NIEUWE IlilL MANT
EE VALSCHE ERFGENAAM.
Iets over den Arbeider.
chagcheistraat 7-9 Mie Anaps
RIJWIELBANDEN
DE OORLOG
Goedkoopst Adres
K. J. v. tl. MEER,
STATEN - 6 £N ERA AL.
FEU1LLETOÜ
STADSNIEUWS
Woensdag 12 AprilTweede Blad
O
VERSPRCTDF BFRfCHTFM
25)
Tarief en arbeider.
Wanneer de bloedige oorlog geëindigd zal
zijn, zal de economische oorloguitbreken.
Duitschland moet van de wereldmarkt geweerd.
Engeland zal er zijn vrijhandel voor opofferen.
'Dan staat het kleine Nederland vrijwel geheel
alleen tusschen de protectionistische reuzen,
alleen omhoog houdend de vaan van vrijhandel,
d. w. z. slechts éénzijdigen vrijen invoer.
Verheffend gezichtJa, wellicht voor de geleer
den die in hunne theorieën tot den alleen-zalig-
tnaker.L,en vrijhandel besloten.
Maar zal de Neaerlandsche arbeider er mede
gebaat zijn?
Wij betwijfelen het sterk. En dit is voor ons
voldoende reden om tegen alle anti-tariefgegil
toch onze stem te verheffen en den arbeider om
zijnentwil aan het Tarief te herinneren.
De arbeiders hebben in 1913 het Tarief-Kolk
man mede vermoord.
En toch was dit ontwerp zoo fel bestreden,
zoo weinig gekend beslist vóór den werkman,
daar deze als consument angstvallig werd
ontzien en als producent en loontrekkende in
betere conditie werd gesteld.
Men zal mij niet gelooven.
Doch na den vrede zal wellicht noodgedwon
gen onvoorbereid en in haastigen spoed een
ander Tarief, veel zwaarder, aan Nederland
gorden opgedrongen. Zouden de arbeidsleiders
Le tariefkwestie niet reeds nu onder de oogen
gaan zien? Zij durven niet, gezien 't verleden?
Die vrees is ongegrond. De arbeider heeft ge
zonde hersenen en indien hij het tariefvoordeel
inziet, zal hij niet hardnekkig zijn dwaling
handhaven, maar hij zal eerbied hebben voor liw
heldhaftigheid, leiders, die deze précaire kwestie
hebt durven ter hand nemen.
Het is onmogelijk deze kwestie in twee blad-
ziiden te ontwikkelen en te verdedigen.
"Wij wijzen slechts op het belang der arbeiders
inzake Tarief, terwijl wij hopen in eene brochure
deze zaak nader te behandelen.
l Wij weten wel dat de onweersproken betoogen
van den tariefkenner Mr. Dr. Jan van Best, als
zijnde een „rechische", ter zijde worden gelegd.
Hoe jammer voor den arbeider!
Maar lees dan de geschriften van de liberalen
Jannink, Siruve en van Dusseldorp, welke met
klem het Tarief als een arbeidersbelang hebben
aanbevolen.
Of, waar van rechts niets goeds kan komen,
jaat ik u dan mogen wijzen op den onvervalschten
liberaal Mr. Pijnappel, geprononceerd pro-Ta-
lefstrijder, die zijn brochure deed publiceeren
onder den titel „Arbeid en bescherming".
Laat ik aanhalen de woorden van den consul-
generaal te Parijs voor eenige jaren (M. J. H.
van Lier), welke zegt:
„Een verhoogd tarief zoude in Nederland
zoowel aan den industriëel als aan den werk-
«man en den verbruiker ten goede komen. Bij
«wering van vreemd fabrikaat, dat thans zoo
«gemakkelijk wordt ingevoerd, zou de Nederland-
«sche industriëel zijne zaken zien toenemen, de
«werkman zou geregeld arbeid vinden en hooger
«loon verdienen en de verbruiker zou goedkoop er
«artikelen verkrijgen."
Zóó zouden wij bet niet durven zeggen. Wij
reflitschen. Dat tegelijk de verbruiker, dus ook
de werkman, goedkooper uit zou zijn, en ander
zijds het loon zou zien stijgen, dit is een aan-
toonen van een dubbel voordeel en wij willen
ons liever houden aan Mr. van Best, die (aan de
hand van Helsdingen's arbeidsbudget van
f 16) de verteringsvermeerdering van den werk
man berekende op 2.66 per jaar. Hoewel on
weersproken, willen wij dit bedrag verdubbelen
en nemen wij desnoods aan: f 0.10 per week.
Maar als wij anderzijds aantoonen dat het
v Tarief het loon met meer dan f 0.10 per week
zou doen stijgen, hadden wij ons pleit gewonnen.
Doch daarvoor is meer ruimte noodig.
Evenwel besluiten wij met de verwijzing naar
onze protectionistische oosterburenIn de laatste
30 jaren vóór den oorlog stegen in Duitschland
de loonen gemiddeld 50 pCt., in enkele nijver
heidstakken zelfs 100 pCt. Nergens werd een
dergelijke loonsverhooging bereikt. Stel daar
naast het volgende feit: In 1883 was het
vleeschverbruik in Duitschland per jaar en per
hoofd 30 K.G. In 1912 was dit geklommen tot
52.7 K.G. In Nederland bleef het vrijwel sta
tionair en is het nog slechts (vóór den oorlog)
33.08 K.G.
Wij willen eindigen met het volgende wel
sprekende staatje:
Per duizend inwoner» gerekend werkten In
1913 in Duitschland:
Uit Rusland 1.1 personen.
Oostenrijk-Hongarije 13
Italië 3
België 2 ff
Denemarken 8.5
Nederland 24.6
Wij meenen goed te doen de arbeiders ie wijzen
op het Tarief, als bevattende een hunner belan
gen.
Haarlem. Mr. BOMANS.
Adv. 4019
V'
MINISTER ASQUITH OVER
DE REDE VAN BETHMANN
HOLLWEG.
Aan een feestmaal, gegeven ter eere van de
Fransche parlementaire gedelegeerden, die in
Engeland thanB op bezoek zijn, heeft de Engel-
sche minister-premier, Asquith, die het feest
maal voorzat, Zondagavond een rede gehouden,
waarin hij vrijwel uitvoerig de rede van den
Duitschen rijkskanselier besprak.
In een gedeelte onzer oplage van gisteren
hebben wij met een enkel woord daarvan reeds
melding kunnen maken en thans komen wij,
ingevolge ons voornemen, daar nader op terug.
Engeland en Frankrijk.
Asquith begon met een toost uit te brengen
op den President van de Fransche republiek en
zeide daarbij, dat de betrekkingen tusschen
Groot-Britannië en Frankrijk nu reeds sedert
vele jaren op duurzamen en, naar bij ver
trouwde, onwrikbaren grondslag gevestigd zijn.
Die betrekkingen zijn tijdens de beproevingen
van dezen oorlog betrekkingen geworden niet
alleen van vriendschap, maar van intimiteit en
Geen vredesgeneigdheid.
Dezer dagen heeft de Duitsche rijkskanselier,
zoo ging Asquith voort, opnieuw een beroep ge
daan op de sympathiën der neutrale wereld
voor bet wreede lot van Duitschland, „dat een
zoo misverstaan beminnaar van den vrede is."
De kanselier verklaarde, dat hij op 9 Februari
zijn bereidwilligheid betuigde om vredesonder
handelingen aan te gaan, maar dat toen, gelijk
nu, de vijand, weigerde er op in te gaan.
Asquith toonde nu aan, wat volgens zijn
meening de rijkskanselier met deze bereid
willigheid bedoelt. Dat was n.L, dat het initia
tief voor vredesvoorstellen zou komen van de
Entente en de beslissing aan hem, den kanse
lier z»u zijn. Met andere woorden, zoo betoogde
de heer Asquith, wij zouden de houding moeten
aannemen van den verslagene tegenover den
zegevierenden tegenstander. Wij zijn echter
niet verslagen. Wij zullen niet verslagen wor
den en de geallieerden zijn door een plechtige
overeenkomst verplicht geen afzonderlijken
vrede te vragen of te aanvaarden.
De voorwaarde, waaronder wij bereid zijn
vrede te sluiten, is deze, dat de bedoelingen,
waarmee wij de wapens opvatten, zullen zijn
bereikt. Die bedoelingen zijn door mij uiteen
gezet, reeds in November 1914. Ik zeide toen
o.a., dat wij het zwaard niet zullen opsteken,
eer de militaire overheersching van Pruisen
volkomen en voor goed zal zijn vernietigd.
Het oorlogsdoel der Entente.
Verder betoogde minister Asquith, dat Groot-
Britannië en ook Frankrijk niet ten oorlog gin
gen om Duitschland te worgen, niet om het van
de kaart van Europa weg te vagen, niet om zijn
nationaal leven te vernietigen of te verminken,
zeker niet om het te bemoeilijken in de vrije
uitoefening van zijn vreedzame pogingen.
Wij werden zoowel hier als in Frankrijk
zoo zeide hij er toe gedreven de wapenen op
te nemen, teneinde te beletten, dat Duïtsoblaiid,
waarom we in dit geval wel Pruisen mogen zeg
gen, een militaire bedreiging van zijn buren
zou zijn en deze zou gaan overheerschen.
Het doel van de geallieerden in den oorlog is,
cm dit te beletten en den weg te banen voor een
internationaal stelsel, dat het beginsel zal ver
zekeren van gelijke rechten voor alle beschaafde
staten.
Wij willen als resultaat van den oorlog de
erkenning van het beginsel, dart internationale
problemen moeten worden behandeld door vrije
onderhandeling onder gelijke voorwaarden tus
schen vrije volken en dat deze regeling niet
langer zal worden belemmerd en onderdrukt
door den overmachtigen invloed van een regee
ring, die in handen is van een militaire kaste.
Dat is wat ik bedoel met de vernietigug van de
militaire overheersching van Pruisen. Niets
meer, maar ook niets minder.
De toekomst van België.
Sprekende over 't lot van België, Polen, Servië,
Montenegro, zeide de beer Asquith: De gealli
eerden zijn de kampioenen niet alleen van de
verdragsrechten, maar ook van de onafhanke
lijke staten en van de vrije ontwikkeling der
zwakkere landen.
De pc ging om Pruisisoh-Polen te verduit-
sehen ia in de laatste twintig jaren het voort
durend streven geweest en tevens de groote mis
lukking van de Pruisische binnenlandsehe po
litiek. Wat zal het Vlaamsche ras denken van
het vooruitzicht, dat de kanselier hun voor
houdt, van buurgenootschappelijke samenwer
king met de Duitschers, die zijn kerken ver
brandden, zijn steden plunderden, zijn velden
verwoestten en zijn vrijheden vertrappen.
Mijn antwoord aan den kanselier is zeer een
voudig: De geallieerden wenschen het oude
België herleefd te zien en zijn vastbesloten dien
wensch te verwezenlijken. Wü zuilen-niet dul
den, dat België voortdurend zal blijven lijden
door de moedwillige en schandelijke invasie.
Zijn vrijheid en hetgeen geruineerd is, moet
worden hergeven en hersteld.
De Duitsche duikboot- en
de Engclsehe blokkade-oorlog.
Ten aanzien van de zwakke, lauwe poging van
den kanselier om den duikbootenoorlog te recht
vaardigen, zeide minister Asquith, dat de ge
allieerden door van hun oppermacht ter zee
gebruik te maken om eoonomisehen druk te
oefenen op de vijanden, slechts een recht uit
oefenden van den oorlogvoerende, dat erkend is
door elke strijdende macht in de oude en nieuwe
werelden en dat zij poogden en nog pogen om
zooveel mogelijk de daaruit voor de neutralen
voortvloeiende moeilijkheden te verzachten.
Zij zijn bereid de wettigheid van al hun maat
regelen te rechtvaardigen, welke berusten op
beginselen en geest van-het volkenrecht, toege
past volgens de eischen van den modernen
oorlog.
Deze maatregelen worden uitgevoerd op een
wijze, waarbij strikt rekening wordt gehouden
met de humaniteit. Er i& geen enkel voorbeeld,
dat een neutraal leven verloren ging door de
maatregelen van de blokkade der geallieerden.
De Duitsche duikbooten-oorlog begon en ont
wikkelden zich lang voor onze Order in Council
van Maart 1915 en werd onbarmhartig gevoerd
zoowel tegen neutralen als tegen oorlogvoeren
den met flagrante schending van het volken
recht en do beginselen der mensebelijkheid.
Aanval op den kanselier.
Zijn rede besluitend zeide Minister Asquith:
Laat ons dankbaar zjjn, dat wij voor de uiteen
zetting en verdediging van onze zaak niet toe
vlucht hebben te nemen tot het verdraaien van
de feiten en tot de sophismen, gelijk de kanse
lier. Wij geallieerden strijden zijde aan zijde
voor de grootsche zaak met waardige middelen,
met reine handen en zuiver geweten. En gelijk
we den wil hebben, zoo hebben we ook bet ver
trouwen, dat we de macht hebben de vrijheden
van Europa te handhaven.
De Russische minister Sjoewajef
over den oorlog.
Nog zeer onlangs i8, na8r men weet, in Rus
land weer een nieuwe minister van oorlog aan
het bewind gekomen en deze heeft het noodig-
of nuttig geoordeeld vermoedelijk in het be
lang der Russische binnenlandsehe politiek,
waaraan nog al eens iets hapert zijn meening
te zeggen over de taak van Rusland en over het
geen de wereld te wachten staat.
Minister Sjoewajef heeft namelijk, volgens
een bericht uit Stocho'm aan het „Berl. Tagebl."
verklaard, dat de hoofdtaak van Itusiand bestaat
in een beslissende overwinning der oentralen.
Het is dus van het hoogste belang zegt
Sjoewajef, er voor te zorgen dat aan het
leger al het noodige ter beschikking wordt ge-
steld. Dientengevolge moeten groote eischen
aan de fabrieken van oorlogsmateriaal worden
gesield en moeten ook in het bijzonder de ont
wikkelde kringen tot. dienstneming in het leger
woiden gedwongen.
Zeer spoedig is het te verwachten, zegt hij,
dat de studenten zullen worden opgeroepen
om opgeleid te Worden tot deri 'officiersrang.
Da minister legde er den nadruk op ,dat de
oorlog naar alle waarschijnlijkheid nog zee#
lang zou duren. Men moet derhalve geen onmo
gelijke lilusies over een spoedigen vrede koes
teren.
Aug. van Cauwelaert gewond.
De Belgische oorlogscorrespondent van „De
Tijd" meldt aan zijn blad, in de eigenaardige,
Vlaamsche taal, een uitvoerig verhaal over de
verwonding van mr. Aug. van Cauwelaert, die
als oud-student van Leuven ook hier zijn vrien
den telt en als dichter, ook in Nederland, naam
verwierf. Het is een broeder van het bekende
Vlaamsche Kamerlid, dr. Frans van Cauwelaert.
Aan het verhaal van den correspondent ont-
leenen wij het volgende
Tijdens een episodisch gevecht, waarin ten
volle zijn prachtige hoedanigheden van moed,
behendigen vechtlust en uitmuntendo aanvoer
ders-eigenschappen schitterden, sneuvelde hij
en werd door de zijnen voor dood opgenomen.
Vervoerd naar het hospitaal te Hoogstaede bij
Veurne herkreeg hij zich langzaam. Hij bleek
door een schot in de longen zwaar verwond te
zijn. Zijne familie in Nederland moet zich maar
niet al te ongerust maken, daar de dokter ven
het eerste veldhospitaal achter de frontlijn mij
de verzekering gaf, dat het door een veldtocht
van ruim een jaar geharde gestel van den ge
wonde het kwade geval te boven zal komen. Hij
geniet overigens de zorgen van Dom France
de Wyels, prior van Afligghem, die van kinds
been af vertrouwd met hem was en wiens zus
ter zijn oudsten broer huwde.
Op zijn ziekbed is Aug. van Cauwelaert ge
ridderd, en ik moet zeggen, dat zelden een kruis
zoo heldhaftig werd verdiend. Een jaar lang
verbleef bij nagenoeg zonder verlof in de voor
ste linies, altijd even prachtig van edelmoedig
heid, zelfopoffering en voorbeeldige plichtsbe
trachting. Niemand werd dan ook meer bemind
door zijn jongens dan deze aanvoerder.
Nog den 19en Maart had zijn sectie bezoek
ontvangen van koning Albert, die zich vrien
delijk met hem onderhield. Dat was nota bene
30 meter van de vijandelijke stellingen en onge
veer ter plaatse, waar thans de trouwe-soldaat,
die met zijn koning voor de rechtvaardigste
zaak der wereld strijd, gevallen is.
DE EERSTE KAMER.
Een Comité-Generaal.
Het is dan gisteren toch gekomen tot een
comité-generaal der le Kamer.
Het bleek, dat het verzoek daartoe was uit
gegaan van den heer dr. A. Kuijper en 8 andere
leden, namens wie Dr. KUIJPER het in de
zitting, die door alle ministers, behalve de heer
Lely, die in de Tweede Kamer moest aanwezig
zijn, werd bijgewoond, toelichtte.
Spr. wilde niets afdingen op de houding van
het Kabinet op internationaal gebied en achtte
dat het degelijke en flinke optreden van het
Kabinet Nedenand heeft gesterkt, maar hij was
van oordeel, dat, de zaak beziende uit consti
tutioneel oogpunt, de Regeeriftg, die aan de
Tweede Kamer zelfstandig deed t aanbod om
mededeelingen te doen, zich tegen de 1ste Ka
mer evenzoo had moeten gedragen.
Zulk een onderscheiding te maken tusschen
Eerste- en Tweede Kamer is. betoogde spr., uit
constitutioneel oogpunt niet houdbaar. De
Eerste Kamer draagt evengoed een zware ver
antwoordelijkheid als de Tweede en zij heeft dus
eveneens recht op de noodige toelichtingen. Die
verantwoordelijkheid moet ook actief zijn, wan
neer nl. de Kamer het noodig acht inlichtingen
te vragen. Vooral wanneer het geldt internatio
nale aangelegenheden
De Minister van Binnenlandsehe Zaken, de
heer GORT VAN DER LINDEN, zeide zich
met 't betoog van dr. Kuijper grootendeels te
kunnen vereenigen, maar dat de zaak deze was,
dat de Tweede Kamer toevallig bijeen was en
de Eerste niet en dat 't een groot verschil
maakt of de Regeering mededeelingen doet aan
de Kamer die bijeen is dan dat zij een Kamer
opzettelijk bijeen roep. Indien toevallig de Eerste
bijeen was geweest en niet de Tweede was de
toestand juist omgekeerd geweest. Daarin nu
ligt de verklaring voor de houding der Regee
ring. De Regeering was daarom onmiddellijk
bereid aan het verlangen van de Eerste Kamer
te voldoen. Het ging er dus niet om dat deze
gepasseerd zou worden
Na re- en dupliek ging de Kamer in Comité-
Generaal over. Te 2% uur werd de openbare
zitting heropend, die echter onmiddellijk weder
werd gesloten, nadat de Voorzitter had mede
gedeeld dat het in zijn voornemen ligt om de
Kamer weder bijeen te roepen tegen Dinsdag
25 April.
TWEEDE KAMER.
(Zitting van gisteren.)
Staatsbedeeling.
De zitting van gisteren werd, daar de heer
Borgesius door .eene ongesteldheid was verhin
derd aanwezig te zijn, door den heer Schaper
gepresideerd.
De heer LIMBURG trachtte de frontverande
ring der vrijzinnigen ten aanzien van het ver-
zekeringsvraagstuk goed te praten en deed
daarbij opmerken, dat z. i. debr de aanneming
van 't amendement Duijs op de wet-Talma het
stelsel van de ouderdomsverzekering was over
boord geworpen en dat daarom de minderheid,
toen zij meerderheid was, werd, het recht had
die wet te laten rusten.
In wetenschappelijke beteekenis is, oordeelde
hij, premieloos pensioen een vorm van armen
zorg, doch gezien in verband met .de toestanden
en verhoudingen in ons land ten aanzien van de
armenzorg is het staatspensioen niet daaraan
gelijk. Hij verdedigde verder 't principe van
't ontwerp.
De heer TYDEMAN hield een lang betoog,
waarin hij zeide, dat, hoewel hij niet au fond
een voorstander is van staatspensioneering, hij
toch met dit W. O. zal medegaan en dat die
houding past in de door hem voorgestane apvat-
tingen. Daartoe herinnerde hij er aan, dat hij
Daarmee had Lionel al zijn onrust vergeten,
maar Rymer zocht in een zeer slechte luim zijn
hotel op, waar hij volgens afspraak met sir
^jliot en Anny het tweede ontbijt zou gebruiken.
Sir Elliot bevond zich alleen in een private
kamer en het viel den advokaat op, dat hij den
ouden heer nog nooit zoo moe en terneergeslagen
iiad gezien, zelfs niet in de dagen, toen hij te-
lergeeis den kleinzoon op het spoor zocht te
fomen. Zwijgend namen de beide mannen aan
tafel plaats.
Eindelijk begon sir Elliot. „Het is een treurige
geschiedenis. Denkt u, dat zijn gezondheid er
onder lijden zal, Rymer?"
„Ik bevond hem opgeruimd en wel," antwoord
de de advokaat. „In dit opzicht behoeft u zich
niet ongerust te maken. Hij is sterk en krachtig."
„Ja, hij heeft sterke zenuwen," zeide sir Elliot.
Een wijle alen de beiden zwijgend door, dan
was het de oude koopman weer, die het zwijgen
verbrak. Hij schijnt niet in het minst verontrust
te zijn. Niet de minste twijfel verstoort zijn
gemoedsrust. Wel maakt »ch ongerust over
Anny en mr
„Ja," zei de advocaat, een eigenaardige nadruk
leggend op dit korte woordje, „Maar het Is jam
mer, dat hij zich ophield in de uren, nadat hij
het theater had verlaten Er gaat niets boven
een alibi-bewijs! Het gerecht is altijd geneigd om
mannen te wantrouwen, die 's avonds om elf uur
geheime wegen gaafl. Was hij nog maar in de
een of andere herberg geweest! Het is, zooals u
zegt," voegde hij er nadenkend aan toe„hij heeft
wonderbare zenuwen."
,,Het zou vreesdijk zijn, wanneer hij bezorgd
heid toonde," zei sir Elliot langzaam.
„Natuurlijk,"-stemde Rymer toe, „maar bij slot
van rekening misschien toch raadzamer; Ziet u
ik spreek openhartig, sir Elliot een zenuw
achtig mensch zou greotere voorzorgsmaatrege
len treffen en zijn zelfvertrouwen zou niet zoq
overdreven zijn."
„Wat wil -daarmee zeggen
„Ik heb moeite gedaan uw kleinzoon van die
waarheid te overtuigen."
„En wat zei hij?"
t°cschouwer zoü het opgevallen zijn, dat
de beide mannen vermeden elkander aan te zien.
Kynier kende sir Elliot reeds sedert vele jaren
en nam oprecht deel in den slag, die hem trof.
„Hij zei niets," was het antwoord, „hij dankte
mij voor de waarschuwing, dat was alles."
Weer werd het stil in het vertrek Men hporde
niets, dan het tikken eener klok en het geratel
van wagens op straat.
„Ik zou willen, dat Anny zich de zaak wat
minder erg aantrok," merkte sir Elliot eindelijk
op. „Het is een droeve ervaring voor het arme
kind."
„Waarom laat u de jonge dame niet naar een
badplaats gaan?" vroeg Rymer. „ik zou het u
sterk aanraden. Het iis niet goed voor een jonge
dame zoo dikwijls een gevangenis te bezoeken.
Het zal haar nerveus en melancholiek maken en
baten kan het toch niet."
„Zij laat zich daarvan niet af brengen," ant
woordde sir Elliot, die reeds menigmaal getracht
had haar van die bezoekeq terug te houden.
„Wat kan ik er aan doen?"
„Haar van hier weg zenden," herhaalde de
advocaat op vasten toon. „U is haar pleegvader.
Geef haar iemand mee, die een vroolijk humeur
heeft en haar niet met inbeeldingen plaagt."
„Lionel zal het hard vinden," zei sir Elliot.
„Doch stil, ik hoor baar komen.»
Anny zag bleek en lijdend Zij bezat niet de
krachtige constitutie en de ijzeren zenuwen van
den jongen man, haar gezondheid leed ernstig
onder de vreeselijke spanning, waarin zij nu
reeds dagen lang verkeerde. Sinds de arrestatie
van Lionel kende zij geen ongestoorde nachtrust
meer, dikwijls lag zij in koortsachtige droomen
en onophoudelijk overwoog zij de bewijzen vóór
en tegen. Alleen de gelatenheid, het velfvertrou-
wen en de bemoedigende verzekeringen van
Lionel had-den haar nog binnen de grenzen der
zelfbeheersching gehouden.
Haar oogen gingen wantrouwend van sir
Elliot naar den advocaat en weer terug.
„Waarom hield u op met spreken, teen ik de
kamer binnen kwam, grootvader? Mag ik niet
weten, wat er besproken werd?"
„Wij spraken over zaken, kind," antwoordde
sir Elliot ontwijkend.
„Met andere woorden van Lionel, grootvader;
en wat hem aangaat, dat gaat mij ook aan."
„Natuurlijk Anny, maar er is niets nieuws
voorgevallen."
De advocaat had het jonge meisje scherp opge
nomen en ook sir Elliot zag met bezorgde blik
ken zijn pleegdochter aan, die moede op een stoel
ging zitten. Donkere schaduwen lagen onder hare
oogen en nog voor een week was zij zoo vroolijk
en levenslustig geweest!
„Anny," begon hij aarzelend, „hoe denk je er
over om eenigen tijd naar een badplaats te gaan?
Je trekt het je te veel aan en een badreisje zou je
geestelijk en lichamelijk goed doen."
Zij staarde hem met haar donkere oogen een
oogenblik aan, of zij het in Keulen hoorde don
deren. „Maar grootvader, daarvan kan geen
sprake zijn I Ik zou om niets in de wereld van
Lionel willen scheiden.".
„Maar ik wensch het ten zeerste, Anny," her
nam de oude koopman. „Lionel zal er zeer zeker
in toestemmen, wanneer het voor je gezondheid
is. Het is geen atmosfeer voor een jong meisje,
dit bestendig praten over wetten en misdaad
ondermijnt je gestel
„En wij zullen meneer Hamilton even vaak
zich altijd tegen de dwang-verzekering heelt vei
klaard wanneer deze bureaucratisch, centralisee-
rend en zonder medezeggenschap van de belang
hebbenden geschiedde.
Hij achtte dat men 't bij eene vrijwillige ver
zekering niet kan laten, al ia dan zulk een
verzekering zijn ideaal, maar dat daarnaast
moet komen eene kostelooze ouderdomsverzeke
ring aan hen, die ook zelfs eene kleine premie
niet kunnen betalen. Daar nu dit ontwerp brengt
de verwezenlijking van een der beide desiderata
van spr., zou hij er mee medegaan in de ver
wachting dat ook 't andere zal worden ver
wezenlijkt.
In zijn verder betoog komende op 't geen
men van rechts had aangevoerd, zeide spr. niet
te deelen de socialistische opvatting van het
Staatspensioen, en dat z. i. deze verzekering niet
op deze basis steunt. De uitkeering aidus was
zijne meening zal dan ook het criterium
moeten behouden, dat zij gegeven wordt aan
hen, die er behoefte aan hebben, ter voorziening
in hun levensonderhoud. Armoede behoeft geen
criterium te zijn, wel de behoefte om in eigen
levensonderhoud te voorzien.
De heer BEUMER achtte een behoorlijke be-
hanceling van het wetsontwerp niet mogelijk,
zoolang men de verzekeringsplannen der regee
ring omtrent de sociale verzekering niet kent De
regeering heeft wei gepoogd door het uitstel-
wetje den onderlingen band los te maken, maar
dat gaat niet aan, meende spr
Ook is behandeling niet mogelijk, om het ver
band met de pensioenbelasting
Maar al ware 't anders, dan nog is behap
deling niet toelaatbaar, meende spr., op g,
van de financiëele gevolgen Zoolang de otaa
zijn eigen ambtenaren geen pensioen kan gever
gaat 't niet aan duizenden anderen, die geen
ambtenaren zijn, een gratis vensioen te gever
Is 't al ernstig dat het ontwerp in dit tijds
gewricht behandeld wordt, erger noc vindt sp:
het dat dit behandeld wordt, omda' dit is eer
inbreuk op de continuïteit der wetgeving. Hn
beroep op den volkswil aanvaardde spr. niet
ren slotte hield de heer DUIJS een rede, dü
bij heden zal voortzetten, om 'f standpunt der
soc.-dem. uiteen te zetten waaraan wij ontle
nen, dat het ontwerp niet aan zijn verlangens
voldoet, maar dat hij. daar het in de richtine
van Staatspensioen gaaf, het principieel zal aan
vaarden, al gaat 't dan z. i. niet ver genoeg
In den loop der zitting deed de Voorzitter de
mededeeling,- dat heden voorgesteld zal worden
om ook 's avonds althans Donderdagavond- te
vergaderen, ten einde deze week mei de alge-
mcene beschouwingen gereed te komen en de vol
gende week niet te vergaderen.
DE K. E. M.
In druk ie verschenen het verslag dei
Kennemer Eleetriciteit Maateohappi,geves
tigd te Bloemendaal over het jaar 1915.
Wij ontleenen daaraan het volgende wat
aangaat de gevolgen van den oorlog Op 'iet
bedrijf:
Gedurende het bedrijfsjaar 1915 wae de in
vloed van den oorlog op het bedrijf nog
eteeds in hooge mate merkbaar. Wel lever
den de badplaatseu weer zeer goede resul
taten op in verband met het beeoek van
Nederlanders, die andere naar het buiten
land gaan, doch de industrieele aansluitin
gen en inkomsten bleven beneden redelijke
verwachtingen.
Voorla drukten pl.m. f 3000 moiilisatie-
looneii op 't bedrijf, alsmede een pijn. f 7000
meer aan steenkool tengevolge van steeniko-
lenprÜMiitüsring'. De in Engeland bestelde ka.
bel kwam uiterst langzaam af. Op 't oogen
blik van het opmaken van dit verelag is te
dien opzichte de toestand aldus: aanwezig
kabel Hoorn— Groot&bröek (niet gelegd);
aanwezig kabel Ursem—Hoorn (niet g. iegd).
In Manchester aanwezig 15 K.M. kabel, die
Zi er waarschijnlijk spoedig zal afkomen; nog
te ontvangen 49 K.M. kabel.
In verband met het zeer trage afkomen
van kabel hebben we helaas de gemeentel-
Beemsfer, O-eethuizen, Middelie, Warder,
Kwadfitk, Beets, Oudendijk, Ave; .born en
Grootcbroek nog niet van stroom kunnen
voorzien. Het verkrijgen van koper voor de
boven-gnond&che netten valt nogal mee, doch
de prijs van het eleetrolyti&eh zuivere koper
is op 'i oogenblik gestegen tot 1.70 a 1.80
per K.G. (vóór den oorlog 0.85 per K.G.),
zeodnt de grens bereikt en reeds overschre
den is, waarbij netbouw nog economisch mo
gelijk is.
Ee kabelprijzen zijn mede in verhand met
de koperprij®-®ti.jgmg en met de overige ver.
houdingen zoo abuormr.al, (kabal van 3 X 95
m.M2 H.S. 10000 Volts, kostte vóór den oorlog
pl.m. 4 per meter en op het oogenblik pl.m
9 per nieter) dat grootere nebbouw econo
misch is uitgesloten.
De installateurs hebben over het geheel
de prijs der lichtpunt 20 pCt. 25 pCt moe
ten verhoogen. doch blijven tot dusverre vrij
behoorlijk afleveren. De kolenprijzen in hei-
ka lender jaar 1916 (1 April 19161 April 1917)
zullen andermaal wel meer stijgen, met hoe
vee] is voorloopig oog niet bekend.
Hoewel dus al deze invloeden samen-wer-
MjaMKgMMWM—MMPWW—B'l UIII IH Wt-UaUW
blijven bezoeken, als tot heden," voegde de advo-
caart er aan toe. „Ik beloof u, cat wij niet ver-
waarloozcn zullen Naar'mijn bescheiden mee-
ning heeft meneer Elliot gelijk, mejuffrouw."
Anny keek den advocaat aan alsof zij zeggen
wilde „jelui smeden een komplot" en dan sloeg
zij haar oogen weer neer.
„Ik gevóel mij heel wel," antwoordde zij zacht.
„U behoeft zich daarover niet ongerust te maken.
Ik denker niet aan juist nu van hier te gaan."
De advokaat keek sir Elliot aan en gaf iizn
een toeken vol te houden.
„Anny, wanneer ik je zeg, dat het mijn innige
wensch is wanneer ik het al9 een gunst van
u vraag, kind?"
„Het svijt me, grootvader, maar ik kan onmo
gelijk uw wensch vervullen antwoordde het jon
ge meisje vastbesloten. „Alles, wat u van me zou
vragen, zou ik gaarne willen doen. maar dit niet.
„Zij haalde diep adem boog haar hoofd over
haar over elkander gekruiste armen en een
stroom van tranen brak los. „O grootvader, kwel
mij niet," snikte zij, „ik ben ongelukkig genoeg."
Rymer stond op en begaf zich naar het venster.
Toen hij eindelijk zich omkeerde en sir Elliot aan
keek, maakte deze een wanhopig gebaar, doch hij
antwoordde met de schouders op te halen. „Als
zij mijn kind was, zou zij vertrekken," dacht hij
bij zich zelvec, maar nu zal ze wel blijven tot
haar eigen schade, vrees ik."
(Wordt vervolgd.).