van de Openbare Godsdienstoefeningen in de R.-K, Kerken te Haarlem en Omliggende plaatsen
De zee.
^issiebrieven uit Honoloeloe.
EVANGELIE-VERKLARING
DE OFFICIEELE KERKLIJST
Dit nummer behoort b'tf de „Nieuwe HaarL Courant" van 4 Maart 1916.
De nadruk van de berichten en mededoclingen in dit blad i» verboden.
^NDAG GENOEMD QUINQUAGESIMA.
Les uit den eersten brief van den H. Apostel
Paulns aan de Korinthiërs; XIII, 1—13.
Droedere! Al spreek ik de talen der men-
J®hen en der ergelen, zoo ik ge ene liefde heb,
en ik geworden als een geluidgevend me- j en moedlS voor, zoodat zu, die volgens yroe-
ta«l of een klinkende schel. En al heb ik de voorspellingen reeds wisten dat Hu den
Profetie-gave, en al ken ik alle'geheimen en i dood te gemoet gmg, zeer verbaasd en beu
ik alle wetenschap, en al heb ik alle,311^ waren- Die angstige bezorgdheid zal
«doof, zoodat ik hergen kan verzetten: zoo nog vermeerderd zijntoen Hu zich wederom
echter geeue liefde heb, hen ik niets. En bU hea voegde, en toen begon te spreken,
was nabij. Nog weinige dagen en Jesus zon
het laatste Paasehfeest der oude wet vieren.
De wegen vertoonden een bonté mengeling
van reizigers, die optrokken naar Jerusalem.
Ook Jesus, vergezeld van een groote me
nigte, ging daarheen om er te lijden en te
sterven. Toch ging hij zijne leerlingen rustig
sus in te roepen» die het Licht der wereld is.
De blinde had gehoord van Jesus' wonder
werken, ook dat Hu den blindgeborene van
Jerusalem genezen had. Nu vernam hij dat
Jesus Jericho naderde, en aanstonds was zijn
besluit genomen.
Ook hij zou zich tot Jesus wenden, en zon
der dralen begon hij te roepen: „Jezus, Zoon
met wat gerekter toon: en wat weet U dan gekomen in de ouderwetsche Noorweeg.sehe
zoo-tl van de zee. j handelsstad, die daar zoo schilderachtig ligt
Arthur dronk zijn glas Pils uit, legde zijnweggedoken in de bocht van het Bij fjord*. Hij'
beide armen kruiselings op tafel en keek is gewandeld door de sierlijke parken, lanen
met ironie den ouden aan en zeide: Nu ja....,
bijvoorbeeld om maar eens te beginnen
van den tooverglans des lichts, wanneer, phos-
phorgele streepen op den beenden waterspie-
en bosschen van de visschersstad en beeft
onder de bekoring van den dep b'auw groen
omzoomden Fjord, zijn spiedend oog gebev n
naar de sneeuwgedekte bei-gen en de zeven
van David, ontferm U mijner." Hij begon te gel rimpelen als gloeiend-b'.oeiend goud! Van spitsen die door de wolken boren. -R chi go-
a' deel ik al mijne bezitingen uit tot spijs
v°or de armen, en al lever ik mijn lichaam
over wat Hij te Jerusalem zou moeten lijden.
,Zie, wij gaan op naar Jerusalem, en alles
«ver om verbrand te worden, zoo ik geene j zal volbracht worden wat door de profeten
j'efde heb, baat het mij niets. De liefde is aangaande den Zoon des menseben geschre-
'iidzaam, zü is goedertieren,; de liefde benijdt j ven is H« zal overgeleverd worden aan
"iet, zij handelt niet onbescheiden, zij is niet d« heidenen, en Hy zal bespot, gegeese d en
'Pgcblazen, zij is niet eerzuchtig, zij zöekt j ^spuwd worden; en na Hem gegeeseld te
het hare niet, zij wordt niet toornig, denkt bebben zullen zu Hem doodeii. Bu herhaling
Seen kwaad, zij verheugt zich niet over de had Jesus reeds tot Zijne leerlingen over die
•^gerechtigheid maar verblijdt zich met do gebeurtenis gesproken, maar nog nooit zoo
baarheid; alles verdraagt zij, alles gelooft 1 uitvoerig en in zulke bijzonderheden. Hij le-
ZÜ, alles hoopt zij, alles verduurt zij. De lief- verde daardoor aan hen en aan alle volgende
'ie vergaat nimmer. Hetzij profetiegaven, zij gedachten een onwederlegbaar bewps van
tellen een einde hebben; hetzij talen, zij zul- Zune Godheid en van Zun vrijwillig lijden en
]en ophouden; hetzij kennis, zij zal te nietsterven. Tegelijk bevatten Zijne woo ra en een
Gedaan worden. Want wij kennen ten deele voor de bedroefde harten Zijner loer
en wij profeteeren ten deele; wanneer nu zal 111^eib door hen de wijzen op het heerlijk
Bekomen zijn wat volmaakt is, dan zal te niet ?evo]S van dat h*den »en ten derden dage zal
bidden en zijn gelild getuigde van een leven
dig, vurig geloof. Niet eens, maar meerdere
malen herhaalde hij die bede. En al berisip-
ten zij, die Jesus vergezelden, hem, en zeiden
dat hij zwijgen zou, hij riep nog veel meer:
„Zoon van David, ontferm U mijner." Ook
vertrouwvol was zijn geloof, want (zoodra
Jesus bevolen had, dat men den blinde bjj
Hem zoude brengen, naderde deze, en ge
vraagd wat hij verlangde, zeide hij: „Heer,
dat ik zien moge." Ziedaar wat ook de mensch
te doen beeft, die door Jesus van de'geeste
lijke blindheid wil genezen worden. Een her
haald, geloovig gebed, niettegenstaande alle
moeilijkheden ery tegenwerpingen» alle be
spotting en berisping. j)an zal ook die mensch
de opspattende golven, als ze als sproelregen
zei lig doen hem de straten aan met haar in
tiem karakter, en hij gevoelt zich recht tehu'3,
te meer nu vaderlandsche stemmen zijn ooi-
treffen. Met klimmende belangstelling be-
wat ten deele is. Toen ik een kind was»
terak ik als een kind, had ik meeningen als
Hij verrijzen."
Hu had Zijn aanstaand lijden voorzegd, op-
"en kind; toen ik echter man werd. heb ik dat. als lieb ^beurde, niet in Hem zouden
belegd wat des kinds was. Nu zien wij door «fergerd worden; Zun daarop volgende .heer-
eeten spiegel in een raadsel; maar dan van .J. bad Hij hun aangekondigd, opdat zu
««fcgezieht tot aangezicht. Nu ken ik tem jhua «aloo.f aa* Hem met zouden wanke
le; maar dón zal ik kennen gelijk ook ik 1(m. »Docb verstonden mets daarvan, en
*^end l'ieb. Nu echter .blijven geloof, hoop, dlt woord fas ™or ben verborgen, en zu be-
hie, deze drie; doch de grootste daarvan toepen met wat hun gezegd werd. Onze ver
te (]fi wondering hierover zal verminderen, als wu
ons herinneren welke gedachte zij. zich van
den Messias gevormd hadden. Zij waren nog
behebt met de vooroordeelen van het Jood-
sche volk aangaande den Verlosser. Zij stel-
te zeide'hun: Ziet, "wij" gaim 'ö^naav'Véru- dea zich geen anderen Messias voor dan een
uiteenstuiven; van het schuim dat ik huizen
hoog zag opbruischen als flonkerende lawi
nes of wilt ge een ander beeld'? Het verrukke
lijke .strand, in zachte "glooiing, met witte schouwt hij de middeleeuwsche, gevels met
huisjes en blauwzwarte daken, die vriends-hunne arkels en uitbouwen, de overoude kerk
lijk omlaag blikken, wanneer overal wonder-de paleizen met bonte wapenschilden en do
volle kfeurschakeeringen stoeien als stralend enorm groote winkelhuizen, maar bot in est
opaal. In roode wOlkenstreepen vertrilt de trekt hem toch de haven met ao Noorsche
dag, en wann'ecr het kluistert aan den hemeljachten, met hooge stapels stakvisschsn, lia-
dan stooten de meeuwen en strandioopers ringtonnen, de reuzenvisschen met ronde
een klagen geluid uit. Blootvoetige kinderen koppen en dikke lijven. Hij heeft reeds on-
waden door het lichtbruine slik en kraaien derhandeld met den breedsehoftigen, knorri-
van pret en levenlust in den donder der gen visscher, die in den bloeitijd van den
branding. Droomend heffen blanke vrouwen- j viscbhandel naar die havenplaats was gèko-
handen de mosselen van het strand aan hare j men. Met hem zal hij gaan naar zijn kaal,
het verblijdend woord mogen hooren: „word ooren en beluisteren het ruischende lied der onherbergzaam rotseiland en daar omgeven
ziende»-uw geloof heeft u gezond gemaakt." zee: geheimnisvolle sprookjes doemen op: uit van klotsende golven en de broei© eenzaam-
Maar dan rust ook een andere-plicht op de diepte heft zich de zeegód met zijn stoet, heid kan hij op den uitkijk zijn, naar de
dien mensch, om evenals de genezen blinde en als een beeld der eeuwigheid jagen ónop-
Jesus te bedanken: „Hu volgde Hem, God j houdelijk èn wolken èn golven.
verheerlijkend." Doen wij dit ook, die door Andreas Barendsen blies zachtjes door zijrf
God van de geestelijke blindheid gonezen tanden heen, kneep het rechteroog wat dicht
zijn door de'prediking van het ware geloof,
dé liefde.
Evangelie volgens den H. Lucas;
XVIII, 31—43.
In dien tijd nam Jesus de twaalf tot Zich
telem, en alles zal vervuld worden, wat door
profeten over den Zoon des menschen ge
met aardsehe macht omkleed, die den roem.
rijken troon van koning David hei-stellen,
^breven' WantHij zal' 'overgelevercl zou. Zy meenden dus, dat Jesus* woorden om-
jorden aan de heidenen, en H« zal bespoten 1
ld te.hehbSTzulkï S^Hem dooden; wezéa op de moeilijkheden en gevaren die
te op den derden dag zal Hij verrijzen. Doch fn stichten van Zun nieuw ruk verbon-
verstonden niets hiervan, en dit woord was d0" v ai en- „Daai Jesus voorzag, zoo zegt de
teor hen verborgen, en zij begrepen niet wat Gregorms ons dat de harten zuner leer
lingen verontrust zouden worden door Zun
lijden heeft Hij hun te voren zoowel de smar
ten van Zijn lijden als de glorie Zijner verrij
zenis voorzegd, opdat zij» als zij Hem volgens
Zijn voorspelling zagen sterven, niet zouden
twijfelen dat Hij verrijzen zou. Maar 'omdat
ei' gezegd werd.
.Het geschiedde nu, toen Hij Jericho nader-
dat zeker blinde aan den weg zat te be-
wlen. En toen deze eene schare hoorde voor
tgaan, vroeg hü wat dit was. Men zeide hem
«n, dat Jesus, de Nazarener, voorbijging. En
Jw.riep, zeggende: Jesus, Zoon van David, i leerlingen, altijd nog aaroschgezmd, die
U mijner! En zij die vooruitgingen, geheimzinnige woorden met kouden vatten,
°er]sr,i„„ .i.., u:j ti:: wrochtte Hu een wonder. Een blinde ontving
voor hunne oogen het gezicht terug, opdat
zij die de taal van een hemelsch geheim niet
verstonden, dsor hemelsche daden in het ge
loof zouden bevestigd worden." Zoo geeft de
H. Gregorius ons liet duidelijk verband aan,
dat er in de bedoeling van Jesus lag, tusschen
Zijne voorspelling en het door Hem verrichte
wonder. Bovendien is volgens de leer dei-
Kerkvaders, die blinde van het Evangelie
van dezen Zondag een beeld van 'tmensche-
lijk geslacht, dat door de zonde verblind was,
en de waarheden des heils niet erkende.
De mensch, die Jesus niet kent, is evenals
de blinde van het Evangelie, arm en ellen
dig, en kan niets doen uit die treurige
ellende op te staan.
Toch is die treurige toestand niet onher
stelbaar; de mensch beeft slechts te doen, wat
ispten hem, dat hij zwijgen zou. Hij echter
'?P veel meer: Zoon van David, ontferm U
tejner! Jesus nu stilstaande gebood hem tot
tech te brengen. En toen hu genaderd was,
teoeg Hij hem, zeggende: Wat'wilt gij dat Ik
doen zal? Hij nu zeide: Heer, dat ik zien
teoge! En Jesus zeide hem: Wordt ziende!
geloof heeft u gezond gemaakt. En oogen-
'dikl<elijk zag hij en, God verheerlijkend,
telgde hij Hem. Èn al het volk, dit ziende,
tef lof aan God-
dat- ons geschonken is, doen wij dit vooral
in deze laatste dagen voor de Vasten, waar
in zoovelen God beleedigen door hunne uit
spattingen en zonden, too-nen wü vooral in
deze dagen ons geloof voor Jesus, niettegen
staande Zijne vernederingen, als onzen God
te erkennen, en Hem na te volgen in Zijne
verste ï-vingen.
bruischendö zee en nagaan of Je oude Ba-
reedsep soms ook een zwartkijker ïsl
Eindelijk heeft de visscher al zijn kl ingoed,
haringen, zalmen, zijn sprot en kabeljauw
en zeide heel kalmpjes: „Hm, -af dat klinkt verkocht. Voor en na verdwijnen de schoo iers
allemaal heel mooi, maar zoo zijn wij ©r niet en botters uit de haven, en nu, in oen kla cn
aan toe. Ge praat van de zee, in Zondags
termen! Allemaal opschik, vuurwerk, pralerij,
zoo doen de vrouwen die zich optuigen om
het minder bekoorlijke te bedekkenI"
Met wat ongeduld trommelde Arthur met
zijn vingers op tafel en wierp luchtig de vraag
morgen stapt Arthur van kop tot teen z e-
waardig- uitgerust, in het logge jacht met
vierkant zeil en hoogen mast. Onder gun U-
gen wind kiezen zij zee en slechts e.nm iul
onderbreekt -do zwijgende schipper de stilte
met hem te wijzen op den romp van een
op: „Ah gij wilt zeker iets belangrijkcrs schip, aan welks verkoolde wanden de golf-
rnededeelen, dat is blijkbaar wel uw bedos
ling
„Ik neen jongeheer, dat moet men zelf
meemaken, wil het indruk maken! ik wilde
alleen maar even opmerken dat men niet
over de zee moet praten als men alleen haar
bestudeert in badplaatsen, maar ga eens naar
OP ZONDAG QINQÜAGESIMA.
Het Evangelie van dezen Zondag ver-
E&atst, one in de laatste dagen van Jesus'
Jerfelijk leven. Het oogcublik waarop Hij
hn bloedig Offer zou opdragen op het kruis 1 de bliude van. Jericho deed, de hulp van J©.
Met de vuist sloeg Arthur Bender oj> 'de
tafel, zoodat de glazen rinkelden, en zeide:
met al jullie weegeroep over klippen en riffen.,
wrakken, stormen en vergaan, ik blijf er bij
de zee is bekoorlijk! Nu ja, wat beduiden nu' het Noorden, slechts een weinig voorbij de
een paar kata-strophen, die Kan je op het wadden in de open vrije zee; daar waar
land ook televen en nog met grooter kans.
Ik kan er toch wel over meepraten, watblieft!
réis ik niet ieder jaar naar de zee?"
De oude Andreas Barendsen, die in de kom
buis van een handelschip grijs was gewor
den en nu zijn oude dagen rustig doorbracht
in zijn geboortestreek, zat aan een tafeltje
naast het clubje jonge snoevers en wierp er
tusschen: Wat weet gij' nu over vie zee mee
te praten, jonge heer?
Arthur zag: wel wat geërgerd, ©enigszins
beteuderd naar den ouden met zijn glad ge
schoren gezicht, die z' -h ongevraagd in hun
gesprek mengde, maar de humor» een ken-
-ïeeken -van zijn opgewekten aard behield de
tevenhand en half zelfbewust, half spottend
meende hij:
„Misschien weet ik er meer van dan U
heer.... Scheepskapitein."
„Met uw welnemen, heel mijn leven sleet
ik in de kombuis en bij het scheepsbedrijf,"
was het kalme afdoend antwoord.
„Maakt niets uit!" schertste Arthur, „laten
wij het er maar bij laten. Maar om op uw
wrakken en lijken door de golven aan land
gespoeld worden, of waar de zee als topraioos
monster het land verslindt^
„Oh, zoo! Uw meening is dus, dat.hij alleen
do zee kent, die haar verschrikkingen kent?"
De oude stond met breed gebaar op, schoof
groetend zijn zuidwester op zijn kalen sche
del, klopte dan met zorg zijn pijp uit op den
rand van de tafel, ja*zoo is het juist als amen
in de kerk!"
En toen do deur achter hem «in het slot
viel, grinnikte Arthur: vVerbeeld je, neen
maar, die is goed, daar wou mij die ouwe
scheepskoksjonfen een lesje geven. Hopsa ka
meraden, de blauwo Adria, zij leve, de lachen
de zee waarop ik droomen tooverde van het
zalige paradijs; de schuimende kust van Biar
ritz, zij leven! waar do sierlijke Farjjsehe
schoonen bekoorlijk over het oeverzand trip
pelen! Dan gaf hij weer een rondje, stiet
met zijn vrienden nog' eens aan en in goeden
luim verliep de zomersche morgen.
Arthur Bender is sinds twee dagen in Ber
gen; in gedachten gaat hij over do Tijdoge-
vraag terug' te komen, ik reis telleen jare, in brüggen (Duitsche brug) naar do noordelijKe
den zomer naar het st,rand der zee, en mijne haven. De woorden van Andreas Barendsen
novellen die spelen aan het strand, en do zee hebben hem toch moor aangegrepen dan hij
tot achtergrond hebben, hebben alle meerdereaanvankelijk wilde erkennen; en meer en
oplagen!" meer is liet verlangen in hem gerijpt om
Een Breede goedmoedsclie lach toog over ook de zee te lemen kennen van haar duis-
het gezicht van den gebruinden zeeman cn tere zijde, niet slechts in - het schijnschoon©
met korte trekken den rook halende uit zijn van haar feestkléedij.
neuswannertje, vroeg hij ten tweede maal i Dorstend naar meerdere kenui's, is hij aan
slag breekt» dat was een ongeluksschip m jn-
neer, de kiel is op Vrijdag gelegd en nu moest
het wel zoo gebeuren, in volle zee verbrand.
En terwijl Ar hur nog daarover nadenkt, hoe
diep het bijgeloof zit bij de waterro ten, ver
telt hem de visscher, dut zijn a.-hip van ste-
vigen. bouw is; een Zondagskind legde de
e'eiste plank on op een feestdag koos het. zee.
Zonder ongeval landden zij en Aithur be
schouwde het onmetelijk watervlak, dai zch
in de wijde verte aan den gezlchtse uder in
nevel verloor. Hoe gi'ootsch en majestueus
fijkt hem do zee; waar zijn nu de verschrik
kingen, waarover Barendsen --prak
Gp het strand liggen do mosselen te glin
steren in het mulle oeverzand en de ki ©Ine
hutten der strandbewoners dragen het ken
merk van rust en vrede. Kinderen met groote
heldere oogen joelen lachend voorbij, sil o
vrouwen met ernstige gelaatsrimpels spannen
de(wasch op'strakke lijnen en hoog kringelt
do rook uit de hutten waar de. vissollen ge
bakken worden.
Hij geeft zich over aan de betoovering dezer
nieuwe indrukken en geeft ze weer als stem
mingsbeelden jn zijn reisboek; hier ten daar
wipt hij een hut binnen, cn verwondert er
zich over hoe stil en spaarzaam met woordo-n
deze lieden zijn, die hem toch zoo ferm en
open in de oogen zien en stevig den handdruk
beantwoorden. Maakt de zee bier zoo stil?
Maar waarom klinkt dan de lach der kle.nen
zoo he'cler en frisch?
JJen Zondag zijn zij tezamen in het verb ek
van den visscher aan de groote houten tafel
vereenigd. Arthur heeft een geurigsn punch
bereid; vast aaneengesloten doen zij zch te
goed aan den verwarmenden drank en in e n
belendend vertrekje zitten de kinderen te
smullen aan braadappelen en noten.
Krachtig blaast sinds den morgen de adem
der zee, en stapelende wolkengevaarten te-
6en
DOOD OF SCHIJNDOOD?
Kilnuea Jan. 1916.
t Is Zondagmiddag; ik zit in mijn kamer met
regenjas om, indertijd nog uit Holland
Meegenomen, of liever meegekregen, want te
Ik men had ik niets, en die voor dit land tok
e interjas mag genoemd worden, want de
tend is knapjes koud en als we nog een klein
Murtje konden aanleggen zou dat zeer aange-
«"am en gezellig zijn. maar daarvoor bestaat
jhten gelegenheid in boerenwoningen en dat is
aet voorrecht van rijke lui.
Gewoonlijk openbaart zich de winter hiér
bor wat meer regen en wind, maar zoo guur
koud als 't nu is, verzekerden me eenige
'Srtsmoedertjes der strcok, was het in jaren
I*'0*» en. toch als een Hollander hier kivam zou
llJ misschien lachen met wat ik guur en koud
'koetn, want moeder natuur vertroetelt har©
'•Kiertjes zoo erg hier, dat, je dadelijk aj denkt
^'•'ongelijkt te worden en klaagt over bittere
jte, waar anderen niets zien of voelen dan een j
/'«cli windje: met andere wo-orden als je hier
spanning of blijven thuis, waar er nog wat nat
tigheid is in eene flesch,
In een mijner vorig© districten of parochies
ging ik bü aankomst onmiddellijk alle luitjes
bezoeken om kennis met ben te maken (voor
sommigen moest ik meer dan een uur te paard
gaan)en och ze waren zoo blij weer eens een
Priester te zien, want de vorige Pater kwam
nooit (wat daarvan waar is, weet ik niet, maar
veel geloof ik er niet van, omdat je gewend
wordt aan al die praatjes: leugentaal schijnt
hier geen zonde te zijn) en daarom waren ze
in langen tijd ook niet naar de kerk gekomen
wel lieve menschon, zei ik, als jullie zoo graag
naar de kerk gaat, zal ik je met alle pleizier
laten weten, wanneer er H. Mis is hier en je
zelf komen waarschuwen.
Sinds óien tijd ging ik er geregeld heen om
ze bekend te maken dat er dien Zondag H. Mis
zou zijn ep deed het.anderhalf jaar lang, maar
nooit kwamen ze ter kerke behalve toen er
een kindje geboren was en dus gedoopt moest
worden en toen er een feestmaaltijd gegeven
werd, omdat de Bisschop e.r was.
Gp eene andere jdaats woonden sommige
menschen pl.m. 2 mijlen van de kerk af, ook
huis waren teruggekeerd.
Ziedaar hun geloof: spel en dans en de rest
is bijzaakwat je tenslotte moet gelooven over
al hunne verhalen aangaand© hunne kerksch-
gezindheid, weet je dikwijls zelf niet, maar
zeker is het dat je lichtgeloovighoid hier niet
toeneemt.
Maar dit is eigenlijk bet doel van mijn schrij
ven: als oude vrouwtjes eenmaal beginnen to
kletsen weten ze gewoonlijk niet waarop het
zal uitdraaien. Dit keer wilde ik slechts eene
motie indienen om het Hollandseh© woorden
boek eene kleine wijzig111®: te deen ondergaan
en zoodoende meer helderheid te krijgen in de
geesten der menschen n.l. om het kleine
woordje „dood" te doen verdwijnen of ten
minste te veranderen door „schijndood."
Waarschijnlijk-zullen er eenigen vragen of
ik van lotje getikt ben, anderen zullen op
hunne tanden knarsen over zulk ©en© verwaan
de cn modernistischen geest, eenigo oudjes zul
len misschien van schrik van hunnen stoel val
len na zulke nieuwigheden gehoord te hebben
en zullen verwonderd zoggenZooveel jaren
heeft er- een dood bestaan, waarom nu niet
meer alles wat bestond sinds Adam eb Eva
paai jaren bent geweest wordt je een echte daar ging ik heen in den beginne en spoorde is verbeterd, veranderd of verworpen: omnia
welijke dries, die in Holland hartelijk zou Z6 aan de H. Mis te komen bijwonen, maar ,.^i
«fden uitgelachen. hadden alle mogelijke uitvluchten, die ik in
Gevolg van dit gure weer is natuurlijk: ©mijne onervarenheid voor zoete koek aannam:
1 de kerk niet erg bezocht is op Zondag, het ze hadden geen paarden, muilezels of ezels om
hi)e<*Ue we'kome verontschuldiging voor velen naar de kerk te gaan enz. tot op eenen goeden
I, °P t gelded van ter kerke komen hebben keer ik de heole bezending tegenkwam te paard
luitje» bier evengoed hunne uitvluoiitjee (waar ze toen op ena de paarden vandaan
l^ar als de drinkebroers in Holland en overal hadden, weet ik niet) gaande naar het dorp
erte 18 l koud dan drinken ze om warm te waar ik den volgenden dag H. .Mis zou' lezen:
jj 1Varcn dan moet het dienen om af ik gaf hitn dus mijne verwondering te kennen
ijj °"'en' hij regen dient, het ais zonneschijn, over 't groote aantal paarden wat ze hadden
^tennoschün om de droogte te verjagen, in één opgevischt en vroeg hun waar ze heengingen.
terd die will en- drinken, vinden een voor- j Z© gingen allen naar 't dorp om een concert en
I(e'eb I dans hij te wonen dien avondik zei hun dus
jf^L 'lflar de kerk gaan is het juist het- van de gelegenheid gebruik te me ken en niot
te, c fifcsteld: waar een wil is is ©en weg, naar'huis terug te gaan dien nacht» maar te
6 'e'dt naar of van de slapen in huizen hunner vrienden (wat hij de
i- ®ugt geheel en al af van den wil; als hét Kanakken heel gemcede.liik gaat) en den vol-.
>tei
'k
«ÖJt
'*n
instanrare in Christo. Besbaat er ©en dood?
De doktoren zeggendat de dood intreedt op
't ©ogenblik dat de ziel zich scheidt van het
lichaam, maar wij weten uit de Catechismus
dat do ziel niet sterft,.doch alleen 't lichaam.
Welnu: 't sterkste gedeelte trekt altijd met
zich 'het minder sterke (en uit de. Catechismus
weten we ook dat de ziel het voornaamste
gedeelta. is dos menschen.)
Dus is 't minstens onjuist te spreken over
dood sinds 't voornaamste gedeelte des men
seben nog in loven is en zal blijven.
Het hoofdbezwaar tegen 't woord „dood"
echter is dat het zulke verkeerde denkbeelden
in de menschen teweeg brengt; ik spreek na
tuurlijk over mijn eigeu parochiaantjes, maar
misschien zijn eenige Hollandsche geesten er
ook Wel niet geheel en al vrij van. Bij te meeste
gaa ze niet ter kerke, omdat dè genden dag naar de kerk te komen, maar jawel menschen brengt 't woord „dood," mede het
zoo vuil zijn en als de wegen schoon den volgenden dag informeerde ik er na en idee: „het is afgeloopen". Zijn ze ongeloovig
n ze eens een tochtje maken ter ont- vernam dat ze heel netjes na middernacht naar dan is alles afgloopen, zijn ze goed katho-
liek dan weten ze dat alles niet is afgeloopen,
maar hebben toch geen klaar idee dat hun
leven gewoon doorgaat, zijn zo half en half
katholiek, dan gaan ze meer den ongeloovigen
kant op.
Wij spreken van een „ander loven,1 een
„eeuwig leven," het leven „hiernamaals" het
geen geheel juist is, doch gewoonlijk verkeerd
begrepen wordtze denken dan dat hetander©"
leven met dit leven niets heoft te maken of
dat voor leven „hiernamaals" nog een aparte
tijd ter voorbereiding wordt gegeven of dat het
„eeujvig" leven neg zoo eeuwig ver af is, zon
der te denken dat hun leven nu eiken dag niets
anders is dan hot begin van het eeuwig leven.
Als we nu dat woordje „dood" eens verander
den in „schijndood" zouden de oogen dan niet
een weinig open gaan en de menschen boter tot
de overtuiging komen dat er geen scheidsmuur
bestaat tusschen „dit" en „dat" leven, doch dat
wij n u eiken dag werken aan ons ecuwig
leven en de dood slechts ons den tijd van wer
ken ontneemt en ons rust brengt.
We zijn nu in een nieuw jaar 1916; wat is
't verschil tusschen 1915 en 1916: niets anders
dnn dat wij nu een 6 plaatsen, waar wo vroeger
eed 5 schreven. Wij zijn dezelfde menschen als
in 1915 niets is in ons veranderd, alles rondom
ons is juist hetzelfde: één minuut voor twaal
ven middernacht 31 Dec. 1915 en één minuut
daarna we zijn 't zelfde en kunnen ons zelfs
niet indenken in 't idee <Jat bct oefl
ji i o u wjaar is, we zoeken overal om iets
nieuws te vinden, om ervan overtuigd te
zijn, maar we kunnen 't niet, 't is alles oud in
en om ons en toch is 't jaar nieuw.
Dit geeft ons eenigszins een denkbeeld van
dep dood: één minuut voor onzen dood en een
seconde daarna: we zijn juist dezelfde persoon
we herkennen ons zelf, alleen hebben we geen
lichaam, doch ons goed of slecht lev en gaat
niet beginnen, maar gaat door voor eeuwig:
in ons zullen we niets nieuws herkennen,
doch allen onze omgeving is verschillend.
In de heraeupannetjes van mijne parochianen
bréngt dat woord „dood" een idee van scheids
muur: dit leven is afgeloopen en nu begint
oen ander, zonder er aan te denken dat dat an
dere leven niets anders is dan de voortzetting-
van dit leven; maar het zit er zóó ingeworteld,
dat het lastig is het eruit te krijgen tenzij dood
in schijndood wordt veranderd aldus te kennen
gevend dat zij schijnbaar dood zijn voor de
wereld, doch in werkelijkheid nog in loven zijn.
en zullen blijven in eeuwigheid.
Mijne geliefde Portugeezen, ook al komen zo
van een Katholiek land en volk, hebben maar
eigenaardige begrippen over godsdienst: het
grootste gedeelte gaat nog ter kerke en één3
in 't jaar (zegge ééns in 't jaar) te biechten
omdat zij moeten en anders zouden ze 't nog
laten. Er zijn er ook in -goede getale, die niet
meer t© kerke komen, niet biechten etc. en al
dio godsdienstbeweging maar „larie-koek"
noemen, goed voor oude wijfjes en kwezeltjes,
maar gij weten te veel om daaraan geloof te
hechten. We zullen zoo leven voor 20 30 jaar,
dan komt het uur des doods en wordt in alle
haast de Priester gezocht om dat zaakje eens
even op-te knappen.
Gewoonlijk zijn ze natuurlijk al halfdood, want
de schrik en afkeer voor biechten zit er nog
zóó in dat ze 't liever uitstellen tot het laat
ste nippertje als zo maar even kunnen» zijn
bijna niet meer in staat om asem te geven en
hebben natuurlijk dadelijk een verschrikkelijk,
berouw van zoo verkeerd geleefd te hebben
(volmaakt-onvolmaakt of slaafseh berouw?)
Ook voor zulke menschen zou het een groot
voordeel zijn als ze eens konden begrijpen, dat
ze eigenlijk nooit sterven maar altijd leven, dat
alleen dat stoffelijk omhulsel dat wij lichaam
noemen, hun maar eenigen tijd zal verlaten,
doch dat dót op hunne ziel hoegenaamd geen
invloed heeft. Doch ook hier wederom: zü zul
len zich dat nooit kunnen voorstellen dan door
't woord „dood" eenvoudig te veranderen in
„schündood" of de heel© doodenbeweging af t©
schaffen.
Vandaar dat ik aan mijne motie getrouw
blijf als eenig middel om de menschen boter te
doen leven, na een beter bogrip omtrent de#
„dood" te hebben gekregen.
PATER BEIJNES.