van de Openbare Godsdienstoefeningen in de R.-K, Kerken te Haarlem en Omliggende plaatsen
GELOOFSVERDEDIGING.
Wat het werk: Over de
opvoeding hij de hoogste stan
den" van de kleeding zegt.
KERKBERICHTEN
Heldenmoed.
EVANGELIE-VERKLARING
DE OFFICIEELE KERKLIJS
Dit nummer behoort bU de „Nieuwe Haarl. Courant" van 1 April 1916.
De nadruk van de berichten en mededeelingen in dit blad is verboden.
VIERDE ZONDAG IN DE VASTEN.
Epistel uit den brief van den H. Apostel
Paulus aan de Galaten; IV2231.
Broeders, er staat geschreven dat Abraham
twee zonen heeftgehad; een van de slavin, en
een van de vrije vrouw. Doch die bij de slavin
was naar het vleesch geboren, maar die bij de
vrije vrouw volgens de belofte; dit gezegde
heeft eene zinnebeeldige beteekenis. Trouwens
deze zijn de twee Verbonden, het eene namelijk
op den berg Sina, ter slavernij barende, en dit
is Agar; want Sina is een berg in Arabië, die
overeenkomt met Jeruzalem, dat hier beneden
is. Maar het Jeruzalem dat boven is, is de vrije
vrouw, en is onze moeder. Want er staat ge
schreven: Verblijd u, gij onvruchtbare, die niet
baart, juich en roep, gij, dié niet ter wereld
brengtwant de eenzame vrouw heeft vele kin
ieren, ja meer dan zij die den man heeft. Wij
tu, broeders, zijn kinderen der belofte gelijk
Isaac. Maar gelijk asl hij, die naar het vleesch
geboren was, hem vervolgde, die naar den
geest geboren was; alzoo is het ook nu. Maar
wat zegt de Schriftuur? Jaag de slavin met
haren zoon weg; want de zoon der slavin zal
geen erfgenaam zijn met den zoon der vrije
vrouw. Dus, broeders, zijn wij geen zonen dpr
slavin, maar der vrije vrouw; door die vrijheid,
door welke Christus ons verlost heeft.
Evangelie volgens den H. Joannes; IV, 1 15.
In dien tijde ging Jezus over de zee van
Galilea, dat is die van Tiberias; en Hem volgde
eene groote menigte, omdat zij de wonderen
zagen, die Hij aan de zieken deed. Jezus ging
dan op eencn berg, en zat daar met zijne leer
lingen. Pasehen nu, het feest der Joden, was
nabij. Jezus dan, de oogen opheffende, en zien
de dat er eene zeer groote menigte tot Hem
kwam, zeide tot Philippus. Van waar zullen,
wij brood koopen, opdat dezen eten? Doch dit
zeide Hij, hem beproevende; want Hij wist wel,
wat Hij doen zou. Philippus antwoordde lïem:
•Voor tweehonderd tienlingen aan brood i3 hun
niet genoeg, opdat ieder een weinig krijge.
Een van zijne leerlingen, Andreas, de broeder
Van Simon Petrus, zeide tot Hem: Hier i3 een
iongen, die vijf gerstebrooden en twee visschen
heeft; maar wat beteekent dit onder zoo velen?
Jezus zeide dan: Laat de menschen neder zit
ten. En daar was veel gras op deze plaats. Zij
zetten zich nu neder ten getale van ongeveer
vijf duizend mannen. Jezus nam dan de broo-
denen als Hij gedankt had, deelde Hij ze uit
aan die daar zaten; desgelijks ook van de vis
schen, zooveel als zij wilden. En toen zij ver
zadigd waren, zeide Hij aan zijne leerlingen:
Verzamelt de brokken, die overgebleven zijn,
opdat zij niet verloren gaan. Zij verzamelden
ze dan bijeen, en vulden twaalf manden met
brokken, die van de vijf gerste brooden over-
gdbleven waren bij hen, die gegeten hadden,
kie menschen nu, als zij het wonder gezien had-
deö, dat Jezu3 verricht had, zeiden: Deze is
baarlijk da profeet, die in de wereld komen
tooet. Als Jezus nu vernam, dat zij komen zou
den, om Hem te halen en koning te maken,
Vluchtte Hij weder alleen naar den berg.
4de ZONDAG IN DE VASTEN.
De verschillende omstandigheden van de
broodvermenigvuldiging van. het Evangelie van
diezen Zondag zijn ons zoo breedvoerig door den.
Evangelist verhaald, dat geen enkel woord ter
Verklaring noodig is, en wij ons uitsluitend met
het geheim diaarin opgesloten kunnen bezig hou
den.
Do angstige bezorgdheid voor do Hem ge
trouwe scharen, waarvan Jesus blijk gaf, heeft
de kerk van haren Stichter geërfd. Zij ook slaat
hare oogen op, en ziende dat hare kinderen zoo
talrijk zijn, bezigt zij de haar ten dienste staan-
do middelen, opdat zij allen gevoed worden mat
het Brood des levens.
De Kerk wil dat al hare kinderen deel nemen
aan den door de goddelijke Liefde aangerichten
maaltijd, en noodigt hen allen uit, zooveel mo
gelijk, ja zoo het kan dagelijks de H. Communie
te ontvangen. Maar omdat er toch nog gevonden
worden, die ongevoelig blijven voor die uitnoo-
diging, legt zij, onder bedreiging van. hare
zwaarste straffen, al hare knderen op ten minste
eens in het jaar de H. Communie te ontvangen,
als zij pog onder hare kinderen willen gerekend
worden.
Het prijzenswaardig gedrag van de groote
menigte volks, die hier blijk gaven van hun ge
negenheid voor den Zaligmaker, is een wel
sprekend voorbeeld voor allen, die op waardige
wijze de H. Communie wenschen te ontvangen.
Nauwelijks hadden zij opgemerkt, dat Jesus een
schip bestegen had, en wisten zij de richting
die Hij nemen zou, of aller voornemen stond
vast. Zij zouden Hem langs een grooten omweg
vergezellen. Dat zij hunne werkzaamheden
moesten .verlaten,dat zij de noodige mondbe
hoeften misten, en zich aan ontroeringen bloot
stelden, niets van dat alles.kon hen tegenhou
den. Onwankelbaar Wfl3 hun geloof in Jpa"
Waardigheid, vurig hun begeerte de woorden
des levens uit Zijnen mond te hooren. Zij die
tot de H. Communie willen naderen moeten hen
navolgen in hun geloof. Zij moeten vooral ge-
looven in de wezenlijke tgeonwoordigheid van
Jesus in dit H. Sacrament. Dat geloof moet
vast zijn als een rots, zonder eenigen twijfel.
Wie zoo gelooft, hij zal gemakkelijk en van
zelve voldoen aan eön tweede voorwaarde, hij
zal verlangen om dien God van liefde in zijn
hart te ontvangen. Gelijk aan die scharen van
het Evangelie zal hij Jesus opzoeken en Hem
gaarne in zijn hart binnenvoeren.
Eindelijk een derde voorwaarde om waardig
de H. Communie te ontvangen is zelfoverwin
ning. Een zwaar offer wordt somwijlen ge
vraagd van een of anderen hartstocht, waaraan
wij gehecht waren. Het bewonderenswaardig
'gedrag van de scharen van het Evangelie moet
hier wederom worden nagevolgd. Zij verlieten
veel, legden aan hunne natuurlijke gevoelens
het zwijgen op, getroostten zich zware offers,
weken voor geen moeilijkheden terug. Zoo moe
ten ook de banden, die ons aan de zonde hech
ten, verbroken worden, vaarwel moet gezegd
worden aan zondige gewoonten en gelegen
heden, aan de hartstochten moet geweld wor
den aangedaan.
Al het volk at van het wonderbare brood,
rlat Jesu3 hun gaf, en geen enkele was er van
die duizenden, die niet geheel verzadigd werd,
niet gesterkt en verkwikt naar huis terugkeer
de. Menigvuldig-er nog en verhevener zijn de
voordeelen, die do snel van den Oliristen ont
vangt», als liij het Brood dea levens waardige
eot. Het vermeerdert de lieillgmakende g-enade,
en deelt een schat van dadelijke genaden mede.
Het vereenigt ons op de innigste wijze met den
Zaligmaker, en laat ons de woorden van Jesus
als van oor tot oor vernemen, het versterkt ons
in den strijd, dien wij allen tegen de vijanden
onzer zaligheid te voeren hebban. Maar omdat
die strijd, zoo lang wij leven, nooit zal eindigen,
wij dus voortdurend die bovennatuurlijke
kracht noodig hebben, daarom is een dikwijls
herhaalde nuttiging van die goddelijke spijze
noodig.
Eindelijk zij wilden, toen zij'Zijne Goedheid
en Maoht gezien hadden, Jesus nemen en ko
ning makén. Dat was een aardsch koning
schap, en dat wilde Jesus niet, omdat Hij niet
daartoe op de wereld gekomen was.
Maar wij, als wij door Hem gespijzigd worden
in de H. Communie, wij moeten navolgen wat
die Joden doen wilden, wij moeten Josus
maken tot koning van on3 hart en van onze
ziel, wij moeten ons geheel'aan Hem geven,
Hem alleen als onzen Meester en Koning er
kennen, en dat zal Jesus zeer aangenaam zijn
en zal Hij niet weigeren.
,Zeer treffend wordt ons dit Evangelie voor
gehouden juist in de dagen, die den H. Paasch-
tijd onmiddellijk voorafgaan, den tijd waarin
Onder de kleinere werken van den Heiligen
Thomas van Aquinen vindt men, althans in de
Latijsch-Fransche uitgave van 1857, ook het
bovengenoemde, 't Is een verzameling schrif
tuurteksten, ordelijk gerangschikt volgens be
paalde onderwerpen, en met elkander verbon-
zarnolan1 ke"ld£e gedachten, hetzij van den ver-
JkerkcKjlco^of' van den een of anderen
1 Voor sommist S
kant 't wel eens f katkoliekea
I., K do beginselen der
geestelijke overheid m d d;kwijla
'-enoeg van den kansel verkondig om a]g be_
end verondersteld te worden, te vergelijken
iet de christelijke beginselen, die ten jare
303, omtrent de kleeding gangbaar waren.
Eet 17e hoofdstuk van 't vijfde boek in ge-
•emd werk luidt aldus: de zedigheid in de
beding eisclit, dat men zich tevreden stelt
het noodzakelijke, en zich niet liecht aan
gezochte en buitengewone.
- Geen ijdelheid, geen weelde, geen gezocht-
eij ;n de kleedymen bedenkte, dat kleeding
sieer een teeken van schande, dan van eere is.
WieR611 W^' 3leradel1 der Zlei °P hooger prijs
'en dan de sieraden des lichaams.
In de kleeding zoeke men uitsluitend het on
misbare. Daarom zeide ook de Heilige Augus-
tinus: Een zuiver kleed bedekke u, niet tot
vei'liooging der schoonheid, maar vanwege de
noodzakelijkheid der bedekking. Andera zoudt
gij bij 't aandoen van keurige kleederen, een
tweede schande op u laden, namelijk, behalve
de sohande, dat we gekleed moeten zijn, de
schande, dat we zoo ijdel zijn.
De Heilige Paulus schrijft dan ook aan
Timotheus: Als wij nu voedsel hebben en klee
ding, om ons te dekken, laat ons daarmee te
vreden zijn.
Niemand zoekt kostbare kleederen, zoo meen
de de Heilige Gregorius, of het is tot ijdele
glorie, namelijk om meer te schijnen dan ande
ren. Wie immers is op kostbare kleederen ge
steld, wanneer hij door niemand gezien wordt?
God heeft onze ziel, die zoo kotbaar is, wil
len bekleeden met een lichaam, dat, in vergelij
king met de ziel, zoo weinig waarde heeft. Het
is derhalve niet onwaarschijnlijk in strijd met
zijne bedoelingen, dat wij dit lichaam weer
kostbaar gaan bekleeden. Te meer nu zelfs de
Koning der eeuwige glorie, om onder ons to
woneu, zich bekleed heeft met liet sterfelijk
omhulsel van onze natuur.
De Joden trokken ten tecken van boete en
rouw een grof kleed aan, in den vorm van een
zak. Vandaar dat de Psalmist in zijn dankgebed
uitroept
„Veranderd hebt gij mijn droefheid
[in vreugd,
Verscheurd hebt gij mijn zak!....
alle kinderen der Kerk onder zware verplich
ting de H. Communie ontvangen, moeten, om
ons te leeren hoe wij ons moeten voorbereiden,
en hoe wij tot de H. Communie moeten naderen
om zooveel mogelijk de zegenrijke vruchten
er van te
in.
Den twintigst011 September 17S2, in de érg
ste tijden van het Fransche schrikbewind, nad
generaal Dumourioz bij Valmy de verbonden
troeren van Frankrijks vijanden onder den
hertog van Brunswijk. geslagen. In hun wan
ordelijke vlucht waren de verbondenen ge-
vol°d door een aantal koningsgezinden, die
de wraak der republikeinen vreesden, en heel
deze crdelooze menigte joeg de overwinnaar
ala een kudde schapen voor zich uit.
Een afdeeling republikeinsche dragonders,
die aan de vervolging ijverig hadden deelge
nomen. kwamen tegen den avond aan het hek
vaa een kasteel, dicht bij de grenzen gelegen,
en ze meenden daar voor den nacht wel een
onderkouven fca zullen vinden. De aanvoer
der der dragonders had met zijn mannen
deu geheelen dag al het omliggende land af
gezocht om de vluchtende koningsgezinden op
to sporen en gevangen te nemen.
Vast besloten hier in deze deftige huizinga
zijn mannen rust te verschaffen na de ver
moeiende dagtaak, reed de jonge luitenant
.Jean Deliae aan het hoofd van den troep het
park binnen en hield eerst op, toen hij en
de zijnen aan den voet van het bordes wa-
rön.
Daar steeg Deliz© af, beklom de breeie
trappen en klopte aan.
Bijna terstond werd dé deur geopend. Een
grijsaard, in wien men dadelijk een suden,
trouwen (dienaar van de bewoners herkende,
vroeg verbaasd: „Wat verlangt gij, burger?"
„Een plaats in uw stallen voor onze paar-
aen, en avondmaal voor mijn mannen en
voor mij en «enige bossen stroo ergens in
een hoek, opdat wij vannacht goed kunnen
slapen."
Jean Delizes v^aag scheen den grijsaard te
verontrusten, Htt aarzelde schans met z;jn
antwoord, toen opeens uit eender kamers een
is-'v- v.ctv te voorschijn trad, wier schoon
helü den officier in verwarring' bracht. Met
haar slanke gestalte, haar blonde haren en
Ufauwo oogen, haar aristocratische manieren
onder a eenvoudige zwarte japon deed zij
zie* maar a/Tè gégd kennen als een dier adel
lijken, aan wie de be vol u tie zulk een doode-
ij ken haat gezworen had.
„wat is er, Jbhanr rröó-g zij aan den
Knecht.
Julian 'herhaalde met bevende stem de
vraag1, die de officier hem gedaan had. Deze
meende zich tegenover de schoone jonge
vrouw te moeten verentschuldigen.
„Hot spijt mij meer dan ik u zeggen kan,
burgeres," zoo begon hij, „dat ik het u bier
lastig moet maken, maar het zal niet lang
duren. W vertrekken weer bij het krieken
van den dag."
„U behoeft u niet te verontschuldigen, lui
tenant" was het kalme antwoord. „Wij zijn
go'-te patriotten en de soldaten der republiek
zullen het goed bij ons hebben. In de stallen
is ruimte te over voor uwe paarden. Voor uwe
mannen hebben we eten en slaapgelegenheid
in overvloed. Wat u zeiven betreft, ik hoop,
dat u ons de eer wilt aandoen met ons aan te
zitten en in het kasteel zelf te overnachten."
„Zoudt u mij niet willen zeggen, aan wie
ik die welwillende ontvangst te danken heb?"
vroeg Jean Belize.
„Ik neet Adèle de Brieu," antwoordde de
edeivrouw. Mijn ouders zijn dood, en ik
leef nier alleen met mijn bedienden op het
kasteel."
„Alleen! En dat zonder eemge bescher
ming," iep de officier. „Maar dat is in tij
den van oorlog en revolutie zooals deze hoogst
ge vaa. lijk. mejuffrouw. De slag, die gisteren
hier in de nabijheid geleverd is, heelt u
aan de ernstigste gevaren blootgesteld."
„Eu was ik dan niet onder de hoede van
God?" antwoordde de jonge vrouw. „Terwijl
er li ier zoo diclit bij gestreden werd, heb ik
gebeden voor de zegepraal der Fransche wa
penen, en God heeft mijn gebed verhoord.
Wanneer Jean Delize niet zoozeer onder
den indruk was geweest van de bekoorlijk
heden der jónge edelvrouw, zou hij zeker wel
eenigszins achterdochtig zijn geworden over
de uitdrukking van verbazing, die de woor
den d'f-r jonge dame op het gelaat van .ion
ouden dienaar te voorschijn r epen. Maar hij
zag en hoorde niemand anders dan Adèle
de Brieu, en dacht geen oogenblik aan de ulo-
gelükheid dat zij, in de gedachte aan net
gevaar, dat de .onverwachte komst der sol la
ten Voor haar opleverde, tegenover hem, den
republikeinsche; officier, slechts een rol
speelde.
Hij kwam zelfs niet op die gedachte, toen
Adèle de Brieu tijdens het levendig onder
hond, dat aan tafel gevoerd werd, Dumou-
riez hemelhoog prees, ofschoon deze revo
lutie-generaal nu juist niet op de kasteelen
der edelen zijn warmste vrienden placht te
vinden.
Toen Jean Delize afscheid nam om zijn
legerstede op ter zoeken, was hij zich helder
bewust hier den schoonsten avond van zijn
leven te hebben doorgebracht.
Nauwelijks lag hij te bed, of hij sliep, en
de heerlijkste droomen kwamen hem bezoe
ken. Plotseling echter schrikte hij weer wak
ker. Bij het licht van een nachtlampje, dat
onder het hereik zijner hand op een tafeltje
stond, keek hij op zijn horloge. Het was mid
dernacht en hij legde zich weer rustig neer.
Hij sloot de oogen en trachtte opnieuw in te
slapen, maar een dof gedruisch, uit het park
van het kasteel komende, trok zijn aandacht:
het zand der oprijlaan kraakte onder de
schreden van oen aantal menschen.
Hij sprong uit zijn bed, trok haastig een
paar kleeding stukken aan en rukte het ven
ster open om te zien wat het was. En bij het
licht der volle maan, die over geheel het
tooneel haar helder schijnsel wierp, zag hij
haastig en in stilte een vijftiental mannen
het kasteel verlaten; wier uniform hen als
tot het koninklijke leger behoorende deed
kennen. Sommigen van hen hadden den arm
in een doek, van anderen was het voorhoofd
verhonden; weer anderen liepen mank of
moesten zich door hun makkers doen onder
steunen. Mejuffrouw de Brieu stond op het
hordes met den vinger op de lippen om hen
aan te sporen alle gedruisch zooveel mogelijk
te vermijden.
Toen begreep Jean Delize alles. Die ge
kwetsten waren overwonnenen nit den slag
bij Valmy, waren eenige dier vluchtelingen
die hij de opdracht had te achtervolgen. Ze
waren na den slag gastvrij op het kasteel
ontvangen, hadden zich daar verborgen ge
houden. En nu begunstigde de schoone chate
laine bun vlucht, die zeker slagen zou, daar
het kasteel in de onmiddellijke nabijheid van
de grens lag. Het was dus geweest om alle
gedachten aan de tegenwoordigheid van
vluchtelingen op het kasteel te doen verdwij
nen, dat Adèle de Brieu zich zoo gastvrij en
voorkomend had betoond.
Woedend dat hij zioli door dit jong» meisje
had laten beetnemen, stiet Jean Belize een
luiden kreet uit in de richting der bijgebou
wen, waar zijn mannen sliepen, terwijl bij
tegelijk zijn beide pistolen in de lncht af
schoot. Overtuigd dat zijn dragonders op het
hooron der schoten terstond zonden komen
toesnellen, ijlde hij de trappen af om zich
aan hun hoofd te stellen en de vluchtelingen
gevangen te nemen. Maar in de vestibule ge
komen, zag hij tot z'n groote verbazing freule
de Brieu met de armen over elkaar gekruist
en met schitterende oogen tegen de gesloten
deur staan.
„Belet mij toch niet deze ongelukkigen te
heipon vluchten," smeekte zij.
„Zij hebben de wapenen opgenomen tegen
hun vaderland, en dus den dood verdiend,"
sprak hij barscli.
Met dreigend gebaar deed hij een stap naar
voren, maar kloekmoedig antwoordde Adèle:
„glechts over mijn lijk zult ge thans het
kasteel verlaten."
Verbaasd staarden de toegesnelde bedien
den naar do jonge vrouw, die geheel alleen
den toornigen revolutieman dorst te weer
staan.
Zoo groot was de vastberadenheid, die
Adèle de Brieu aan den dag logde, dat de
jonge officier zich voor een oogenblik mach
teloos tegenover haar gevoelde. Zoo bleven
ze eenige oogenblikken staan tot freule de
Brieu's oogen begonnen te schitteren van
vreugde hij de gedachte, dat haar bescherme
lingen gered waren. Die vreugde had echter
niets beleedigends voor den overwonnene,
want de dankbaarheid gaf een zachter en tee-
derder uitdrukking aan haar gelaat.
„In liet belang uwer vrienden," sprak de
officier eindelijk, „moet ik u raden mij door
te laten. Anders nemen mijn dragonders ze
stellig gevangen."
Van uw mannen hebben we niets te vree
zen," lachte Adèle do Brieu a rooi ijk, „ze
zullen niet eens door een kanonschot gewekt
worden na het flinke souper en den heerlij
ken Moezel wijn, dien ze genoten hebben."
„Wat, hebt gij mij bedrogen?" verweet hij
„Bedrogen? Neen, ik bewonder Dumouriez,
ui ben ik geen republikeinsche. En boven
dien, ge loopt immers hoegenaamd geen ge
vaar door die ongelukkigen te laten ont-
'snappen! Hebt gemisschien opdracht gekre-
'gen den geheelen nacht door jacht te maken
op die arme overwnonnelingen? En door hun
de vrijheid te laten, hebt ge recht verworven
op mijn achting en dankbaarheid."
Hij bracht de hand der jonge vrouw aan
zijn lippen en keerde naar zijn kamer terug.
En terwijl Adèle de Brieu en haar bedienden
de deuren sloten, zag Jean Delize van uit het
venster zijner slaapkamer de laatste vluchte
lingen in de verte verdwijnen.
Den volgenden morgen nam hij van de on-
g'i edelvrouw afscheid.
Anteursrecul voorbehouden.
Kathedrale kerk ST. BAVO.
(Leidsclio vaart.)
ZONDAG, 4de Zondag \an de vasten.
De H.H. Missen om 6, 8 etn 9 uur en om half
1.1 uur de Hoogmis; 1 uur Catechismus iu de
k. rk. Half 7 (Lof met Meditatie. Vóór het Lof
h-t B.'zenhoedje.
Om 4 uur oefeningen voor de kinderen
der Edel wacht. Deze oefeningen zijn alleen
en uitsluitend toegankelijk voor de kinderen.
MAANDAG, 7 uur Zielenlof met Rozen
hoedje voor de geloovige zielen.
V DENSDAG, onder de H. Mis van kwart
'over 8 zullen de kinderen van de 3e, 4e, 5e
en 6e klas gezamenlijk hun Paaschcommunie
houden.
DONDERDAG, 's avonds van 6—half 8 ge
legenheid om te biechten.
VRIJDAG, le Vrijdag der maand, bijzon
der toegewijd aan de vereering van het JEt.
Hart en tevens dag van aanbidding. Om 8
uur gezongen H. Mis in de Sacr.kapel voor.
do levende leden van de Vereeniging der
Eeuwigd. Aanb. Na deze Mis korte acte
van Eereboete. Het H. Sacrament blijft ter
aanbidding uitgesteld tot 11 uur en 's mid
dags van 34 uur. Kwart over o luide
aanbidding.
'Aè TERDAG, 7 uur Rozenhoedje in de Ma-
r,a-kapcl.
A.s. Zondag Passiezondag.
Parochiekerk van den H. Joseph.
ZONDAG, de stille H.H. Missen te 7 uur
en half 9; Hoogmis te half 11; half 2 oe
fening van de Edelwacht; half 5 Congregatie
met uitstelling.
_'s Avonds 7 uur Lof met Lijdensmeditatie.
MAANDAG, 8 u. voor den heer Franciscus
v. iBuchem, als lid der Broederschap van
de H.H. Mart. van Gorcum.
DINSDAG, 'sav. .7 uur Congregatie met
uitstelling.
DONDERDAG, van 6—8 uur gelegen
heid om te biechten.
's Av. half 8 Lof met gebeden voor den
vrede.
VRIJDAG, le Vrijdag der maand, bijz.
toegewijd aan de vereering van Jezus' God
delijk Hart. De H.H. Missen te 6, 7, 8 en
half 10. Té 7 uur gezongen H. Mis voor
de leden der Broederschap van het H. Hart;
's avonds te half 8 plechtige oefening van
den H. Kruisweg.
Van 6—half 8 gelegenheid om te biechten
voor kinderen.
Met zulk een zak meet men zijn lichaam ver
gelijken. Gelijk een wijs koopman rijke stoffen
opbergt in gewone zakken, en gewone stoffen
niet in rijke zakken,zoo moeten wij ons ge
woon, alledaagsche lichaam, tenzij we dwaas
willen zijn, niet opbergen in kostbare gewa
den.
Het is niet goed, zltdl to bedienen van op
vallende kledeerdraeht- De profeet Sophonias
sprak uit God naam tot het volk van Israeël:
„Ik zal bezoeking brengen over allen, die ge
kleed zijn in uitheennohe kleederdracht" Het
dragen van uitheemse1'"3 kleedij was toen waar
schijnlijk een blijk ran heidenche gezindheid.
Wat voordeel brengen u toch al di% wissel
kleederen in uw kasten en laden. De Heilige
Jaeobus roept u toe: „Vielaan nu, gij rij km,
weent en jammert om de ellenden, die u over
komen. Uw rijkdom is vergaan en uw kleederen
zijn door de mot verteerd."
Werkelijkheid in de kleeding past mannen
nog minder dan vrouwen. De Wijsheid Gods
roept iedereen toe: Praal nimmer met uw
kleedij.
De Heilige Bernardus zeide: Wie groot gaat
op zijn kleed, gelijkt den galeiboef, die groot
gaat op de likteekens zijner boeien: 't is immers
tengevolge van Adams zonde, dat wij verplicht
zijn ons met kleederen te bedekken.
Vernederend is het ook voor zulk een edel
schepsel, als de mepsch is, zijn schoonheid af
te bedelen van de lagere schepselen, gelijk toch
kleederen zijn.
Verkies toch de schoonheid der ziel boven de
schoonheid des lichaams. De Heilige Auguati-
nus zeide terecht: Zoek niet te behagen door
uw kleed, maar door uw karakter.
Wel is 't aan te prijzen, dat men zich wacht
voor smet en onzindelijkheid. Seneca zeide
reeds: Uw kleed zij noch gezocht, noch onzin
delijk, ,En de Heilige Hieronymus deelde dit
gevoelen, want hij schreef: Opsmuk en smetten
zijn beide te vermijden. Ook dit: Noch gezochte
slordigheid, noch ijdele pronkerij, verdienen de
lofprijzingen der menschen.
Maar wacst u vooral, dat uwe kleederen niet
besmeurd zijn met het bloed der zonde, door
dat, gij ze verwerft met ongeoorloofde middelen.
God sprak tot Israël door den profeet Jeremias:
„Aan uwe vleugelen is bloed bevonden van ar
men en onschuldigen." Vleugelen zijn de zoo
men der mantels, waarmede de vrouwen der
woekeraars en dieven zich optooien, en die do
prijs zijn van de tranen der armen. Mot zulke
vleugelen vliegd men ter helle, en niet naar
den hemel: en in de plooien van die kleederen
vindt men twee soorten van bloed: het bloed
der armen, dat is:hun rechtmatig bezit, want,
zegt de Schift niet: het bróód der behoeftigerr
is hot leven der armen: wie dat wegneemt is
een man (les bloeds? Het andere bloed, dat
kleeft aan de onrechtvaardig verkregen klee
deren, is 't bloed van den wederrechtelijken be
zitter zelf: want zijn kleed zal hem geen zegen,
maar dood en verderf brengen.
Rij 't lezen van deze regelen', zoo' waar, zoo
eenvoudig, zoo spreuk krachtig, denken we on
willekeurig aan Thomas Kempis.
Mogen toch minsten» geen Katholieke vrou
wen en meisjes in 't warme seizoen weer aan de
zedigheid en ingetogenheid groot verlof gaan
geven I Aangezien echter de domste mode erger
is dan de verstandigste vrouw, kan men niet
te dikwijls terugkomen op de Christelijke be
ginselen betreffende kleeding.
Honderd jaar geleden, toen de „sjaal" in do
mode was, schreef de allesbehalve Christelijke
Jean Paul Richter: „Weinige mannen bedenken
het zedelijk gewichtige van het over straat
gaan, waarbij men aan duizend verscholen,
oogen achter de vensters en in alle hoeken, zon
der het zelf te zien of te weten, onderweg of
een goed of een kwaad voorbeeld geeft. Maar
de vrouwen zien dit beter in." 't Is te hopen,
dat vrouwen dit nu ook inzien en er wat min- i
der op uit zijn, de aandacht te trekken.
Gelukkig de vrouw, gelukkig het meisje, g<H
lukkig al wie haar moeten zien en met haan
moeten omgaan, zoo de wijze vermanningen
van den Heiligen Petrus mèèr instemming gaan!
vinden, dan de dolle voorschriften eener mode,
dio door haar smaak hare heidensche bron veH
raadt. j
Uw sieraad, zegt 'lan Sint Petrus tot Héj
vrouwen, zij niet uiterlijke opschik van haar*,
vlecht en omhang van goudwerk of kleeder*
pracht, - doch uw sieraad rij de vevborgeni
mensch dos harten, in den onvergankeüjken tooi
van een zachtmoedigen en ingetogen geest, die
kostbaar is in het oog van God.
,T. ZEIJ, S. J.