NIEUWE IlilL MANT EE VALSCHE ERFGENAAM. Iets over den Arbeider. chagcheistraat 7-9 Mie Anaps RIJWIELBANDEN DE OORLOG Goedkoopst Adres K. J. v. tl. MEER, STATEN - 6 £N ERA AL. FEU1LLETOÜ STADSNIEUWS Woensdag 12 AprilTweede Blad O VERSPRCTDF BFRfCHTFM 25) Tarief en arbeider. Wanneer de bloedige oorlog geëindigd zal zijn, zal de economische oorloguitbreken. Duitschland moet van de wereldmarkt geweerd. Engeland zal er zijn vrijhandel voor opofferen. 'Dan staat het kleine Nederland vrijwel geheel alleen tusschen de protectionistische reuzen, alleen omhoog houdend de vaan van vrijhandel, d. w. z. slechts éénzijdigen vrijen invoer. Verheffend gezichtJa, wellicht voor de geleer den die in hunne theorieën tot den alleen-zalig- tnaker.L,en vrijhandel besloten. Maar zal de Neaerlandsche arbeider er mede gebaat zijn? Wij betwijfelen het sterk. En dit is voor ons voldoende reden om tegen alle anti-tariefgegil toch onze stem te verheffen en den arbeider om zijnentwil aan het Tarief te herinneren. De arbeiders hebben in 1913 het Tarief-Kolk man mede vermoord. En toch was dit ontwerp zoo fel bestreden, zoo weinig gekend beslist vóór den werkman, daar deze als consument angstvallig werd ontzien en als producent en loontrekkende in betere conditie werd gesteld. Men zal mij niet gelooven. Doch na den vrede zal wellicht noodgedwon gen onvoorbereid en in haastigen spoed een ander Tarief, veel zwaarder, aan Nederland gorden opgedrongen. Zouden de arbeidsleiders Le tariefkwestie niet reeds nu onder de oogen gaan zien? Zij durven niet, gezien 't verleden? Die vrees is ongegrond. De arbeider heeft ge zonde hersenen en indien hij het tariefvoordeel inziet, zal hij niet hardnekkig zijn dwaling handhaven, maar hij zal eerbied hebben voor liw heldhaftigheid, leiders, die deze précaire kwestie hebt durven ter hand nemen. Het is onmogelijk deze kwestie in twee blad- ziiden te ontwikkelen en te verdedigen. "Wij wijzen slechts op het belang der arbeiders inzake Tarief, terwijl wij hopen in eene brochure deze zaak nader te behandelen. l Wij weten wel dat de onweersproken betoogen van den tariefkenner Mr. Dr. Jan van Best, als zijnde een „rechische", ter zijde worden gelegd. Hoe jammer voor den arbeider! Maar lees dan de geschriften van de liberalen Jannink, Siruve en van Dusseldorp, welke met klem het Tarief als een arbeidersbelang hebben aanbevolen. Of, waar van rechts niets goeds kan komen, jaat ik u dan mogen wijzen op den onvervalschten liberaal Mr. Pijnappel, geprononceerd pro-Ta- lefstrijder, die zijn brochure deed publiceeren onder den titel „Arbeid en bescherming". Laat ik aanhalen de woorden van den consul- generaal te Parijs voor eenige jaren (M. J. H. van Lier), welke zegt: „Een verhoogd tarief zoude in Nederland zoowel aan den industriëel als aan den werk- «man en den verbruiker ten goede komen. Bij «wering van vreemd fabrikaat, dat thans zoo «gemakkelijk wordt ingevoerd, zou de Nederland- «sche industriëel zijne zaken zien toenemen, de «werkman zou geregeld arbeid vinden en hooger «loon verdienen en de verbruiker zou goedkoop er «artikelen verkrijgen." Zóó zouden wij bet niet durven zeggen. Wij reflitschen. Dat tegelijk de verbruiker, dus ook de werkman, goedkooper uit zou zijn, en ander zijds het loon zou zien stijgen, dit is een aan- toonen van een dubbel voordeel en wij willen ons liever houden aan Mr. van Best, die (aan de hand van Helsdingen's arbeidsbudget van f 16) de verteringsvermeerdering van den werk man berekende op 2.66 per jaar. Hoewel on weersproken, willen wij dit bedrag verdubbelen en nemen wij desnoods aan: f 0.10 per week. Maar als wij anderzijds aantoonen dat het v Tarief het loon met meer dan f 0.10 per week zou doen stijgen, hadden wij ons pleit gewonnen. Doch daarvoor is meer ruimte noodig. Evenwel besluiten wij met de verwijzing naar onze protectionistische oosterburenIn de laatste 30 jaren vóór den oorlog stegen in Duitschland de loonen gemiddeld 50 pCt., in enkele nijver heidstakken zelfs 100 pCt. Nergens werd een dergelijke loonsverhooging bereikt. Stel daar naast het volgende feit: In 1883 was het vleeschverbruik in Duitschland per jaar en per hoofd 30 K.G. In 1912 was dit geklommen tot 52.7 K.G. In Nederland bleef het vrijwel sta tionair en is het nog slechts (vóór den oorlog) 33.08 K.G. Wij willen eindigen met het volgende wel sprekende staatje: Per duizend inwoner» gerekend werkten In 1913 in Duitschland: Uit Rusland 1.1 personen. Oostenrijk-Hongarije 13 Italië 3 België 2 ff Denemarken 8.5 Nederland 24.6 Wij meenen goed te doen de arbeiders ie wijzen op het Tarief, als bevattende een hunner belan gen. Haarlem. Mr. BOMANS. Adv. 4019 V' MINISTER ASQUITH OVER DE REDE VAN BETHMANN HOLLWEG. Aan een feestmaal, gegeven ter eere van de Fransche parlementaire gedelegeerden, die in Engeland thanB op bezoek zijn, heeft de Engel- sche minister-premier, Asquith, die het feest maal voorzat, Zondagavond een rede gehouden, waarin hij vrijwel uitvoerig de rede van den Duitschen rijkskanselier besprak. In een gedeelte onzer oplage van gisteren hebben wij met een enkel woord daarvan reeds melding kunnen maken en thans komen wij, ingevolge ons voornemen, daar nader op terug. Engeland en Frankrijk. Asquith begon met een toost uit te brengen op den President van de Fransche republiek en zeide daarbij, dat de betrekkingen tusschen Groot-Britannië en Frankrijk nu reeds sedert vele jaren op duurzamen en, naar bij ver trouwde, onwrikbaren grondslag gevestigd zijn. Die betrekkingen zijn tijdens de beproevingen van dezen oorlog betrekkingen geworden niet alleen van vriendschap, maar van intimiteit en Geen vredesgeneigdheid. Dezer dagen heeft de Duitsche rijkskanselier, zoo ging Asquith voort, opnieuw een beroep ge daan op de sympathiën der neutrale wereld voor bet wreede lot van Duitschland, „dat een zoo misverstaan beminnaar van den vrede is." De kanselier verklaarde, dat hij op 9 Februari zijn bereidwilligheid betuigde om vredesonder handelingen aan te gaan, maar dat toen, gelijk nu, de vijand, weigerde er op in te gaan. Asquith toonde nu aan, wat volgens zijn meening de rijkskanselier met deze bereid willigheid bedoelt. Dat was n.L, dat het initia tief voor vredesvoorstellen zou komen van de Entente en de beslissing aan hem, den kanse lier z»u zijn. Met andere woorden, zoo betoogde de heer Asquith, wij zouden de houding moeten aannemen van den verslagene tegenover den zegevierenden tegenstander. Wij zijn echter niet verslagen. Wij zullen niet verslagen wor den en de geallieerden zijn door een plechtige overeenkomst verplicht geen afzonderlijken vrede te vragen of te aanvaarden. De voorwaarde, waaronder wij bereid zijn vrede te sluiten, is deze, dat de bedoelingen, waarmee wij de wapens opvatten, zullen zijn bereikt. Die bedoelingen zijn door mij uiteen gezet, reeds in November 1914. Ik zeide toen o.a., dat wij het zwaard niet zullen opsteken, eer de militaire overheersching van Pruisen volkomen en voor goed zal zijn vernietigd. Het oorlogsdoel der Entente. Verder betoogde minister Asquith, dat Groot- Britannië en ook Frankrijk niet ten oorlog gin gen om Duitschland te worgen, niet om het van de kaart van Europa weg te vagen, niet om zijn nationaal leven te vernietigen of te verminken, zeker niet om het te bemoeilijken in de vrije uitoefening van zijn vreedzame pogingen. Wij werden zoowel hier als in Frankrijk zoo zeide hij er toe gedreven de wapenen op te nemen, teneinde te beletten, dat Duïtsoblaiid, waarom we in dit geval wel Pruisen mogen zeg gen, een militaire bedreiging van zijn buren zou zijn en deze zou gaan overheerschen. Het doel van de geallieerden in den oorlog is, cm dit te beletten en den weg te banen voor een internationaal stelsel, dat het beginsel zal ver zekeren van gelijke rechten voor alle beschaafde staten. Wij willen als resultaat van den oorlog de erkenning van het beginsel, dart internationale problemen moeten worden behandeld door vrije onderhandeling onder gelijke voorwaarden tus schen vrije volken en dat deze regeling niet langer zal worden belemmerd en onderdrukt door den overmachtigen invloed van een regee ring, die in handen is van een militaire kaste. Dat is wat ik bedoel met de vernietigug van de militaire overheersching van Pruisen. Niets meer, maar ook niets minder. De toekomst van België. Sprekende over 't lot van België, Polen, Servië, Montenegro, zeide de beer Asquith: De gealli eerden zijn de kampioenen niet alleen van de verdragsrechten, maar ook van de onafhanke lijke staten en van de vrije ontwikkeling der zwakkere landen. De pc ging om Pruisisoh-Polen te verduit- sehen ia in de laatste twintig jaren het voort durend streven geweest en tevens de groote mis lukking van de Pruisische binnenlandsehe po litiek. Wat zal het Vlaamsche ras denken van het vooruitzicht, dat de kanselier hun voor houdt, van buurgenootschappelijke samenwer king met de Duitschers, die zijn kerken ver brandden, zijn steden plunderden, zijn velden verwoestten en zijn vrijheden vertrappen. Mijn antwoord aan den kanselier is zeer een voudig: De geallieerden wenschen het oude België herleefd te zien en zijn vastbesloten dien wensch te verwezenlijken. Wü zuilen-niet dul den, dat België voortdurend zal blijven lijden door de moedwillige en schandelijke invasie. Zijn vrijheid en hetgeen geruineerd is, moet worden hergeven en hersteld. De Duitsche duikboot- en de Engclsehe blokkade-oorlog. Ten aanzien van de zwakke, lauwe poging van den kanselier om den duikbootenoorlog te recht vaardigen, zeide minister Asquith, dat de ge allieerden door van hun oppermacht ter zee gebruik te maken om eoonomisehen druk te oefenen op de vijanden, slechts een recht uit oefenden van den oorlogvoerende, dat erkend is door elke strijdende macht in de oude en nieuwe werelden en dat zij poogden en nog pogen om zooveel mogelijk de daaruit voor de neutralen voortvloeiende moeilijkheden te verzachten. Zij zijn bereid de wettigheid van al hun maat regelen te rechtvaardigen, welke berusten op beginselen en geest van-het volkenrecht, toege past volgens de eischen van den modernen oorlog. Deze maatregelen worden uitgevoerd op een wijze, waarbij strikt rekening wordt gehouden met de humaniteit. Er i& geen enkel voorbeeld, dat een neutraal leven verloren ging door de maatregelen van de blokkade der geallieerden. De Duitsche duikbooten-oorlog begon en ont wikkelden zich lang voor onze Order in Council van Maart 1915 en werd onbarmhartig gevoerd zoowel tegen neutralen als tegen oorlogvoeren den met flagrante schending van het volken recht en do beginselen der mensebelijkheid. Aanval op den kanselier. Zijn rede besluitend zeide Minister Asquith: Laat ons dankbaar zjjn, dat wij voor de uiteen zetting en verdediging van onze zaak niet toe vlucht hebben te nemen tot het verdraaien van de feiten en tot de sophismen, gelijk de kanse lier. Wij geallieerden strijden zijde aan zijde voor de grootsche zaak met waardige middelen, met reine handen en zuiver geweten. En gelijk we den wil hebben, zoo hebben we ook bet ver trouwen, dat we de macht hebben de vrijheden van Europa te handhaven. De Russische minister Sjoewajef over den oorlog. Nog zeer onlangs i8, na8r men weet, in Rus land weer een nieuwe minister van oorlog aan het bewind gekomen en deze heeft het noodig- of nuttig geoordeeld vermoedelijk in het be lang der Russische binnenlandsehe politiek, waaraan nog al eens iets hapert zijn meening te zeggen over de taak van Rusland en over het geen de wereld te wachten staat. Minister Sjoewajef heeft namelijk, volgens een bericht uit Stocho'm aan het „Berl. Tagebl." verklaard, dat de hoofdtaak van Itusiand bestaat in een beslissende overwinning der oentralen. Het is dus van het hoogste belang zegt Sjoewajef, er voor te zorgen dat aan het leger al het noodige ter beschikking wordt ge- steld. Dientengevolge moeten groote eischen aan de fabrieken van oorlogsmateriaal worden gesield en moeten ook in het bijzonder de ont wikkelde kringen tot. dienstneming in het leger woiden gedwongen. Zeer spoedig is het te verwachten, zegt hij, dat de studenten zullen worden opgeroepen om opgeleid te Worden tot deri 'officiersrang. Da minister legde er den nadruk op ,dat de oorlog naar alle waarschijnlijkheid nog zee# lang zou duren. Men moet derhalve geen onmo gelijke lilusies over een spoedigen vrede koes teren. Aug. van Cauwelaert gewond. De Belgische oorlogscorrespondent van „De Tijd" meldt aan zijn blad, in de eigenaardige, Vlaamsche taal, een uitvoerig verhaal over de verwonding van mr. Aug. van Cauwelaert, die als oud-student van Leuven ook hier zijn vrien den telt en als dichter, ook in Nederland, naam verwierf. Het is een broeder van het bekende Vlaamsche Kamerlid, dr. Frans van Cauwelaert. Aan het verhaal van den correspondent ont- leenen wij het volgende Tijdens een episodisch gevecht, waarin ten volle zijn prachtige hoedanigheden van moed, behendigen vechtlust en uitmuntendo aanvoer ders-eigenschappen schitterden, sneuvelde hij en werd door de zijnen voor dood opgenomen. Vervoerd naar het hospitaal te Hoogstaede bij Veurne herkreeg hij zich langzaam. Hij bleek door een schot in de longen zwaar verwond te zijn. Zijne familie in Nederland moet zich maar niet al te ongerust maken, daar de dokter ven het eerste veldhospitaal achter de frontlijn mij de verzekering gaf, dat het door een veldtocht van ruim een jaar geharde gestel van den ge wonde het kwade geval te boven zal komen. Hij geniet overigens de zorgen van Dom France de Wyels, prior van Afligghem, die van kinds been af vertrouwd met hem was en wiens zus ter zijn oudsten broer huwde. Op zijn ziekbed is Aug. van Cauwelaert ge ridderd, en ik moet zeggen, dat zelden een kruis zoo heldhaftig werd verdiend. Een jaar lang verbleef bij nagenoeg zonder verlof in de voor ste linies, altijd even prachtig van edelmoedig heid, zelfopoffering en voorbeeldige plichtsbe trachting. Niemand werd dan ook meer bemind door zijn jongens dan deze aanvoerder. Nog den 19en Maart had zijn sectie bezoek ontvangen van koning Albert, die zich vrien delijk met hem onderhield. Dat was nota bene 30 meter van de vijandelijke stellingen en onge veer ter plaatse, waar thans de trouwe-soldaat, die met zijn koning voor de rechtvaardigste zaak der wereld strijd, gevallen is. DE EERSTE KAMER. Een Comité-Generaal. Het is dan gisteren toch gekomen tot een comité-generaal der le Kamer. Het bleek, dat het verzoek daartoe was uit gegaan van den heer dr. A. Kuijper en 8 andere leden, namens wie Dr. KUIJPER het in de zitting, die door alle ministers, behalve de heer Lely, die in de Tweede Kamer moest aanwezig zijn, werd bijgewoond, toelichtte. Spr. wilde niets afdingen op de houding van het Kabinet op internationaal gebied en achtte dat het degelijke en flinke optreden van het Kabinet Nedenand heeft gesterkt, maar hij was van oordeel, dat, de zaak beziende uit consti tutioneel oogpunt, de Regeeriftg, die aan de Tweede Kamer zelfstandig deed t aanbod om mededeelingen te doen, zich tegen de 1ste Ka mer evenzoo had moeten gedragen. Zulk een onderscheiding te maken tusschen Eerste- en Tweede Kamer is. betoogde spr., uit constitutioneel oogpunt niet houdbaar. De Eerste Kamer draagt evengoed een zware ver antwoordelijkheid als de Tweede en zij heeft dus eveneens recht op de noodige toelichtingen. Die verantwoordelijkheid moet ook actief zijn, wan neer nl. de Kamer het noodig acht inlichtingen te vragen. Vooral wanneer het geldt internatio nale aangelegenheden De Minister van Binnenlandsehe Zaken, de heer GORT VAN DER LINDEN, zeide zich met 't betoog van dr. Kuijper grootendeels te kunnen vereenigen, maar dat de zaak deze was, dat de Tweede Kamer toevallig bijeen was en de Eerste niet en dat 't een groot verschil maakt of de Regeering mededeelingen doet aan de Kamer die bijeen is dan dat zij een Kamer opzettelijk bijeen roep. Indien toevallig de Eerste bijeen was geweest en niet de Tweede was de toestand juist omgekeerd geweest. Daarin nu ligt de verklaring voor de houding der Regee ring. De Regeering was daarom onmiddellijk bereid aan het verlangen van de Eerste Kamer te voldoen. Het ging er dus niet om dat deze gepasseerd zou worden Na re- en dupliek ging de Kamer in Comité- Generaal over. Te 2% uur werd de openbare zitting heropend, die echter onmiddellijk weder werd gesloten, nadat de Voorzitter had mede gedeeld dat het in zijn voornemen ligt om de Kamer weder bijeen te roepen tegen Dinsdag 25 April. TWEEDE KAMER. (Zitting van gisteren.) Staatsbedeeling. De zitting van gisteren werd, daar de heer Borgesius door .eene ongesteldheid was verhin derd aanwezig te zijn, door den heer Schaper gepresideerd. De heer LIMBURG trachtte de frontverande ring der vrijzinnigen ten aanzien van het ver- zekeringsvraagstuk goed te praten en deed daarbij opmerken, dat z. i. debr de aanneming van 't amendement Duijs op de wet-Talma het stelsel van de ouderdomsverzekering was over boord geworpen en dat daarom de minderheid, toen zij meerderheid was, werd, het recht had die wet te laten rusten. In wetenschappelijke beteekenis is, oordeelde hij, premieloos pensioen een vorm van armen zorg, doch gezien in verband met .de toestanden en verhoudingen in ons land ten aanzien van de armenzorg is het staatspensioen niet daaraan gelijk. Hij verdedigde verder 't principe van 't ontwerp. De heer TYDEMAN hield een lang betoog, waarin hij zeide, dat, hoewel hij niet au fond een voorstander is van staatspensioneering, hij toch met dit W. O. zal medegaan en dat die houding past in de door hem voorgestane apvat- tingen. Daartoe herinnerde hij er aan, dat hij Daarmee had Lionel al zijn onrust vergeten, maar Rymer zocht in een zeer slechte luim zijn hotel op, waar hij volgens afspraak met sir ^jliot en Anny het tweede ontbijt zou gebruiken. Sir Elliot bevond zich alleen in een private kamer en het viel den advokaat op, dat hij den ouden heer nog nooit zoo moe en terneergeslagen iiad gezien, zelfs niet in de dagen, toen hij te- lergeeis den kleinzoon op het spoor zocht te fomen. Zwijgend namen de beide mannen aan tafel plaats. Eindelijk begon sir Elliot. „Het is een treurige geschiedenis. Denkt u, dat zijn gezondheid er onder lijden zal, Rymer?" „Ik bevond hem opgeruimd en wel," antwoord de de advokaat. „In dit opzicht behoeft u zich niet ongerust te maken. Hij is sterk en krachtig." „Ja, hij heeft sterke zenuwen," zeide sir Elliot. Een wijle alen de beiden zwijgend door, dan was het de oude koopman weer, die het zwijgen verbrak. Hij schijnt niet in het minst verontrust te zijn. Niet de minste twijfel verstoort zijn gemoedsrust. Wel maakt »ch ongerust over Anny en mr „Ja," zei de advocaat, een eigenaardige nadruk leggend op dit korte woordje, „Maar het Is jam mer, dat hij zich ophield in de uren, nadat hij het theater had verlaten Er gaat niets boven een alibi-bewijs! Het gerecht is altijd geneigd om mannen te wantrouwen, die 's avonds om elf uur geheime wegen gaafl. Was hij nog maar in de een of andere herberg geweest! Het is, zooals u zegt," voegde hij er nadenkend aan toe„hij heeft wonderbare zenuwen." ,,Het zou vreesdijk zijn, wanneer hij bezorgd heid toonde," zei sir Elliot langzaam. „Natuurlijk,"-stemde Rymer toe, „maar bij slot van rekening misschien toch raadzamer; Ziet u ik spreek openhartig, sir Elliot een zenuw achtig mensch zou greotere voorzorgsmaatrege len treffen en zijn zelfvertrouwen zou niet zoq overdreven zijn." „Wat wil -daarmee zeggen „Ik heb moeite gedaan uw kleinzoon van die waarheid te overtuigen." „En wat zei hij?" t°cschouwer zoü het opgevallen zijn, dat de beide mannen vermeden elkander aan te zien. Kynier kende sir Elliot reeds sedert vele jaren en nam oprecht deel in den slag, die hem trof. „Hij zei niets," was het antwoord, „hij dankte mij voor de waarschuwing, dat was alles." Weer werd het stil in het vertrek Men hporde niets, dan het tikken eener klok en het geratel van wagens op straat. „Ik zou willen, dat Anny zich de zaak wat minder erg aantrok," merkte sir Elliot eindelijk op. „Het is een droeve ervaring voor het arme kind." „Waarom laat u de jonge dame niet naar een badplaats gaan?" vroeg Rymer. „ik zou het u sterk aanraden. Het iis niet goed voor een jonge dame zoo dikwijls een gevangenis te bezoeken. Het zal haar nerveus en melancholiek maken en baten kan het toch niet." „Zij laat zich daarvan niet af brengen," ant woordde sir Elliot, die reeds menigmaal getracht had haar van die bezoekeq terug te houden. „Wat kan ik er aan doen?" „Haar van hier weg zenden," herhaalde de advocaat op vasten toon. „U is haar pleegvader. Geef haar iemand mee, die een vroolijk humeur heeft en haar niet met inbeeldingen plaagt." „Lionel zal het hard vinden," zei sir Elliot. „Doch stil, ik hoor baar komen.» Anny zag bleek en lijdend Zij bezat niet de krachtige constitutie en de ijzeren zenuwen van den jongen man, haar gezondheid leed ernstig onder de vreeselijke spanning, waarin zij nu reeds dagen lang verkeerde. Sinds de arrestatie van Lionel kende zij geen ongestoorde nachtrust meer, dikwijls lag zij in koortsachtige droomen en onophoudelijk overwoog zij de bewijzen vóór en tegen. Alleen de gelatenheid, het velfvertrou- wen en de bemoedigende verzekeringen van Lionel had-den haar nog binnen de grenzen der zelfbeheersching gehouden. Haar oogen gingen wantrouwend van sir Elliot naar den advocaat en weer terug. „Waarom hield u op met spreken, teen ik de kamer binnen kwam, grootvader? Mag ik niet weten, wat er besproken werd?" „Wij spraken over zaken, kind," antwoordde sir Elliot ontwijkend. „Met andere woorden van Lionel, grootvader; en wat hem aangaat, dat gaat mij ook aan." „Natuurlijk Anny, maar er is niets nieuws voorgevallen." De advocaat had het jonge meisje scherp opge nomen en ook sir Elliot zag met bezorgde blik ken zijn pleegdochter aan, die moede op een stoel ging zitten. Donkere schaduwen lagen onder hare oogen en nog voor een week was zij zoo vroolijk en levenslustig geweest! „Anny," begon hij aarzelend, „hoe denk je er over om eenigen tijd naar een badplaats te gaan? Je trekt het je te veel aan en een badreisje zou je geestelijk en lichamelijk goed doen." Zij staarde hem met haar donkere oogen een oogenblik aan, of zij het in Keulen hoorde don deren. „Maar grootvader, daarvan kan geen sprake zijn I Ik zou om niets in de wereld van Lionel willen scheiden.". „Maar ik wensch het ten zeerste, Anny," her nam de oude koopman. „Lionel zal er zeer zeker in toestemmen, wanneer het voor je gezondheid is. Het is geen atmosfeer voor een jong meisje, dit bestendig praten over wetten en misdaad ondermijnt je gestel „En wij zullen meneer Hamilton even vaak zich altijd tegen de dwang-verzekering heelt vei klaard wanneer deze bureaucratisch, centralisee- rend en zonder medezeggenschap van de belang hebbenden geschiedde. Hij achtte dat men 't bij eene vrijwillige ver zekering niet kan laten, al ia dan zulk een verzekering zijn ideaal, maar dat daarnaast moet komen eene kostelooze ouderdomsverzeke ring aan hen, die ook zelfs eene kleine premie niet kunnen betalen. Daar nu dit ontwerp brengt de verwezenlijking van een der beide desiderata van spr., zou hij er mee medegaan in de ver wachting dat ook 't andere zal worden ver wezenlijkt. In zijn verder betoog komende op 't geen men van rechts had aangevoerd, zeide spr. niet te deelen de socialistische opvatting van het Staatspensioen, en dat z. i. deze verzekering niet op deze basis steunt. De uitkeering aidus was zijne meening zal dan ook het criterium moeten behouden, dat zij gegeven wordt aan hen, die er behoefte aan hebben, ter voorziening in hun levensonderhoud. Armoede behoeft geen criterium te zijn, wel de behoefte om in eigen levensonderhoud te voorzien. De heer BEUMER achtte een behoorlijke be- hanceling van het wetsontwerp niet mogelijk, zoolang men de verzekeringsplannen der regee ring omtrent de sociale verzekering niet kent De regeering heeft wei gepoogd door het uitstel- wetje den onderlingen band los te maken, maar dat gaat niet aan, meende spr Ook is behandeling niet mogelijk, om het ver band met de pensioenbelasting Maar al ware 't anders, dan nog is behap deling niet toelaatbaar, meende spr., op g, van de financiëele gevolgen Zoolang de otaa zijn eigen ambtenaren geen pensioen kan gever gaat 't niet aan duizenden anderen, die geen ambtenaren zijn, een gratis vensioen te gever Is 't al ernstig dat het ontwerp in dit tijds gewricht behandeld wordt, erger noc vindt sp: het dat dit behandeld wordt, omda' dit is eer inbreuk op de continuïteit der wetgeving. Hn beroep op den volkswil aanvaardde spr. niet ren slotte hield de heer DUIJS een rede, dü bij heden zal voortzetten, om 'f standpunt der soc.-dem. uiteen te zetten waaraan wij ontle nen, dat het ontwerp niet aan zijn verlangens voldoet, maar dat hij. daar het in de richtine van Staatspensioen gaaf, het principieel zal aan vaarden, al gaat 't dan z. i. niet ver genoeg In den loop der zitting deed de Voorzitter de mededeeling,- dat heden voorgesteld zal worden om ook 's avonds althans Donderdagavond- te vergaderen, ten einde deze week mei de alge- mcene beschouwingen gereed te komen en de vol gende week niet te vergaderen. DE K. E. M. In druk ie verschenen het verslag dei Kennemer Eleetriciteit Maateohappi,geves tigd te Bloemendaal over het jaar 1915. Wij ontleenen daaraan het volgende wat aangaat de gevolgen van den oorlog Op 'iet bedrijf: Gedurende het bedrijfsjaar 1915 wae de in vloed van den oorlog op het bedrijf nog eteeds in hooge mate merkbaar. Wel lever den de badplaatseu weer zeer goede resul taten op in verband met het beeoek van Nederlanders, die andere naar het buiten land gaan, doch de industrieele aansluitin gen en inkomsten bleven beneden redelijke verwachtingen. Voorla drukten pl.m. f 3000 moiilisatie- looneii op 't bedrijf, alsmede een pijn. f 7000 meer aan steenkool tengevolge van steeniko- lenprÜMiitüsring'. De in Engeland bestelde ka. bel kwam uiterst langzaam af. Op 't oogen blik van het opmaken van dit verelag is te dien opzichte de toestand aldus: aanwezig kabel Hoorn— Groot&bröek (niet gelegd); aanwezig kabel Ursem—Hoorn (niet g. iegd). In Manchester aanwezig 15 K.M. kabel, die Zi er waarschijnlijk spoedig zal afkomen; nog te ontvangen 49 K.M. kabel. In verband met het zeer trage afkomen van kabel hebben we helaas de gemeentel- Beemsfer, O-eethuizen, Middelie, Warder, Kwadfitk, Beets, Oudendijk, Ave; .born en Grootcbroek nog niet van stroom kunnen voorzien. Het verkrijgen van koper voor de boven-gnond&che netten valt nogal mee, doch de prijs van het eleetrolyti&eh zuivere koper is op 'i oogenblik gestegen tot 1.70 a 1.80 per K.G. (vóór den oorlog 0.85 per K.G.), zeodnt de grens bereikt en reeds overschre den is, waarbij netbouw nog economisch mo gelijk is. Ee kabelprijzen zijn mede in verhand met de koperprij®-®ti.jgmg en met de overige ver. houdingen zoo abuormr.al, (kabal van 3 X 95 m.M2 H.S. 10000 Volts, kostte vóór den oorlog pl.m. 4 per meter en op het oogenblik pl.m 9 per nieter) dat grootere nebbouw econo misch is uitgesloten. De installateurs hebben over het geheel de prijs der lichtpunt 20 pCt. 25 pCt moe ten verhoogen. doch blijven tot dusverre vrij behoorlijk afleveren. De kolenprijzen in hei- ka lender jaar 1916 (1 April 19161 April 1917) zullen andermaal wel meer stijgen, met hoe vee] is voorloopig oog niet bekend. Hoewel dus al deze invloeden samen-wer- MjaMKgMMWM—MMPWW—B'l UIII IH Wt-UaUW blijven bezoeken, als tot heden," voegde de advo- caart er aan toe. „Ik beloof u, cat wij niet ver- waarloozcn zullen Naar'mijn bescheiden mee- ning heeft meneer Elliot gelijk, mejuffrouw." Anny keek den advocaat aan alsof zij zeggen wilde „jelui smeden een komplot" en dan sloeg zij haar oogen weer neer. „Ik gevóel mij heel wel," antwoordde zij zacht. „U behoeft zich daarover niet ongerust te maken. Ik denker niet aan juist nu van hier te gaan." De advokaat keek sir Elliot aan en gaf iizn een toeken vol te houden. „Anny, wanneer ik je zeg, dat het mijn innige wensch is wanneer ik het al9 een gunst van u vraag, kind?" „Het svijt me, grootvader, maar ik kan onmo gelijk uw wensch vervullen antwoordde het jon ge meisje vastbesloten. „Alles, wat u van me zou vragen, zou ik gaarne willen doen. maar dit niet. „Zij haalde diep adem boog haar hoofd over haar over elkander gekruiste armen en een stroom van tranen brak los. „O grootvader, kwel mij niet," snikte zij, „ik ben ongelukkig genoeg." Rymer stond op en begaf zich naar het venster. Toen hij eindelijk zich omkeerde en sir Elliot aan keek, maakte deze een wanhopig gebaar, doch hij antwoordde met de schouders op te halen. „Als zij mijn kind was, zou zij vertrekken," dacht hij bij zich zelvec, maar nu zal ze wel blijven tot haar eigen schade, vrees ik." (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 5