van de Openbare Godsdienstoefeningen in de R.-K, Kerken te Haarlem en Omliggende plaatsen GELOOFSVERDEDIGING. Wat het werk: Over de opvoeding hij de hoogste stan den" van de kleeding zegt. KERKBERICHTEN Heldenmoed. EVANGELIE-VERKLARING DE OFFICIEELE KERKLIJS Dit nummer behoort bU de „Nieuwe Haarl. Courant" van 1 April 1916. De nadruk van de berichten en mededeelingen in dit blad is verboden. VIERDE ZONDAG IN DE VASTEN. Epistel uit den brief van den H. Apostel Paulus aan de Galaten; IV2231. Broeders, er staat geschreven dat Abraham twee zonen heeftgehad; een van de slavin, en een van de vrije vrouw. Doch die bij de slavin was naar het vleesch geboren, maar die bij de vrije vrouw volgens de belofte; dit gezegde heeft eene zinnebeeldige beteekenis. Trouwens deze zijn de twee Verbonden, het eene namelijk op den berg Sina, ter slavernij barende, en dit is Agar; want Sina is een berg in Arabië, die overeenkomt met Jeruzalem, dat hier beneden is. Maar het Jeruzalem dat boven is, is de vrije vrouw, en is onze moeder. Want er staat ge schreven: Verblijd u, gij onvruchtbare, die niet baart, juich en roep, gij, dié niet ter wereld brengtwant de eenzame vrouw heeft vele kin ieren, ja meer dan zij die den man heeft. Wij tu, broeders, zijn kinderen der belofte gelijk Isaac. Maar gelijk asl hij, die naar het vleesch geboren was, hem vervolgde, die naar den geest geboren was; alzoo is het ook nu. Maar wat zegt de Schriftuur? Jaag de slavin met haren zoon weg; want de zoon der slavin zal geen erfgenaam zijn met den zoon der vrije vrouw. Dus, broeders, zijn wij geen zonen dpr slavin, maar der vrije vrouw; door die vrijheid, door welke Christus ons verlost heeft. Evangelie volgens den H. Joannes; IV, 1 15. In dien tijde ging Jezus over de zee van Galilea, dat is die van Tiberias; en Hem volgde eene groote menigte, omdat zij de wonderen zagen, die Hij aan de zieken deed. Jezus ging dan op eencn berg, en zat daar met zijne leer lingen. Pasehen nu, het feest der Joden, was nabij. Jezus dan, de oogen opheffende, en zien de dat er eene zeer groote menigte tot Hem kwam, zeide tot Philippus. Van waar zullen, wij brood koopen, opdat dezen eten? Doch dit zeide Hij, hem beproevende; want Hij wist wel, wat Hij doen zou. Philippus antwoordde lïem: •Voor tweehonderd tienlingen aan brood i3 hun niet genoeg, opdat ieder een weinig krijge. Een van zijne leerlingen, Andreas, de broeder Van Simon Petrus, zeide tot Hem: Hier i3 een iongen, die vijf gerstebrooden en twee visschen heeft; maar wat beteekent dit onder zoo velen? Jezus zeide dan: Laat de menschen neder zit ten. En daar was veel gras op deze plaats. Zij zetten zich nu neder ten getale van ongeveer vijf duizend mannen. Jezus nam dan de broo- denen als Hij gedankt had, deelde Hij ze uit aan die daar zaten; desgelijks ook van de vis schen, zooveel als zij wilden. En toen zij ver zadigd waren, zeide Hij aan zijne leerlingen: Verzamelt de brokken, die overgebleven zijn, opdat zij niet verloren gaan. Zij verzamelden ze dan bijeen, en vulden twaalf manden met brokken, die van de vijf gerste brooden over- gdbleven waren bij hen, die gegeten hadden, kie menschen nu, als zij het wonder gezien had- deö, dat Jezu3 verricht had, zeiden: Deze is baarlijk da profeet, die in de wereld komen tooet. Als Jezus nu vernam, dat zij komen zou den, om Hem te halen en koning te maken, Vluchtte Hij weder alleen naar den berg. 4de ZONDAG IN DE VASTEN. De verschillende omstandigheden van de broodvermenigvuldiging van. het Evangelie van diezen Zondag zijn ons zoo breedvoerig door den. Evangelist verhaald, dat geen enkel woord ter Verklaring noodig is, en wij ons uitsluitend met het geheim diaarin opgesloten kunnen bezig hou den. Do angstige bezorgdheid voor do Hem ge trouwe scharen, waarvan Jesus blijk gaf, heeft de kerk van haren Stichter geërfd. Zij ook slaat hare oogen op, en ziende dat hare kinderen zoo talrijk zijn, bezigt zij de haar ten dienste staan- do middelen, opdat zij allen gevoed worden mat het Brood des levens. De Kerk wil dat al hare kinderen deel nemen aan den door de goddelijke Liefde aangerichten maaltijd, en noodigt hen allen uit, zooveel mo gelijk, ja zoo het kan dagelijks de H. Communie te ontvangen. Maar omdat er toch nog gevonden worden, die ongevoelig blijven voor die uitnoo- diging, legt zij, onder bedreiging van. hare zwaarste straffen, al hare knderen op ten minste eens in het jaar de H. Communie te ontvangen, als zij pog onder hare kinderen willen gerekend worden. Het prijzenswaardig gedrag van de groote menigte volks, die hier blijk gaven van hun ge negenheid voor den Zaligmaker, is een wel sprekend voorbeeld voor allen, die op waardige wijze de H. Communie wenschen te ontvangen. Nauwelijks hadden zij opgemerkt, dat Jesus een schip bestegen had, en wisten zij de richting die Hij nemen zou, of aller voornemen stond vast. Zij zouden Hem langs een grooten omweg vergezellen. Dat zij hunne werkzaamheden moesten .verlaten,dat zij de noodige mondbe hoeften misten, en zich aan ontroeringen bloot stelden, niets van dat alles.kon hen tegenhou den. Onwankelbaar Wfl3 hun geloof in Jpa" Waardigheid, vurig hun begeerte de woorden des levens uit Zijnen mond te hooren. Zij die tot de H. Communie willen naderen moeten hen navolgen in hun geloof. Zij moeten vooral ge- looven in de wezenlijke tgeonwoordigheid van Jesus in dit H. Sacrament. Dat geloof moet vast zijn als een rots, zonder eenigen twijfel. Wie zoo gelooft, hij zal gemakkelijk en van zelve voldoen aan eön tweede voorwaarde, hij zal verlangen om dien God van liefde in zijn hart te ontvangen. Gelijk aan die scharen van het Evangelie zal hij Jesus opzoeken en Hem gaarne in zijn hart binnenvoeren. Eindelijk een derde voorwaarde om waardig de H. Communie te ontvangen is zelfoverwin ning. Een zwaar offer wordt somwijlen ge vraagd van een of anderen hartstocht, waaraan wij gehecht waren. Het bewonderenswaardig 'gedrag van de scharen van het Evangelie moet hier wederom worden nagevolgd. Zij verlieten veel, legden aan hunne natuurlijke gevoelens het zwijgen op, getroostten zich zware offers, weken voor geen moeilijkheden terug. Zoo moe ten ook de banden, die ons aan de zonde hech ten, verbroken worden, vaarwel moet gezegd worden aan zondige gewoonten en gelegen heden, aan de hartstochten moet geweld wor den aangedaan. Al het volk at van het wonderbare brood, rlat Jesu3 hun gaf, en geen enkele was er van die duizenden, die niet geheel verzadigd werd, niet gesterkt en verkwikt naar huis terugkeer de. Menigvuldig-er nog en verhevener zijn de voordeelen, die do snel van den Oliristen ont vangt», als liij het Brood dea levens waardige eot. Het vermeerdert de lieillgmakende g-enade, en deelt een schat van dadelijke genaden mede. Het vereenigt ons op de innigste wijze met den Zaligmaker, en laat ons de woorden van Jesus als van oor tot oor vernemen, het versterkt ons in den strijd, dien wij allen tegen de vijanden onzer zaligheid te voeren hebban. Maar omdat die strijd, zoo lang wij leven, nooit zal eindigen, wij dus voortdurend die bovennatuurlijke kracht noodig hebben, daarom is een dikwijls herhaalde nuttiging van die goddelijke spijze noodig. Eindelijk zij wilden, toen zij'Zijne Goedheid en Maoht gezien hadden, Jesus nemen en ko ning makén. Dat was een aardsch koning schap, en dat wilde Jesus niet, omdat Hij niet daartoe op de wereld gekomen was. Maar wij, als wij door Hem gespijzigd worden in de H. Communie, wij moeten navolgen wat die Joden doen wilden, wij moeten Josus maken tot koning van on3 hart en van onze ziel, wij moeten ons geheel'aan Hem geven, Hem alleen als onzen Meester en Koning er kennen, en dat zal Jesus zeer aangenaam zijn en zal Hij niet weigeren. ,Zeer treffend wordt ons dit Evangelie voor gehouden juist in de dagen, die den H. Paasch- tijd onmiddellijk voorafgaan, den tijd waarin Onder de kleinere werken van den Heiligen Thomas van Aquinen vindt men, althans in de Latijsch-Fransche uitgave van 1857, ook het bovengenoemde, 't Is een verzameling schrif tuurteksten, ordelijk gerangschikt volgens be paalde onderwerpen, en met elkander verbon- zarnolan1 ke"ld£e gedachten, hetzij van den ver- JkerkcKjlco^of' van den een of anderen 1 Voor sommist S kant 't wel eens f katkoliekea I., K do beginselen der geestelijke overheid m d d;kwijla '-enoeg van den kansel verkondig om a]g be_ end verondersteld te worden, te vergelijken iet de christelijke beginselen, die ten jare 303, omtrent de kleeding gangbaar waren. Eet 17e hoofdstuk van 't vijfde boek in ge- •emd werk luidt aldus: de zedigheid in de beding eisclit, dat men zich tevreden stelt het noodzakelijke, en zich niet liecht aan gezochte en buitengewone. - Geen ijdelheid, geen weelde, geen gezocht- eij ;n de kleedymen bedenkte, dat kleeding sieer een teeken van schande, dan van eere is. WieR611 W^' 3leradel1 der Zlei °P hooger prijs 'en dan de sieraden des lichaams. In de kleeding zoeke men uitsluitend het on misbare. Daarom zeide ook de Heilige Augus- tinus: Een zuiver kleed bedekke u, niet tot vei'liooging der schoonheid, maar vanwege de noodzakelijkheid der bedekking. Andera zoudt gij bij 't aandoen van keurige kleederen, een tweede schande op u laden, namelijk, behalve de sohande, dat we gekleed moeten zijn, de schande, dat we zoo ijdel zijn. De Heilige Paulus schrijft dan ook aan Timotheus: Als wij nu voedsel hebben en klee ding, om ons te dekken, laat ons daarmee te vreden zijn. Niemand zoekt kostbare kleederen, zoo meen de de Heilige Gregorius, of het is tot ijdele glorie, namelijk om meer te schijnen dan ande ren. Wie immers is op kostbare kleederen ge steld, wanneer hij door niemand gezien wordt? God heeft onze ziel, die zoo kotbaar is, wil len bekleeden met een lichaam, dat, in vergelij king met de ziel, zoo weinig waarde heeft. Het is derhalve niet onwaarschijnlijk in strijd met zijne bedoelingen, dat wij dit lichaam weer kostbaar gaan bekleeden. Te meer nu zelfs de Koning der eeuwige glorie, om onder ons to woneu, zich bekleed heeft met liet sterfelijk omhulsel van onze natuur. De Joden trokken ten tecken van boete en rouw een grof kleed aan, in den vorm van een zak. Vandaar dat de Psalmist in zijn dankgebed uitroept „Veranderd hebt gij mijn droefheid [in vreugd, Verscheurd hebt gij mijn zak!.... alle kinderen der Kerk onder zware verplich ting de H. Communie ontvangen, moeten, om ons te leeren hoe wij ons moeten voorbereiden, en hoe wij tot de H. Communie moeten naderen om zooveel mogelijk de zegenrijke vruchten er van te in. Den twintigst011 September 17S2, in de érg ste tijden van het Fransche schrikbewind, nad generaal Dumourioz bij Valmy de verbonden troeren van Frankrijks vijanden onder den hertog van Brunswijk. geslagen. In hun wan ordelijke vlucht waren de verbondenen ge- vol°d door een aantal koningsgezinden, die de wraak der republikeinen vreesden, en heel deze crdelooze menigte joeg de overwinnaar ala een kudde schapen voor zich uit. Een afdeeling republikeinsche dragonders, die aan de vervolging ijverig hadden deelge nomen. kwamen tegen den avond aan het hek vaa een kasteel, dicht bij de grenzen gelegen, en ze meenden daar voor den nacht wel een onderkouven fca zullen vinden. De aanvoer der der dragonders had met zijn mannen deu geheelen dag al het omliggende land af gezocht om de vluchtende koningsgezinden op to sporen en gevangen te nemen. Vast besloten hier in deze deftige huizinga zijn mannen rust te verschaffen na de ver moeiende dagtaak, reed de jonge luitenant .Jean Deliae aan het hoofd van den troep het park binnen en hield eerst op, toen hij en de zijnen aan den voet van het bordes wa- rön. Daar steeg Deliz© af, beklom de breeie trappen en klopte aan. Bijna terstond werd dé deur geopend. Een grijsaard, in wien men dadelijk een suden, trouwen (dienaar van de bewoners herkende, vroeg verbaasd: „Wat verlangt gij, burger?" „Een plaats in uw stallen voor onze paar- aen, en avondmaal voor mijn mannen en voor mij en «enige bossen stroo ergens in een hoek, opdat wij vannacht goed kunnen slapen." Jean Delizes v^aag scheen den grijsaard te verontrusten, Htt aarzelde schans met z;jn antwoord, toen opeens uit eender kamers een is-'v- v.ctv te voorschijn trad, wier schoon helü den officier in verwarring' bracht. Met haar slanke gestalte, haar blonde haren en Ufauwo oogen, haar aristocratische manieren onder a eenvoudige zwarte japon deed zij zie* maar a/Tè gégd kennen als een dier adel lijken, aan wie de be vol u tie zulk een doode- ij ken haat gezworen had. „wat is er, Jbhanr rröó-g zij aan den Knecht. Julian 'herhaalde met bevende stem de vraag1, die de officier hem gedaan had. Deze meende zich tegenover de schoone jonge vrouw te moeten verentschuldigen. „Hot spijt mij meer dan ik u zeggen kan, burgeres," zoo begon hij, „dat ik het u bier lastig moet maken, maar het zal niet lang duren. W vertrekken weer bij het krieken van den dag." „U behoeft u niet te verontschuldigen, lui tenant" was het kalme antwoord. „Wij zijn go'-te patriotten en de soldaten der republiek zullen het goed bij ons hebben. In de stallen is ruimte te over voor uwe paarden. Voor uwe mannen hebben we eten en slaapgelegenheid in overvloed. Wat u zeiven betreft, ik hoop, dat u ons de eer wilt aandoen met ons aan te zitten en in het kasteel zelf te overnachten." „Zoudt u mij niet willen zeggen, aan wie ik die welwillende ontvangst te danken heb?" vroeg Jean Belize. „Ik neet Adèle de Brieu," antwoordde de edeivrouw. Mijn ouders zijn dood, en ik leef nier alleen met mijn bedienden op het kasteel." „Alleen! En dat zonder eemge bescher ming," iep de officier. „Maar dat is in tij den van oorlog en revolutie zooals deze hoogst ge vaa. lijk. mejuffrouw. De slag, die gisteren hier in de nabijheid geleverd is, heelt u aan de ernstigste gevaren blootgesteld." „Eu was ik dan niet onder de hoede van God?" antwoordde de jonge vrouw. „Terwijl er li ier zoo diclit bij gestreden werd, heb ik gebeden voor de zegepraal der Fransche wa penen, en God heeft mijn gebed verhoord. Wanneer Jean Delize niet zoozeer onder den indruk was geweest van de bekoorlijk heden der jónge edelvrouw, zou hij zeker wel eenigszins achterdochtig zijn geworden over de uitdrukking van verbazing, die de woor den d'f-r jonge dame op het gelaat van .ion ouden dienaar te voorschijn r epen. Maar hij zag en hoorde niemand anders dan Adèle de Brieu, en dacht geen oogenblik aan de ulo- gelükheid dat zij, in de gedachte aan net gevaar, dat de .onverwachte komst der sol la ten Voor haar opleverde, tegenover hem, den republikeinsche; officier, slechts een rol speelde. Hij kwam zelfs niet op die gedachte, toen Adèle de Brieu tijdens het levendig onder hond, dat aan tafel gevoerd werd, Dumou- riez hemelhoog prees, ofschoon deze revo lutie-generaal nu juist niet op de kasteelen der edelen zijn warmste vrienden placht te vinden. Toen Jean Delize afscheid nam om zijn legerstede op ter zoeken, was hij zich helder bewust hier den schoonsten avond van zijn leven te hebben doorgebracht. Nauwelijks lag hij te bed, of hij sliep, en de heerlijkste droomen kwamen hem bezoe ken. Plotseling echter schrikte hij weer wak ker. Bij het licht van een nachtlampje, dat onder het hereik zijner hand op een tafeltje stond, keek hij op zijn horloge. Het was mid dernacht en hij legde zich weer rustig neer. Hij sloot de oogen en trachtte opnieuw in te slapen, maar een dof gedruisch, uit het park van het kasteel komende, trok zijn aandacht: het zand der oprijlaan kraakte onder de schreden van oen aantal menschen. Hij sprong uit zijn bed, trok haastig een paar kleeding stukken aan en rukte het ven ster open om te zien wat het was. En bij het licht der volle maan, die over geheel het tooneel haar helder schijnsel wierp, zag hij haastig en in stilte een vijftiental mannen het kasteel verlaten; wier uniform hen als tot het koninklijke leger behoorende deed kennen. Sommigen van hen hadden den arm in een doek, van anderen was het voorhoofd verhonden; weer anderen liepen mank of moesten zich door hun makkers doen onder steunen. Mejuffrouw de Brieu stond op het hordes met den vinger op de lippen om hen aan te sporen alle gedruisch zooveel mogelijk te vermijden. Toen begreep Jean Delize alles. Die ge kwetsten waren overwonnenen nit den slag bij Valmy, waren eenige dier vluchtelingen die hij de opdracht had te achtervolgen. Ze waren na den slag gastvrij op het kasteel ontvangen, hadden zich daar verborgen ge houden. En nu begunstigde de schoone chate laine bun vlucht, die zeker slagen zou, daar het kasteel in de onmiddellijke nabijheid van de grens lag. Het was dus geweest om alle gedachten aan de tegenwoordigheid van vluchtelingen op het kasteel te doen verdwij nen, dat Adèle de Brieu zich zoo gastvrij en voorkomend had betoond. Woedend dat hij zioli door dit jong» meisje had laten beetnemen, stiet Jean Belize een luiden kreet uit in de richting der bijgebou wen, waar zijn mannen sliepen, terwijl bij tegelijk zijn beide pistolen in de lncht af schoot. Overtuigd dat zijn dragonders op het hooron der schoten terstond zonden komen toesnellen, ijlde hij de trappen af om zich aan hun hoofd te stellen en de vluchtelingen gevangen te nemen. Maar in de vestibule ge komen, zag hij tot z'n groote verbazing freule de Brieu met de armen over elkaar gekruist en met schitterende oogen tegen de gesloten deur staan. „Belet mij toch niet deze ongelukkigen te heipon vluchten," smeekte zij. „Zij hebben de wapenen opgenomen tegen hun vaderland, en dus den dood verdiend," sprak hij barscli. Met dreigend gebaar deed hij een stap naar voren, maar kloekmoedig antwoordde Adèle: „glechts over mijn lijk zult ge thans het kasteel verlaten." Verbaasd staarden de toegesnelde bedien den naar do jonge vrouw, die geheel alleen den toornigen revolutieman dorst te weer staan. Zoo groot was de vastberadenheid, die Adèle de Brieu aan den dag logde, dat de jonge officier zich voor een oogenblik mach teloos tegenover haar gevoelde. Zoo bleven ze eenige oogenblikken staan tot freule de Brieu's oogen begonnen te schitteren van vreugde hij de gedachte, dat haar bescherme lingen gered waren. Die vreugde had echter niets beleedigends voor den overwonnene, want de dankbaarheid gaf een zachter en tee- derder uitdrukking aan haar gelaat. „In liet belang uwer vrienden," sprak de officier eindelijk, „moet ik u raden mij door te laten. Anders nemen mijn dragonders ze stellig gevangen." Van uw mannen hebben we niets te vree zen," lachte Adèle do Brieu a rooi ijk, „ze zullen niet eens door een kanonschot gewekt worden na het flinke souper en den heerlij ken Moezel wijn, dien ze genoten hebben." „Wat, hebt gij mij bedrogen?" verweet hij „Bedrogen? Neen, ik bewonder Dumouriez, ui ben ik geen republikeinsche. En boven dien, ge loopt immers hoegenaamd geen ge vaar door die ongelukkigen te laten ont- 'snappen! Hebt gemisschien opdracht gekre- 'gen den geheelen nacht door jacht te maken op die arme overwnonnelingen? En door hun de vrijheid te laten, hebt ge recht verworven op mijn achting en dankbaarheid." Hij bracht de hand der jonge vrouw aan zijn lippen en keerde naar zijn kamer terug. En terwijl Adèle de Brieu en haar bedienden de deuren sloten, zag Jean Delize van uit het venster zijner slaapkamer de laatste vluchte lingen in de verte verdwijnen. Den volgenden morgen nam hij van de on- g'i edelvrouw afscheid. Anteursrecul voorbehouden. Kathedrale kerk ST. BAVO. (Leidsclio vaart.) ZONDAG, 4de Zondag \an de vasten. De H.H. Missen om 6, 8 etn 9 uur en om half 1.1 uur de Hoogmis; 1 uur Catechismus iu de k. rk. Half 7 (Lof met Meditatie. Vóór het Lof h-t B.'zenhoedje. Om 4 uur oefeningen voor de kinderen der Edel wacht. Deze oefeningen zijn alleen en uitsluitend toegankelijk voor de kinderen. MAANDAG, 7 uur Zielenlof met Rozen hoedje voor de geloovige zielen. V DENSDAG, onder de H. Mis van kwart 'over 8 zullen de kinderen van de 3e, 4e, 5e en 6e klas gezamenlijk hun Paaschcommunie houden. DONDERDAG, 's avonds van 6—half 8 ge legenheid om te biechten. VRIJDAG, le Vrijdag der maand, bijzon der toegewijd aan de vereering van het JEt. Hart en tevens dag van aanbidding. Om 8 uur gezongen H. Mis in de Sacr.kapel voor. do levende leden van de Vereeniging der Eeuwigd. Aanb. Na deze Mis korte acte van Eereboete. Het H. Sacrament blijft ter aanbidding uitgesteld tot 11 uur en 's mid dags van 34 uur. Kwart over o luide aanbidding. 'Aè TERDAG, 7 uur Rozenhoedje in de Ma- r,a-kapcl. A.s. Zondag Passiezondag. Parochiekerk van den H. Joseph. ZONDAG, de stille H.H. Missen te 7 uur en half 9; Hoogmis te half 11; half 2 oe fening van de Edelwacht; half 5 Congregatie met uitstelling. _'s Avonds 7 uur Lof met Lijdensmeditatie. MAANDAG, 8 u. voor den heer Franciscus v. iBuchem, als lid der Broederschap van de H.H. Mart. van Gorcum. DINSDAG, 'sav. .7 uur Congregatie met uitstelling. DONDERDAG, van 6—8 uur gelegen heid om te biechten. 's Av. half 8 Lof met gebeden voor den vrede. VRIJDAG, le Vrijdag der maand, bijz. toegewijd aan de vereering van Jezus' God delijk Hart. De H.H. Missen te 6, 7, 8 en half 10. Té 7 uur gezongen H. Mis voor de leden der Broederschap van het H. Hart; 's avonds te half 8 plechtige oefening van den H. Kruisweg. Van 6—half 8 gelegenheid om te biechten voor kinderen. Met zulk een zak meet men zijn lichaam ver gelijken. Gelijk een wijs koopman rijke stoffen opbergt in gewone zakken, en gewone stoffen niet in rijke zakken,zoo moeten wij ons ge woon, alledaagsche lichaam, tenzij we dwaas willen zijn, niet opbergen in kostbare gewa den. Het is niet goed, zltdl to bedienen van op vallende kledeerdraeht- De profeet Sophonias sprak uit God naam tot het volk van Israeël: „Ik zal bezoeking brengen over allen, die ge kleed zijn in uitheennohe kleederdracht" Het dragen van uitheemse1'"3 kleedij was toen waar schijnlijk een blijk ran heidenche gezindheid. Wat voordeel brengen u toch al di% wissel kleederen in uw kasten en laden. De Heilige Jaeobus roept u toe: „Vielaan nu, gij rij km, weent en jammert om de ellenden, die u over komen. Uw rijkdom is vergaan en uw kleederen zijn door de mot verteerd." Werkelijkheid in de kleeding past mannen nog minder dan vrouwen. De Wijsheid Gods roept iedereen toe: Praal nimmer met uw kleedij. De Heilige Bernardus zeide: Wie groot gaat op zijn kleed, gelijkt den galeiboef, die groot gaat op de likteekens zijner boeien: 't is immers tengevolge van Adams zonde, dat wij verplicht zijn ons met kleederen te bedekken. Vernederend is het ook voor zulk een edel schepsel, als de mepsch is, zijn schoonheid af te bedelen van de lagere schepselen, gelijk toch kleederen zijn. Verkies toch de schoonheid der ziel boven de schoonheid des lichaams. De Heilige Auguati- nus zeide terecht: Zoek niet te behagen door uw kleed, maar door uw karakter. Wel is 't aan te prijzen, dat men zich wacht voor smet en onzindelijkheid. Seneca zeide reeds: Uw kleed zij noch gezocht, noch onzin delijk, ,En de Heilige Hieronymus deelde dit gevoelen, want hij schreef: Opsmuk en smetten zijn beide te vermijden. Ook dit: Noch gezochte slordigheid, noch ijdele pronkerij, verdienen de lofprijzingen der menschen. Maar wacst u vooral, dat uwe kleederen niet besmeurd zijn met het bloed der zonde, door dat, gij ze verwerft met ongeoorloofde middelen. God sprak tot Israël door den profeet Jeremias: „Aan uwe vleugelen is bloed bevonden van ar men en onschuldigen." Vleugelen zijn de zoo men der mantels, waarmede de vrouwen der woekeraars en dieven zich optooien, en die do prijs zijn van de tranen der armen. Mot zulke vleugelen vliegd men ter helle, en niet naar den hemel: en in de plooien van die kleederen vindt men twee soorten van bloed: het bloed der armen, dat is:hun rechtmatig bezit, want, zegt de Schift niet: het bróód der behoeftigerr is hot leven der armen: wie dat wegneemt is een man (les bloeds? Het andere bloed, dat kleeft aan de onrechtvaardig verkregen klee deren, is 't bloed van den wederrechtelijken be zitter zelf: want zijn kleed zal hem geen zegen, maar dood en verderf brengen. Rij 't lezen van deze regelen', zoo' waar, zoo eenvoudig, zoo spreuk krachtig, denken we on willekeurig aan Thomas Kempis. Mogen toch minsten» geen Katholieke vrou wen en meisjes in 't warme seizoen weer aan de zedigheid en ingetogenheid groot verlof gaan geven I Aangezien echter de domste mode erger is dan de verstandigste vrouw, kan men niet te dikwijls terugkomen op de Christelijke be ginselen betreffende kleeding. Honderd jaar geleden, toen de „sjaal" in do mode was, schreef de allesbehalve Christelijke Jean Paul Richter: „Weinige mannen bedenken het zedelijk gewichtige van het over straat gaan, waarbij men aan duizend verscholen, oogen achter de vensters en in alle hoeken, zon der het zelf te zien of te weten, onderweg of een goed of een kwaad voorbeeld geeft. Maar de vrouwen zien dit beter in." 't Is te hopen, dat vrouwen dit nu ook inzien en er wat min- i der op uit zijn, de aandacht te trekken. Gelukkig de vrouw, gelukkig het meisje, g<H lukkig al wie haar moeten zien en met haan moeten omgaan, zoo de wijze vermanningen van den Heiligen Petrus mèèr instemming gaan! vinden, dan de dolle voorschriften eener mode, dio door haar smaak hare heidensche bron veH raadt. j Uw sieraad, zegt 'lan Sint Petrus tot Héj vrouwen, zij niet uiterlijke opschik van haar*, vlecht en omhang van goudwerk of kleeder* pracht, - doch uw sieraad rij de vevborgeni mensch dos harten, in den onvergankeüjken tooi van een zachtmoedigen en ingetogen geest, die kostbaar is in het oog van God. ,T. ZEIJ, S. J.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 13