NIEUWE HUIL COURANT ROBERT SURCOUF C. H. VOGELZANS DE OORLOG FEUILLETON BINNENLAND Tweede Blad Vrijdag 19 Mei - 850 bij veriies van een oog - 100 bij verlies van een duint 75 bij breuk van een arm of been SO bij veriies van een wijsvinger 25 bij verlies van een anderen vin ge» De R.-K. Centrale Kiesvereeniging „Katwijk-Leiderdorp". Onze BLOUSES en ROK8CEH munten uit door goeden pasvorm en afwerking GROOTE HOUTSTRAAT 29. j: 1021 DE OORLOG IN HET EURO- PEESCHE ZUIDEN. De neutraliteit van zweden. Episoden uit het leven van een kaperkapitein. VERSPREIDE BERICHTEN JEo zulk een officier zijt gij?" viel Napoleon hm ia de rede. „Is dit uw laatste woord!" „Mijn laatste f" c (WorM vervolgd. Alle betalende sbonnëa op dit Blad, die In het bezit zijn van eene Verzekeringspolis, 'zijn, volgens de bepalingen op de polissen Vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor: bi) levensl. ongeschiktheid tot werken w SOS bi) overlijden 300 bi) veriies van een hand at voet De uitkeering dezer bedragen wordt gega randeerd door de „Hollandsche Algemeens Verzekeringsbank" te Schiedam. De vóór t October 1911 uitgegeven polissen zijn niet geldig. Onder leiding van den heer A. A. van Gils Vergaderde gisterenavond te Leiden de R. K. Centrale Kiesvereeniging „Katwijk-Leiderdorp. De opening. Na de opening der vergadering met den Chr. Groet hield de Voorzitter, die pas als zoo danig is opgetreden, eene rede, waarin hij dank bracht aan den heer v. d. Meer, den heengeganen voorzitter, vooral wat deze voor de Centrale had gedaan en mededeelde dat de heer v. d. Meer als eerelid is henoemd, Spr. deed verder eene oproeping op aller steun en medewerking, opdat zijne taak als president niet eene al te moeielijke moge zijn en moge bij dragen tot vermeerdering van den bloei der Centrale- Mededeetingen. Na de lezing en goedkeuring van de notulen der vorige vergadering werden eemge mededee- lingen gedaan. Daaronder was deze, dat te Voorhout weder eene R. K. kiesvereeiiiging „Eensgezindheid" is opgericht. Verder werd medegedeeld, dat de Centrale A.-R. Kiesvereeniging een schrijven had ingezon den, inhoudende, dat harerzijds als candidaat is gesteld de heer De Waal Malefijt, dat door haar den candidaat door de R. K. te stellen, zal worden overgenomen ai waarin verder weid verzocht dezerzijds dat met den A.-R. candidaat te doen, om dan de actie voor de Statenverkie zingen gezamenlijk te voeren. En eindelijk, dat vanwege de Kiesvereeniging te Oegstgeest eene motie was ingekomen om maatregelen te nemen, dat van de vergaderingen der Centrale geene verslagen aan de niet-katho- lieke bladen worden gezonden. Benoemingen. Herkozen werden als algevaardigde naar den Provincialen Bond de heer H. E. J. Bank van Hoogmade, en als plaatsvervagnend idem de heer H. Bader van Sassenheim, die beiden de benoe ming aanvaardden. Besloten werd, dat ter jaarvergadering van rden Provincialen Bond voor Bestuursleden zal worden gestemd op de heeren C. J. L. v. d'. Meer en Mr. P. J. M. Aalberse. - r Benoemd werd als afgevaardigde naar den Algemeenen Bond van R. K. Kiesvereenigingen in Nederland, de heer G. Bulten, en als plaats- vervngend idem de heer J. Kemperman, van Zoe- terwoude. De Algemeene Bond. Behandeld werd nu de agenda van de vergade ring van den Algemeenen Bond van R. K. Kies- 'verëenigingen in Nederland. O. m. behelsde die agenda een voorstel van Katwijk De Algemeene Bond van R. K. Kiesvereeni gingen in Nederland trachte het daarheen te leiden, dat in het program der Katholieke leden 'Van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een [afzonderlijke paragraaf worde opgenomen over j de oplossing van het middenstandsvraagstuk. Het prae-advies daarop luidde: Door aan deze opdracht gevolg te geven zou, naar dè meening van het bestuur, de Bond zijn bemoeiingen ver j uitstrekken buiten den kring van werkzaamheden zooals die in het reglement staat afgeteekend. i Dit gaf aan den heer Lange veld, van j Lisse, aanleiding om te verzoeken, dat de afge vaardigde het voorstel warm zal verdedigen en eventueel indienen eene motie om de wenschelijk- i uit te spreken, dat het program dusdanig worde aangevuld als In hel voorstel Is neer gelegd. De heer Bulten zeide het voorstel akzoo danig te zullen verdedigen, dat, naar zijne mee ning, feitelijk met eene motie gelijk staat. Nadat de agenda was afgehandeld waar van in verband met dar aard der praeadviezen niet veel viel te zeggen releveerde de heer Verwen van Noordwijk, dat 't bestuur van den Bond opmerkte, dat de meeste voorstellen vallen buiten het terrein van de werkzaamheden van den Bond en dat tot heden de katholieke Staatspartij op 't program van de Katholieke Kamerclttb weinig medezeggingschap heeft. Daarom zou spr. wensdien, dat de Centrale eens in studie zal nemen de vraag: hoe daarin verandering te brengen,alsmede de quaestie van de eischen aan den Bond te stellen en dat men den heer Bulten zal verzoeken dienaangaande een rapport samen te stellen, om dan een volgend jaar tot een voorstel te komen met de bedoeling dat dan tijdig aan de andere Centtalen te zenden om er kennis van te nemen. De heer dr. Taverne sloot zich daarbij geheel aan en informeerde verder of men niet kan komen tot eene wijziging van art. 2 der Statuten van den Bond, waarop alles afstuit. De Voorzitter meende dat iedere Cen trale kan indienen een voorstel tot eoie wijzi ging van het Reglement. De heer Taverne hernam, dat indien deze Centrale dat dan een volgend jaar doet ten aan zien van art. 2, de zaak geheel in orde komt. De heer Bulten bepleitte dat men eene opdracht zal geven aan 't Centraal Bestuur om ten aanzien van 't geen de heer Verweij voor stelde vóór 1 December 1917 een rapport in te dienen. Spr. achtte in verband met de Kamerverkie zingen 't niet gewenscht om éen volgend jaar de quaestie aan de orde te stellen. In dim zin werd besloten. Rondvraag. Bij de rondvraag werden nog eenige opmer kingen gedaan ter zake van 't feit, dat van de vorige vergadering der Centrale in neutrale bla den een verslag was voorgekomen. Het C. B. zal trachten daartegen de noodige maatregelen te nemen. Daarna werd de vergadering met den Chr. Groet gesloten. Uit het Oostenrijksche oorlogsperskwartier wordt het volgende geseind: In de laatste dagen heeft men aan het Italiaansche front de verras sing kunnen beleven, dat de ijzeren muur der Oostenrijk-Hongaarsche verdediging zich plot seling opende en op een gedeelte, in het veel genoemde Trentino nL, eeiv hevige stoot werd gedaan, waarbij aan de Italianen gewichtige punten werden ontrukt. Gelijktijdig werd op bijna alle gewichtige deelen van het zuid-westelijk tont gestreden. De Italianen hebben op het ge- heele front, dat reikt van de Dreispradxenspitze, die onmiddellijk aan Zwitserland grenst, tot aan de kusten der Adriatische Zee, alle beschikbare krachten in het vuur gebracht. De rotsgevaarten weerklinken van het gedonder van het geschut. In Tyrol en in de Karintische bergen, maar ook aan de Isonzo dreunt het uit honderden kanon nen, en de Oostenrijk-Hongaarsche stellingen worden onder een waren regen van staal begra ven. Aan de Isonzo zijn de Italiaansche aanval len, voornamelijk door het overvloedig gebruik van artillerie-strijdkrachten, het hevigst, maar hier hebben de Italianen in de gevechten der laatste weken vele bloedige verliezen te boeken. Toch zijn het alleen de Oostenrijkers en de Hon garen, die op alle punten, waar gestreden werd, eenigszins zijn vooruitgekomen. De gevechten aan de Isonzo, evenals die in Tyrol, hebben ten doel om de voornaamste frontdeelen te verbete ren. In den loop van de vorige week werd bijna zonder eenige onderbreking bij de Isonzo gestre den. Nadat de Italianen reeds den 9den Mei enkele gedeelten, in het bijzonder bij het brugge- hoofd van Gorz en het plateau van Doberdo, hadden beschoten, werden daarna de aanvallen meer zuid-westelijk tegen San Martino gericht, welke aanvallen echter allen werden afgeslagen. De volgende dagen richtten de Italianen hun offensief ten noorden van de Monfe San Michele tegen de daar gelegen Italiaansche loopgraven, Ook deze aanvallen werden echter bloedig afge slagen. Daarna was het de beurt van de Oos tenrijk-Hongaarsche troepen om bij het brugge- hoofd van Görz en bij San Martino herhaaldelijk aan te vallen en door een met succes gevoerden mijnen-oorlog terrein te winnen. Den 15den Mei werden ook oostelijk van Mönfalcoae eenige vij andelijke loopgraven veroverd. Ook in het Karin tische grensgebied deden de Italianen met onder steuning van veel artillerie, een aanval in de buurt van Pontelbba en verder in costelijk-TyroI, in de Dolomieten bij den Col-di-Lana en in het gebied van Tressasi. In Zuidelijk Tyrol namen de Oostenrijk-Hongaarsche troepen den 15den Mei het offensief, en konden voet krijgen in ge wichtige Italiaansche stellingen bij Rovereto tot aan het zuidelijk deel van het Sugana-dal. Bij den eersten stormloop kwamen de aanvallers in Ïkoo621 tVa? Italiaansche stellingen op den 1500 meter hoogen bergrug van de Armenferra E)eze bergrug ligt zuidelijk van fief Sugana-dal aan het riviertje de Maggio. Hierna werden de Italiaansche stellingen genomen, op de hoog vlakte van Vielgereuth en in het noordelijk ge deelte van het Terragnolo-dal, zuidelijk van Rovereto. Den löden Mei werd met het offensief doorgegaan en werden de Italiaansche hoofd stellingen bezet. Zuidwestelijk van Vielgereuth drongen de Oostenrijk-Hongaarsche troepen ten westen van de rivier de Astico reeds op Ita- liaansch gebied, en bereikten het westelijk van het Terragnolo-dal gelegen terrein, waar het riviertje steeds werd gevolgd. Van beteekenis is ook het opdringen van het westelijk gedeelte van de aan vallende legergroepen aan den Oostelijken oever van de Etsch, waar de Italianen van den 3534 meter hoogen berg Zugna-Forfa werden verdre ven, De kracht van het offensief blijkt het beste uit het groote aantal gevangenen, dat gemaakt werd. Dat tegelijkertijd in de Dolomieten hevige aanvallen der Italianen bij den Col-di-Lana wer den afgeslagen, bewijst, dat de Italianen sedert zij den top van den Col-di-Lana hebben bezet, geen stap vooruit zijn gekomen. Trouwens het steunpunt op de bergkam van de Col-di-Lana- groep bleef vast in handen der Oostenrijkers, en deze konden dan ook meester van het terrein blijven. Sedert eenigen tijd heerschte er in Scandi navië, met name in weden, groote ongerust heid naar aanleiding van de Russische bevesti gingen op de Alanda-eianden, welke totnogtoe zóóveel als tot bufferzone golden tasschen Rus land en de Scandinavische rijken; hetgeen nu als een inbreuk op Zweden'a onzijdigheid Rus land werd Aangerekend. Ook de Zwoedscke regeering wenscht, gelijk de onze, een strikte cnpartijdigheid in acht te nemen. Doch in den laatsten tijd zijn er dingen gebeurt, die deden vreezen dat het niet mogelijk zou rijn die on zijdigheid vol te houden. Bij verdrag van 1856 hadden de Russen zich namelijk verplicht, deze eilanden niet te versterken. Maar het vorige jaar zijn niettemin de Russen begonnen op ver schillende punten aan de kust versterkingen aan te leggen, die hen in staat stellen, de ge- heelo Bothnische Golf af te sluiten. Dat heeft in Zweden, wantrouwen en ongerustheid ge wekt, en in Kamer en pers heeft men aan deze ongerustheid uiting gegeven. Thans is de zaak in de beide Kamers, mede naar aanleiding van de tot de regeering ge richte bekende interpellatie, van het Eerste Kamerlid-Steffen, aan de orde geweest en heeft Wallenberg, de minister van bnitentandsehe zaken, in de Tweede Kamer de volgende ver klaring over Zweden'# neutraliteit in het al gemeen en over de Alands-eilandenkwestie in het bijzonder afgelegd: „Ter bevoegder plaatse is herhaaldelijk en in ondubbelzinnige bewoor dingen te kennen gegeven, dat Zweden in den huldigen wereldoorlog, onder handhaving van het reclit om over zijn eigen lot te beslissen, in alle opzichten, zijn strenge en onpartijdige neu traliteit wil handhaven en innig wenscht niet in den oorlog betrokken te worden. Ik kan de verklaringen, die in dit opzicht door de regee ring zijn gegeven, ten volle handhaven. Het streven der regeering om overeenkom stig haren plicht de rechten en belangen van Zweden onverzwakt te handhaven, mag niet verkeerd uitgelogd worden, in verhand met de wijze, waarop Zweden de eischen der neutrali teit in een moeilijken toestand steeds heeft ver vuld. Ik behoef niet të zeggen, dat de regeering gedurende het geheele verloop van deze crisis zich buiten elke politieke discussie heeft ge houden, die in de een of andere richting van de vaak herhaalde verklaringen van de regee ring afweken en dat de regeering zulke ver schijnselen, die het vertrouwen, dat Zweden zijn zelfstandigheid en neutraliteit wil hand haven, zouden kunnen verminderen, betreurt. Wat de op het tapijt gebrachte Alands-kwes- tie betreft, moet ieder, die de historisch» ont wikkeling van deze zoogenaamde Alandskwes- tie bestudeerd heeft, inzien, dat deze kwestie een levenskwestie voor Zweden is. Dat was do meening van den Zweedschsn Rijks dag van 1908 en i» ®°k de meening Tan de Zweedseke re geer mg van 1910. Ik hen over tuigd, dat deze meening ook thans door den Zweedsehen Rijksdag gedeeld wordt. Op dezen grond kan ik de Kamer, ïn over eenstemming met hetgeen ik zooeven gezegd heb, verzekeren, dat do regeering het haren plicht acht deze kwestie met de vereischte aandacht te volgen en dat zij niet zal nalaten om op dit gebied, evenals op alle andere, de rechten en belangen van Zweden te hand haven." Een der aocialistiscae partijleiders in 3e Tweede Kamer, de afgevaardigde Branting, bracht den minister dank voor de afgelegde ondubbelzinnige verklaring, 'dat de regeering 6) „Vandaag niet. Eerst moet ik de straf achter .den rug hebben.'1 Napoleon fronste bent het voorhoofd. »Gij spreekt zeer beslist! Op uw leeftijd is taen liefst bescheiden, dewijl men dan eerst dg geschiktheid krijgt om het leven tc beginnen." j. „Burger," lachte de beripste gij begint het dus van kolonel af, want wij zullen zoo wat van den zelfden ouderdom zija." Napoleon sloeg geen acht op deze bemerking en vervolgde: „Gij hebt in ieder geval straf verdiend, want gij hebt n aan de soldaten der Conventie vergre pen; maar ter wille van den raad, dien gij ons gegeven hebt, zij het u vergeven. Nu zult gij er ■wel niets op tegen, hebben om met uw verzoek voor den dag te komen, burger Surcouf?" „Ik dank u, burger kolonel! Mijn verzoek is zeer kort; het luidt: geef mij een schip!" De kleine Corsikaan keek den zeeman ver baasd aait. U_*Een schip!" jiep bii verwonderd. «SMLjdlt ëir naar streeft naar alle kanten hef zelfbestem- mingsreeht van Zweden te verdedigen. Wat nu speciaal do Alands-quaestie betreft, zoo ging hü voort; in 1908 heeft onze toenmalig» frac tie in den Rijksdag zich geplaatst op het in Zweden algemeen gehuldigde standpunt, dat het voor ^weden'a veiligheid onvoorwaardelijk noodzakelijk is, dat de eilandengroepen evenals tot dusver ook in de toekomst onbevestigd blijven. De tegenwoordige Rijksdagfractfe nu is van meening, dat dezelfde redenen voor deze opvatting onveranderlijk blijven voortbestaan, en spreekt daarom de vaste hoop uit, dat het zal mogen gelukken door de, in de afgelegde verklaring aangeduide onderhandelingen, op overtuigende succesvolle wijze het recht cn de belangen van Zweden in deze zaak te verde digen. De leider 3er rechterzijde, Lindtnan, en de leider der liberalen, Eden, legden soortgelijke verklaringen af. Tn de zitting van 3e Eerste Kamer heeft de minister van Bnitenlandsche Zaken nog eens de verklaring inzake Z wed en's onzijdigheid her haald, zooals bij die Ir de Tweede Kamer even te voren ook had afgelegd. t In de Eerste Kamer was het Voornamelijk de leider der rechterzijde, Trygger die het woord voerde, waarmede de overige partijleiders hun instemmiqg betuigden en met hem hulde aan de regeering brachten. Komt de vrede nader? Gebruik makend van een ontmoeting met een toonaangevende Duitsche persoonlijkheid, beeft de Beri'jnsche correspondent van de „N. R. Ct." getracht een indruk te krijgen over de uitwerking in Duitsche regeeringskringeh van Grey's ver klaringen. Het was niet moeilijk zijn zegsman aan 't praten te krijgen, hij verlangde blijkbaar zeli zijn verwondering te betuigen over hef feit, dat de Engelscbe minister van buitenïandsche zaken het op zooveel punten met de toonaange vende Duitsche kringen eens is. Evenals Grey zeide hij wenscht men te Berlijn een Europa, dat niet door een bepaalde nationaliteit wordt overheerschtmen wenscht geen voortdurend sabelgerinkel. geen alleenheer- schend groot leger, maar bovendien ook geen alleenheersclier.de groote vloot. Men verlangt niet naar een Europa, dat van Berlijn uit wordt geregeerd, maar kan evenmin genoegen nemen met een. Europa, dat zich. tot taak zou stellen, de binnenlandsche toestanden in Duïtschland tegen den zin van alle Duitsche stammen te her vormen of de vermeende fouten der Duitsche wijsbegeerte met het zwaard te verbeteren. Met voldoening heeft men kennis genomen van Grey's verzekering, dat hij het Duitsche rijk vrij wil zien. Deze verzekering is een verblijdende tegenstelling van den wenseh dien men tot dusver steeds van toonaangevende mannen in Engeland en in andere ententé-landen heeft ge hoord om Duitschland te verpletteren. Bovenstaande opmerkingen werden ten deele met eenige ironie geuit, ten deele echter ook met werkelijke waardeeiing van Grey's uitlatin gen, die men in elk geval beschouwt als een vooruitgang, vergeleken bij de bittere hatelijk heden, die men tot dusver van de zijde van Duitsehland's tegenstanders heeft gehoord. Dit gesprek, met een toonaangevend man, ver sterkt de opvatting, dat het in verband met de feiten: Bethmaua Hollweg's uiteenzettingen in zijn laatste rede in den Rijksdag en de vrede lievende gezindheid, waarvan Duitschland in zijn r.ofa aan de Vereenigde Staten blijk heeft gegeven eenerzijds, en Grey's behoefte om zijn minder agressieve eiscben te formuleeren ander zijds mogelijk moet zijn, om de partijen wat nader tot elkaar te brengen, aldus de corres pondent. SOCIALISTISCH DREIGEMENT. De „Maasbode" .riirijft: Dezer dagen werden de socialisten ter meeting opgeroepen tegen de duurte. Er werd daar een lijdensverhaal van d ellende onder het prole tariaat opgehangen, dat men meenen zou mor gen slechts geraamten door de stad te zien wan delen. Intusschen staat het zonder twijfel vast, dat in de volksklasse de duurte ontzaggelijk gevoeld wordt, alleen men moest niet zoo éénzijdig rond zien en bovenal niel de kleine burgerij vergeten, die voor 't overgroote deel zonder ondersteu ning den last van den dag enorm zwaarder drukken voelt dan zeer vele ondersteunden uit hef proletariaat Dat spoedige prijsdaling der eerste levensbehoeften dringende eisch is, wil wel niemand betwisten. Maar men heeft op zijn hoede te zijn, dat die eisch niet door ongeoor loofde middelen kracht bij gezet wordt. Wanneer men evenwel het socialistisch gespro ken en geschreven woord der laatste dagen na gaat, dan lijdt het geen twijfel of onder de socia listische leiders is het wachtwoord verspreid tegen de duurte te dreigen met het wapen van algemeene werkstaking. De een heeft het vager, de ander duidelijker gezegd, maar het dreige ment is te signaleeren. Op de meeting tegen de duurte, Maandag avond te Amsterdam belegd, verklaarde de spre ker Polak onder applaus: „Er moeten maat regelen getroffen worden om te maken dat vol doende voedsel komt binnen ieders bereik en gebeurt dat niet, dan zal er een storm opgaan, waarvoor de Regeering ten slotte wijken moet. Spr. zeide zulks in het besef van volle verant woordelijkheid." In gelijk somberen geest besloot „Het Volk" eoi artikeltje: „De regeering moet vooral d« beteekenis van wat er gisteren (op de meetings) tot .uiting kwam aan gisting onder de volks massa niet onderschatten, wij raden haar dit in gemoede, maar zeer ernstig aan." Ligt over deze beide uitlaiiugen nog een waas, dat de bedoeling der uitspraken versche- mert, wat het Kamerlid van den Tempel in Den Haag zich onder daverend applaus ontlokken liet, scheurt dat waas met één ruk*weg: De scheepvaartmaatschappijen, als zij te weinig winst maken, „dreigen met het bijltje erbij ner te leggen. Het kan erg zijn als enkele kapita listen dit deden, maar de regeering bedenke, dat 't heel wat erger zijn zou als het volk dit eens deed." Waar ten allen kant onder de rooden deze opruiende taal klinkt, moet er natuurlijk van een vooraf gemeenschappelijk in te nemen stand punt gesproken zijn. Het schijnt, dat de zgn. volksvrienden ons volk nog dieper in den put willen helpen 1 MEVROUW DIIUCKER EN DE VEREEN. VOOR VROUWENKIESRECHT. •Mevrouw W. Brueker, de beke' de redac trice van „Evolutie", heeft ontslag genomen als lid van de Vereeniging voot Vrouwen kiesrecht. In een hoofdarti nel van genoemd orgaan zet zij de redenen uiteen, welke haar tot dit besluit brachten. Allereerst, omdat de Vereeniging in stryd handelde met de Beginselverklaring van 1910, welke o.a. in hield, dat de Vereeniging als zoodanig zich voor geen enkel soort van kiesrecht zou uit spreken, terwijl niettemin niets gedaan werd ten opzichte van de kiesrecht-paragraaf van d« Regeering-Heemskerk, ja, het hoofdbe stuur de „casuistische onbeschoftheid had staatsleden van rechts te inviteeren, om (op een meeting) te spreken tegen de kiesrecht paragraaf in de Begeeringsvcorstellen" Daarentegen werd wel op stap gegaan voor het Concentratieprogram, „dat allertreurigst stuk werk". Mevr. Drucker acht dit niet meer politiek-neutraal. Een andere reden voor haar besluit vindt mevr. Drucker in de tegenwoordige Grondwetsvoorstellen, die niet anders zijn dan wat de Concentratie heeft gewild en waarbij het vrouwenkiesrecht een mystificatie is. Ten slotte meent mevrouw Drucker, dat het hoofdbestuur de Vereeni- fring heeft omgezet in een linksch politiek lichaam, satelliet van de vrijzinnig-democra ten; zü wenscht echter niet te „loopeu aau den leihand van welke partij ook en zeker niet onder het mom van neutraliteit." Gemeentelijke eierhandcl! Een winke lier, die van den directeur van het Markt wezen te Amsterdam mededeeling ontving, dat bet door hem aangevraagde quantum eieren voor hem beschikbaar was aan het lokaal der Eierenveiling, vervoegde zich al daar zoo meldt „De Tijd" ter ontvangst van de eieren op het bepaalde nur, maar ontving de prettige tijding, dat er geen eieren voor hem waren. Tijd verloren, hestellingen verloren, geld verloren! Zijn er meer, dio zulke zaken met de gemeente doenf Oneerlijke kellners. Twee kellners van een hotel-restaura at te Groningen, hebben uit een brandkast een bedrag van 500 gulden ontvreemd. Ze zijn aangehouden en ter be schikking van dc justitie gesteld. De brand kast had een oogenblik open gestaan. Een vreemde ontmoeting. Een zonder linge ontmoeting op de Noordzee had de Ne- derlandsch kof tjalk „God met Ons", kapitein De Vries uit Groningen, welke de vorige week van Harlingen, laatst van IJmuiden te Londen aankwam. Op niet al te grooten af stand van de Shipwash zag men iets drijven, dat bij het ophalen een vlaggestok bleek te zijn waaraan nog een Nooische vlag verbon den was, waarschijnlijk afkomstig van een getorpedeerd Noorsch stoomschip. Even ver der zag men wederom iets drijven dat op een vlaggestok met vlag leek, zoodat men het wilde ophalen en daartoe een haak uitstak en.... een periscoop beet had. Men kan zich de groote verbazing en schrik der opvarenden van de tjalk voorstellen toen men de oorlogsdag een natievlag met IJzeren Kruis van een Duitsche duikboot zag. Blijkbaar had de dnikhoolcommandant het zeilschip niet zien naderen, want dan was hij wel opzij gegaan. Had men het drij vende voorwerp niet willen opviaschen, dan was de tjalk misschien over de gewaande vlaggestok heengegleden en had d« periscoop stuk gevaren. Zonder geheel hoven water te komen voer de duikboot eenige malen om het zeilschip heen en verdween toen. Door een handgranaat gedood. Te Utrecht heeft gisteren, naar wij nog in een deel der gij met een schip aanvangen en waar zou ik het vandaan halen?» „Hier, lees eerst deze papieren P Hij haalde zijne portefeuille uit, nam er een aantal met zware zegels prijkende getuigschrif ten uit en reikte ze Napoleon over. Deze las ze het een na het ander en gaf ze hem daarna met een zeer nadenkend voorkomen terug. „Uitmuntend!" knikte hij. „Burger Surcouf, er zullen weinig mannen van uw leeftijd zijn, die zich op het bezit van zulke papieren beroemen kunnen. Gij zijt schrander en koen; de Conventie zal er wel aan doen u in het oog te houdai." „Bah! de Conventie wil mij in .het geheel niet hebben 1" „Zijt gij' in Parijs geweest?" „Ik ben er geweest; ik was in Havre; ik was in Brest, in Nantes, in La Róchelle, in Bordeaux, Marseille en Lyon; ik heb bij alle marine-autori teiten, tot bij den minister aangeklopt en heb overal hetzelfde gehoord, namelijk, dat ik onbe kwaam ben." "P"3 2ii° uw getuigschriften logenachtig 1" „Zij behelzen dé waarheid; maar de mannen, tot wie ik mij richtte zeilen in den nevel zonder de oogen te openen. Ik heb alles gedaan om hen Z1(^-m L k keb hun mijne zienswijze ontwikkeld; ik heb den sluier der toekomst voor hen opgeheven zij wilden blind blijven." Thans glimlachte Bonaparte, doch als een reus, die een dwerg van heldendaden hoort spre ke» „Welke is die zienswijze, die gij hun ontwik keld hebt?" vroeg hij. „Het is de zienwijze van een eenvoudig man, die zich door geen schijn laat verblinden. De republikeinsche regcw mgsvorra van ons land staat in scherpe tegenstelling met den regee- ringsvorm van al de ons omringde rijken; onze belangen staan vijandig tegenover de hunne en op den weg des vredeskan het niet tot eene over eenstemming komen. Verder bestaan er in den boezem der republiek zelve nog tallooze krach ten en machten, die een geweldig uitzettingsver mogen bezitten; een enkele dezer krachten is in staat den nog onvolfooiden bouw oogenblikkelijk in pirin te doen vallen. De godsdienst is het hart der natie; de republiek wil zich dit hart uitruk ken; zij zal 'n zelfmoordenares worden, zal ster ven; doch haar dood zal vreeselijk zijn. Daar mede heb ik bewezen, dat Frankrijk voor groote worstelingen staat, voor worstelingen naar bin nen en naar buiten. Hiertoe behoeft het eene land- en zeemacht, die niet alleen in goeden staat van verdediging verkeert, maar ook desgevorderd aanvallenöerwijze te werk kan gaan. wj hebben een dapper leger en goede generaals, maar wat wij niet hebben is eene voldoende vloot. Zeelie den heeft Frankrijk genoeg, maar het ontbreekt aan oorlogsschepen en zeeofficieren, die de be kwaamheid bezitten de krijgshaftige overleverin gen onzer vijanden te schande te maken „Ja," antwoordde de gevraagde onbevangen. „Men geve mij een schip en ik zal het bewijzen „Gij spreekt zeer stout, burger Surcouf, en loopt gevaar dat men uw zelfbewustzijn voor snoeverij beschouwt. Wie een schuit besturen kan is daarom nog geen geboren genie op zee-" Er lag eene zekere geringschatting m den toon, waarop deze woorden gesproken werden; Surcouf voelde zulks en zijne stem klonk scher per dan eerst, terwijl hij antwoordde: „Burger kolonel, gij spreekt op deze wijze tot mij, omdat gij ziet, dat ik den leeftijd nog niet bezit om lid van den raad der oudai te zijn. Het is een slecht man, die zich zeiven hooger schat, dan hij is; maar een nog veel slechter man is degene, die niet weet, wat hij vermag te volbren gen. Indien een schilder ol een arts generaal worden kan, dan is het toch niet minder onwaar schijnlijk, dat een zeeman op een schip bevel vos- red kan. Wij léven in een tijd, die het oude ver nietigt om nieuw te scheppen. De worstelingen, die wij te gemoet gaan, vorderen jeugdige krach ten. Waarom zou ik afgewezen worden?" „Omdat gij eerst verdienen moet wat gij ver langt. Wat hebt gij voor den staat gedaan Gij Joint een goed zeeman zijn: gij kunt zulks in het gewone scheepsleven ook «wezen hebben; doch aan de autoriteiten der marine zijt g(j on bekend en kunt niet verwachten, dat mei u een schip toevertrouwe zonder u eerst te hebben loe ren kennen." „Maar men wil mü niet leerea kennen: men. wil geen officier, die gelooft dat zijn schip zoo wel door Gods hand als door den wind gevoerd wordt." „Verzaak dan aan dat geloof!" Surcouf trad eene schrede terug en riep: „Burger Bonaparte, gij scherts I lk ben katho liek en blijf het. Ik ben een Franschman en blijf het, ondanks mij door Engeland aanbiedingen gedaan zijn, die mij de vervulling mijner vurig ste wenschen verzekeren. Ik zal steeds alieeit voor mijn vaderland, nooit echter tegen hetzelve Strijden, en geeft men mij geen schip, dan neem ik er eenl" Napoleon maakte een afwijzend gebaar. „Dat droomt gij maar!" merkte hij scherp aan. ,;Robert Surcouf droomt nooit, burger kolonel! Gy zijt de laatste, op wien ik mijne hoop bouw de. Geeft mij tenminste een klein vaartuig, waar van ik een brander maken kan, en gij zult zien* dat ik het vijandelijk vlaggeschip in de lucht laat vliegen!" „Hier in de Haven Van Toulon?" "O! nu ben lk waarlijk overtuigd, dat gij droomt! Burger Surcouf, ga; van uwe diensten' wordt geen gebruik gemaakt!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 5