ROBERT SURCOUF iicüwe must ciomtm P. J. JANSSEN, ROND DE LfTÜEGïE BELGISCHE BRIEVEN. FiEÜSLLETOSS BUITENLAND Hsieqanü, hoek Warmoesstraat. DE OORLOG* Episoden uit het leven van een KAPERKAPITEIN. 1) I. VOOR TOULON. Het was op Maternusdag van het jaar 1793. V/eken lang had men op de gezegende beemden van Provence het woord van de H. Schrift kun nen toepassen: „De hemel hoven u zal zijn als- brandend erts en de aarde ónder u als gloeiend izerd' Dien ochtend echter hadden zich aan den gezichteinder zware onweerswolken opeen gepakt, welker witgepluimde randen telkens door trillende bliksemflitsen verlicht werden, tot het onweder eindelijk voorgoed losbarstte en de ra telende donderslagen de rotsen aan de kust de llen dreunen en in de met schuim bedekte kam men der hemelhooge golven hunne echo's dui zendvoudig schenen te vermenigvuldigen. De kletterende regen viel zoo dicht neder, dat geen klceding er langer dan eene minuut tegen bestand was en wel ieder levend wezen reeds ang onder een beschuttend dak eene schuil plaats moest gezocht hebben. Nochtans vertoon- Zlch een enkele voetganger op den straatweg, die door wijngaard- en olijvenplantingen naar het stadje Beausset voert. Zij kleeding was luch tig en zomersch; door den regen geheel door drongen legde zij zich nauwsluitend om zijne slanke en krachtige gestalte; maar dit scheen hem in het geheel niet te hinderen. Zijn jeugdig gelaat glimlachte vergenoegd in het stortbad, dat hem toegediend werd en zijn veerkrachtige schreden waren die van een voetganger, die niet de geringste aanleiding heeft om zich te haas ten. Daar vertoonde zich bij eene kromming een klem huisje aan de zijde van den weg. Aan bei de zijden van de deur waren twee in elkander ge stoken driehoeken aangebracht en daarboven stond in half uitgewischte letters te lezen: „Ech-- te Roussillon." Hij bleef ondanks den neerstroomenden regen doodbedaard voor het huisje staan, schoof de muts in den hals, zette de vuisten in de zijde en keek aandachtig naar het opschrift. „Echte Rousillon!" Of deze Rousillon wel echt zou zijn? Het huis ziet er niet naar uit! Natter wordt ik niet als ik verder ga en ik weet dan zeer zeker, dat ik met zuiver hemelwater te doen heb. Water is het heerlijksche geschenk van God, maar in den wijn moet men het niet zoeken. Ik zal dus maar verder zeilen eh eerst in Beausset voor anker gaan." Reeds keerde hij zich om, ten einde zijn weg te vervolgen, toen de deur openging, en zich iemand vertoonde, ia wien mén terstond den waard herkennen moest. „Oho! vriend, waar gaat gij heen?" klonk 'n schrille stem van onder een blauwen neus. „Is het wellicht uw plan dezen wolbreuk te willen verdrinken?" „Dat juist niet,"_antwoordde de voetreiziger. „Voor dit weer ben ik n!et beducht, doch wel voor een wolkbreuk uit uwe vaten." „Kom dan gerust binnen, want wij hebben geheel en al denzelfden smaak en ik ben er de man niet naar, die een goed burger met slechten wijn vergiftigd." „Hc wil u op uw woord gelooven en voor vijf minuten bijdraaien. Hola! een nieuwe man aan boord Dc.ii laatste woorden sprak hij, terwijl hij reeds in de gelagkamer stapte, waar hij het wa ter zooveel mogelijk uit zijne kleederen schudde, ongeveer gelijk een natte poedel dit doet, waarna hij 'op den stoel plaats nam, dien de waard hem toegeschoven had. Jn het kleine lokaal zag het er bijzonder krijgs haftig uit. Het was geheel door soldaten van de Nationale Conventie gevuld en behalve de laatst binnengetredene en de waard behoorde slechts een enkele gast tot den burgerstand; deze was een missionaris der orde van den H. Geest, die in het jaar 1703 door den abbé Desplaces, Vin cent le Barbier en J. H. Garnier te Parijs gesticht werd. Deze priester zat stil in een hoek en scheen zich meer met zijne overpeinzingen dan met zijne omgeving bezig te houden. Het naar rre töGh oms c urt'sTenen, want juist man? wordt over de toekomst beslist. Zweden mag, nu over zijn lot en dat der grooto mogendheden wordt beslist, niet bouwen op verzekeringen. Er is iets waaromtrent men geen compromis kan sluiten en dat is het leven zelf. ENGELAND. UIT IEREAIS'D'S VERLEDEN. (Ingezonden.) moest 'n buitengewoon en met een geheel bijzon- deren moed bezield man z n, anders had hij zich niet onder deze woeste bende gewaagd. Destijds waren in Frankrijk reeds alle geestelijke orden opgeheven en men had van de gezamenlijke gees telijkheid den burgerecd gevorderd. Wie dezen eed weigerde, werd als oproerling behandeld. Het was een tijd van de losbandigste regeering- loosheid. Weinige dagen na den aanvang van ons verhaal, namelijk den 6en October 1793, schafte men de gebruikelijke-tijdrekening af; den lOen November voerde de Parijsche Commune den godsdienst der rede in; den 7en Mei 1794 bepaalde de Nationale Conventie, dat er geen God meer bestond en den 24en dier zelfde maand beval deze Conventie, dat er geen bur ger meer aan de -onsterfelijkheid der ziel gelooven mocht. Onder deze omstandigheden was het ge wis een bewijs van groote onverschrokkenheid zich in een ordeskleed onder de halfbeschonken krijgers der revolutie te wagen, eene koenheid, die hem zeer licht noodlottig kon worden. Een baardige sergeant-majoor was de eerste, die den binnengetreden vreemdeling aansprak *v „Hola, burger, van waar?" „Zoo wat van den kant der Durance." „En waarheen, zeg?" „Naar Beausset." „Wat gaat gij daar doen?" „Een vriend bezoeken. Hebt gij daar soms iets op tegen?" „Hm! misschien wel, misschien ook niet." cgcvui. Hij stiet dezen klank slechts zacht en lang zaam uit, maar het ware onmogelijk geweest een meer spottende uitdrukking te geven. Hij sloeg de beenen over elkander, kru-iste de armen over de borst en zag den sergeant-majoor aan met een paar oogen, waarin alles, alleen geen bewonde ring te lezen stond. Deze jonge man kon ter nauwernood twee- drie-en-twintig jaar tellen, maar het hooge voorhoofd, de breede sb-men, de zware wenkbrauwen, de machtige blik, de scherpe adelaarsneus, de gebiedende trek om den mond, de gespierde, door de zon verbrande en door'den hemdskraag blootgelaten hals, de breede schouders, de buigzame lichaamsbouw,dat alles vormde een geheel, dat dien man iets' ont zagwekkends, iets ongewoons gaf. „Verwondert gij u daarover, burger?" vroeg de onderofficier, „Gelooft gij, dat een ieder, die er maar lust in heeft, vrijen toegang tot het hoofdkwartier van Beausset heeft?" „Dat geloof ik nu wel juist niet; maar gelooft gij wellicht, burger sergeant-majoor, dat gij het zijt, wien men om verlof daartoe te vragen heeft?" „Zwijg! Op ieder soldaat rust de plicht voor de veiligheid van het leger te waken? Hoe is uw naam, burger?" „Surcouf," antwoordde de gevraagde met een eenigszins spottenden trek om de mondhoeken. „Uw voornaam?" (Wordt vervolgd.) Zaterdag 13 Mei Derde Blad Alle betalende «bonnés op dit Blad, d!a In het bezit zijn van eene Verzekeringspolis, Zijn, volgens de bepalingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor: f 4000 bij Ievensl. ongeschiktheid tol werken SOO bij overlijden 300 bij veriies van een hand of voet ISO bij verlies van een oog IOO bij verlies van een duim 75 bij breuk vati een arm of been 60 bij verlies van een wijsvinger De uitkeering dezer bedragen wordt gega randeerd door de „Hollandsche Algemeene Verzekeringsbank" te Schiedam. De vóór i October 1911 uitgegeven polissen zijn niet geldig. GROOTSTE SORTEERING laagste prijzen. TAFELKLEEDEN bij 1014 de duitsch-turksche Tr POLITIEK EN ENGELAND. 1 rol. Iloetzsch komt in de „Kreuzztg." te rug op de onderhandelingen tussclien Enge land en Duitschland, die juist bij het uit breken van den oorlog tot een einde waren gekomen. Door deze onderhandelingen liad Duitechland deji aanleg van den Bagdad- spoorweg kunnen voltooien, terwijl Enge land zijn belangen ten volle had kunnen be hartigen in Masrat, Koweit, Aden en Port- Said, terwijl het Arabië en de voornaamste rivier van Mesopotamië onder zijn invloed zou hebben kunnen brengen. De schrijver zegt dan dat Duitechland'a positie in Turkije, om van meer belang te zijn, versterkt had moe ten worden door een overeenkomst omtrent de Perzische got f, afgezien nog van een al gemeene verbetering in de Duitseh-Engel- sehe betrekkingen, die het gevolg zou zijn geweest van de diplomatieke werkzaamheid, welke tot dit groote verdrag had geleid. Engeland en Duitechland zouden dan het werk der beschaving in de landen van Klein- Azië gemeenschappelijk zijn begonnen. Een samengaan van Engelsclie plannen, om een verbinding tussclien Egypte en Engeland te scheppen via Zuid-Perzië, Mesopotamië cn Arabië, met do Duitseb-Turksche politiek in Klein-Azië geldt thans als geheel onmoge lijk. Zuiver politiek gesproken, ligt hier het beslissende punt voor do tegenstelling tus sclien Duitechland en Engeland. Voor den verderen gang van den oorlog is het nood zakelijk, dat aan de Engelsehen het terrein weer ontnomen wordt, dat zij gedurende den oorlog veroverd hebben en dat loopt van de mond van do Sjat el A taib tot Ivoet-eDAma- ra en waar Engeland thans nog in het bij zonder Korna en Basra als onderpand vaste houdt. i VERSPREIDE BERICHTEN De kwestie d|>r Alhnd-ojLinden. Het Zweedsch Telegraaf-bureau meldt: Generaal Rappe publiceert in „Aftonbladet" verdere uitlatingen over de Aland-kwestie. Hij wijst cr o.a. op, dat het in Zwedcn's be!an<* is dat het s tatus quo op Aland' tijdens den oorlog wordt gehandhaafd. Dat is een belang voor uóweden, zegt hij, niet een Duitsch belang- Uitstel zou ten slotte Zweden kunnen dwingen om hulp te zoeken bij Duitechland en daardoor zou Zweden aan den wil van Duitschland worden on derworpen. Zweden moet van niemand af hankelijk zijn. Men moet de kwestie niet Antwerpen, 10 Mei 1916. (Van onzen eigen correspondent.) Het was den derden October* 1914, kort voor den val der vesting Antwerpen, dat ik voor de laatste maal in .Nederland geweest was. leder- jb een zal dus zeer goed begrijpen dat ik met veel belangstelling afreisde, toen ik vóór ongeveer Veertien dagen toestemming bekomen had om voor eenige dagen naar mijn vaderland terug te keeren. Ik had nog al eenige moeite moeten doen om aan een paspoort te geraken, ten einde de reis heen en terug te kunnen maken. Oorspronkcly was ik nog al huiverig om weg te gaan; ik a gelezen dat de soldaten niet met paascliverlo mochten gaan, de toestand was dus nog immer onzuiver en ik wilde toch geen gevaar loopen van mijn gezin afgesneden te zijn. Evenwel was do aantrekking zoo groot, dat ik tenslotte al de (denkbeeldige?) gevaren terzijde zette en op reis ging. Het reizen is tegenwoordig veel kostbaarder dan voorheen; men betaalt met den trein tien centiemen per kilometer on dan nog wel voor de derde klasse, terwijl de tweede vijftig procent verhooging vraagt; moet ik nu nog zeggen dat bijna iedereen derde reist? net reisgezelschap bestond voor dien dag uit zeventien mensclien; wij waren in onze afdee- ling met driëen, waaronder een erg vervelende juffrouw, met eene gansclie stapel Eransche boeken en dagbladen, dio telkenmale verstoord opzag omdat wij. haar lieve oortjes pijnigden met onze boerentaal. Bij het vertrek aan het station te Antwer pen, werden wij zeer oppervlakkig afgetast z.g. onderzocht. Hot is een werk van eene halve mi nuut. Er wordt gevraagd; hebt u ook brieven of andere papieren? daarna worden de porte feuilles nagezien en daarmede is het gebeurd. Van dat onderzoek hadden wij niet veel last, maar destemeer vreesden wij Esschen. Er waren in de verschillende dagbladen al zooveel scènes van verteld, dat wij bij voorbaat al beangst waren. Drie, vier maal doorzocht ik in den trein mijne zakken of er soms nog tram kaartjes of zoo iets inzaten en liet was dan ook met kloppend hart dat wij daar uitstapten env do controle te passeeren. Waar denkt u nu wel dat die gevreesde con trole uit bestaat? Wij moesteu onze bagage openmaken. Sigaren en sigaretten werden afgenomen, omdat men door bemiddeling daarvan briefwisseling ont dekt had, onze passen werden nagezien, wij moesten onze handteekening zetten om te ver gelijken of deze eensluidend was met die op onze pas en daarmede was het amen en uit. Ik heb uu zelf gezien en ondervonden wat de grenscontrole is en durf dan ook verklaren dat er in al die grenscontrole-verhalen zeer veel overdrijviug moet zitten. Ik zeg het ronduit; wanneer ik de zaak van Duitsoh standpunt be zie, en dat is voor de beoordeeliag het eenige zuivere, dan vind ik dat het toezicht veel te slap is. Wij gingen dien dag met zestien personen o giens. waarvan de meeste Belgen wft- Belasting op openbare vermakelijkheden in België. Reeds vóór den oorlog werd in België een belasting geheven op de ontvangsten der bios copen. Deze belasting is nu ook, door de Duit- sehe overheid, van toepassing gebracht op alle openbare vertooningen, concerten, bals, wed rennen, spelen en andere vermakelijkheden. Zij bedraagt 10 van de bruto ontvangsten. Baten voor liefdadige doeleinden mogen worden afge-, trokken. De belasting wordt op 4, 0, of S francs per dag gesteld voor de ondernemers, wier totaal van de bruto-ontvangsten gedurende de helft eener maand minder is dan 60, SO of 100 francs per dag. Zij, die per dag gemiddeld minder ont vangen dan 40 francs zijn vrijgesteld. Provincie en gemeente mogen geen opcenten heffen. Er wordt echter 1/8 aan de provincie en 3/8 aan de gemeente afgestaan. De laatste opstand der Ieren doet terug den ken aan al het leed, dat door Engeland over dit ongelukkige eiland is gebracht. Een klein over zicht geeft hiervan aanstonds een kenschetsend, maar ook een zeer treurig beeld. Ierland was in de eerste eeuwen onzer tijdre kening een der mc'cst beschaafde landen der wereld. De letterkunde der kloosterscholen uit dien tijd is haast even beroemd als de klooster lingen het zijn die als zendelingen het nog liei- densche Europa gingen bekeeren. In Ierland zijn nog tal van mer-kwaarlige gedenktookenen uit dien tijd overgebleven. Deze besehavuig werd gedeeltelijk vernietigd door Je invallen der Denen, doch leefde weer op toen de l'.ngel- scheu het land binnendrongen on, zooals een protestantsch geschiedschrijver het min of meer sarcastisch uitdrukt, dat beschavingswerk dei- Denen te vervolgen, net duurde van 11691542 voordat de Engelschen het land geheel in bezit hadden genomen; al dien tijd ondernamen zij rooftochten, waaraan tal van moordpartijen, als van zelf sprekend waren verbonden. De jaren van 1542 tot 1603 vormen den beruchten tijd dat de Engelsclie hofjonkers het Iersche land in eigendom kregen en waarin gelukzoekers for tuin maakten ten koste van de vrijheid der Ieren. Het was in dien tijd, dat benden Engel sclie soldaten het land doorkruisten en liet er op schenen aan te leggen het Iersche ras te ver- nictigeuvróuwen, kinderen en grijsaards wer den vermoord en in liet land der Desmonds wer den de bewoners in schuren opgesloten en zoo levend verbrand. In Locky, deel 3, wordt ver haald dat soldaten zuigelingen op do punten hunner - lansen naar elkander wierpen en dat vrouwen met do liaren aan de hoornen werden opgehangen. In deel 2 schrijft dezelfde: „Waar het zwaard ontoereikend is, gebruikt men doelmatiger middelen. In liet grootste ge deelte van Ierland verdelgt men jaarlijks allo levensmiddelen met opzet om de bevolking van honger te doen omkomen. De troepen van sir R. Percio sparen tussclien Kindale en Roos noch vee noch oogst. Die van kapitein Harry hande len even zoo tussclien Ross en Bautry. De solda ten van K. Wilmont overmeesteren zonder tegenstand een Icrsch kamp en vinden er slechts zieken en gekwetsten, die zij aanstonds afma ken. Een hooggeplaatst Engelsch beambte schat, dat er in 1682 in een half jaar tijds in de pro vincie Munster alleen dertig duizend Ieren van honger omkwamen om nog niet te spreken van het aantal, dat werd gedood en opgehangen." Dit alles werd zeer gewoen en natuurlijk ge vonden. Spencer schrijft in „A View of tlre Present State of lereland," pag. 654: „Uit de bossclien, uit de „glens" komen de Ieren gekro pen op handen en voeten, hun beeneu kunnen hen niet moer dragen, het zijn als kruipende geraamten. Zij vöeden zich met opgegraven lij ken en zijn gelukkig als zij wat klaver of graan vinden...." En Locky vorhaalt in deel 2 de monsterachtigheid, dat kinderen werden opge geten. De verhouding tussclien Ierland en Engeland werd nog slechter in de zeventiende eeuw: Engeland was van het katholieke geloof afge vallen, en wilde Ierland dwingen hetzelfde te doen, Ierland bleef echter standvastig in het oude geloof en verkoos het martelaarschap boven het voorbeeld van Engeland. De soldaten, zoo zegt Certe, vermoordden zonder onderscheid BISSCHOPSWIJDING. OORSPRONG EN BETEEKENIS VAN DEN RING. Zoowel bij den liturgischen dienst als in het dagelyksck leven draagt in het Westeu niet in het Oosten de Katholieke Bisschop een ■gouden, met kostbare steenen versierden ring, die aan den vierden vinger der rechterhand (bij de H. Mis over de pontificale handschoenen) wordt aangelegd. Ofschoon wij reeds bij het be gin der 7e eeuw dit eereteeken vermeld vinden, kw&m het eerst ongeveer in de 11e eeuw alge meen bü de Bisschoppen in gebruik. Gelijk bij Grieken en Romeinen, en ook by de Joden, man nen vau stand en aanzien een gouden ring droegen, die gewoonlijk een zegelring was, zoo gebruikten ook de Bisschoppen oor spronkelijk om de offieieele s! ukken en beschei den te bestempelen een zegelring, die spoedig als een eoreteeken vjtn het bisschoppelijk ambt kon opgevat worden. In lateren tijd kregen ook de Kardinalen, Ab ten en Protouotari het reelit een ring te dra gen; de edelsteenén verschillen cebter naar ge lang van de waardigheid des dragers. Tegen liet einde der 12e eeuw ontvingen de Abten dit recht nog slechts bij .wijze van pauselijk privi lege en eerst in de 15e eeuw werd zegening en overhandiging van den ring officieel in het for mulier der Abtswijding opgenomen. Over stof en versiering van den bisschopsring be staan geen bepaalde voorschriften; in den regel is hij van goud en met edelstcenen versierd. Is de ring krachtens zijn geschiedkundigen oorsprong een teeken van gezag, waardoor de Bisschop ook bij het M. Misof fer voor ieders oog onderscheiden is van den Priester, de offieieele gebeden der Kerk leeren hem ons ook kennen als een geloofszegel, als een verlovingsring en als een zinnebeeld van de kracht des IT. G o o s t e s. Hiervoor de volgende week wat uitvoeriger. amMMi i" ■wnnL'awac—iMBnwBip— mannen, vrouwen en kinderen. Ileele landstre ken werden te vuur en te zwaard verwoest, en do meest gruwelijke daden werden daarbij ge pleegd. Bij Newry doodde Mourse met zijn ben den 700 boeren met hun vrouwen en kinderen en op het eiland Magee werden dertig families in hun bed gedood door de soldaten vau Car- riclifergus. Over de gruweldaden van zijn eigen soldaten schrijft sir W. Cole: „Uitgeliongerden en verhongerden van de gemeene soortj van wio de goederen door dit regiment in beslag werden genomen: 7000". Om het vermoorden van kin deren te verontschuldigen gebruikte men liet spreekwoord: „Kits will be lice" (neten worden luizen!) Dit is te vinden by O'Oonnell^ A Me moir of Ireland III. Cromwel wilde de Ieren tot den laatsten man doen verdwijnen. In 11 jaren kwamen 616.000 op een totaal bevolking van 1.466.000 nan om het leven. Priesters werden opgehangen, ver bannen of gevangen gezet op het eiland Aran en duizenden vrouwen en kinderen werden als slaven verkocht op Jamaica of te Barbados. Toen Ierland geheel „onderworpen" was cn de bloedige vervolging een einde had genomen, begonnen de straf- en boctowotten. Godsdienst mocht slechts voorwaardelijk en niet in't open baar worden uitgeoefend; bedevaarten werden afgeschaft, de kruizen neergehaald en de pries ters stonden aan allerlei vervolging m aan den doodstraf bloot, wanneer zij den katholieken godsdienst niet afzwoeren. Katholieke burgers mochten hun kinderen gegn katholiek onder wijs doen geven, en katholieken waren tot de openbare ambten i.iet toegelaten, t'ok komJen katholieken geen eigenaar worden, en even min huurders voor langer dan dertig jaar. Zelfs in handel en industrio hadden zij zich to houden aan bizondere wetten: zij mochten bijv. niet meer dan twee leerjongens hebben. Katholieken hadden geen voogdijschap over hun eigen kin deren en konden niet erven van protestantsche bloedverwanten. Voorts bestond het eerstge boorterecht alleen voor protestantsche kinde ren; als dus ee.j der kinderen proïïstant word, verviel de geheele nalatenschap aan hem. Op priesterswerd speciaal en tegen bepaalde ta rieven jacht gemaakt. De „Priesterhunter" kreeg voor oen onbeëedigd priester 20 pond en voor een bisschop 50 pond. Er zijn wellicht wel „gunsten"<pettertijd aan de Ieren verleend; maar de arme Ieren hebben daarbij de ondervinding opgedaan, dat met do linkerhand op andere wijze werd teruggeno men wat met de rechterhand gegeven was. In 1838 werden bijv*, de protestantsche tienden afgeschaft, om zo echter te doen liefden op de landlords, die van de gelegenheid gebruik maak- „Aah 25 bij verlies van een anderen vinger ren, terwijl er niemand was die zijne schoenen, of welk klecdingstuk ook, moest uittrekken. Er was dus gelegenheid te over om te kunnen smokkelen. Waarom de mensclien toch altijd zoo over drijven?? Eindelijk kwamen wij te Roosendaal. In de stationshal stond het vol met Belgen die daar nog immer verblijven .Het bekende Belgische Psst. Psst. klonk oogenblikkelijk. Psst. Psst. hoe is 't? Zijn de Dutsen nog niet weg? Zeer snedig antwoordde er een Belg: ge moet voor eene halve frank moed koópen en dan naar huis terugkeeren, dan kunt ge'zien wat de Dutsen doen. Op my maakte het een aardigen indruk om na zooveel maanden den voet op den vaderland- sclien bodem te zetten. Er waren gedurende de laatste achttien maanden zooveel, verschillende zaken voorge vallen waarvan wij hier onkundig gebleven zijn, dat ik verheugd was nu eindelijk eeus met ver schillende dingen persoonlijk kennis te kunnen maken. Eerst en voor alles een bezoek aan liet boeken stalletje; ik kocht er alle mogelijke en onmoge lijke dag- en weekbladen. Er was al zooveel ver teld van de nieuwe „Groene" enz. enz. 't Is an ders bij ons nog precies als vroeger. Zoolang men niet katholieke dagbladen of periodieken koopt gaat bet nog at; vraagt men evenwel rtaar dó Katholieke Illustratie of wel naar dagbladen als de Tijd, Centrum, Maasbode dan is het een gezoek of zij in geen jaren verschenen zijn. Mis schien is die dagbladverkooper een pro-Neder lander en wil hij de mensclien in de gelegenheid stellen om zoo min mogelijk i< ransclie adver- tentiën te lezen en dat hij daarom „de I ijd niet aanbeveelt, maar zulks is toch niet liet geval xnet.de „Maasbode" e. a. Van hot boekenstalletje trokken wij naar de loketten vandoS.S.om geld te wisselen.Ik wissel de er 106 Mark en kreeg er precies drie gulden minder dan men rnjj drie dagen later bij Marxs en Go's Bank in den Haag gaf en toch was de koers in dien tijd niet gedaald of gestegen. Is dat misschien een spoorwegkoers? Over mijn reis in Nederland vp.lt niet veel te vertellen. Het eenige wat van belang is, be staat hieruit, dat ik vier dagen mijne_landge noot-en benijd heb omdat zij nog immer in de gelegenheid zijn om alles aan billijke prijzen te koopen, iets ^lat wy bier niét kunnen doen. En nu dan maar weer een en auder over ons oorlogsla ad verteld. De GencraaI-Gouverneur, ZEx. Frlir. von Bis sing, beeft, onder dagteekening van 22 April 1916, een belangrijk besluit genomen dat tot mijne verwondering nog in zeer weinig Neder land scbe dagbladen besproken is en dat toch in derdaad waardig is om besproken te worden. ,ZEx. heeft den uitvoer van alle levensmidde len ook voedermiddelen slachtvee evenals alle zaden, meststoffen en landbouwgereed schappen uit het G. G. verboden. Alleen voor overschietende voorraden zullen uitzonderingen gemaakt worden en wel oiu to voorkomen dat de landbouw en de tuinderij, alsook de inland- sclie handel schade zouden lijden ten gevolge van een uitvoerverbod op wat reeds voor den oorlog aan het buitenland geleverd iverd. Verder zegt het besluit: „Dm de hier gewonneu stapels nog meer te sparen, heb ik, in weerwil van het récht, waarop ik mij krehtens artikel 52 van de Ilangsche Conventie onbetwistbaar beroepen kan, voor de voeding der bezettingstroepen Belgische voorraden te gebruiken, de Inten ds ntie van het leger (Armee^—Intendantur) bevel gegeven, in het onder mij staande ge bied voortaan geen opeischingen, nocli onder- handsche aankoopen meer te doen van boven genoemde voortbrengselen niet het oog op de voeding van het bezettingsleger." Eindelijk zegt het besluit: „Daar de bezettingstroepen over het gan sclie land verspreid liggen, wil ik de soldaten niet verbieden, elk voor zich by gelegenheid aankoopen te doen; ik wensch den plaatselij ken handel namelijk niet verstoken te houden van de verdienste, die deze aankoopen met zich brengen." Ten slotte: „Al de door my tot dusver in het levens middelen vraagstuk genomen en nog te nemen maatregelen, hoofdzakelijk een rechtvaardige verdeeling van alle levens- en voedermiddelen ten doel hebbend,opdat do voeding van de Bel gische bevolking, wat er ook gebeuren moge, verzekerd zoude wezen, inzonderheid ook dan, wanneer in de toekomst moeilijkheden of hin- erpalen mochten in den weg komen bij den toevoer van levensmiddelen." Het besluit op zich zelf is zeer te waafdeeren, temeer waar 'afstand wordt gedaan van ë'en oorlogsrecht om voor het bezettingsleger de levensmiddelen te doen leveren door het bezet land. Verschillende kooplieden zijn echter min der tevreden, omdat zy daardoor machtige ver diensten zien verdwijnen die zij door het bezet- leger maakten. Ik spreek nu speciaal over Antwerpen, maar het was toch wel eens leuk om te zien hoe ver schillende kooplieden moeite deden om voor en aan het leger te leveren; de eerlijkheid verlangt om te zeggen dat deze kooplieden van verschil lende nationaliteiten waren, maar het grootste gedeelte bestond toch uit Belgen en als het vreemdelingen waren dan hadden zij meestal Belgische handlangers. Het zijn nu deze soorten van lieden, die zich enorme winsten voorbij den neus zien gaan, want denkt niet dat de Duitschers hier alles voor een appel en een ei kochten. Ik zelf zag eens heel toevallig, jn een. koffiehuis, groene erwten vevkoopen voor twee honderd en vijf en negentig franken per honderd kilo. Algemeen had men echter het gevoelen dat door bovengenoemd besluit de levensmiddelen in prijs zouden dalen; dit voorgevoel voltrekt zich niet. Eerder zou men mogen zeggen de prij zen stijgen nog immer. Een der meest bekende botermarkten naby Antwerpen is die van Beve- renWaas. In vredestijd worden er duizenden kilos boter aangevoerd. Toen de prijzen op zeker oogenblik enorm stegen kwamen de militairen or tussckon. De boeren waren verplicht met de boter ter markt te komen en moesten dan een groot gedeelte voor de bezettingstroepen tegen contant gekl afstaan. Hóe dan ook, er bleef dan altijd nog iets voor de burgerij over. De schrik zat er in, zy moesten koimen. Nu zijn zij vrij, zij behoeven niet meer te laveren voor het leger en nu....? Nu was er vandaag geen enkel kilo m vapaaag geen imci boter aan do markt. He boeren verkoopen nu aan de opkoopers, de boter gaat naar de stad en wordt daar nog altijd boven de hoogste prij zen verkocht en de plattelands-bewoners heb ben, e venals liet grootste gedeelte der stads bewoners, niets, vvant niet ieder kan nu acht franken voor één kilo boter betalen. Men ziet alweer hoe goed de maatregel ook bedoeld moge zijn, tegen uitbuiting en geld zucht zijn weinig doeltreffende maatregelen te nemen. Gh. A. B.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 9