KIEIIIE liilL CIURAHT
DE UIKIE EIFIEIMI
F. I. JANSSEÜ,
Stemplicht»
(ineganji, hoek Warmoesstraat
BINNENLAND
HOND DE LITURGIE
KARPETTEN bij
FEUILLETON
Zaterdag 22 April Derde Blad
Met rapport der commissie, benoemd om de
/oor- en nadeelen van stemplicht te onderzoe
ken, uitgebracht aan den Algemeenen Bond van
R. K. Kiesvereenigingén in Nederland, dat wij
reeds aankondigden, verdient, om de belangrijk
heid van liet onderwerp, eene nadere beschou-
De tijdsomstandigheden hebben gemaakt, dat
de commissie niet in België naar de werking van
stemplicht een persoonlijk onderzoek kon ms -
len, maar dat zij zich moest vergenoegen mei
inlichtingen, die hier te lande vertoevende Bel
gen haar konden geven, welker meening beves
tigden de inzichten waartoe eeift stuoie der
slembuslilteratuur haar had geleid. Na dit te
hebben gememoreerd zet de commissie uiteen,
dat vooral twee euvelen hebben doen denken aan
eene verplichting: het wegblijven van- de stem
bus en de bedenkelijke zijden der actie om dat
wegblijven te voorkomen
Ze gaat in den breede na dat stemplicht de
beste vorm van de verplichting is en ziet dan
de vraag onder de oogen of dit middel een
geoorloord is. Van katholiek standpunt zijn, zegt
zij, er geen principiëele bezwaren. Hoe dikwijls
is" den katholieken niet geleerd, dat zij in zekere
gevallen in geweien verplicht zijn te stemmen?
Er is geen bezwaar, dat de Staat door straf
bedreiging tot naleving van dien plicht dwingt.
Wat aangaat de voordeelen van stemplicht te
verwachten, doet zij verder opmerken, dat deze
hierin beslaan:
Al dadelijk de grootst .mogelijke beperking
der beide genoemde euvelen. Absoluut afdoende
is het middel natuurlijk niet. Het is niet moge
lijk, tot den laaisien kiezer naar de stembus te
brengen en men moet het ook niet beproeven.
Verontschuldigingen dienen op ruime schaal
toegelaten. Zoo blijft er een afval, die bijv. in
België vrij constant pl.m. 5 pet. beloopt.
Een opkomst vnn 95 pet. is nu niet zulk een
groot voordeel boven hetgeen met E. V. zonder
stemplicht te verkrijgen schijnt Ongetwijfeld is
wegblijven bij E V veel ernstiger dan bij het
meerderheidsstelsel. Immers E. V. beoogt een
zoo juist mogelijke afspiegeling van het kie
zerskorps.
In zooverre kan men stemplicht met recht een
complement van E. V. noemen, maar toch is
deze winst van wellicht slechts 5 pet. geen
voldoende grond. Er zijn evenwel andere gron
den. Zoo de bestrijding van het tweede, ergere
euvel. Ook dit wordt door stemplicht niet abso
luut uitgeroeid, maar dan toch tot vrijwel onbe-
teekenende afmetingen teruggebracht.
Deze zuivering onzer verkiezingszeden zoude
waarlijk een schoone winst zijn.
Belangrijker voordeel nog is de opvoedende
kracht, die van stemplicht uitgaat. De trage kie
zers, die aanvankelijk slechts door de strafbe
dreiging tot stemmen worden gebracht, krijgen
geleidelijk belangstelling en worden normale kie
zers. Dit schijnt te optimistisch, maar het is de
ervaring in België.
Ontegenzeggelijk zijn deze voordeelen met
name de moreele, groot genoeg, om nieuwe straf
bepalingen fe rechtvaardigen, indien stemplicht
geen nadeelen medebrengt.
Aan eene uitvoerige beschouwing onderwerpt
zij vervolgens de quaestie van de bezwaren, eiie
tegen stemplicht worden ingebracht, waarbij zij
onderscheid maakt tusschen politieke- en tech
nische bezwaren. Bezwaren van de eerste soort
deelt zij niet. En wat aangaat die van de tweede
soort doet zij uitkomen, dat niet is. te vreezen
bij invoering van stemplicht een overmatig aan
tal blanco en ongeldige stemmen, naar cenigen
meenendat aan stemplicht eene evenredige ver
tegenwoordiging zal dienen gepaard te gaan en
dat h. i. de voordeelen van stemplicht kunnen
worden bereikt zonder vexatoire werking, naar
de ervaring in België leert.
Aan dat alles voegt dé commissie toe, dat in
België met stemplicht een onmiskenbaar succes
is behaald; dat alle politieke partijen er mede
zijn ingenomen en dat, naar haar bleek, niemand
er óp wenscht terug te komen. En zij concludeert
dat het voorbeeld van België voldingend be
wijst, dat stemplicht goed kan werken zonder
vexatoir te zijn, wat h. i. ook in Nederland moge
lijk is, mits evenredige vertegenwoordiging er
aan is verbonden.
Stemplicht bepleit zij, niet alleen voor de
Kamerverkiezingen, doch ook voor de Staten- en
Raadsverkiezingen, altijd mits E. V., zooals de
aanhangige Grondwetsvoorstellen beoogen. De
zelfde gronden gelden h. i. voor alle drie ver-
docl' bovendien zoude anders de stem-
plicht veel minder gemakkelijk worden ingeleefd,
GROOTSTE SORTEERÏrtG
LAAGSTE PRIJZEN
(33
„Ik verheug er mij over, dat u zoo denken
kan," zei Lionel met bevende stem. „Wat mij
betreft ik heb niets, dat mijn smart zou
kunnen verminderen. Ik zal u heel mijn leven
moeten beminnen en dit. Anny, zal mijn gerechte
straf zijn."
„Ja," zeide zij koud en hij voelde, dat hij
zulk een hardheid verdiend had en od geen
troost mocht hopen. h
„En u zal mij zonder een enkel woord van
yrgiffeuis laten gaan, Anny?"
„Ja. Wat-zbu Ik zeggen? Ik ken u immers
niet! U is een vreemdeling voor mij, iemand,
waarin ik totaal geen belang stel, wiens naam
ik niet ken en ook niet kennen wil."
Zonder hem nog een blik waardig te keuren
wendde zij zich naar de deur. Toen haar hand
echter den knop der deur vatte hóórde zij een
toon, die haar onwillekeurig nog eenmaal deed
omzien. Zij zag, dat Lionel op een stoel was
neergevallen, zijn gezicht in beide handen steun
de en weende.
E enige minuten zag Anny zwijgend toe. Men
noon - and<y geluid, dan 't zware tikken
derhalve ook het voordeel "der opvoedende
kracht gedeeltelijk verloren gaan. Voorwaarde
voor welslagen is, volgens haar, een lenige rege
ling, met groote gematigdheid toegepast. Daar
van zal men zich h. i. hebben te doordringen.
In België moge de toepassing dikwijls al te
gematigd zijn, in Nederland schijnt h. i. meer
gevaar voor liet tegendeel.
Verder oordeelt zij, dat met de Grondwets
herziening het psychologisch oogenblik nadert
voor invoering van stemplicht, reeds bij de addi-
tioneele bepalingen tegelijk met E. V. Naar
hare meening is daarop kans. En eindelijk
merkt zij op, gevende daarmede eene samenvat
ting van den stand van zaken ten aanzien van
stemplicht:
De Regeering wil stemplicht door de Grond
wet facultatief doen stellen minstgenomen
geen bewijs van tegenkanting. De Liberale Unie
heeft zich reeds officieel vóór stemplicht ver
klaard. Onlangs eveneens, maar niet-officiëel,
de Bond van Vrije Liberalen bij monde van zijn
orgaan „de Fakkel". Daarentegen scheen het
jongste congres der S. D. A. P. stemplicht wei
nig genegen. Niets nieuws trouwens: om begrij
pelijke redenen hebben de sociaal-democraten
nooit veel voor stemplicht gevoeld. De Pers, die
zich in den laatsten tijd veel met deze neutrali
teit bezig hield, blijkt meestal vóór, evenwel
„Standaard" en „Alg. Handelsblad" tegen.
De Commissie hoopt, dat haar rapport ertoe
moge bijdragen, tegenstanders met een gema
tigden stemplicht te verzoenen, zij kan niet
anders dan den Bond adviseeren, het zijne te
doen, om deze h. i. heilzame hervorming thans
verwezenlijkt te krijgen.
DE „TELEGRAAF" AFGESTRAFT.
De N. C." schrijft onder 't hoofdje „De Affai
res v'
De firma Holdert zet de zaken voort nu
minder voor de entente dan wel voor eigen hachje
Blijkbaar bang dat de verscherping van entente-
maatregelen, waardoor land en volk gedupeerd
kunnen worden, op rekening van de „Telegraaf"-
Hetze worden gesteld dat bij het publiek, dat
„De Courant" van Holdert leest de oogen eens
zouden opengaan over de gevolgen van wat hun
exploitant heeft gebrouwen joonen „Tele
graaf" en „Courant" zich plots den laatsten tijd
pijnlijk bezorgd voor het wel en wee vanhet
eigen volk! Ja van ons eigen volk!
Er moet, wil de familie Holdert niet te veel
van de „Couranf'-lezers verliezen, met de stuk
ken in de hand „bewezen" kunnen worden, dat
de volkskracht let wel, niet van de entente-vol
keren maar van ons eigen volk een voorwerp
van voortdurende zorg van Holdert en Co. is
geweest.
Terwijl dus Holdert te Parijs voortgaat het
Fransche publiek voor te lichten over onze natio
nale gebleken en de fouten van onze Regeering,
bevordert „zijn" blad te Amsterdam onze volks
kracht door het instellen van een onderzoek naai
den toestand der Ncderlandsche gezinnen tijdens
en door den oorlog. Het heeft zich daartoe tot
verschillende personen gewend, van wie echter
althans sommigen het onzuivere gehalte van deze
nieuwe campagne hebben begrepen, zooals blijkt
uit het volgende:
De „Telegraaf'-redactie zond aan medici te
Amsterdam de volgende circulaire:
„liet komt ons wenscheiijk voor, een onder
zoek in te stellen naar den invloed dien de oor
logstoestand heeft op onze volkskracht. Wordt
daarmede thans geen begin gemaakt dan zal het
te laat zijn en zal de gelegenheid, om uit den
oorlog deze les te trekken, ongebruikt zijn voor
bijgegaan. Ongetwijfeld kunnen alle practizee-
rende artsen tot dit onderzoek een belangrijke
bijdrage leveren. Wij richten daarom tot hun al
len dit schrijven en veroorlooven ons hun te ver
zoeken de volgende vragen te willen beantwoor
den:
1. Is tijdens den oorlog het aantal gevallen
van lichamelijke ziekte onder de miugegoeden
in uw praktijk toegenomen? Zoo ja, is ondervoe
ding als een voorname oorzaak van die toene
ming te beschouwen? Komt ook minder goede
kleeding als oorzaak in aanmerking? Welke an
dere oorzaken kunt u eventueel aangeven?
2. Is tijdens den oorlog het aantal gevallen
van zenuwziekte in uw praktijk toegenomen?
Is een der oorzaken daarvan psychische depres
sie, tengevolge van den duurtetoestand of van
verminderde verdienste? Welke andere oorzaken
zijn aan te geven
3. Zijn in het bijzonder bij kinderen nadee-
iige .gevolgen van den oorlogstoestand te consta-
teeren geweest
4. Hebt u kunnen opmerken, dat de verstand
houding in de gezinnen onder den oorlog heef t
'geleden, hetzij door de afwezigheid van den man
hetzij door oneenigheid, als gevolg van een toe
stand van geringer welvaart en meer zorgen?
5. Onder de hierboven als mogelijk genoemde
oorzaken stellen wij in het bijzonder belang in
den duurtetoestand,o mdat de duurte der eerste
levensbehoeften bestreden kan en moet worden,
hetzij als dit niet mogelijk blijkt, door de nadee-
hge gevolgen weg te nemen door verhooging
enz Cn WC vriistellin2 van belastingen
Wij verzoeken u dus ons in het bijzonder om-
der klok en 't zachte snikken van den jongen
man. Vervolgens opende zij de deur en verliet de
kamer. Er heerschte in de aangrenzende vertrek
ken een vreemde onrust. Het dienstpersoneel liep
af en aan. Wat beteekende dit?
Daar ijlde een dienstmeisje met ontdaan ge
zicht op Anny toe.
„O, juffrouw, we hebben u en meneer overal
gezochtMeneer Hamilton is plotseling erg ziek
geworden."
De jonge man had de woorden van 't meisje
opgevangen en kwam haastig uit het vertrek.
„Mijn God, sir Elliot ziek?"
Anny wees hem hooghartig terug.
„Ik zal naar hem toegaan."
Lionel kromp ineen bij deze woorden. Het viel
hem zwaar plotseling een vreemdeling te zijn in
dit huis. Zijn bezorgdheid voor den ouden man
was zoo groot, dat het hem moeite kostte Anny
niet te volgen. Nooit te voren had hij zoo zeer
gevoeld, dat hij den ouden heer oprecht liefhad,
die nu misschien op zijn sterfbed lag.
„Hij was altijd zoo goed jegens mij," mom-
peude hij. „Ik hoop, dat het niet erg zal zijn."
Zou Anny hem laten weten, hoe het met sir
Elliot was, of zou zij hein beschouwen als een
indringer, die geen recht had op zulk een mede-
deeling?
„Ik ga naar boven om te informeeren," besloot
hij, maar toen hij twee stappen gedaan had zag
hij er vol vertwijfeling weer van af. Welk recht
had hii zich bij den zieke op te dringen? Anny's
trenï den Invloed der duurte te willen inlichten.
Ook alle overige inlichtingen en wenken, die ons
onderzoek kunnen bevorderen, zullen zéér welkom
zijn. Opdat onze enquête ook een praktisch resul
taat kunne opleveren is spoed zeer gewenscht.
Voor een snelle beantwoording zeggen wij u
daarom bij voorbaat dank.
De afdeelingsraad van den geneeskundigen
kring te Amsterdam, blijkbaar niet ingenomen
met deze Holdertsche zorg voor onze nationale
kracht, zond hierop den leden het volgende be
richt:
„Naar aanleiding van dc circulaire, door de
redactie- van „De Telegraaf" gericht tot alle
praktizeerende artsen, heeft de afdeelingsraad
de eer u te adviseeren, geen gevolg te geven, aan
liet verzoek de daarin gestélde vragen te beant
woorden.
.Hoogstens zou de beantwoording slechts een
oppervlakkigen indruk kunnen weergeven, stellig
geen vaststaande wetenschappelijke feiten.
De beantwoording van de vraag 4 zou stellig
nog ongepaster zijn, dan het stellen zelf reeds
is.
Gelet op de laatste vraag, komt het den afdee
lingsraad voor, dat de vragen meer uit politiek,
dan uit wetenschappelijk oogpunt zijn gesteld,
en alleen daarom reeds niet behooren te worden
beantwoord,"
Namens den afdeelingsraad,
De Voorzitter: P. A. DE WILDE,
De Secretaris: H. D. SOHLBERG.
de DANKBAARHEID DER BELGEN
VOOR NEDERLAND!.
Onze Antwerpsohe correspondent, de heer
Oh. Blom, hoeft al meermalen gewezen op de
(belaas!) vijandige houding die verschillende
Belgen aaunomen tegen "al wat Nederlan
der is.
Ook de dwaze eenzaat* een soort „jaiou-
zlc, <lat -Nederland biVlteti' oorlog bleef -
gaf onze conTsponèentSjej'r,
Wij lezen nu in do vM-' c." een. stukje,
waarin volstrekt hetzelfde wordt gezegd.
Eeu te Laeken wonende Nederlander, do
lieer Jan Drost, beklaagt zich n.1. in een
Belgisch blad hitter oyer de manier waarop
de te Brussel wonende Nederlanders in het
openbaar door de Belgen aldaar gehoond
worden. Hij schrijft;
„Reeds eenigen tijd geleden hebben in Bel
gië wonende Nederlanders zich in de Belgi
sche bladen beklaagd over de vijandige hou
ding van sommige Belgen tegen al wat Hol-
laudsch is. Men had gedacht, dat die betreu
renswaardige stemming met den tijd wol.
slijten zou. Dat is echter niet bet geval. In
tegendeel, niet alleen ik, maar verscheidene
mijner landgenooton hebben veeleer een ver
scherping van die stemming kunnen opmer
ken. Dagelijks moet ik 0p de tram en op
straat gesprekken aanhooren. die voor mijn
gevoel als Nederlander grievend zijn. Overal
kan men ons hoeren uitmaken voor lafaards,
verraders, winstjagers imereantls). Herhaal
delijk heb ik het voor Eiijn land opgenomen,
wat rtoe ik liet recht bad, niet, waar? Maar
zonder het minste suites. Ik "kreegeleohts
hoongelach te hoeren es* niet liet minste 'van
sympathie.
Men zou dat alles ufo van blinder betce
kenis kunnen noemen, Ivanneee die voor het'
minst misplaatste üjtifoctt jegens een natie
die nimmer en in gcd|enkel opzicht aan
leiding tot dergelijke oMiescbaamdhedcn
heeft gegeven, op ■/,'h- zelf Maando feiten
waren. Maar liet schijnt wel of de haat tegen
da Nederlanders overal in den lande is door
gedrongen. Om welke reden? Ik 'weet er
geen, of het moest zijn ongezonde spijt of
onzinnige .jalousie, dat Nederland voor den"
Europa verwoestenden oorlog gaspaard is
gebleven. Dit maakt, dat ik mij sobaam over
de verbijsterende géésten die, van nabij de
Verschrikkingen van dozen oorlog voor
oogen gehad hebbende, woede in bet hart
hebben, omdat een naburige natie dien krijg
tot lieden beeft kunnen vermijden.
Ik vraag den Belgen niet dankbaar te zijn
jegens den Staat der Nederlanden voor al-
los wat bij gedaan heeft en nog voortgaat
te doen met de grootste, belangeloosheid tot
leniging van het lot der naar Nederland
uitgeweken bevolking. Ik wil niet herinne
ren aan de sommen ge kis, die het Neder-
landeche volk in een mooie opwelling van
sympathie geofferd heelt voor oen zwaar
beproefd vollk. Wij hebben in dat opzicht
slechts onzen plicht gedaan. Maar ik doe
slechts een beroep op liet gezond verstand
der Belgen. Moge dat beroep niet ijdel zijn!
In elk geval heb ik de Belgische bevol
king willen waarschuwen, dat die praktijken
door de Nederlandsen o kolonie maar al te
zeer worden opgemerkt en dat het in booge
mate te betreuren zou zijn wanneer zij moch
ten- leiden tot een verwijdering -tussch.cn
twee volken, die integendeel in hun weder-
zijdisch belang zooveel mogelijk toenadering
moesten zoeken."
IIOE 7AT DAT?
Men meldt ons van goed ingelichte zijde:
Een jaar geleden werd aan de nieuw opge
richte dag-normaalschool te Venlo tot leeraar
benoemd de heer H. H. J, Maas, wonende te
Roermond.
worden klonken hein fl°g in de ooren: „Je bent
een vreemdeling, waarin ik totaal geen belang
stel."
Een minuut later hoorde hij een wagen buiten.
Ongetwijfeld had men ^e'i knecht uitgezonden
om den dokter te halen- De doodsche stilte in tie
kamer maakte hem angstig. Hij kwelde zich met
de vrees over den toestand van sir Elliot, 'len
slotte kon hij de eenzaamheid niet langer ver
dragen. Hij ging de kamer uit en kwam in de
vestibule waar de huisknecht bezorgd op en neer
liep.
„Hoe gaat het met sir Elliot?" vroeg Lionel.
.„Wat is er met hem gebeurd?"
De oude bediende keek hem verbaasd aan.
Waarom deze vragen? Waarom informeerde hij
niet persoonlijk boven? „Ouderdomszwakte, naar
't schijnt," antwoordde hij treurig. „Ik heb sir
Elliot nog nooit ixr zulk een toestand gezien.
Het zou vreeselijk zijn, waaneer hij ernstig ziek
werd aan den vooravond van al de feestelijk
heden."
Lionel ging weer in de kamer. Hij wilde de
komst van den dokter afwachten en dezen vra
gen, wat den ouden heer scheelde. En dan en
dan? Wat bleef hem anders over, dan heen te
gaan? Het was verschrikkelijk op dit oogenblik,
nu de dood misschien zijn intocht hield, dit huis
te moeten verlaten. De boodschap, dat hij zijn
kleinzoon verloor, dat al zijn plannen in duigen
waren gevallen, zou voor den ouden-heer reeds
zwaarte dragen geweest zijn en nu kwam daar
Deze benoeming wekte de algemeene veront
waardiging van de katholieke bevolking, in 't
bijzonder van 't katholieke Limburg.
De heer Maas was immers bekend door de
uitgave van een zedeloozen roman en door de
medewerking aan het liberaal en fel-anti-
katlioliek weekblad „Limburgcs bölang." Een
niet-katholiek criticus, de heer G. T. Haspels,
noemde in „Onze .Eeuw" den schrijver Maas oen
opdisseher „van gezochte, gore walgelijkheden
over dronkenschap en overspel."
En zulk onderwijzer werd benoemd, om in het
katholiek Limburg de toekomstige ouderwijzers
voor do katholieke jeugd te vormen.
Algemeen was de verontwaardiging. Vooral
begreep men niot, hoe de Minister van Biimen-
landsche Zaken, de hoer Gort van der Linden,
dien men als een hoogstaand en rechtvaardig
bewindsman beschouwt, zulke benoeming- kon
doen.
Weldra echter werd het bekend, dat de heer
Gort van der Linden onvoldoende was inge
licht; naar verluidde was het den Minister on
bekend, dat de onderwijzer Maas dezelfde was
als de schrijver der ongure romans.
De schoolopziener in het district Roermond,
Dr. Steijns, had den Minister deze noodige voor
lichting onthouden. Daarenboven werd bekend,
dat de bepalingen van het Koninklijk Besluit
omtrent de aanstelling van leeraren niet waren
nagekomen. Volgens het Koninklijk Besluit
moet de arrondissements-schoolopziencr door
den districts-sehoolopziener worden geraad
pleegd, alvorens deze zijn advies aan den Minis
ter indent. Welnu, do schoolopziener in het ar
rondissement Venlo was omtrent den lieer
Maas niet geraadpleegd. En dit verzuim was
des te erger, wijl het vaststaat, dat deze arr.
schoolopziener zeer zeker bezwaren zou ge
maakt hebben tegen de benoeming van den
heer Maas, zoodat de Minister dan noodzakelijk
boter zou ingelicht zijn.
Katholieke kamerleden, die zich tot den Mi
nister van Binnenlandsehe Zaken wendden om
te protesteeren tegen zulke benoeming, dio toch
zeker niet in het belang van liet onderwijs kon
zijn, en tevens wezen op het niet-nakomen van
liet bepaalde bij liet Koninklijk Besluit, kregen
van den heer Cort van der Linden do mededee-
ling, dat, al moolit de benoeming van den heer
Maas wellicht niet kunnen worden ingetrokken,
deze dan toch wel zou worden overgeplaatst.
Wegen3 deze mededeeling hebben deze kamer
leden er zich van onthouden, om de benoeming-
Maas bij de Begrootings-debatten ter .sprake te
brengen; zij vertrouwden op de toezegging van
den lieer Cort van der Linden, den Minister van
Binnenlandsehe Zaken.
Maar nu is sinds de benoeming een jaar ver-
loopen en .nog altijd lieoft de Minister zijn
woord niet gehouden. Zolfs verluidt, dat do beer.
Cort van der Linden ap zijne toezegging zou
teruggekomen zijn, nadat hij getracht heeft tot
tweemaal toe don heer Maas over te plaatsen,
doch deze zicli daartegen heeft verzet.
I)e eer van den Minister is nu in deze zaak
betrokken; maar intussclion ziet hot katholieke
Limburg zijne toekomstige katholieke onder
wijzers en onderwijzeressen gevormd door een
man, die „gore walgelijkheden over dronken
schap overspel" in zijne romans afdrukte.
Latetl wij hopen, dat de Minister alsnog zijne
toezegging gestand doe.
vifller ei
PAASCHEIEREN.
Ken der uiterlijko kenteekenen van Pasehen
zijn do Paasch-eieren. Wij zien ze omstreeks Pa
schen mooi of minder mooi opgemaakt in de
banketbakkerswinkels, en in allo gezinnen be
staat de gewoonte om op Paasch-eieren te trac-
teeren.
Wat is de oorsprong van het gebruik dor
Paascheieren? Het ei is steeds geweest liet zin
nebeeld aller dingen begin. Zoo werden jn vroe
ger tijd eieren gowisseld bij den aanvang v§n de
Lente. Zoo wordt immers bij ons uog een bi/.ou
de re betcekenis gehecht aan het vinden van het
eerste kicvits-ei. Als dat gevonden is mag eerst
de Lente als begonnen worden beschouwd.
Langzamerhand is do beteckenis van de
Paasch-eieren Overgebracht op de Verrijzenis
dos Hoeren. Niemand zal echter beweren, dat er
eenige kerkelijke betcekenis in moet worden
gezien. Wel bestond in vroegere tijden liet ge
bruik, dat de Paasch-eieren, mot engelen of
lammeren beschilderd, in do kerk werden ge
zegend alvorens men ze ten geschenke aanbood.
Een andere geschiedenis van de Paasch-eie
ren, welke met bovenstaande waarschijnlijk wel
samenhangt, vinden we in België. Als op
Paasch-Zatërdag do kaars gewijd is, en bij liet
„Gloria in excelsis" de klokken, die sinds Witte
Donderdag gezwegen hebben, weer beginnen te
luiden, dan heette het, dat de klokken eieren
uitstrooiden, welke door do kinderen in huis en
nog deze plotselinge ziekte bij. En Anny! Meer
dan ooit zou zij in'deze dagen den s.eun van een
man noodig hebben, maar hij hij bestond
niet meer voor haar
Lionel hoorden den wagen terug komen en den
dokter de trap op loopen. Dan volgde weer een
geruimen tijd van stilte, alleen onderbroken door
het voorzichtig openen en sluiten van deuren.
Maar nog geen boodschap voor-hem! Plotseling
stond Army voor hem. haar oogen waren rood
van 't weenen en haar gelaat was doodsbleek.
„Sir Elliot is weer tot bewustzijn gekomen,"
zeide zij. „Hij vraagt naar u."
„Hij hij weet nog van niets?"
„Neen. Mag ik u verzoeken mee te gaan?"
Het klonk meer als een bevel, dan als een
verzoek. Maar Lionel lette daar niet op. Snel
stond hij op van zijn stoel en volgde haar Men
had sir Elliot op 't bed gelegd. Hij stak zijn
fijne, aristocratische hand, die hem met weldaden
overladen had, den jongen man tegemoet.
„Lionel," zei hij met zwakke stem, „ben je
daar, mijn jongen? Waar was je toch? Waarom
kwam je niet dadelijk hier?"
De ongelukkige bevochtigde zijn lippen, die
droog waren van de koorts, en Anny antwoordde
snel in zijn plaats: „Lionel was bang hier een
sta in den weg te zijn, Is u nu wat beter,
vader?"
De zieke scheen slaperig en weinig spraak
zaam. Hij had naar Lionel gevraagd, om allen,
die hij lief had. om zich heen te hebben. De
cccv.
BISSCHOPSWIJDING, ZALVING DER
HANDEN.
Terwijl het koor den 132 en Pea lui voortzeg
zit do Wijder, den mijter op het hoofd, ander
maal neder, om ook de handen dct- wijdeling»
te zalven. Reeds bfj de priesterwijding is dit
geschied, doch thans wordt dit herhaald.
En wel om deze reden: hij de priesterwij
ding zijn zij mét olie gezalfd, opdat zij gereed
zouden zijn tot alle verrichtingen van het
heilig dienstwerk, in staat om te zegenen en
te heiligen. Doch hoeveel heiliger, hoeveel
verhevener dan die des priesters zijn de zege
ningen en wijdingen, die door de handen
een bisscbops moeten geschieden! Daarom
betaamt het dan ook, dat zij bij de bisschops
wijding opnieuw worden gezalfd. Daarenbo
ven worden c.ie handen na bestreken niet met
olie, doch niet ohrisma, d.i. olie gemengd met
balsem. Deo, m. handen worden de werken,
door de clie de overvloed des H. Geest es of
der genade, door den wclriekenden balsem
van bet chrisma de er-ede geur beduid van
voorbeeld en faam. Door de handelingen des
bisscbops vooral moet de genade der II.
Geestes blijk.cn er kei-laar gemaakt worden,
hij vooral moet, als een Apostel, voor God
de goede geur van Christus wezen, welrie
kend als een onvermengde balsem.
Opnieuw knielt daarom de wijdeling neer
aan de voeten des Wijders en biedt hem beide
handen. geopend naast elkander uitgestrekt
ter zalving aan. De Wijder doopt den rech
terduim in liet H. Chrisma en teekent dan
een Kruis over de beide handen van den
rechterduim-naar den linkerwijsvinger en
van d enliuker duim naar den rechter wijs
vinger, terwijl hij bidt: „Mogen deze handen
gezalfd worden met de gewijde olie en liet
chrisma der heiliging! Gelijk Sainuël David
tot koning en profeet heeft gezalfd, mogen
zij aldus gezalfd en gewijd worden en in den
naam des f Vadeers en des f Zoons en des
Heiligen t Geestes, opdat zij met vrucht kun
nen vormen 't teoken des heiligen kruizes van
Jezus Christus onzen Zaligmaker, die ons
van den dood heeft vrijgekocht en tot het rijk
der hemelen overgevoerd. Verhoor ons goe
dertieren, almachtige Vader, eeuwige God,
ou geeft, dat wij verkrijgen, wat wij -vragen.
Door den zelfden Christus, onzen Heer,
Amenl"
„God, de Vader van onzen Heer Jezus
Christus, die u heeft willen doen verheffen tot
de waardigheid van hel opperpriesterschap,
Hij besproei e n met liet chrisma en met het
water der geheimzinnige reiniging en Hij
verleene u den overvloed van geestelijke ze f
gening!.
Moge gezegend zijn, wat gij zult zegenen,
en geheiligd wat gij zult heiligen en moge
door deze zalving de oplegging van deze hand
of duim allen tot heil verstrekken. Amenl"
Na deze gebeden sluit de wijdeling de han
den on legt zo om het afdruipen van het
H. Ohrisma te voorkomen in een linnen
dook, die hem van den hals afhangt. Intus-
seheu reinigt de Wijder zich de handen, want
thans zal hij overgaan tot de zegening der
kenteekenen van de bisscboppclij-ke waardig
heid: staf cu ring.
hof mochten worden gezocht, zooals bij ons de
kinderen met St. Nicolaas hun mandje zoeken.
In Bolgiö bestaan trouwens nog meer gebrui
ken, dio hiermee samenhangen. Zoo loopen,
waarschijnlijk moeten we nu zeggen liepen,
in Doornik en Bergen de misdienaars de straat
op om bekend te maken, dat de klokken weer
waren begonnen te kleppen. Natuurlijk om voor
die mededeeling iets te ontvangen, wellicht
in den vorm van Paasch-eieren.
De Vlaamsclio kantwerkersters slaan, zoodra
de klokken beginnen te luiden op haar werkdoo-
zen en sluiten ze om dien dag het work niet meer
to hervatten.
In Leuven en andere plaatsen gingen de
joDge werklieden de stad rond en sloegen met
hamers op deuren en winkelramen, niet altijd
zonder schade.te veroorzaken. Dit gebruik is op
het einde der vorige eeuw afgeschaft.
Do boerenknechts rond Contieh openen te
middenacht deuren en vensters en slaan met
bozems terwijl zij roepen: „Paschen er in, Vas
ten or lilt!" Wie dit het eerst roept krijgt don
volgenden dag een paar Paasch-eieren meer dan
de anderen.
Tn de Kempen gaan de kinderen daags vóór
Paschen naar Aarschót om bij de slagers horens
te halen. Zij maken daarmee voor do deurén
der menschen zulk een helseh lawaai, dat men
bun gauw Paasch-eieren geeft, om de kindoren
kwijt te zijn.
Of al deze gebruiken ook nu in Bclgë zullen
worden gevolgd?
Bii ons te lande is bet gebruik der Paasch-
eioren eigenlijk een overblijfselmit den hoiden-
sehen tijd. Onze voorouders vierden toen zjj
Christenen waren geworden het kerkelijk
Paasclifeest mee, bleven het eieren-symbool
tevens gedenken als het feest van een voorjaars
dokter gaf den jongen man een wenk hem in de
aangrenzende kamer te volgen.
„0 moet direct een pleegzuster laten komen,
meneer Hamilton," zei hij ernstig. „Sir Elliot is
aan de rechterzijde vau zijn lichaam geheel ver
lamd."
„Een verlamming! Maar zijn leven is toch niet
in gevaar?"
„Ik hoop van niet, maar het is altijd goed op
het érgste voorbereid te zijn."
Een onderdrukte kreet deed de beide heeren
snel omzien. Geen van hen had bemerkt, dat
Anny hen gevolga was
„Hij zal sterven," snikte zij, „mijn beste vader
zal sterven! Mijn God, welic een nacht!"
Lionel was de vertwijfeling nabij. Nog voor
weinige uren zou hij haar in zijn armen gesloten
en getroost hebben, thans waagde hij net niet
eens haar toe te spreken. De dokter, een oude
huisvriend, trachtte haar moed. in tc spreken, en
bewoog haar een glas wijn te drinken voor hij
weg ging. Lionel stond zwijgend toé te zien. Het
was hem onmogelijk haar aan haar droefheid
over te laten, maar hij durfde ook niet doen, wat
zijn hart hem ingaf. Hij zag, dat zijn aanwezig
heid haar pijn deed en hoe zij slechts gedwon
gen notitie van hem nam.
Wordt vervolgd.)