NIEUWE HUIL COURANT
ROBERT SURCOUF
C. H. VOGELZANS
DE OORLOG
FEUILLETON
BINNENLAND
Tweede Blad
Vrijdag 19 Mei
- 850 bij veriies van een oog
- 100 bij verlies van een duint
75 bij breuk van een arm of been
SO bij veriies van een wijsvinger
25 bij verlies van een anderen vin ge»
De R.-K. Centrale Kiesvereeniging
„Katwijk-Leiderdorp".
Onze BLOUSES en ROK8CEH
munten uit door goeden
pasvorm en afwerking
GROOTE HOUTSTRAAT 29.
j: 1021
DE OORLOG IN HET EURO-
PEESCHE ZUIDEN.
De neutraliteit van
zweden.
Episoden uit het leven van een
kaperkapitein.
VERSPREIDE BERICHTEN
JEo zulk een officier zijt gij?" viel Napoleon
hm ia de rede.
„Is dit uw laatste woord!"
„Mijn laatste f"
c (WorM vervolgd.
Alle betalende sbonnëa op dit Blad, die
In het bezit zijn van eene Verzekeringspolis,
'zijn, volgens de bepalingen op de polissen
Vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor:
bi) levensl. ongeschiktheid tot werken
w SOS bi) overlijden
300 bi) veriies van een hand at voet
De uitkeering dezer bedragen wordt gega
randeerd door de „Hollandsche Algemeens
Verzekeringsbank" te Schiedam.
De vóór t October 1911 uitgegeven polissen
zijn niet geldig.
Onder leiding van den heer A. A. van Gils
Vergaderde gisterenavond te Leiden de R. K.
Centrale Kiesvereeniging „Katwijk-Leiderdorp.
De opening.
Na de opening der vergadering met den Chr.
Groet hield de Voorzitter, die pas als zoo
danig is opgetreden, eene rede, waarin hij dank
bracht aan den heer v. d. Meer, den heengeganen
voorzitter, vooral wat deze voor de Centrale had
gedaan en mededeelde dat de heer v. d. Meer als
eerelid is henoemd,
Spr. deed verder eene oproeping op aller steun
en medewerking, opdat zijne taak als president
niet eene al te moeielijke moge zijn en moge bij
dragen tot vermeerdering van den bloei der
Centrale- Mededeetingen.
Na de lezing en goedkeuring van de notulen
der vorige vergadering werden eemge mededee-
lingen gedaan.
Daaronder was deze, dat te Voorhout weder
eene R. K. kiesvereeiiiging „Eensgezindheid" is
opgericht.
Verder werd medegedeeld, dat de Centrale
A.-R. Kiesvereeniging een schrijven had ingezon
den, inhoudende, dat harerzijds als candidaat
is gesteld de heer De Waal Malefijt, dat door
haar den candidaat door de R. K. te stellen,
zal worden overgenomen ai waarin verder weid
verzocht dezerzijds dat met den A.-R. candidaat
te doen, om dan de actie voor de Statenverkie
zingen gezamenlijk te voeren.
En eindelijk, dat vanwege de Kiesvereeniging
te Oegstgeest eene motie was ingekomen om
maatregelen te nemen, dat van de vergaderingen
der Centrale geene verslagen aan de niet-katho-
lieke bladen worden gezonden.
Benoemingen.
Herkozen werden als algevaardigde naar den
Provincialen Bond de heer H. E. J. Bank van
Hoogmade, en als plaatsvervagnend idem de heer
H. Bader van Sassenheim, die beiden de benoe
ming aanvaardden.
Besloten werd, dat ter jaarvergadering van
rden Provincialen Bond voor Bestuursleden zal
worden gestemd op de heeren C. J. L. v. d'.
Meer en Mr. P. J. M. Aalberse. -
r Benoemd werd als afgevaardigde naar den
Algemeenen Bond van R. K. Kiesvereenigingen
in Nederland, de heer G. Bulten, en als plaats-
vervngend idem de heer J. Kemperman, van Zoe-
terwoude.
De Algemeene Bond.
Behandeld werd nu de agenda van de vergade
ring van den Algemeenen Bond van R. K. Kies-
'verëenigingen in Nederland.
O. m. behelsde die agenda een voorstel van
Katwijk
De Algemeene Bond van R. K. Kiesvereeni
gingen in Nederland trachte het daarheen te
leiden, dat in het program der Katholieke leden
'Van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een
[afzonderlijke paragraaf worde opgenomen over
j de oplossing van het middenstandsvraagstuk.
Het prae-advies daarop luidde: Door aan deze
opdracht gevolg te geven zou, naar dè meening
van het bestuur, de Bond zijn bemoeiingen ver
j uitstrekken buiten den kring van werkzaamheden
zooals die in het reglement staat afgeteekend.
i Dit gaf aan den heer Lange veld, van
j Lisse, aanleiding om te verzoeken, dat de afge
vaardigde het voorstel warm zal verdedigen en
eventueel indienen eene motie om de wenschelijk-
i uit te spreken, dat het program dusdanig
worde aangevuld als In hel voorstel Is neer
gelegd.
De heer Bulten zeide het voorstel akzoo
danig te zullen verdedigen, dat, naar zijne mee
ning, feitelijk met eene motie gelijk staat.
Nadat de agenda was afgehandeld waar
van in verband met dar aard der praeadviezen
niet veel viel te zeggen releveerde de heer
Verwen van Noordwijk, dat 't bestuur van
den Bond opmerkte, dat de meeste voorstellen
vallen buiten het terrein van de werkzaamheden
van den Bond en dat tot heden de katholieke
Staatspartij op 't program van de Katholieke
Kamerclttb weinig medezeggingschap heeft.
Daarom zou spr. wensdien, dat de Centrale
eens in studie zal nemen de vraag: hoe daarin
verandering te brengen,alsmede de quaestie van
de eischen aan den Bond te stellen en dat men
den heer Bulten zal verzoeken dienaangaande een
rapport samen te stellen, om dan een volgend
jaar tot een voorstel te komen met de bedoeling
dat dan tijdig aan de andere Centtalen te zenden
om er kennis van te nemen.
De heer dr. Taverne sloot zich daarbij
geheel aan en informeerde verder of men niet
kan komen tot eene wijziging van art. 2 der
Statuten van den Bond, waarop alles afstuit.
De Voorzitter meende dat iedere Cen
trale kan indienen een voorstel tot eoie wijzi
ging van het Reglement.
De heer Taverne hernam, dat indien deze
Centrale dat dan een volgend jaar doet ten aan
zien van art. 2, de zaak geheel in orde komt.
De heer Bulten bepleitte dat men eene
opdracht zal geven aan 't Centraal Bestuur om
ten aanzien van 't geen de heer Verweij voor
stelde vóór 1 December 1917 een rapport in
te dienen.
Spr. achtte in verband met de Kamerverkie
zingen 't niet gewenscht om éen volgend jaar de
quaestie aan de orde te stellen.
In dim zin werd besloten.
Rondvraag.
Bij de rondvraag werden nog eenige opmer
kingen gedaan ter zake van 't feit, dat van de
vorige vergadering der Centrale in neutrale bla
den een verslag was voorgekomen. Het C. B. zal
trachten daartegen de noodige maatregelen te
nemen.
Daarna werd de vergadering met den Chr.
Groet gesloten.
Uit het Oostenrijksche oorlogsperskwartier
wordt het volgende geseind: In de laatste dagen
heeft men aan het Italiaansche front de verras
sing kunnen beleven, dat de ijzeren muur der
Oostenrijk-Hongaarsche verdediging zich plot
seling opende en op een gedeelte, in het veel
genoemde Trentino nL, eeiv hevige stoot werd
gedaan, waarbij aan de Italianen gewichtige
punten werden ontrukt. Gelijktijdig werd op bijna
alle gewichtige deelen van het zuid-westelijk
tont gestreden. De Italianen hebben op het ge-
heele front, dat reikt van de Dreispradxenspitze,
die onmiddellijk aan Zwitserland grenst, tot aan
de kusten der Adriatische Zee, alle beschikbare
krachten in het vuur gebracht. De rotsgevaarten
weerklinken van het gedonder van het geschut.
In Tyrol en in de Karintische bergen, maar ook
aan de Isonzo dreunt het uit honderden kanon
nen, en de Oostenrijk-Hongaarsche stellingen
worden onder een waren regen van staal begra
ven. Aan de Isonzo zijn de Italiaansche aanval
len, voornamelijk door het overvloedig gebruik
van artillerie-strijdkrachten, het hevigst, maar
hier hebben de Italianen in de gevechten der
laatste weken vele bloedige verliezen te boeken.
Toch zijn het alleen de Oostenrijkers en de Hon
garen, die op alle punten, waar gestreden werd,
eenigszins zijn vooruitgekomen. De gevechten
aan de Isonzo, evenals die in Tyrol, hebben ten
doel om de voornaamste frontdeelen te verbete
ren. In den loop van de vorige week werd bijna
zonder eenige onderbreking bij de Isonzo gestre
den. Nadat de Italianen reeds den 9den Mei
enkele gedeelten, in het bijzonder bij het brugge-
hoofd van Gorz en het plateau van Doberdo,
hadden beschoten, werden daarna de aanvallen
meer zuid-westelijk tegen San Martino gericht,
welke aanvallen echter allen werden afgeslagen.
De volgende dagen richtten de Italianen hun
offensief ten noorden van de Monfe San Michele
tegen de daar gelegen Italiaansche loopgraven,
Ook deze aanvallen werden echter bloedig afge
slagen. Daarna was het de beurt van de Oos
tenrijk-Hongaarsche troepen om bij het brugge-
hoofd van Görz en bij San Martino herhaaldelijk
aan te vallen en door een met succes gevoerden
mijnen-oorlog terrein te winnen. Den 15den Mei
werden ook oostelijk van Mönfalcoae eenige vij
andelijke loopgraven veroverd. Ook in het Karin
tische grensgebied deden de Italianen met onder
steuning van veel artillerie, een aanval in de
buurt van Pontelbba en verder in costelijk-TyroI,
in de Dolomieten bij den Col-di-Lana en in het
gebied van Tressasi. In Zuidelijk Tyrol namen
de Oostenrijk-Hongaarsche troepen den 15den
Mei het offensief, en konden voet krijgen in ge
wichtige Italiaansche stellingen bij Rovereto tot
aan het zuidelijk deel van het Sugana-dal. Bij
den eersten stormloop kwamen de aanvallers in
Ïkoo621 tVa? Italiaansche stellingen op den
1500 meter hoogen bergrug van de Armenferra
E)eze bergrug ligt zuidelijk van fief Sugana-dal
aan het riviertje de Maggio. Hierna werden de
Italiaansche stellingen genomen, op de hoog
vlakte van Vielgereuth en in het noordelijk ge
deelte van het Terragnolo-dal, zuidelijk van
Rovereto. Den löden Mei werd met het offensief
doorgegaan en werden de Italiaansche hoofd
stellingen bezet. Zuidwestelijk van Vielgereuth
drongen de Oostenrijk-Hongaarsche troepen ten
westen van de rivier de Astico reeds op Ita-
liaansch gebied, en bereikten het westelijk van het
Terragnolo-dal gelegen terrein, waar het riviertje
steeds werd gevolgd. Van beteekenis is ook het
opdringen van het westelijk gedeelte van de aan
vallende legergroepen aan den Oostelijken oever
van de Etsch, waar de Italianen van den 3534
meter hoogen berg Zugna-Forfa werden verdre
ven, De kracht van het offensief blijkt het beste
uit het groote aantal gevangenen, dat gemaakt
werd. Dat tegelijkertijd in de Dolomieten hevige
aanvallen der Italianen bij den Col-di-Lana wer
den afgeslagen, bewijst, dat de Italianen sedert
zij den top van den Col-di-Lana hebben bezet,
geen stap vooruit zijn gekomen. Trouwens het
steunpunt op de bergkam van de Col-di-Lana-
groep bleef vast in handen der Oostenrijkers, en
deze konden dan ook meester van het terrein
blijven.
Sedert eenigen tijd heerschte er in Scandi
navië, met name in weden, groote ongerust
heid naar aanleiding van de Russische bevesti
gingen op de Alanda-eianden, welke totnogtoe
zóóveel als tot bufferzone golden tasschen Rus
land en de Scandinavische rijken; hetgeen nu
als een inbreuk op Zweden'a onzijdigheid Rus
land werd Aangerekend. Ook de Zwoedscke
regeering wenscht, gelijk de onze, een strikte
cnpartijdigheid in acht te nemen. Doch in den
laatsten tijd zijn er dingen gebeurt, die deden
vreezen dat het niet mogelijk zou rijn die on
zijdigheid vol te houden. Bij verdrag van 1856
hadden de Russen zich namelijk verplicht, deze
eilanden niet te versterken. Maar het vorige
jaar zijn niettemin de Russen begonnen op ver
schillende punten aan de kust versterkingen
aan te leggen, die hen in staat stellen, de ge-
heelo Bothnische Golf af te sluiten. Dat heeft
in Zweden, wantrouwen en ongerustheid ge
wekt, en in Kamer en pers heeft men aan deze
ongerustheid uiting gegeven.
Thans is de zaak in de beide Kamers, mede
naar aanleiding van de tot de regeering ge
richte bekende interpellatie, van het Eerste
Kamerlid-Steffen, aan de orde geweest en heeft
Wallenberg, de minister van bnitentandsehe
zaken, in de Tweede Kamer de volgende ver
klaring over Zweden'# neutraliteit in het al
gemeen en over de Alands-eilandenkwestie in
het bijzonder afgelegd: „Ter bevoegder plaatse
is herhaaldelijk en in ondubbelzinnige bewoor
dingen te kennen gegeven, dat Zweden in den
huldigen wereldoorlog, onder handhaving van
het reclit om over zijn eigen lot te beslissen, in
alle opzichten, zijn strenge en onpartijdige neu
traliteit wil handhaven en innig wenscht niet
in den oorlog betrokken te worden. Ik kan de
verklaringen, die in dit opzicht door de regee
ring zijn gegeven, ten volle handhaven.
Het streven der regeering om overeenkom
stig haren plicht de rechten en belangen van
Zweden onverzwakt te handhaven, mag niet
verkeerd uitgelogd worden, in verhand met de
wijze, waarop Zweden de eischen der neutrali
teit in een moeilijken toestand steeds heeft ver
vuld.
Ik behoef niet të zeggen, dat de regeering
gedurende het geheele verloop van deze crisis
zich buiten elke politieke discussie heeft ge
houden, die in de een of andere richting van
de vaak herhaalde verklaringen van de regee
ring afweken en dat de regeering zulke ver
schijnselen, die het vertrouwen, dat Zweden
zijn zelfstandigheid en neutraliteit wil hand
haven, zouden kunnen verminderen, betreurt.
Wat de op het tapijt gebrachte Alands-kwes-
tie betreft, moet ieder, die de historisch» ont
wikkeling van deze zoogenaamde Alandskwes-
tie bestudeerd heeft, inzien, dat deze kwestie
een levenskwestie voor Zweden is.
Dat was do meening van den Zweedschsn Rijks
dag van 1908 en i» ®°k de meening Tan de
Zweedseke re geer mg van 1910. Ik hen over
tuigd, dat deze meening ook thans door den
Zweedsehen Rijksdag gedeeld wordt.
Op dezen grond kan ik de Kamer, ïn over
eenstemming met hetgeen ik zooeven gezegd
heb, verzekeren, dat do regeering het haren
plicht acht deze kwestie met de vereischte
aandacht te volgen en dat zij niet zal nalaten
om op dit gebied, evenals op alle andere, de
rechten en belangen van Zweden te hand
haven."
Een der aocialistiscae partijleiders in 3e
Tweede Kamer, de afgevaardigde Branting,
bracht den minister dank voor de afgelegde
ondubbelzinnige verklaring, 'dat de regeering
6)
„Vandaag niet. Eerst moet ik de straf achter
.den rug hebben.'1
Napoleon fronste bent het voorhoofd.
»Gij spreekt zeer beslist! Op uw leeftijd is
taen liefst bescheiden, dewijl men dan eerst dg
geschiktheid krijgt om het leven tc beginnen."
j. „Burger," lachte de beripste gij begint het
dus van kolonel af, want wij zullen zoo wat van
den zelfden ouderdom zija."
Napoleon sloeg geen acht op deze bemerking
en vervolgde:
„Gij hebt in ieder geval straf verdiend, want
gij hebt n aan de soldaten der Conventie vergre
pen; maar ter wille van den raad, dien gij ons
gegeven hebt, zij het u vergeven. Nu zult gij er
■wel niets op tegen, hebben om met uw verzoek
voor den dag te komen, burger Surcouf?"
„Ik dank u, burger kolonel! Mijn verzoek is
zeer kort; het luidt: geef mij een schip!"
De kleine Corsikaan keek den zeeman ver
baasd aait.
U_*Een schip!" jiep bii verwonderd. «SMLjdlt
ëir naar streeft naar alle kanten hef zelfbestem-
mingsreeht van Zweden te verdedigen. Wat nu
speciaal do Alands-quaestie betreft, zoo ging
hü voort; in 1908 heeft onze toenmalig» frac
tie in den Rijksdag zich geplaatst op het in
Zweden algemeen gehuldigde standpunt, dat
het voor ^weden'a veiligheid onvoorwaardelijk
noodzakelijk is, dat de eilandengroepen evenals
tot dusver ook in de toekomst onbevestigd
blijven. De tegenwoordige Rijksdagfractfe nu is
van meening, dat dezelfde redenen voor deze
opvatting onveranderlijk blijven voortbestaan,
en spreekt daarom de vaste hoop uit, dat het
zal mogen gelukken door de, in de afgelegde
verklaring aangeduide onderhandelingen, op
overtuigende succesvolle wijze het recht cn de
belangen van Zweden in deze zaak te verde
digen.
De leider 3er rechterzijde, Lindtnan, en de
leider der liberalen, Eden, legden soortgelijke
verklaringen af.
Tn de zitting van 3e Eerste Kamer heeft de
minister van Bnitenlandsche Zaken nog eens de
verklaring inzake Z wed en's onzijdigheid her
haald, zooals bij die Ir de Tweede Kamer even
te voren ook had afgelegd. t
In de Eerste Kamer was het Voornamelijk de
leider der rechterzijde, Trygger die het woord
voerde, waarmede de overige partijleiders hun
instemmiqg betuigden en met hem hulde aan de
regeering brachten.
Komt de vrede nader?
Gebruik makend van een ontmoeting met een
toonaangevende Duitsche persoonlijkheid, beeft
de Beri'jnsche correspondent van de „N. R. Ct."
getracht een indruk te krijgen over de uitwerking
in Duitsche regeeringskringeh van Grey's ver
klaringen. Het was niet moeilijk zijn zegsman
aan 't praten te krijgen, hij verlangde blijkbaar
zeli zijn verwondering te betuigen over hef feit,
dat de Engelscbe minister van buitenïandsche
zaken het op zooveel punten met de toonaange
vende Duitsche kringen eens is.
Evenals Grey zeide hij wenscht men te
Berlijn een Europa, dat niet door een bepaalde
nationaliteit wordt overheerschtmen wenscht
geen voortdurend sabelgerinkel. geen alleenheer-
schend groot leger, maar bovendien ook geen
alleenheersclier.de groote vloot. Men verlangt
niet naar een Europa, dat van Berlijn uit wordt
geregeerd, maar kan evenmin genoegen nemen
met een. Europa, dat zich. tot taak zou stellen,
de binnenlandsche toestanden in Duïtschland
tegen den zin van alle Duitsche stammen te her
vormen of de vermeende fouten der Duitsche
wijsbegeerte met het zwaard te verbeteren.
Met voldoening heeft men kennis genomen van
Grey's verzekering, dat hij het Duitsche rijk vrij
wil zien. Deze verzekering is een verblijdende
tegenstelling van den wenseh dien men tot
dusver steeds van toonaangevende mannen in
Engeland en in andere ententé-landen heeft ge
hoord om Duitschland te verpletteren.
Bovenstaande opmerkingen werden ten deele
met eenige ironie geuit, ten deele echter ook
met werkelijke waardeeiing van Grey's uitlatin
gen, die men in elk geval beschouwt als een
vooruitgang, vergeleken bij de bittere hatelijk
heden, die men tot dusver van de zijde van
Duitsehland's tegenstanders heeft gehoord.
Dit gesprek, met een toonaangevend man, ver
sterkt de opvatting, dat het in verband met
de feiten: Bethmaua Hollweg's uiteenzettingen
in zijn laatste rede in den Rijksdag en de vrede
lievende gezindheid, waarvan Duitschland in
zijn r.ofa aan de Vereenigde Staten blijk heeft
gegeven eenerzijds, en Grey's behoefte om zijn
minder agressieve eiscben te formuleeren ander
zijds mogelijk moet zijn, om de partijen wat
nader tot elkaar te brengen, aldus de corres
pondent.
SOCIALISTISCH DREIGEMENT.
De „Maasbode" .riirijft:
Dezer dagen werden de socialisten ter meeting
opgeroepen tegen de duurte. Er werd daar een
lijdensverhaal van d ellende onder het prole
tariaat opgehangen, dat men meenen zou mor
gen slechts geraamten door de stad te zien wan
delen.
Intusschen staat het zonder twijfel vast, dat
in de volksklasse de duurte ontzaggelijk gevoeld
wordt, alleen men moest niet zoo éénzijdig rond
zien en bovenal niel de kleine burgerij vergeten,
die voor 't overgroote deel zonder ondersteu
ning den last van den dag enorm zwaarder
drukken voelt dan zeer vele ondersteunden uit
hef proletariaat Dat spoedige prijsdaling der
eerste levensbehoeften dringende eisch is, wil
wel niemand betwisten. Maar men heeft op zijn
hoede te zijn, dat die eisch niet door ongeoor
loofde middelen kracht bij gezet wordt.
Wanneer men evenwel het socialistisch gespro
ken en geschreven woord der laatste dagen na
gaat, dan lijdt het geen twijfel of onder de socia
listische leiders is het wachtwoord verspreid
tegen de duurte te dreigen met het wapen van
algemeene werkstaking. De een heeft het vager,
de ander duidelijker gezegd, maar het dreige
ment is te signaleeren.
Op de meeting tegen de duurte, Maandag
avond te Amsterdam belegd, verklaarde de spre
ker Polak onder applaus: „Er moeten maat
regelen getroffen worden om te maken dat vol
doende voedsel komt binnen ieders bereik en
gebeurt dat niet, dan zal er een storm opgaan,
waarvoor de Regeering ten slotte wijken moet.
Spr. zeide zulks in het besef van volle verant
woordelijkheid."
In gelijk somberen geest besloot „Het Volk"
eoi artikeltje: „De regeering moet vooral d«
beteekenis van wat er gisteren (op de meetings)
tot .uiting kwam aan gisting onder de volks
massa niet onderschatten, wij raden haar dit
in gemoede, maar zeer ernstig aan."
Ligt over deze beide uitlaiiugen nog een
waas, dat de bedoeling der uitspraken versche-
mert, wat het Kamerlid van den Tempel in Den
Haag zich onder daverend applaus ontlokken
liet, scheurt dat waas met één ruk*weg: De
scheepvaartmaatschappijen, als zij te weinig
winst maken, „dreigen met het bijltje erbij ner
te leggen. Het kan erg zijn als enkele kapita
listen dit deden, maar de regeering bedenke, dat
't heel wat erger zijn zou als het volk dit eens
deed."
Waar ten allen kant onder de rooden deze
opruiende taal klinkt, moet er natuurlijk van
een vooraf gemeenschappelijk in te nemen stand
punt gesproken zijn.
Het schijnt, dat de zgn. volksvrienden ons
volk nog dieper in den put willen helpen 1
MEVROUW DIIUCKER EN DE VEREEN.
VOOR VROUWENKIESRECHT.
•Mevrouw W. Brueker, de beke' de redac
trice van „Evolutie", heeft ontslag genomen
als lid van de Vereeniging voot Vrouwen
kiesrecht. In een hoofdarti nel van genoemd
orgaan zet zij de redenen uiteen, welke haar
tot dit besluit brachten. Allereerst, omdat
de Vereeniging in stryd handelde met de
Beginselverklaring van 1910, welke o.a. in
hield, dat de Vereeniging als zoodanig zich
voor geen enkel soort van kiesrecht zou uit
spreken, terwijl niettemin niets gedaan werd
ten opzichte van de kiesrecht-paragraaf van
d« Regeering-Heemskerk, ja, het hoofdbe
stuur de „casuistische onbeschoftheid had
staatsleden van rechts te inviteeren, om (op
een meeting) te spreken tegen de kiesrecht
paragraaf in de Begeeringsvcorstellen"
Daarentegen werd wel op stap gegaan voor
het Concentratieprogram, „dat allertreurigst
stuk werk". Mevr. Drucker acht dit niet
meer politiek-neutraal. Een andere reden
voor haar besluit vindt mevr. Drucker in de
tegenwoordige Grondwetsvoorstellen, die niet
anders zijn dan wat de Concentratie heeft
gewild en waarbij het vrouwenkiesrecht een
mystificatie is. Ten slotte meent mevrouw
Drucker, dat het hoofdbestuur de Vereeni-
fring heeft omgezet in een linksch politiek
lichaam, satelliet van de vrijzinnig-democra
ten; zü wenscht echter niet te „loopeu aau
den leihand van welke partij ook en zeker
niet onder het mom van neutraliteit."
Gemeentelijke eierhandcl! Een winke
lier, die van den directeur van het Markt
wezen te Amsterdam mededeeling ontving,
dat bet door hem aangevraagde quantum
eieren voor hem beschikbaar was aan het
lokaal der Eierenveiling, vervoegde zich al
daar zoo meldt „De Tijd" ter ontvangst
van de eieren op het bepaalde nur, maar
ontving de prettige tijding, dat er geen eieren
voor hem waren. Tijd verloren, hestellingen
verloren, geld verloren! Zijn er meer, dio
zulke zaken met de gemeente doenf
Oneerlijke kellners. Twee kellners van
een hotel-restaura at te Groningen, hebben
uit een brandkast een bedrag van 500 gulden
ontvreemd. Ze zijn aangehouden en ter be
schikking van dc justitie gesteld. De brand
kast had een oogenblik open gestaan.
Een vreemde ontmoeting. Een zonder
linge ontmoeting op de Noordzee had de Ne-
derlandsch kof tjalk „God met Ons", kapitein
De Vries uit Groningen, welke de vorige
week van Harlingen, laatst van IJmuiden te
Londen aankwam. Op niet al te grooten af
stand van de Shipwash zag men iets drijven,
dat bij het ophalen een vlaggestok bleek te
zijn waaraan nog een Nooische vlag verbon
den was, waarschijnlijk afkomstig van een
getorpedeerd Noorsch stoomschip. Even ver
der zag men wederom iets drijven dat op een
vlaggestok met vlag leek, zoodat men het
wilde ophalen en daartoe een haak uitstak
en.... een periscoop beet had.
Men kan zich de groote verbazing en schrik
der opvarenden van de tjalk voorstellen toen
men de oorlogsdag een natievlag met
IJzeren Kruis van een Duitsche duikboot
zag. Blijkbaar had de dnikhoolcommandant
het zeilschip niet zien naderen, want dan
was hij wel opzij gegaan. Had men het drij
vende voorwerp niet willen opviaschen, dan
was de tjalk misschien over de gewaande
vlaggestok heengegleden en had d« periscoop
stuk gevaren.
Zonder geheel hoven water te komen voer
de duikboot eenige malen om het zeilschip
heen en verdween toen.
Door een handgranaat gedood. Te Utrecht
heeft gisteren, naar wij nog in een deel der
gij met een schip aanvangen en waar zou ik het
vandaan halen?»
„Hier, lees eerst deze papieren P
Hij haalde zijne portefeuille uit, nam er een
aantal met zware zegels prijkende getuigschrif
ten uit en reikte ze Napoleon over. Deze las ze
het een na het ander en gaf ze hem daarna met
een zeer nadenkend voorkomen terug.
„Uitmuntend!" knikte hij. „Burger Surcouf,
er zullen weinig mannen van uw leeftijd zijn, die
zich op het bezit van zulke papieren beroemen
kunnen. Gij zijt schrander en koen; de Conventie
zal er wel aan doen u in het oog te houdai."
„Bah! de Conventie wil mij in .het geheel niet
hebben 1"
„Zijt gij' in Parijs geweest?"
„Ik ben er geweest; ik was in Havre; ik was
in Brest, in Nantes, in La Róchelle, in Bordeaux,
Marseille en Lyon; ik heb bij alle marine-autori
teiten, tot bij den minister aangeklopt en heb
overal hetzelfde gehoord, namelijk, dat ik onbe
kwaam ben."
"P"3 2ii° uw getuigschriften logenachtig 1"
„Zij behelzen dé waarheid; maar de mannen,
tot wie ik mij richtte zeilen in den nevel zonder
de oogen te openen. Ik heb alles gedaan om hen
Z1(^-m L k keb hun mijne zienswijze
ontwikkeld; ik heb den sluier der toekomst voor
hen opgeheven zij wilden blind blijven."
Thans glimlachte Bonaparte, doch als een
reus, die een dwerg van heldendaden hoort spre
ke»
„Welke is die zienswijze, die gij hun ontwik
keld hebt?" vroeg hij.
„Het is de zienwijze van een eenvoudig man,
die zich door geen schijn laat verblinden. De
republikeinsche regcw mgsvorra van ons land
staat in scherpe tegenstelling met den regee-
ringsvorm van al de ons omringde rijken; onze
belangen staan vijandig tegenover de hunne en
op den weg des vredeskan het niet tot eene over
eenstemming komen. Verder bestaan er in den
boezem der republiek zelve nog tallooze krach
ten en machten, die een geweldig uitzettingsver
mogen bezitten; een enkele dezer krachten is in
staat den nog onvolfooiden bouw oogenblikkelijk
in pirin te doen vallen. De godsdienst is het hart
der natie; de republiek wil zich dit hart uitruk
ken; zij zal 'n zelfmoordenares worden, zal ster
ven; doch haar dood zal vreeselijk zijn. Daar
mede heb ik bewezen, dat Frankrijk voor groote
worstelingen staat, voor worstelingen naar bin
nen en naar buiten. Hiertoe behoeft het eene
land- en zeemacht, die niet alleen in goeden staat
van verdediging verkeert, maar ook desgevorderd
aanvallenöerwijze te werk kan gaan. wj hebben
een dapper leger en goede generaals, maar wat
wij niet hebben is eene voldoende vloot. Zeelie
den heeft Frankrijk genoeg, maar het ontbreekt
aan oorlogsschepen en zeeofficieren, die de be
kwaamheid bezitten de krijgshaftige overleverin
gen onzer vijanden te schande te maken
„Ja," antwoordde de gevraagde onbevangen.
„Men geve mij een schip en ik zal het bewijzen
„Gij spreekt zeer stout, burger Surcouf, en
loopt gevaar dat men uw zelfbewustzijn voor
snoeverij beschouwt. Wie een schuit besturen
kan is daarom nog geen geboren genie op zee-"
Er lag eene zekere geringschatting m den
toon, waarop deze woorden gesproken werden;
Surcouf voelde zulks en zijne stem klonk scher
per dan eerst, terwijl hij antwoordde:
„Burger kolonel, gij spreekt op deze wijze tot
mij, omdat gij ziet, dat ik den leeftijd nog niet
bezit om lid van den raad der oudai te zijn. Het
is een slecht man, die zich zeiven hooger schat,
dan hij is; maar een nog veel slechter man is
degene, die niet weet, wat hij vermag te volbren
gen. Indien een schilder ol een arts generaal
worden kan, dan is het toch niet minder onwaar
schijnlijk, dat een zeeman op een schip bevel vos-
red kan. Wij léven in een tijd, die het oude ver
nietigt om nieuw te scheppen. De worstelingen,
die wij te gemoet gaan, vorderen jeugdige krach
ten. Waarom zou ik afgewezen worden?"
„Omdat gij eerst verdienen moet wat gij ver
langt. Wat hebt gij voor den staat gedaan Gij
Joint een goed zeeman zijn: gij kunt zulks in
het gewone scheepsleven ook «wezen hebben;
doch aan de autoriteiten der marine zijt g(j on
bekend en kunt niet verwachten, dat mei u een
schip toevertrouwe zonder u eerst te hebben loe
ren kennen."
„Maar men wil mü niet leerea kennen: men.
wil geen officier, die gelooft dat zijn schip zoo
wel door Gods hand als door den wind gevoerd
wordt."
„Verzaak dan aan dat geloof!"
Surcouf trad eene schrede terug en riep:
„Burger Bonaparte, gij scherts I lk ben katho
liek en blijf het. Ik ben een Franschman en blijf
het, ondanks mij door Engeland aanbiedingen
gedaan zijn, die mij de vervulling mijner vurig
ste wenschen verzekeren. Ik zal steeds alieeit
voor mijn vaderland, nooit echter tegen hetzelve
Strijden, en geeft men mij geen schip, dan neem
ik er eenl"
Napoleon maakte een afwijzend gebaar.
„Dat droomt gij maar!" merkte hij scherp
aan.
,;Robert Surcouf droomt nooit, burger kolonel!
Gy zijt de laatste, op wien ik mijne hoop bouw
de. Geeft mij tenminste een klein vaartuig, waar
van ik een brander maken kan, en gij zult zien*
dat ik het vijandelijk vlaggeschip in de lucht
laat vliegen!"
„Hier in de Haven Van Toulon?"
"O! nu ben lk waarlijk overtuigd, dat gij
droomt! Burger Surcouf, ga; van uwe diensten'
wordt geen gebruik gemaakt!"