KIEIIIE liilL CIURAHT DE UIKIE EIFIEIMI F. I. JANSSEÜ, Stemplicht» (ineganji, hoek Warmoesstraat BINNENLAND HOND DE LITURGIE KARPETTEN bij FEUILLETON Zaterdag 22 April Derde Blad Met rapport der commissie, benoemd om de /oor- en nadeelen van stemplicht te onderzoe ken, uitgebracht aan den Algemeenen Bond van R. K. Kiesvereenigingén in Nederland, dat wij reeds aankondigden, verdient, om de belangrijk heid van liet onderwerp, eene nadere beschou- De tijdsomstandigheden hebben gemaakt, dat de commissie niet in België naar de werking van stemplicht een persoonlijk onderzoek kon ms - len, maar dat zij zich moest vergenoegen mei inlichtingen, die hier te lande vertoevende Bel gen haar konden geven, welker meening beves tigden de inzichten waartoe eeift stuoie der slembuslilteratuur haar had geleid. Na dit te hebben gememoreerd zet de commissie uiteen, dat vooral twee euvelen hebben doen denken aan eene verplichting: het wegblijven van- de stem bus en de bedenkelijke zijden der actie om dat wegblijven te voorkomen Ze gaat in den breede na dat stemplicht de beste vorm van de verplichting is en ziet dan de vraag onder de oogen of dit middel een geoorloord is. Van katholiek standpunt zijn, zegt zij, er geen principiëele bezwaren. Hoe dikwijls is" den katholieken niet geleerd, dat zij in zekere gevallen in geweien verplicht zijn te stemmen? Er is geen bezwaar, dat de Staat door straf bedreiging tot naleving van dien plicht dwingt. Wat aangaat de voordeelen van stemplicht te verwachten, doet zij verder opmerken, dat deze hierin beslaan: Al dadelijk de grootst .mogelijke beperking der beide genoemde euvelen. Absoluut afdoende is het middel natuurlijk niet. Het is niet moge lijk, tot den laaisien kiezer naar de stembus te brengen en men moet het ook niet beproeven. Verontschuldigingen dienen op ruime schaal toegelaten. Zoo blijft er een afval, die bijv. in België vrij constant pl.m. 5 pet. beloopt. Een opkomst vnn 95 pet. is nu niet zulk een groot voordeel boven hetgeen met E. V. zonder stemplicht te verkrijgen schijnt Ongetwijfeld is wegblijven bij E V veel ernstiger dan bij het meerderheidsstelsel. Immers E. V. beoogt een zoo juist mogelijke afspiegeling van het kie zerskorps. In zooverre kan men stemplicht met recht een complement van E. V. noemen, maar toch is deze winst van wellicht slechts 5 pet. geen voldoende grond. Er zijn evenwel andere gron den. Zoo de bestrijding van het tweede, ergere euvel. Ook dit wordt door stemplicht niet abso luut uitgeroeid, maar dan toch tot vrijwel onbe- teekenende afmetingen teruggebracht. Deze zuivering onzer verkiezingszeden zoude waarlijk een schoone winst zijn. Belangrijker voordeel nog is de opvoedende kracht, die van stemplicht uitgaat. De trage kie zers, die aanvankelijk slechts door de strafbe dreiging tot stemmen worden gebracht, krijgen geleidelijk belangstelling en worden normale kie zers. Dit schijnt te optimistisch, maar het is de ervaring in België. Ontegenzeggelijk zijn deze voordeelen met name de moreele, groot genoeg, om nieuwe straf bepalingen fe rechtvaardigen, indien stemplicht geen nadeelen medebrengt. Aan eene uitvoerige beschouwing onderwerpt zij vervolgens de quaestie van de bezwaren, eiie tegen stemplicht worden ingebracht, waarbij zij onderscheid maakt tusschen politieke- en tech nische bezwaren. Bezwaren van de eerste soort deelt zij niet. En wat aangaat die van de tweede soort doet zij uitkomen, dat niet is. te vreezen bij invoering van stemplicht een overmatig aan tal blanco en ongeldige stemmen, naar cenigen meenendat aan stemplicht eene evenredige ver tegenwoordiging zal dienen gepaard te gaan en dat h. i. de voordeelen van stemplicht kunnen worden bereikt zonder vexatoire werking, naar de ervaring in België leert. Aan dat alles voegt dé commissie toe, dat in België met stemplicht een onmiskenbaar succes is behaald; dat alle politieke partijen er mede zijn ingenomen en dat, naar haar bleek, niemand er óp wenscht terug te komen. En zij concludeert dat het voorbeeld van België voldingend be wijst, dat stemplicht goed kan werken zonder vexatoir te zijn, wat h. i. ook in Nederland moge lijk is, mits evenredige vertegenwoordiging er aan is verbonden. Stemplicht bepleit zij, niet alleen voor de Kamerverkiezingen, doch ook voor de Staten- en Raadsverkiezingen, altijd mits E. V., zooals de aanhangige Grondwetsvoorstellen beoogen. De zelfde gronden gelden h. i. voor alle drie ver- docl' bovendien zoude anders de stem- plicht veel minder gemakkelijk worden ingeleefd, GROOTSTE SORTEERÏrtG LAAGSTE PRIJZEN (33 „Ik verheug er mij over, dat u zoo denken kan," zei Lionel met bevende stem. „Wat mij betreft ik heb niets, dat mijn smart zou kunnen verminderen. Ik zal u heel mijn leven moeten beminnen en dit. Anny, zal mijn gerechte straf zijn." „Ja," zeide zij koud en hij voelde, dat hij zulk een hardheid verdiend had en od geen troost mocht hopen. h „En u zal mij zonder een enkel woord van yrgiffeuis laten gaan, Anny?" „Ja. Wat-zbu Ik zeggen? Ik ken u immers niet! U is een vreemdeling voor mij, iemand, waarin ik totaal geen belang stel, wiens naam ik niet ken en ook niet kennen wil." Zonder hem nog een blik waardig te keuren wendde zij zich naar de deur. Toen haar hand echter den knop der deur vatte hóórde zij een toon, die haar onwillekeurig nog eenmaal deed omzien. Zij zag, dat Lionel op een stoel was neergevallen, zijn gezicht in beide handen steun de en weende. E enige minuten zag Anny zwijgend toe. Men noon - and<y geluid, dan 't zware tikken derhalve ook het voordeel "der opvoedende kracht gedeeltelijk verloren gaan. Voorwaarde voor welslagen is, volgens haar, een lenige rege ling, met groote gematigdheid toegepast. Daar van zal men zich h. i. hebben te doordringen. In België moge de toepassing dikwijls al te gematigd zijn, in Nederland schijnt h. i. meer gevaar voor liet tegendeel. Verder oordeelt zij, dat met de Grondwets herziening het psychologisch oogenblik nadert voor invoering van stemplicht, reeds bij de addi- tioneele bepalingen tegelijk met E. V. Naar hare meening is daarop kans. En eindelijk merkt zij op, gevende daarmede eene samenvat ting van den stand van zaken ten aanzien van stemplicht: De Regeering wil stemplicht door de Grond wet facultatief doen stellen minstgenomen geen bewijs van tegenkanting. De Liberale Unie heeft zich reeds officieel vóór stemplicht ver klaard. Onlangs eveneens, maar niet-officiëel, de Bond van Vrije Liberalen bij monde van zijn orgaan „de Fakkel". Daarentegen scheen het jongste congres der S. D. A. P. stemplicht wei nig genegen. Niets nieuws trouwens: om begrij pelijke redenen hebben de sociaal-democraten nooit veel voor stemplicht gevoeld. De Pers, die zich in den laatsten tijd veel met deze neutrali teit bezig hield, blijkt meestal vóór, evenwel „Standaard" en „Alg. Handelsblad" tegen. De Commissie hoopt, dat haar rapport ertoe moge bijdragen, tegenstanders met een gema tigden stemplicht te verzoenen, zij kan niet anders dan den Bond adviseeren, het zijne te doen, om deze h. i. heilzame hervorming thans verwezenlijkt te krijgen. DE „TELEGRAAF" AFGESTRAFT. De N. C." schrijft onder 't hoofdje „De Affai res v' De firma Holdert zet de zaken voort nu minder voor de entente dan wel voor eigen hachje Blijkbaar bang dat de verscherping van entente- maatregelen, waardoor land en volk gedupeerd kunnen worden, op rekening van de „Telegraaf"- Hetze worden gesteld dat bij het publiek, dat „De Courant" van Holdert leest de oogen eens zouden opengaan over de gevolgen van wat hun exploitant heeft gebrouwen joonen „Tele graaf" en „Courant" zich plots den laatsten tijd pijnlijk bezorgd voor het wel en wee vanhet eigen volk! Ja van ons eigen volk! Er moet, wil de familie Holdert niet te veel van de „Couranf'-lezers verliezen, met de stuk ken in de hand „bewezen" kunnen worden, dat de volkskracht let wel, niet van de entente-vol keren maar van ons eigen volk een voorwerp van voortdurende zorg van Holdert en Co. is geweest. Terwijl dus Holdert te Parijs voortgaat het Fransche publiek voor te lichten over onze natio nale gebleken en de fouten van onze Regeering, bevordert „zijn" blad te Amsterdam onze volks kracht door het instellen van een onderzoek naai den toestand der Ncderlandsche gezinnen tijdens en door den oorlog. Het heeft zich daartoe tot verschillende personen gewend, van wie echter althans sommigen het onzuivere gehalte van deze nieuwe campagne hebben begrepen, zooals blijkt uit het volgende: De „Telegraaf'-redactie zond aan medici te Amsterdam de volgende circulaire: „liet komt ons wenscheiijk voor, een onder zoek in te stellen naar den invloed dien de oor logstoestand heeft op onze volkskracht. Wordt daarmede thans geen begin gemaakt dan zal het te laat zijn en zal de gelegenheid, om uit den oorlog deze les te trekken, ongebruikt zijn voor bijgegaan. Ongetwijfeld kunnen alle practizee- rende artsen tot dit onderzoek een belangrijke bijdrage leveren. Wij richten daarom tot hun al len dit schrijven en veroorlooven ons hun te ver zoeken de volgende vragen te willen beantwoor den: 1. Is tijdens den oorlog het aantal gevallen van lichamelijke ziekte onder de miugegoeden in uw praktijk toegenomen? Zoo ja, is ondervoe ding als een voorname oorzaak van die toene ming te beschouwen? Komt ook minder goede kleeding als oorzaak in aanmerking? Welke an dere oorzaken kunt u eventueel aangeven? 2. Is tijdens den oorlog het aantal gevallen van zenuwziekte in uw praktijk toegenomen? Is een der oorzaken daarvan psychische depres sie, tengevolge van den duurtetoestand of van verminderde verdienste? Welke andere oorzaken zijn aan te geven 3. Zijn in het bijzonder bij kinderen nadee- iige .gevolgen van den oorlogstoestand te consta- teeren geweest 4. Hebt u kunnen opmerken, dat de verstand houding in de gezinnen onder den oorlog heef t 'geleden, hetzij door de afwezigheid van den man hetzij door oneenigheid, als gevolg van een toe stand van geringer welvaart en meer zorgen? 5. Onder de hierboven als mogelijk genoemde oorzaken stellen wij in het bijzonder belang in den duurtetoestand,o mdat de duurte der eerste levensbehoeften bestreden kan en moet worden, hetzij als dit niet mogelijk blijkt, door de nadee- hge gevolgen weg te nemen door verhooging enz Cn WC vriistellin2 van belastingen Wij verzoeken u dus ons in het bijzonder om- der klok en 't zachte snikken van den jongen man. Vervolgens opende zij de deur en verliet de kamer. Er heerschte in de aangrenzende vertrek ken een vreemde onrust. Het dienstpersoneel liep af en aan. Wat beteekende dit? Daar ijlde een dienstmeisje met ontdaan ge zicht op Anny toe. „O, juffrouw, we hebben u en meneer overal gezochtMeneer Hamilton is plotseling erg ziek geworden." De jonge man had de woorden van 't meisje opgevangen en kwam haastig uit het vertrek. „Mijn God, sir Elliot ziek?" Anny wees hem hooghartig terug. „Ik zal naar hem toegaan." Lionel kromp ineen bij deze woorden. Het viel hem zwaar plotseling een vreemdeling te zijn in dit huis. Zijn bezorgdheid voor den ouden man was zoo groot, dat het hem moeite kostte Anny niet te volgen. Nooit te voren had hij zoo zeer gevoeld, dat hij den ouden heer oprecht liefhad, die nu misschien op zijn sterfbed lag. „Hij was altijd zoo goed jegens mij," mom- peude hij. „Ik hoop, dat het niet erg zal zijn." Zou Anny hem laten weten, hoe het met sir Elliot was, of zou zij hein beschouwen als een indringer, die geen recht had op zulk een mede- deeling? „Ik ga naar boven om te informeeren," besloot hij, maar toen hij twee stappen gedaan had zag hij er vol vertwijfeling weer van af. Welk recht had hii zich bij den zieke op te dringen? Anny's trenï den Invloed der duurte te willen inlichten. Ook alle overige inlichtingen en wenken, die ons onderzoek kunnen bevorderen, zullen zéér welkom zijn. Opdat onze enquête ook een praktisch resul taat kunne opleveren is spoed zeer gewenscht. Voor een snelle beantwoording zeggen wij u daarom bij voorbaat dank. De afdeelingsraad van den geneeskundigen kring te Amsterdam, blijkbaar niet ingenomen met deze Holdertsche zorg voor onze nationale kracht, zond hierop den leden het volgende be richt: „Naar aanleiding van dc circulaire, door de redactie- van „De Telegraaf" gericht tot alle praktizeerende artsen, heeft de afdeelingsraad de eer u te adviseeren, geen gevolg te geven, aan liet verzoek de daarin gestélde vragen te beant woorden. .Hoogstens zou de beantwoording slechts een oppervlakkigen indruk kunnen weergeven, stellig geen vaststaande wetenschappelijke feiten. De beantwoording van de vraag 4 zou stellig nog ongepaster zijn, dan het stellen zelf reeds is. Gelet op de laatste vraag, komt het den afdee lingsraad voor, dat de vragen meer uit politiek, dan uit wetenschappelijk oogpunt zijn gesteld, en alleen daarom reeds niet behooren te worden beantwoord," Namens den afdeelingsraad, De Voorzitter: P. A. DE WILDE, De Secretaris: H. D. SOHLBERG. de DANKBAARHEID DER BELGEN VOOR NEDERLAND!. Onze Antwerpsohe correspondent, de heer Oh. Blom, hoeft al meermalen gewezen op de (belaas!) vijandige houding die verschillende Belgen aaunomen tegen "al wat Nederlan der is. Ook de dwaze eenzaat* een soort „jaiou- zlc, <lat -Nederland biVlteti' oorlog bleef - gaf onze conTsponèentSjej'r, Wij lezen nu in do vM-' c." een. stukje, waarin volstrekt hetzelfde wordt gezegd. Eeu te Laeken wonende Nederlander, do lieer Jan Drost, beklaagt zich n.1. in een Belgisch blad hitter oyer de manier waarop de te Brussel wonende Nederlanders in het openbaar door de Belgen aldaar gehoond worden. Hij schrijft; „Reeds eenigen tijd geleden hebben in Bel gië wonende Nederlanders zich in de Belgi sche bladen beklaagd over de vijandige hou ding van sommige Belgen tegen al wat Hol- laudsch is. Men had gedacht, dat die betreu renswaardige stemming met den tijd wol. slijten zou. Dat is echter niet bet geval. In tegendeel, niet alleen ik, maar verscheidene mijner landgenooton hebben veeleer een ver scherping van die stemming kunnen opmer ken. Dagelijks moet ik 0p de tram en op straat gesprekken aanhooren. die voor mijn gevoel als Nederlander grievend zijn. Overal kan men ons hoeren uitmaken voor lafaards, verraders, winstjagers imereantls). Herhaal delijk heb ik het voor Eiijn land opgenomen, wat rtoe ik liet recht bad, niet, waar? Maar zonder het minste suites. Ik "kreegeleohts hoongelach te hoeren es* niet liet minste 'van sympathie. Men zou dat alles ufo van blinder betce kenis kunnen noemen, Ivanneee die voor het' minst misplaatste üjtifoctt jegens een natie die nimmer en in gcd|enkel opzicht aan leiding tot dergelijke oMiescbaamdhedcn heeft gegeven, op ■/,'h- zelf Maando feiten waren. Maar liet schijnt wel of de haat tegen da Nederlanders overal in den lande is door gedrongen. Om welke reden? Ik 'weet er geen, of het moest zijn ongezonde spijt of onzinnige .jalousie, dat Nederland voor den" Europa verwoestenden oorlog gaspaard is gebleven. Dit maakt, dat ik mij sobaam over de verbijsterende géésten die, van nabij de Verschrikkingen van dozen oorlog voor oogen gehad hebbende, woede in bet hart hebben, omdat een naburige natie dien krijg tot lieden beeft kunnen vermijden. Ik vraag den Belgen niet dankbaar te zijn jegens den Staat der Nederlanden voor al- los wat bij gedaan heeft en nog voortgaat te doen met de grootste, belangeloosheid tot leniging van het lot der naar Nederland uitgeweken bevolking. Ik wil niet herinne ren aan de sommen ge kis, die het Neder- landeche volk in een mooie opwelling van sympathie geofferd heelt voor oen zwaar beproefd vollk. Wij hebben in dat opzicht slechts onzen plicht gedaan. Maar ik doe slechts een beroep op liet gezond verstand der Belgen. Moge dat beroep niet ijdel zijn! In elk geval heb ik de Belgische bevol king willen waarschuwen, dat die praktijken door de Nederlandsen o kolonie maar al te zeer worden opgemerkt en dat het in booge mate te betreuren zou zijn wanneer zij moch ten- leiden tot een verwijdering -tussch.cn twee volken, die integendeel in hun weder- zijdisch belang zooveel mogelijk toenadering moesten zoeken." IIOE 7AT DAT? Men meldt ons van goed ingelichte zijde: Een jaar geleden werd aan de nieuw opge richte dag-normaalschool te Venlo tot leeraar benoemd de heer H. H. J, Maas, wonende te Roermond. worden klonken hein fl°g in de ooren: „Je bent een vreemdeling, waarin ik totaal geen belang stel." Een minuut later hoorde hij een wagen buiten. Ongetwijfeld had men ^e'i knecht uitgezonden om den dokter te halen- De doodsche stilte in tie kamer maakte hem angstig. Hij kwelde zich met de vrees over den toestand van sir Elliot, 'len slotte kon hij de eenzaamheid niet langer ver dragen. Hij ging de kamer uit en kwam in de vestibule waar de huisknecht bezorgd op en neer liep. „Hoe gaat het met sir Elliot?" vroeg Lionel. .„Wat is er met hem gebeurd?" De oude bediende keek hem verbaasd aan. Waarom deze vragen? Waarom informeerde hij niet persoonlijk boven? „Ouderdomszwakte, naar 't schijnt," antwoordde hij treurig. „Ik heb sir Elliot nog nooit ixr zulk een toestand gezien. Het zou vreeselijk zijn, waaneer hij ernstig ziek werd aan den vooravond van al de feestelijk heden." Lionel ging weer in de kamer. Hij wilde de komst van den dokter afwachten en dezen vra gen, wat den ouden heer scheelde. En dan en dan? Wat bleef hem anders over, dan heen te gaan? Het was verschrikkelijk op dit oogenblik, nu de dood misschien zijn intocht hield, dit huis te moeten verlaten. De boodschap, dat hij zijn kleinzoon verloor, dat al zijn plannen in duigen waren gevallen, zou voor den ouden-heer reeds zwaarte dragen geweest zijn en nu kwam daar Deze benoeming wekte de algemeene veront waardiging van de katholieke bevolking, in 't bijzonder van 't katholieke Limburg. De heer Maas was immers bekend door de uitgave van een zedeloozen roman en door de medewerking aan het liberaal en fel-anti- katlioliek weekblad „Limburgcs bölang." Een niet-katholiek criticus, de heer G. T. Haspels, noemde in „Onze .Eeuw" den schrijver Maas oen opdisseher „van gezochte, gore walgelijkheden over dronkenschap en overspel." En zulk onderwijzer werd benoemd, om in het katholiek Limburg de toekomstige ouderwijzers voor do katholieke jeugd te vormen. Algemeen was de verontwaardiging. Vooral begreep men niot, hoe de Minister van Biimen- landsche Zaken, de hoer Gort van der Linden, dien men als een hoogstaand en rechtvaardig bewindsman beschouwt, zulke benoeming- kon doen. Weldra echter werd het bekend, dat de heer Gort van der Linden onvoldoende was inge licht; naar verluidde was het den Minister on bekend, dat de onderwijzer Maas dezelfde was als de schrijver der ongure romans. De schoolopziener in het district Roermond, Dr. Steijns, had den Minister deze noodige voor lichting onthouden. Daarenboven werd bekend, dat de bepalingen van het Koninklijk Besluit omtrent de aanstelling van leeraren niet waren nagekomen. Volgens het Koninklijk Besluit moet de arrondissements-schoolopziencr door den districts-sehoolopziener worden geraad pleegd, alvorens deze zijn advies aan den Minis ter indent. Welnu, do schoolopziener in het ar rondissement Venlo was omtrent den lieer Maas niet geraadpleegd. En dit verzuim was des te erger, wijl het vaststaat, dat deze arr. schoolopziener zeer zeker bezwaren zou ge maakt hebben tegen de benoeming van den heer Maas, zoodat de Minister dan noodzakelijk boter zou ingelicht zijn. Katholieke kamerleden, die zich tot den Mi nister van Binnenlandsehe Zaken wendden om te protesteeren tegen zulke benoeming, dio toch zeker niet in het belang van liet onderwijs kon zijn, en tevens wezen op het niet-nakomen van liet bepaalde bij liet Koninklijk Besluit, kregen van den heer Cort van der Linden do mededee- ling, dat, al moolit de benoeming van den heer Maas wellicht niet kunnen worden ingetrokken, deze dan toch wel zou worden overgeplaatst. Wegen3 deze mededeeling hebben deze kamer leden er zich van onthouden, om de benoeming- Maas bij de Begrootings-debatten ter .sprake te brengen; zij vertrouwden op de toezegging van den lieer Cort van der Linden, den Minister van Binnenlandsehe Zaken. Maar nu is sinds de benoeming een jaar ver- loopen en .nog altijd lieoft de Minister zijn woord niet gehouden. Zolfs verluidt, dat do beer. Cort van der Linden ap zijne toezegging zou teruggekomen zijn, nadat hij getracht heeft tot tweemaal toe don heer Maas over te plaatsen, doch deze zicli daartegen heeft verzet. I)e eer van den Minister is nu in deze zaak betrokken; maar intussclion ziet hot katholieke Limburg zijne toekomstige katholieke onder wijzers en onderwijzeressen gevormd door een man, die „gore walgelijkheden over dronken schap overspel" in zijne romans afdrukte. Latetl wij hopen, dat de Minister alsnog zijne toezegging gestand doe. vifller ei PAASCHEIEREN. Ken der uiterlijko kenteekenen van Pasehen zijn do Paasch-eieren. Wij zien ze omstreeks Pa schen mooi of minder mooi opgemaakt in de banketbakkerswinkels, en in allo gezinnen be staat de gewoonte om op Paasch-eieren te trac- teeren. Wat is de oorsprong van het gebruik dor Paascheieren? Het ei is steeds geweest liet zin nebeeld aller dingen begin. Zoo werden jn vroe ger tijd eieren gowisseld bij den aanvang v§n de Lente. Zoo wordt immers bij ons uog een bi/.ou de re betcekenis gehecht aan het vinden van het eerste kicvits-ei. Als dat gevonden is mag eerst de Lente als begonnen worden beschouwd. Langzamerhand is do beteckenis van de Paasch-eieren Overgebracht op de Verrijzenis dos Hoeren. Niemand zal echter beweren, dat er eenige kerkelijke betcekenis in moet worden gezien. Wel bestond in vroegere tijden liet ge bruik, dat de Paasch-eieren, mot engelen of lammeren beschilderd, in do kerk werden ge zegend alvorens men ze ten geschenke aanbood. Een andere geschiedenis van de Paasch-eie ren, welke met bovenstaande waarschijnlijk wel samenhangt, vinden we in België. Als op Paasch-Zatërdag do kaars gewijd is, en bij liet „Gloria in excelsis" de klokken, die sinds Witte Donderdag gezwegen hebben, weer beginnen te luiden, dan heette het, dat de klokken eieren uitstrooiden, welke door do kinderen in huis en nog deze plotselinge ziekte bij. En Anny! Meer dan ooit zou zij in'deze dagen den s.eun van een man noodig hebben, maar hij hij bestond niet meer voor haar Lionel hoorden den wagen terug komen en den dokter de trap op loopen. Dan volgde weer een geruimen tijd van stilte, alleen onderbroken door het voorzichtig openen en sluiten van deuren. Maar nog geen boodschap voor-hem! Plotseling stond Army voor hem. haar oogen waren rood van 't weenen en haar gelaat was doodsbleek. „Sir Elliot is weer tot bewustzijn gekomen," zeide zij. „Hij vraagt naar u." „Hij hij weet nog van niets?" „Neen. Mag ik u verzoeken mee te gaan?" Het klonk meer als een bevel, dan als een verzoek. Maar Lionel lette daar niet op. Snel stond hij op van zijn stoel en volgde haar Men had sir Elliot op 't bed gelegd. Hij stak zijn fijne, aristocratische hand, die hem met weldaden overladen had, den jongen man tegemoet. „Lionel," zei hij met zwakke stem, „ben je daar, mijn jongen? Waar was je toch? Waarom kwam je niet dadelijk hier?" De ongelukkige bevochtigde zijn lippen, die droog waren van de koorts, en Anny antwoordde snel in zijn plaats: „Lionel was bang hier een sta in den weg te zijn, Is u nu wat beter, vader?" De zieke scheen slaperig en weinig spraak zaam. Hij had naar Lionel gevraagd, om allen, die hij lief had. om zich heen te hebben. De cccv. BISSCHOPSWIJDING, ZALVING DER HANDEN. Terwijl het koor den 132 en Pea lui voortzeg zit do Wijder, den mijter op het hoofd, ander maal neder, om ook de handen dct- wijdeling» te zalven. Reeds bfj de priesterwijding is dit geschied, doch thans wordt dit herhaald. En wel om deze reden: hij de priesterwij ding zijn zij mét olie gezalfd, opdat zij gereed zouden zijn tot alle verrichtingen van het heilig dienstwerk, in staat om te zegenen en te heiligen. Doch hoeveel heiliger, hoeveel verhevener dan die des priesters zijn de zege ningen en wijdingen, die door de handen een bisscbops moeten geschieden! Daarom betaamt het dan ook, dat zij bij de bisschops wijding opnieuw worden gezalfd. Daarenbo ven worden c.ie handen na bestreken niet met olie, doch niet ohrisma, d.i. olie gemengd met balsem. Deo, m. handen worden de werken, door de clie de overvloed des H. Geest es of der genade, door den wclriekenden balsem van bet chrisma de er-ede geur beduid van voorbeeld en faam. Door de handelingen des bisscbops vooral moet de genade der II. Geestes blijk.cn er kei-laar gemaakt worden, hij vooral moet, als een Apostel, voor God de goede geur van Christus wezen, welrie kend als een onvermengde balsem. Opnieuw knielt daarom de wijdeling neer aan de voeten des Wijders en biedt hem beide handen. geopend naast elkander uitgestrekt ter zalving aan. De Wijder doopt den rech terduim in liet H. Chrisma en teekent dan een Kruis over de beide handen van den rechterduim-naar den linkerwijsvinger en van d enliuker duim naar den rechter wijs vinger, terwijl hij bidt: „Mogen deze handen gezalfd worden met de gewijde olie en liet chrisma der heiliging! Gelijk Sainuël David tot koning en profeet heeft gezalfd, mogen zij aldus gezalfd en gewijd worden en in den naam des f Vadeers en des f Zoons en des Heiligen t Geestes, opdat zij met vrucht kun nen vormen 't teoken des heiligen kruizes van Jezus Christus onzen Zaligmaker, die ons van den dood heeft vrijgekocht en tot het rijk der hemelen overgevoerd. Verhoor ons goe dertieren, almachtige Vader, eeuwige God, ou geeft, dat wij verkrijgen, wat wij -vragen. Door den zelfden Christus, onzen Heer, Amenl" „God, de Vader van onzen Heer Jezus Christus, die u heeft willen doen verheffen tot de waardigheid van hel opperpriesterschap, Hij besproei e n met liet chrisma en met het water der geheimzinnige reiniging en Hij verleene u den overvloed van geestelijke ze f gening!. Moge gezegend zijn, wat gij zult zegenen, en geheiligd wat gij zult heiligen en moge door deze zalving de oplegging van deze hand of duim allen tot heil verstrekken. Amenl" Na deze gebeden sluit de wijdeling de han den on legt zo om het afdruipen van het H. Ohrisma te voorkomen in een linnen dook, die hem van den hals afhangt. Intus- seheu reinigt de Wijder zich de handen, want thans zal hij overgaan tot de zegening der kenteekenen van de bisscboppclij-ke waardig heid: staf cu ring. hof mochten worden gezocht, zooals bij ons de kinderen met St. Nicolaas hun mandje zoeken. In Bolgiö bestaan trouwens nog meer gebrui ken, dio hiermee samenhangen. Zoo loopen, waarschijnlijk moeten we nu zeggen liepen, in Doornik en Bergen de misdienaars de straat op om bekend te maken, dat de klokken weer waren begonnen te kleppen. Natuurlijk om voor die mededeeling iets te ontvangen, wellicht in den vorm van Paasch-eieren. De Vlaamsclio kantwerkersters slaan, zoodra de klokken beginnen te luiden op haar werkdoo- zen en sluiten ze om dien dag het work niet meer to hervatten. In Leuven en andere plaatsen gingen de joDge werklieden de stad rond en sloegen met hamers op deuren en winkelramen, niet altijd zonder schade.te veroorzaken. Dit gebruik is op het einde der vorige eeuw afgeschaft. Do boerenknechts rond Contieh openen te middenacht deuren en vensters en slaan met bozems terwijl zij roepen: „Paschen er in, Vas ten or lilt!" Wie dit het eerst roept krijgt don volgenden dag een paar Paasch-eieren meer dan de anderen. Tn de Kempen gaan de kinderen daags vóór Paschen naar Aarschót om bij de slagers horens te halen. Zij maken daarmee voor do deurén der menschen zulk een helseh lawaai, dat men bun gauw Paasch-eieren geeft, om de kindoren kwijt te zijn. Of al deze gebruiken ook nu in Bclgë zullen worden gevolgd? Bii ons te lande is bet gebruik der Paasch- eioren eigenlijk een overblijfselmit den hoiden- sehen tijd. Onze voorouders vierden toen zjj Christenen waren geworden het kerkelijk Paasclifeest mee, bleven het eieren-symbool tevens gedenken als het feest van een voorjaars dokter gaf den jongen man een wenk hem in de aangrenzende kamer te volgen. „0 moet direct een pleegzuster laten komen, meneer Hamilton," zei hij ernstig. „Sir Elliot is aan de rechterzijde vau zijn lichaam geheel ver lamd." „Een verlamming! Maar zijn leven is toch niet in gevaar?" „Ik hoop van niet, maar het is altijd goed op het érgste voorbereid te zijn." Een onderdrukte kreet deed de beide heeren snel omzien. Geen van hen had bemerkt, dat Anny hen gevolga was „Hij zal sterven," snikte zij, „mijn beste vader zal sterven! Mijn God, welic een nacht!" Lionel was de vertwijfeling nabij. Nog voor weinige uren zou hij haar in zijn armen gesloten en getroost hebben, thans waagde hij net niet eens haar toe te spreken. De dokter, een oude huisvriend, trachtte haar moed. in tc spreken, en bewoog haar een glas wijn te drinken voor hij weg ging. Lionel stond zwijgend toé te zien. Het was hem onmogelijk haar aan haar droefheid over te laten, maar hij durfde ook niet doen, wat zijn hart hem ingaf. Hij zag, dat zijn aanwezig heid haar pijn deed en hoe zij slechts gedwon gen notitie van hem nam. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 9