HEINE MUIL COMMIT
D[ VtLSCHE EIFKIIIIII.
C. H. VOGELZANG
Onderwijsbevrediging
pasvorm en afwerking
STATEN-üENËHAAL.
LEGER EN VLOOT
FEUILLETON
Vrijdag 14 April
Tweede Blad
ii.
Het stelsel dat in tie voonstellen der com
missies is uitgewerkt, berust op vergoeding
van tie kosten voor het bijzonder algemeen
vormend lager onderwijs uit «le openbare
kassen naar deuzelfden maastaf als bet over
eenkomstig openbaar onderwijs. Daarmede
zal dus eeu einde worden geunaakt aau deu
toestand van thans, die hier op neerkomt,
dat wel bet bijóonder onderwijs wordt ge
subsidieerd, maar dat toch het openbaar
eene bevoorrechte positie inneemt, daar de
kosten daarvan geheel uit de openbare
kassen worden gedragen.
Zal echter het bijzonder onderwijs voor
de geldelijke voorziening in aanmerking ko-
meu, dan, betoogt de commissie in de Toe
lichting op 't eerste der door baar aange
boden w.o., moet bet aan even liöoge eisclien
vau deugdelijkheid voldoen als aan het open
baar tmuerwijs worden gesteld.
L i tur uk kei ijk echter stellen zij vast en
daarin is te zien een voldoen aan de ver
langens van de voorstanders van bijzonder
onderwijs dat bij bet formuieeren van deze
cischeu de grondslag van bet bijzonder on
derwijl, bet behoud van de vrijheid van
richting, de opvoedkundige zelfstandigheid,
««aangetast dient te blijven „evenals de
®Uehen, voor deugdelijkheid van het open
baar onderwijs gesteld, met de eerbiediging
vau ieders godsdienstige begrippen uiet in
strijd mogen komen."
Al aanstonds blijkt daaruit een streven
naar bevrediging van de voorstandei's èn
van bijzonder- èn van openbaar onderwijs,
boe de voorstellen dragen het karakter van
een compromis tusscheu beiden, welk karak
ter ook in de daarna volgende besehouwin-
wiugen duidelijk aau den dag komt. Het
uitgangspunt is: gelijkheid tusseben beide
soorlen onderwijs!
Na deze algemeene opmerkingen zet de
commissie uiteen, dat de uitgaven, die -voor
iedere school zijn te maken, in 3 groote ru
brieken kunnen worden verdeeld: le. de
bouw- en inrichtingskosten; 2e. de jaarwed
den van bet onderwijzend personeel en 3e.
de overige exploitatiekosten, waaronder dan
die der leer- en hulpmiddelen ene.
De zorg voor bet stichten van de school
gebouwen, zoowel voor openbare- als bijzon
dere scholen, wordt gelegd op de schouders
der gemeenten en de kosten daarvan komen
'voor haar rekening. De regelen bij algemee-
nen maatregel van bestuur omtrent den bouw
en de inrichting van schoolgebouwen te stel
len zullen voortaan gelijkelijk moeten gel
den voor de openbare- en de van overheids
wege bekostigde bijzondere^ scholen.
Mei inachtneming van die regelen bouwt
of verbouwt de gemeente niet alleen de
openbare scholen, maar ook die voor de bij
zondere, welker besturen een daartoe strek
kende aanvrage indienen. Wij krijgen du6
een gemeentelijken scholenbouw en dan van
scholen van eenerlei type voor openbaar- en
bijzonder onderwijs
Ten einde stichting van te kleinel of niet
Werkelijk noodige scholen te voorkomen
Ulöarmede wordt aan de vrees der vrijzin
nigen tegemoet gekomen] worden van bet
adresseerend bestuur in tweeërlei opzicht
waarborgen verlangd, dat de aanvrage met
lichtvaardig wordt gedaan. Vooreerst moet
het schoolbestuur door handteekemngen of
op andere wijze aantoonen, dat de bijzondere
school, ten minste een in de wet aangegeven
getal leerlingen zal tellen.
Eu bovendien wordt ten bewijze dat de
behoefte aan die school daadwerkelijk wordt
gevoeld, van het schoolbestuur de storting
van eene waarborgsom in de gemeentekas
verlangd, bepaald op 15 pet. van den bouw
of verbouw en die moet worden gestort, vóór
dat met den boow of verbouw wordt be
gonnen.
De waarboi'gsom door het schoolbestuur
te storten, blijft eigendom der schoolveree-
niging en de gemeente keert daarover jaar
lijks tot eeu bepaald percentage rente uit.
Krimpt later bet getal leerlingen in tot be
neden 2/3 van het getal, waarvoor de school
gebouwd is, dan vervalt een in de wet aan
geduid gedeelte der waarborgsom aan de
gemeente.
Dnalt het cijfer tot beneden de helft of
beneden 25 leerlingen, dan komt de waar
borgsom geheel aan de gemeente en moet
B£_£jE22Ë£li£_6chool bet gebouw ontruimen.
Onze BLOUSES en ROKKEN
munten uit door goeden
GROOTE HOUTSTRAAT 29.
Heeft echter een zoodanige daling gedurende
twintig jaren na de opening van de school
niet plaats gehad, dan mag men aannemen,
dat de praktijk de noedzakelijikheid en le
vensvatbaarheid der 6C.hool genoegzaam aan
getoond heeft en wordt de waarborgsom ge
heel of gedeeltelijk aan het schoolbestuur
terugbetaald.
Om in deze en andere zaken van bet lager
onderwijs van voorlichting en advies te die
nen, zai een Onderwijsraad, worden ingesteld.
De schoolgebouwen zullen aan de schoolbe
sturen ten gebrurko worden afgestaan; de
gemeente blijft eigenares en heeft het grove
onderhoud voor hare rekening.
Dan en dit is wei typeerend en doet de
vrees van den heer Tydeinan dat er gevaar
is dat de openbare school naar den kelder
zal gaan in een zonderling daglicht staan
behelst bet rapport eenige regelen om een
waarborg te bieden dat in gemeenten, die
niet voor verbetering van het openbaar on
derwijs geld over hebben „niet door lauw
heid of tegenzin bet openbaar onderwijs ach
tergesteld zal werden bij bet bijzonder.
Weder eene tegemoetkomigg aan de vrij-
zinnig'heid. Men klaagt immers thans ter
linkerzijde b.v. vaak, dat op sommige plaat
sen geen openbaar onderwijs gegeven wordt
of openbare scholen te vroeg worden geslo
ten. Uit deze bepalingen .blijkt verder, dat
de nieuw voorgestelde regeling ook bet open
baar onderwijs zal ten goede komen-
'Ook is bepaald dat degenen, die voor hun
ne kinderen openbaar lager onderwijs wen-
scben, dat zij in- de gemeente hunner inwp
ning.ni.et kunnen krijgen, „aanspraak zullen
hebben op tegemoetkoming uit de gemeente
kas om die behoeft© aan onderwijs elders te
bevredigen." Met nauwgezetheid wordt dus
gewaakt, dat niet in eenige gemeente t Dij
zonder onderwijs beter zal zijn aan t open
baar en daar op eeu streepje voor zal hebben,
dat allen, die verlangen voor hunne kinde
ren openbaar onderwijs in dat verlangen
bevredigd kunnen worden.
Maarwaarom pruttelt de heer Tyde-
man dan toch zool Is 't niet meer uit vijand
schap tegen liet bijzonder onderwijs, dat hij
deii groei en breedere ontwikkeling misgaat
dan uit bezorgdheid voor dat door hem 'zoo
teeder gekoesterde openbare onderwijs? Wij
kennen hem als den man die nog altijd aan
heft de oude leuze van Cambetta: „le cléri-
calisme c'est 1'ennemie", den heftigen anti-
clericaal in merg en n-ierenl
Zoo'n man is het een doorn in 't oog, dat
ook maar iets ten bate van bet bijzonder
onderwijs wordt gedaan!....
'De jaarwedden van het onderwijzend per
soneel zullen in iedere gemeente voer de
openbare scholen en uit de openbare kassen
bekostigde bijzondere scholen gelijk zijn. De
uitgaven deswege worden door bet Kijk ge
dragen. Het wetsontwerp gaat nit v.an de
gedachte, dat voortaan niet de minima-wed
den, doch de normale wedden moten gere
geld worden. De regeling der wedden nu is
zoodanig ontworpen, dat aan gerechtvaar
digde verlangens omtrent de salaris verbete
ring, reeds meermalen geuit, wordt tegemoet
gekomen. Zij bevat een naar gelang van den
levensstandaard voor verschillende groepen
van gemeenten of deelen van gemeenten
uiteenloopende aanvangwedde met periodie
ke opklimming na het volbrengen van twee,
vier, zes, acht, tien en dertien dienstjaren.
Hierbij komen vertboogingen voor het be
zit van de hoofdakte en voor bijakten in vak
ken, welke aan de school onderwezen wor
den. Voor het hoofdschap kornit dat .voort-
nog bij een eveneens naar gelang van den
levensstandaard voor de verschillende groe
pen van gemeenten uiteenloopenden bijslag.
De vrije woning voor het hoofd en de tege
moetkoming in huishuur voor gehuwde on
derwijzers boven 20 jaar, zoomede de toesla
gen volgens de Toeslagwet van 191?» komen
daartegenover te vervallen. Voor de verdee
ling der gemeenten in groepen wordt reke
ning gehouden met de indeeling in kla.-een
volgeüs de tabel, beboerende bij de wet op
de personeel? belasting.
De overige exploitatiekosten, zoowel wat
de openbare, als wat de bijzondere scholen
betreft, worden uit de gemeentekas bestreden.
Als norm voor ds vergoeding aan de b ijz.
scholen geldt hetgeen men uit dezen hoofde
aan de openbare ten kast© legt De opbrengst
der-schoolgelden ook van de bijzondere scho
len die gesteund worden, zal in de gemeente
kas moeten vloeien. In de wel zal een mini-
mumsckoolgel'Q worden vastgelegd; de vast
stelling van 't maximum zai ook voortaan
aan de gemeenteraden verblijven. Slechts
wordt bepaald dat bet maximum nooit meer
zal mogen bedragen dan het gemiddelde be
drag der kosten per leerling.
Ten slotte is de bepaling opgenomen, dat
voor iedere soort van scholen (gewoon lager
onderwijs, uitgebreid lager onderwijs en
meer uitgebreid lager ouderwijs) in elke
klasse van schoolgelilbeffing bet verschul
digd bedrag gelijk móet zijn. Het in stand
houden va© zoogenaamde „standenscholen"
zal door deze bepaling voor de toekomst on
mogelijk gemaakt worden
Verschillende bepalingen*worden vermeld
ten aanzien van de deugdelijkheid van het
onderwijs en de waarborgen daarvoor. O.m.
wordt voorgesteld de opleiding van de on
derwijzers beter te verzorgen en de eischen
van bekwaamheid om in de lagere scholen
te mogen opnemen, aanmerkelijk te verzwa
ren. Dan zijn bepalingen opgenomen ten aan
zien van eene herziening van de inrichting
van het schooltoezicht. Voor ons zijn natuur
lijk van veel belang die waarborgen gesteld
voor de deugdelijkheid van het bijzonder on
derwijs, waarbij, zooals de commissie deed
opmerken, „de opvoedkundige zelfstandigheid
van dat onderwijs dient te worden geëenbie-
digd."
Nadat de commissie heeft uiteengezet dat
b.i. verlangd mag worden, dat voortaan de
benoeming van onderwijzers aan bijzondere
scholen niet zal geschieden dan na vooraf
met den schoolopziener gepleegd overleg,
komt zii i'1 haar rapport op de houding
door het schoei toezicht ten opzichte van de
leerplannen der gesubsidieerde bijr/ondere
schelen aan te nemen; eene kwestio van bij
zonder groot gewicht Ze herinnert 'eraan,
dat dit punt in den schoolstrijd steeds een
belangrijk moment heeft gevormd. Ën ver
der laat ze zich aldus uit':
Overlegging van bet leerplan, zonder
goedkeuring door bet schooltoezicht achtte
men eenerzijds te zwakken waarborg, waar
immers het leerplan meer dan eenig ander
stuk bet middel vormt ter beoordeeling van
de vraag, of het onderwijs aan eene school
op behoorlijk peil staat. Tegen den eisch
van goekeuring 0p het leerplan verzetten
zich van den anderen kant de voorstanders
van het bijzonder onderwijs steeds, omdat
juist de in het onderwijs ge'wenschte rich
ting, welke aan eene bepaalde bijzondere
school het aanzijn gaf, een recht van mede-
spreken door Kegee'ringsambtenaren om
trent de onderdeelen van bet leerplan niet
gedoogt. De meenirigen etonden dus juist op
dit punt altijd scherp tegenover elkander.
Tocli is ook hier vergelijk mogelijk, mits
men duidelijk omschrijve, wat onder den
term „leerplan" te verstaan is. Mot een
uiterst beknopt en in algemeenheden zich
verliezend overzicht der leerstof kan geen
genoegen genomen worden. Aan den ande-
-en kant moet liet afdalen tot in de kleinste
bijzonderheden, de heuze der leerboeken,
enz. aan dé ambtelijke controle onttrokken
blijven. De tueschenweg is echter over en
weer te aanvaarden, volgens welken de wet
zelve duidelijk aangeeft de eischen, aan wel
ke bet leerplan lieeft te voldoen, en de aan
spraak op vergoeding op grond van ondeug
delijkheid van het leerplan slechts dan ver
beurd wordt, wanneer de Onderwijsraad uit
maakt, dat het ten opzichte van die wette
lijke eischen te kort schiet.
He bewijslast wordt dus oihgekeerd. Het
schoolbestuur behoeft niet, ter verkrijging
van goedkeuring door bet school toezicht, de
deugdelijkheid van zijn leerplan aan te too-
nen, maar het schooltoezicht, aich bezwaard
gevoelend, kan van den Onderwüsraad de
uitspraak uitlokken, dat inderdaad bet over
gelegde leerplan als niet aan de wettelijke
eischen voldoende, niet deugdelijk is.
Vervolgens verklaart de commissie, dat de
bepaling omtrent het minimum-getal ieer-
lingen, dat eene gesubsidieerde 'school moet
bevatten, is verscherpt en dat ten aauzien
van den leeftijd' van toelating der leerlin
gen tusschen het openbaar- en bet bijeonder
onderwijs voortaan geen verschil meer mo
gelijk mag zijn. Bepaald is, dat in iedere ge
meente de rand voor a-J 1 e scholen in de
gemeente den leeftijd van toelating zal vast
stellen. Deze besluiten zullen dan de goed
keuring van Gedeputeerde Staten behoeven,
terwijl aan belanghebbenden een recht van
beroep op do Kroon kan worden gewaar
borgd.
De commissie treedt dan nog in bijzonder
heden aangaande tie kosten verbonden aan
het door haar uiteengezett stelsel, waarbij
valt te onderscheiden tusschen hetgeen voor
rekening der gemeente zal komen en hetgeen
uit 'sKijks schatkist zal moeten worden be
taald. Wat aangaat het laatste geeft zij een
raming, berekend naar den toestand van het
1. o. op 15 Januari 1915. Zij komt daarbij tot
dé conclusie, dat voor het Rijik.de toepassing
van bet nieuwe stelsel eene vermeerdering
der jaarlijksche uitgaven met ruim 16 mil-
lioen vorderen zal- Bovendien zal door de
reorganisatie van het schooltoezicht eene
vermeerdering ontstaan. Welken omvang
deze vermeerdering zal hebben, hangt af
van het getal schooldistricten, die gevormd
zullen worden.
Tot zoover de algemeene beschouwingen
aangaande het eerste der ingediende W. O.!
Nu nog iets over de toelichting der arti
kelen. Daaraan ontleenen wij dat voorge
steld wordt over te gaan tot de invoering
van gymnastiek als verplicht leervak;
voor hen die prijs stellen op een zuiverhou-
deruden taal, van belang, dat in een der
artt. van de oude wet het woord „meerdere'
al» eeu germanisme veranderd is in „meer
dan een" (wat zou dat Beets genoegen doen,
die dichtte van de tegenstelling tueschen'
„meerdere" of „mindere" dat voor het leer
plan enz. o.a. een bespreking van de hoofden
met de gezamenlijke onderwijzers zai moe
ten plaats hebben en dat eenige overgangs
bepalingen zijn ontworpen.
Wat aangaat dat laatste zij aangestipt,
dat de commissie aoht, dat aangenomen mag
worden, dat bet w.o. in den loop vn 't jaar
19.17 tot wet kan worden verbeven en dat
door haar ia verband daarmede wordt
voorgesteld 1 Januari 1918 te noemen als da
tum van het in werking- treden. Daaraan
voegt zij toe: Het jaar 1918 zal dan door de
gemeentebesturen benut moeten worden om
de jaarweddenregelingen, zoomede de ecbool-
geldverordeningen in overeenstemming te
brengen met de nieuwe wetsvoorschrif
ten. Met 1 Januari 1919 zullen derhalve
de nieuwe salarisregelingen en de heffing
van schoolgeld volgens do nieuwe verorde
ningen in werking gesteld kunnen wordeu.
Mitsdien zal over het jaar 1918 nog naai
de thans geldende wetsbepalingen gesubsi
dieerd moeten wordeu. Ook zal gedurende
laatstbedoeld jaar de opbrengst .van school
gelden der bijzondere scholen nog aan de
sclioolvereeiiigingen gelaten moeten worden.
In een volgend artikel eeu en ander aan
gaande de beida onderwerpen W. O.
Waarom echter praat de commissie zelf
van „vergelijk" in stede van „schikkng"?....
TWEEDE KAMER.
(Zitting van gisteren.)
Staatsbedeeling.
De opwinding bij links als een gevolg van de
zenuwachtige gejaagdheid, waarin men van dien
kant verkeert bij de behandeling van dit W. O.,
gaat haar toppunt bereiken. Zelfs iemand als
de heer DE MEESTER, een oud-minister, bij
wien men toch zeker in de allereerste plaats
parlementaire Welgevoegelijkhèid mag veronder
stellen, is er door aangetast. Dat bleek in de zit
ting van gisterenmiddag!
Genoemd Kamerlid hield een rede die buiten
gemeen agressief tegenover rechts was, waarin
hij betoogde, dat z. i de ouderdomsuitkeering
niet een vorm van bedeeiing is en de frontver
andering va, links trachtte goed te praten. Hij"
kwam daarbij op de goed gedocumenteerde rede
van den heer Rutgers jen zeide, dat men in die
rede tusschen de regels door* kan lezen, dat
onwaardige motieven de linkerzijde leiden, welke
aantijging aldus verklaarde spr. „geschied
de op de wijze van zekere schendblaadjes." Een
grofheid, die geen pas gaf
Hij kwam er verder tegen op, dat de Bond
voor Staaispensioneering de vrijzinnige leoen
heeft opgevoed, ondersteunde den aandrang, dat
de Regeering zal zeggen wat zij van plan is met
de Invaiiditeitwet' te doen en zeide het parallel
laten gaan van deze uitkeeriug met de invalidi
teitsverzekering niet onmogelijk te achten. En ten
slotte ontkende hij dat deze wet anti-sociaal of
anti-kerkejijk zou zijn. Evenmin is ze, volgens
hem, anti-nationaal, aangezien het „overgroote
deel van het Nederlamische volk voor deze wet
is.:'
Terecht vroeg de heer RUTGERS het woord
voor een persoonlijk feit en protesteerde hij tegen
de uitlating van den heer de Meester en de
toelating daarvan door den voorzitter, die, had
een lid van rechts aldus gesproken, hem zeker
tot de orde had geroepen. Als eenig bescheid had
'de voorzitter daarop, dai de heer de Meester niets
had gezegd wat liem tot ingrijpen daartegen
noopte. Dat is nu ioch waarlijk 't culminatiepunt
yan partijdigheid bij den voorzitter!.
De consequentie er van is, dat tegen een lid
van rechts alles is geoorloofd. Het is meer dan
schandelijk! De heer DE MEESIER deed op
merken, dat hij had verklaard, dat hij, indien de
lieer Rutgers vilde verklaren, dat hij zijne ver
wijten anders heeft bedoeld, zijne woorden zou
intrekken, waarop de heer RUTGERS repliceer
de, dat deze beperking pas is geuit nadat de
beleediging was toegelaten en reeds andere vol
zinnen water, gesproken. Hij zal bij Üe replieken
ueze quaesiic uitvoerig bespreken, doch thans be
paalt hij zich tot een protest er tegen', dat de
voorzitter zóó iets toeliet.
Een protest even verdiend als nutteloos.
De VOORZITTER zeide daarop, dat, indien
hij aan beleediging geloofde door den heer de
Meester, hij dezen tot de orde zou hebben geroe
pen. Doch hij meende, dat de heer de Meester
vragenderwijs sprak. De heer RUTGERS stelde
vast, dat hij opzettelijk aanstonds de beleediging
door den beer de Meester heeft onderstreept, zoo
dat er van een vragenderwijs spreken geen sprake
is geweest Hij handhaafde daarom zijn protest.
Het incident werd vervolgens gesloten.
Daarna kwam de heer SANNES aan het
woord, die nader de positie der soc.-dem. tegen
over dit ontwerp besprak. Hij zeide o. a. daarom
vooral met 't ontwerp van harte mede te gaan,
omdat hij het beschouwt als een duivelbanner,
den duivel nl. van de Verpl. Verzekering, die hij
eèn loterij noemt, gebaseerd op het oud worden
van enkelen en het betalen door duizenden. Juist
in dezen onzekeren tijd mag men z. i. geen pre
mies leggen op de arbeidende klasse. -
En verder betoogde hij van meening te zijn,
dat wel een compromis mogelijk is waarbij'de
invaliditeitswet blijft bestaan naast de ouder-1
domsrente maar hij waarschuwde tegen een po-
ging om ouderdomsrente te doen parallel gaan
aan de invliditeits- en ouderdomsverzekering van
Minister Talma. Over het eerste valt met spr.'s
fractie te praten, over het tweede absoluut niet;
de tweede wijst hij met kracht af.
De heer LOHMAN gaf eene verklaring van
zijne verandering ten aanzien van de vrijwillige
verzekering en deed daarbij opmerken dat hij,
opgevoed in de gevoelens omtrent de individueele
vrijheid, wel eens te veel het sociale uit 't oog had
verloren, en dat hij had ingezien dat alleen ver
plichte verzekering eene oplossing van het ver-
zekeringsvraagstuk kan brengen. Hij deed verder
uitkomen, dat art. 369 der Invaliditeitswet geen
Staaspensioen invoert, naar minister Talma ver
klaarde en zeide dat men zich niet op den z.g.
volkswil moet gaan beroepen.
Naar spr.'s oordeel is de volkswil allerminst
een richtsnoer voor het recht. Integendeel moet
de Kamer trachten den volkswil zooveel mogelijk
te zuiveren en te reinigen van hetgeen strijdig is
met het recht. Hij acht. dat de volkskracht zal
verminderen door iederen gratis steun. Het volk
moet weten aldus spr. dat het niet alleen
werken moet voor het oogenblik doch ook voor
de toekomst. Daardoor zullen wij het volk sterk
maken.
Toen de debatten zoover waren gevorderd
legde de heer CORT VAN DER LINDEN, mi
nister van Binnenlandscvhe Zaken, eenige ver
klaringen af, omdat de Regeering in haar geheel
in de discussie was gebracht. Hij kwam er tegen
op, dat de Regeering onder pressie van links
weder den gewonen wetgevenden arbeid zou heb
ben hervat en verklaarde, dat de Regeering in
gemoede was overtuigd, dat aan de orde stellen
van de grondwetsherziening een groot belang
was voor ons land en volstrekt geen schade zou
doen aau het landsbelang.
Het verband tusschen de ouderdomsrente en de
wet-Talma besprekend, zeide de Minister, dat de
Kamer gelijk heeft wanneer zij rekenschap eischt
over de motieven die de Regeering tot de wijzi
gingen bracht.
Alleen geldt dit natuurlijk voor de beginselen
van de wet, niet voor de uitwerking. De Regee
ring houdt vast aan haar program van 1913.
Van een opzettelijke prijsgeving van de sociale
verzekeringswetten aan politieke rukwinden is
dus geen sprake. De Regiering zal de ontwerpen
niet naspringen als zij vallen. Niet de sociale
verzekering maar wel de grondwetsherziening
vormt het hoofdpunt van het regceringsprogram.
Wat de voorbereiding van de Talma-wetten be
treft, betoogde de Min. dat de afgetreden Minis
ter van Financiën bezig was aan de voorberei
ding van een financiëele hervorming en dat men
dus niet mocht vergen, dat hij ook de Talma-
wetten zou voorbereiden. De ouderdomswet was
z. i. niet mogelijk zonder grondige herziening
van de invaliditeitswet. Bij de ouderdomswet zou
volgens minister Treub ook worden beslist of al
dan niet het stelsel-Talma zou worden gehand
haafd. Dit was het stelsel-Treub en daarom was
de voorbereiding van de Talma-wetten nutteloos
werk, zoolang de beslissing niet gevallen was.
Na het aftreden van den heer Treub heeft de.
Regeering zich afgevraagd hoe zij tegenover deze
aangelegenheid stond. Zij is tot de overtuiging
gekomen dat de ouderdomswet» kon worden be
handeld zonder prejudice van de invaliditeitswet
Dan is er echter geen reden om de voorberei
dingsmaatregelen uit te stellen. De Minister van
Waterstaat, zal zich ten spoedigste daarmede
bezighouden. Blijven in een volgende perio'de de
wetten-Talma gehandhaafd, dan zullen zij inge
voerd kunnen worden; vervallen zij geheel of
gedeeltelijk, dan zal er eenig nutteloos werk zijn
gedaan.
Door art. 369 is reeds rente toegekend: het
was ónmogelijk die terug te nemen. Het onrecht
der ongelijke toekenning dient te worden opge
heven. Wat later met de invaliditeitsverzekering
moet geschieden, is een voorwerp van zorg voor
de volgende retiring. In deze legislatieve perio
de is van herziening geen sprake meer. Vandaar
dat de Regeering het uitstelwetje heeft ingediend.
Daarin wordt de weg gewezen om tot een objec
tieve beschouwing te komen. Deze weg zal tot
kalm overleg kunnen leiden.
Ten slotte begon minister LELY aan eene
réde, die hij des avonds zou voortzetten. Hij
weidde uit over de langzame evolutie der. denk
beelden op het gebied der sociale verzekering er
beweerde,, dat art. 369 der Invaliditeitswet eigen
lijk al een brug naar eer. nieuw stelsel vormde
Voor een overzicht der avondzitting zie mei,
ons Eerste Blad.
RESERVES-SERGEANT-MAJOOR-
ADMTNISTRATEUR.
Do Minister vdn Oorlog heeft goedgevonden
dat bij de op te richten reserve-land weerafdee-
lingen het benoodigde aantal reserve-serge."nt-
maj -administrateurs boven de organieke sterk
te sa] worderr bevorderd tot dien rang.
Voor bevordering tot dien rang komen in
aanmerking onderofficieren van reserve-militie
enjandweer. welke: a. examen hébben afgelegd
voor s.-m.-a. bij de landweer; b. door gedrag en
dienstijver voor bevordering geschikt, zijnc. de
voor reserve-s.-m.-a.. bji de landweer bepaalde
verbintenis wenseben aan te gaan.
27)
„O, het is ergerlijk!" ging het jonge meisje
voort. „U weet, wat ik bedoel, grootvader, loochen
hei maar niet. Wij begrijpen elkander volkomen
ons "o' daa,:door kwam er verwijdering tusschen
mii oewecsf van miin ieu£d af niet goed voor
>bt, hsin zou liet van ^en dag af aan niet
T verdragen bij u te zijn. Wij
staan tegenovei elkander als vijanden, u en ik
Hij is uw kleinzoon, maar ik heb hem lief"
„Als vijanden! Anny, bedenk, wat je zegt. Je
bent onrechtvaardig. 44eb ik niet alles voor ie
gedaan? Heb ik je belang ooit uit het oog ver
loren? Je hebt geen recht mij te beschuldigen.
Je bent ziek, je weet niet, wat je zegt."
„Ik weet het zeer goed, grootvader. Ik loochen
niet, dat u in materiëele dingen aitijd als een
vader voor mij gezorgd hebt. Maar in uw hart
Neen neen neen! Ik zeg u, dat ik niet
blind benGrootvader, als er nog een vonkje van
liefde voor mij in u is, spreek dan nooit meer
van weggaan tegen hem, dring daarop niet bij
hem aan, laat hem niet zien, wat ik gezien heb,
of ik zou u moeten haten 1"
Sir Elliot beefde. Hier stond geen pleegkind
meer tegenover een grootvader, maar een vrouw,
die haar bruidegom tegen een anderen man ver
dedigde.
„Je vergeet je zelf en je spreekt, wat je niet
meènt," zeide de oude koopman met waardigen
ernst, ofschoon zijn stem van aandoening beefde.
Het jonge meisje begon luide te weenen Zij
knielde op het tapijt neer, omklemde zijn knieën
en drukte haar hoofd daar tegen aan.
„Grootvader," snikte zij, „vergeef me, maar ik
ben zoo ongelukkig! U hebt mij het hart ge
broken
„Arm, arm kind!"
Met sidderende hand streek hij over heur blon
de haren, zijne oogen stonden vol tranen. Maar
deze stormachtige scène had, als een onweer,
de lucht gezuiverd en hen nader tot elkander
gebracht, dan zij sinds lang geweest waren.
„Hij is onschuldig, grootvader," verzekerde
Anny. „Het valt mij zoo gemakkelijk dit te geloo-
ven. Waarom u bok niet? U weet toch, hoe edel
en goed hij is.'Kan u hem open in de oogen
kijken en gelooven, dat hij mijn liefde gezocht
neeit,. ofschoon hij reeds gehuwd was? Kan u
hem van zulk een slechtheid verdenken? En
wanneer er bloed aan zijn handen kleefde zou ik
het voelen! Ik weet, dat hij onschuldig is. O,
grootvader, hoe kan u toch zoo onbegrijpelijk
wantrouwend jegens hem zijn?"
„Ik wensch van ganscher harte, dat je gelijk
hebt, Anny," zei sir Elliot treurig. „God weet
hoe gaarne ik den jongen zou willen vertrouwen
en hoezeer ik onder den twijfel lijdt. Hij is mijn
kleinzoon, mijn erfgenaam, voor wien ik zulke
grootsche planhen ontwierp, die mijn trots en
vreugde was. Wanneer de zaak een slecht einde
neemt, zal het mijn dood zijn. Lang wilde ik zelf
niet toegeven, dat ik aan hem twijfelde, maar de
bewijzen," zuchtte hij, „de bewijzen zijn te sterk!"
„Alle bewijzen zouden mij niet van zijn schuld
overtuigen!" riep Anny met vuur.
,,'t Ligt in de vrouwelijke natuur te vertrou
wen, wanneer men bemint," zei sir Elliot zacht.
„Uw trouw roert mij, maar om uwentwille
wenschte ik, dat je overtuiging minder vast
w
ware-
Nog lang zaten ze bij elkander, maar zij spra
ken er niet verder over. Beiden gevoelden, dat
zij hun gedachten niet zouden kunnen mededee-
len zonder dat de toenadering zoude verstoord
worden.
Eindelijk brak de dag der zitting aan. Anny
voelde zich als gebroken, doch om wille van den
geliefden man hield zij zich flink, toen zij Lionel
voor 't laatst in zijn cel bezocht. En toen de
deur der cel achter haar gesloten werd, was bet
Lionel, die zijn kalmte nauwelijks kon bewaren.
Bitter berouw vervulde hem, duidelijker dan ooit
zag hij in, welk een vreeselijke schuld hij op zich
geladen had.
„God vergeve mij mijn misdaad," zuchtte hij.
„Welk een verschrikkelijke vergelding! Ik heb
haar in dezen jammer gestort. En ik had geen
recht op haar, was liarer njet waardig. Hoe durf
ik het wagen haar in de trouwe, bogen te kijken,
haar hand aan te raken. Zij verafschuwt Percy
Walford en maakt een vergelijking tusschen hem
en mij. Als zij eens de waarheid wistAls ik
morgen veroordeeld wordt voor een misdaad,
die ik uiet bedreef, dan zal dit een gerechte straf
zijn voor die andere misdaad, waaraan ik schul
dig ben."
Den geheelen nacht, voorafgaande aan den
dag der rechtsziitiug, lag hij wakker en dacht
aan Anny en* zijn geheime schuld. Ook Anrty
kon geen oogenblik slapen. In haar geprikkelde
verbeelding stel.de ze zich de verschrikkelijkheden
van den dag van morgen levendig voor en zij
hoorde reeds het schuldig" over Lionel uitspre
ken op wreeden, duidelijken toon. Het was haar,
onmogelijk rustig te blijven liggen, zij stond op
en liep m t koortsachtige onrust in de kamer op
en neer, totdat het eerste morgenlicht den dag
aankondigde, die over zijn wel en weè beslissen
zou.
In weerwil van de dringende verzoeken der
beide heeren, had zij er op gestaan de zitting
bij te wonen. Zij voelde, dat tehuis blijven een
nog grootere kwelling voor haar zou zijn.
Bleek en zwijgend zaten sir Elliot en zijn
pleegkind dezen morgen aan het ontbijt. Zelfs
het dienstpersoneel scneen onder den indruk en
bewoog zich geluidloos door het huis heen en
weer. Men zou meenen in het huis van een doode
te zijn. Wat zou er gebeurd zijn, wanneer zij
weer aan deze tafel zouden aanzitten? Zouden
zij dan nog getweeën zijn?
De oude huisknecht, die sinds lange jaren in
dienst van sir Elliot was geweest, ging vol deel
neming naar sir Elliot toe op het oogenblik, dat
de auto voor kwam. „Ik hoop, meneer," zoo zei
hij bewogen, „dat u goed nieuws mee terug
brengt."
Ook het overige dienstpersoneel had zich in
de vestibule verzameld en men sprak op deelne-
tnenden toon over sir Elliot en zijn pleegkind,
die voor zulk een droevige aangelegenheid hef
huis verlieten. Hun deelneming gold echter niet
minder den kleinzoon, dien zij allen graag moch
ten lijden, omdat hij altijd vriendelijk voor hen
geweest was.
In haar gansche leven zou Anny deze auto-ril
niet vergeten! 't Eene oogenblik schrok zij ierug
voor de aanstaande marteling en zou zij den tijd
in zijn loop hebben willen ophouden, in de vol
gende seconden echter ontwaakte in haar hart de
hoop en verlangde zij naar heb kritieke momenf
der zitting, waarin beslist zou worden over het
leven van Lionel en het hare. Zij spraken niet veel
met elkander. Anny hield haar bleek gelaat naar
het eene venster gewend en sir Elliot staarde
onafgebroken door het andere. Ook hij had den
nacht slapeloos doorgebracht en zag er uit, of hij
jaren ouder geworden was
Wordt vervolgd.)