laste gelegd, dat
liij op of omstreeks 8 December te Rotterdam de
belofte, hem door zekeren W. de M. namens F.
W gedaan, heeft aangenomen, dat, wanneer da
uitvoer van .75 vaten lijnolie hem gelukte,
10.000 als belooning zou worden, uitbetaald.
Hu zou b(j de uitklaring van de lading lijnolie
te Rilland-Bath naar België zijn medewerking
verleenen en de noodige documenten verschaf
fen.
Beid., die in d© instructie schijnt bekend te
hebben kwam daarop thans in zooverre terug,
dat hij beweerde, dat het hem niet te doen was
om 't geld, maar om de personen, die hem had
den aangezocht aan den praat te houden en op
het juiste oogenblik de lading aan te houden.
Hij erkende daarbij zoover mogelijk te zijn ge
gaan en er'zelfs voor naar Zeeland gereisd te
zijn, na hier en elders met verschillende perso
nen geconfereerd te hebben.
Ook bekende hij, sommige documenten ver
schaft te hebben en zelfs met zijn plombeertang
het schip geplombeerd te hebben.
Hij ontkende beslist, echter ooit eenig geld
als belooning te hebben ontvangen.
De zaak scheen verraden te zün, want op het
laatste oogenblik ontpopte een z.g. collega van
bekl. zich als rijksveldwachter en arresteerde
hem.
j3ekl. gaf toen een valsehen naam op. Een
maal gearresteerd, gaf bekl. voor, dat bet hem
te doen was geweest om dé lading op het laatste
oogenblik aan te houden.
Bekl. bekende de feiten zooals die zijn ge
schied, maar hield vol, geen andere bedoelingen
gehad te hebben dan een belangrijke aanhou
ding te doen.
De officier van justitie mr. Bijnen, requireer-
de 2 jaren gevangenisstaf.
BEURS VAN AMSTERDAM.
Noteeringen van 23 Februari.
Staatsleeningon.
NEDERL. pet. V.K. L. K. II.K
Ned. W.S. O. ƒ100 5 102% 102.13/16
Ned. W.S. O. ƒ200 5 102% 102.9/16 -
Ned. W.S. O. ƒ500 5 102% 102 -
Ned. W.S. O. ƒ1000 5 101% 101.15/16 102
Ned. WH. Oblig. 2% 80% 80% -
Ned. W.S. Oblig. 3 68.15/16 69 691'.
Ned. W.S. Certif. 3 68.13/16 68.13/16 68.15 lt
Ned. WH. Oertif. 2% 59% 59.15/16 60%