NIEUWE HUIL CIIUIT
ROBERT SURCOUF
RIJWIELBANDEN
DE OORLOG
Waar het om gaat!
Schagchelstraat 7-9 bij de kpg
BUITENLAND
BINNENLAND
FEUILLETON
n.
Maandag 22 Mei
Tweede blad
f 4000 bij levensl, ongeschiktheid tot werken
- 500 bij overlijden
- 300 bij veriies van een hand of voet
- f50 bij verlies van een oog
- 100 bij verlies van een duim
75 bij breuk van een arm of been
so bij verlies van een wijsvinger
m 25 bij verlies van een anderen vinger
Goedkoopst Adres
Ha Ji Vi dl
VERSPREIDE BERICHTEN
OORLOGSALLERLEI
Berichten in sürïe regels.
Alle betalende «bonnês op dit Blad, die
In het bezit zijn van eene Verzekeringspolis,
zijn, volgens de bepalingen op de polissen
vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor:
De uiikeering dezer bedragen wordt gega
randeerd door de „Hollandsche Algemeene
Verzekeringsbank" te Schiedam.
£>e vóór 1 October 1911 uitgegeven polissen
ijo niet geidio.
(DE STRIJD OM DE STATEN).
Wanneer twee machten strijden en zich
groote opofferingen getroosten, dan moet
daaraan een doel ten grondslag liggen, er
moet reden best-tan. Welnn, er zal gestreden
worden om de Pro-v. Staten tusschen twee
machten, dit is niet te verhinderen, dit ligt
niet aan n, aan de Kath. Staatspartij, aan de
Coalitie zelfs niet: de noodwendigheid der
onde tegenstelling links togen reehts dwingt
tot strijd, zoodra het strijdperk geopend is.
Die polieieke arena is geopend door Gort v. d.
Linden zelf, hij beklage zich niet, hij heeft
de Godsvrede-staketsels zelf opgeruimd, vrij
ruw in elkaar getrapt, toen de troonrede
1915 aankondigde: „De gewone wetgevende
arbeid kan worden voortgezet."
Hoe kwam hij zoo? Regeert een kabinet
in benarde tijden waarin het gaat om veel
hoogere belangen dan om „gewonen wetge-
ven-den arbeid," waarin het n.l. gaat om
vrede, onafhankelijkheid, voorziening van
ftllernoodigste levensbehoeften, regeert zulk
een kabinet niet liever in eendraeht, in steun
op heel de natie, in een binnenlandsehen
politieleen vredel
Zonder twijfel. En .ware het kabinet Cort
inderdaad extra-parlementair, die brute zin
snede zon nooit een Troonrede hebben ©nt-
'eierd, maar de Coneentratiewil, niet de hoog
aangeslagen Volks vil, maar der Concentra
tie liberale en anti-elericale wil was de drij
vende kracht, op zijn beurt opgezweept en
tot daden gedwongen door de zweep van de
>S. D. A. P.
Niet anders kion het zijn. Rechts vermoed
de zulks reeds dadelijk. De Coalitie moest
noodgedwongen en met spijt en met angst
voor 's lauds belang den Godsvrede prijsge
ven om lagere partijbelangen, 't vermoeden
was at enk dat zelfs de ijjilejrlaagjste 2-
-politiek hierin een eerste viool speelde. En
de feiten hebben dat vermoeden tot brutale
zekerheid gemaakt.
Herinnert u den dag van aanvang April,
kiezers, toen Neêrland'e jongelingschap in de
kazernes en kampen en kantonnementen
vastgebonden werd en nog wordt, zonder
verlof, zonder weerzien van vrouw,kinderen
en zaken, herinnert u hoe toen in de Kar
mer de verfoeilijke 2-comedie werd inge
zet, een der droeve bladzijden van Neerland.'»
geschiedenis.
Om wille van het toenemend gevaar voor
onze onafhankelijkheid moest de Holland
sche, reeds zwaar beproefde, soldaat, vast
gehouden, ver van huis; éénheid en krachts
ontplooiing vóór alles; maar terzelfdertijd
jwerd onze eendraeht onder 's lands- groeten
en pleitbezorgers te grabbel gegooid, ver
kankerd door de inzetting van het Staatsr
penisioendebdat, een der felste politieke twist
punten.
In de He Kamer mocht onze onafhanke
lijkheid o-p de meest-lugubere wijze in gevaar
gebracht worden.
En waarom? Omdat het extra-parlemen
tair kabinet zijn onafhankelijkheid jegens de
•concentratie en het roode spook reeds lie
derlijk verloren had, zóó liederlijk, dat voor
het roode zweepgeklap (motie-flehaper ©ver
-Pensioen-belasting) reeds een der eerste
krachten van het kabinet, een der verdien
stelijkste mannen in een gevaarlijk tijdperk,
minister Trenb, moest heengaan.
Wezeniijk en waarachtig: het is niet onze
schuld, rechteche kiezers, dat er fel en nij
dig in Nederland gestreden moet worden op
politiek gebied: wij hebben verdragen, wij
zijn geduldig versmaad, wij hebben niette
min Cort gesteund en steunen liem nog in
zijn breede pogingen tot heil van den vrede
en onze onafhankelijkheid, maar de overzijde
wilde onze Gods vredige kalmte uitbuiten,
het bestookte ons met de onde politieke wa
penen, het smeet de meest vijandige zaken
ons voor de voeten: ouderdomsrente,eed-s-
wet, lijkverbranding, Grondwetsherziening
in rooden zin, en wie nu geen recbtsche lam"
lenldeling is, hij rape den toegeworpen hand
schoen op, hij aanvaarde den strijd, hij om-
klemme de wapen-en ons door de tegenpartij
in de hand geduwd; al deze smaad, onwaar
heid bedrog, al dat sarren, plagen en hitsen,
al deze schromelijke volksverlakkerij en
linksehe elimmelingeinzetten, dit alles dul
den en verdragen zonder verweer, zonder
machtig en afdoend verweer, waardoor de
belager voor goed verslagen en tegen de
vlakte geworpen wordt, het zou ons tot laf
aards en ontaarde zonen onzer sterke vade
ren stempelen, en dat willen wij niet.
Non possumus.
Dat kunnen wij niet.
Huisduinen.
Mr. BOMANS.
EEN ITALIAANSCHE BE
SCHOUWING OVER V WEI
JONGSTE NEDERLAGEN.
Het officieuse Stefani-agentschap te Rome
publiceert een beschouwing over do gevoe
lige nederlagen der Italianen op het Oosten-
rijksch-Italiaansehe front, waarin het de
nederlagen wel erkent, maar, op de wijze
van lxet Havas-burean in Frankrijk, de za
ken zoo voorstelt, alsof de terugtocht een
overwinning zou zijn.
Toch is de beoordeeling niet-geheel zoo op
timistisch als de Fransche beschouwingen
plegen te zijn en dus is de veronderstelling
met gewaagd, dat dit tevens'n aankondiiging
is voor de Italiaanseke bevolking en voor
de gallieerden, dat de troepen nog verder van
de „vooruitgeschoven stellingen, die als
steunpunten voor nieuwe aanvallen mojesten
dienen," zullen moeten terugtrekken.
Wij laten hier het Stefani-communiqué In
hoofdtrekken volgen:
„Bij de beoordeelkig der gebeurtenissen,
welke door onze bulletins juist maar sober
worden weergegeven, is het noodig rékeriing
te houden met verschillende elementen van
algemeenen aard, opdat het publiek zicth een
juist denkbeeld kan vormen.
Vooreerst moet worden opgemerkt, dat de
vijand sedert drie maanden een offensief
voorbereidde in Trente, door den aanleg van
sterke verdedigingswerken om vandaar uit
te opereeren, door het versterken van de
voorste frontlinies, en door het verdubbelen
van de spoorlijnen naar deze streek, waar bp
groote voorraden opsloeg en nieuwe wegen
aanlegde. Voor een deel werden Oosten-
rijksch-Hongaarscbe troepen van den Bal
kan en uit Rusland betrokken, voor een an
der deel werden nieuwe lichtingen hierheen
gevoerdj Men gaf vooral groote ontwikkeling
aan de zware artillerie om onze vooruitge
schoven stellingen, volgens de aanvalstak-
tiek, krachtig te beschieten.
Gelijk bekend is, beschikken de centralen
Over krachtige middelen voor den aanmaak
van zware kanonnen en munitie. Evenals de
Duitschers 'bij Verdun een grooten overvloed
zwaar geschut opstelden, hebben de Oosten
rijkers groote kanonnen samengetrokken te~
gens onze voorste linies ten aanzien van
ïtovereto en van do Boven Astico.
De geheele uitgebreide verdedigingsorga-
nisatie omvat steeds verscheidene linies,
waarvan eenige het karakter dragen van
vooruitgeschoven verdedigingswerken en als
zoodanig bestemd zijn om bij een feitelijken
aanval van den vijand te worden ontruimd.
Dergelijke posities zijn bij een normale or
ganisatie zeer nuttig, betzij om de vijande
lijke artillerie op grooten afstand te hou
den, hetzij om een hindernis te vormen,
die den eersten storm ider aanvallende vij
andelijke troepenmassa's moet breken, en
dezen tijd moet doen verliezen.
Als deze belangrijke punten bereikt zijn,
moeten deze Stellingen worden ontruimd,
teneinde zich niet onnoodig bloot te stellen
aan verliezen onder de troepen die ze bezet
houden. De vijand, wiens kracht d&o reeds
gebroken is, snelt dan aan op de voornaam
ste verdedigingslinies die buiten het
schootsveld der artillerie liggen.
In ons geval moet men ook rekeninjgl
houden met het' feit, dat eenige stelltngen
die wij op. vijandelijk gebied hadden ver
overd," ais zoodanig slechts tijdelijk voor
ons van waarde zouden zijn; zij zouden
moeten dienen als steunpunten voor nieuwe
aanvallen, maar konden niet het karakter
van blijvende verdedigingswerken dragen.
Dus moesten, zij bij een krachtigen aanval
van den vijand worden ontruimd, nadat zij
eerst van nut waren geweest om den vijand
tegen te houden en af te matten."
De Italianen erkennen hiar dus in zijn
geheelèn omvang den omkeer der krijgs
kansen, welke heeft plaats gehad en of zij
dit nu al wijten aan de geduchte maanden
lange voorbereiding, of aan andere omstan
digheden, het doet niets terzake: erkend!
wordt thans, dat de Oostenrijkers winnen
en hos zij dit tot stand brachten komt er
minder op aan.
De Italianen, die zeggen te weten, dat de
Oostenrijkers hun offensief maandenlang
voorbereidden, hadden van hun kant even
eens de noodige maatregelen voor een groot
offensief kunnen nemen, temeer daar zij
reeds een jaar lang in het bezit waren van
„vooruitgeschoven steunpunten," die een
verderen opmarsch in Oostenrjjk mogelijk
moesten maken. Minstens hadden zij door
voldoende Versterkingen aan te brengen,
kunnen en moeten voorkomen, dat hun
winst van het vorig jaar verloren ging.
De economische toestand in Duitsebiand.
In het „Berl. Tageblatt" begint de in den
laatsten tyd vaak genoemde Beiersche politicus,
dr. Georg Heim, een serie artikelen over bet
derde economische oorlogsjaar. Slechts door
concentratie van alle krachtsinspanning kan,
zegt bij, een behoorlijke oplossing worden ge
vonden- Ongetwijfeld is het noodig een minis
terie voor de Rijkshuishouding op te richten,
dat over een onaantastbare macht beschikken
kan. Evenzeer is het noodig samen te werken
met de militaire macht. Van een militair isee-
ren van het geheele economisch bedrijf stelt de
schrijver zich niets voor.
Wanneer men den voorraad en hetgeen be-
nöodigd is, vergelijkt, blijkt het dat het Duit
sehe volk voornamelijk vegetarisch zal moeten
leven in het derde oorlogsjaar, maar hieraan
zal het niet ten gonde gaan. In de eerste plaats
moet de hoeveelheid graan per hoofd worden
verhoogd en dit hangt af van den oogst en van
een juist vaststellen der prijzen. De in het
vorige jaar gevolgde politiek van een vaststel
len van maximumprijzen voor graan is gebleken
een misgreep geweest te zijn, daar het brood
koren tot veevoeder werd gebruikt, daar dit nog
goedkooper bleek dan iets anders te gebuiken,
Vehooging van hét rantsoen per hoofd is noo
dig. Zoo zouden b.v. eieren in het begin van de
legperiode moeten worden verzameld, om dan
later op de juiste wijze te worden verdeeld.
In verscheiden bondsstaten bestaan bijzondere
bepalingeó omtrent den eierenvoorraad. Het is
onmogelijk tot een rechtvaardige verdeeling
te komen, indien zij, die met de verdeeling zijn
belast niet een goed overzicht hebben van den
vooraad. Een strenge organisatie, ook voor de
aardappelen, is noodig. In Beieren werd een
organisatie, in het leven geroepen, waarin de
gewone handel Werd betrokken, en bij de een
trale voor aardappelen *qn groothandelaars
aangesteld als staatecommissarissen om toe te
zien, dat de levering volgens liet vmtgesteide
percentage plaats heeft.
Met de organisatie moet bijtijds: worden be
gonnen, daar maximumprijzen gebleken zijn,
een onvoldoende uitwerking te hebben. Men zal
moeten blijven bij de eenmaal vastgestelde prij
zen voor een geheel j'aar.
Slimmer dan slim.
Do „Glasgow Herald" vertelt: De officier,
die met de proviandeering belast is, heeft het
niet zoo moeilijk in de loopgraven, als wan
neer zijn troep een nieuw ter ei n moet bezetten.
De boeren, die spoedig bemerkt hadden, dat de
soldaten eenden, ganzen en kalkoenen opeisch
ten, hadden de gewoonte aangenomen, om, si*
er troepen op komst waren, de vogels In kasten
op te bergen en te beweren, dat zfj er geen had
den. Een poos lang gelukte die list ook, maar
op zekeren dag zorgde een officier, die het
klappen van de zweep kende, dat hij bij zijn
bezoeken een levende eend bij tick had, die hij
onder dan arm meenam naar de boerderijen,
waar de baas geregeld verzekerde, dat hij geen
veertje meer over had. De officier ging dan
naar den deel en kneep zijn eend tot die „kwak
kwak" riep, waarop dan, tot groote wanhoop
van den boer, uit all® kisten en kasten in de
boerderij antwoord kwam.
De boeren dachten slim te zijn, doch Se offi-
oior was slimmer.
Ruzie tHsschen de geallieerden T
In L'Homme Enchainé van Olemenceau is
een Engel schman aan 't woord. Hij komt er
tegen op dat velen in Frankrijk het onmoge
lijke van Engeland verlangen. Waarom, vraagt
hij, heeft de Fransche regeering of hebben de
Fransche reeders niet bijtijds onzijdige schepen
gecharterd, toen de prijzen schappelijk waren?
Waarom nemen zij geen doeltreffende maat
regelen om den toestand te verbeteren in plaats
van voortdurend verwijten te stapelen op Enge
land? Met de steeds toenemende hulp, die wij
verplicht zijn te verleenen aan Rusland, Italië,
België, Servië enz., zal het niet lang meer du
re® of we kunnen het zelf niet meer bolwerken,
tenzjj onze bondgenooten zelf zich ook een
beetje inspannen. Hoe is de toestand nu: Sche
pen noodig? Engeland. Steenkool? Engeland.
Ontploffingsmiddelen? Engeland. Staal, spoor
wagens, locomotieven, vleesch, brood, geld?
Engeland! En zoo voorts. Altijd blikt men naar
Engeland. Tevens moet dit legers opleveren
prSBies in verhouding tot zpn bevolking, moet
het zijn groote vloot handhaven,' op zichzelf al
een ontzaglijke taak. Niemand denkt er aan,
dat er overvraagd wordt. Integendeel, men
hoort alles behalve vriendschappelijke beschou
wingen. De oorlog, heet het, is een goed zaakje
voor de Engelschen. 't Is niet mooi van hen,
zich zoo te verrijken! Geen wonder, dat zij ver
wachten dat de oorlog lang zal dureD. Enz.
Langzamerhand begint men deze dingen in
Engeland te voelen, meent de schrijver, en hij
waarschuwt er tegeu de beteekenïs van zulke
dingen te onderschatten. „Wij zijn nog ver van
't eind van den oorolg en het is niet goed een
geest van onderlinge ontevredenheid te kwee
ken."
Kranten naar het front.
In het gehee-Ie postgebied van het Duïtsche
rijk, zijn, naar het „Buchhandler-Börsenblatt''
meldt, sedert het begin van den oorlog door fa
milieleden voor de troepen bij de postkantoren
804,379 kranten besteld en door de troepen zelf
bij de veldpostkantoren 112,829 stuks. Dit is
echter slechts een vijfde gedeelte van de kran
ten, die in het veld worden gezonden. Het kran-
tenverkeer te Berlijn vormt reeds in vredestijd
ongeveer een derde gedeelte van het geheele
vervoer van de rijkspost en daarom is het geen
wonder, dat spoedig na het uitbreken van den
oorlog bij de couranten-kantoren der poet een
bijzondere sfdeeling voor veldpost ingericht
werd. Deze heeft in het vierde kwartaal van
1915 in het geheel 7,803,538 politieke dagbladen
en 824,957 tijdschriften verzonden. Niet minder
dan 304 personen zijn bij deze afdeeling werk
zaam.
BOMMEN EN BLOEMKOOL.
Een Fransche soldaat verhaalt: Het was op
den voormorgen van het gevecht bij Douau-
mont. Wij hadden den geheelen dag granaten
gehad en bommen maar in geen tien dagen
hadden wij groente geproefd. Aan het station
te D. meldde men ons, dat een geheele wagon
bloemkoolen op komst was. Gij kunt u de
vreugde voorstellen van de „poilus", die in geen
tijd een enkel stukje kool in hun soep hadden
gehad 1
Er bleef dan ook geen man achter bij het af
wachten vun den trein. Wij stonden allen met
verlangende blikken op het perron. De trein
kwam en werd omsingeld en gulzig bekeken,
toen een welbekend gefluit zich deed hooren en
krak 1.'een bom kwam midden in den bloem-
koolwagen terecht. Wij hadden al dikwijls zulke
bommen zien vullen, wij waren er reeds aan ge
woon, maar nog nóóit had er een ons zoo woe
dend gemaakt ala deze. Alle bloemkoolen waren
Weggeslingerd en lagen bij stukjes over den
grond verspreid, in zoover ze althans niet tot
pap waren geslagen. Wij lioten ons echter niet
heek-maal ontmoedigen en, mischien zult ge mij
niet gelooven, als ik u zeg, dat wij, ondanks
Vuur- en kogelregen, als razende tussch en de
overblijfselen der bloemkool rondsprongen en
alle stukken, dfe nog een voldoende grootte had
den, zoo ongeveer van een vuist, opraapten en
in Onzen ransel stopten.
En zoo hadden wij" 'e "avonda tooh kool in de
■oëp.
CHINA,
De politieke toestand.
Naar uit St. Petersburg wordt gemold, heb
ben de aanhangen van Joaan-8ji-Kai in het
geheim een missie benoemd, die in het buiten
land zal rondgaan. De oudste zoon van Joean-
Sji-Kai zal zich in opdracht van rijn vader,
naar Duitsebiand begeven.
De revolutionairen hebben met de diploma
tieke vertegenwoordiger» van de groote mo
gendheden onderhandelingen aangeknoopt, om
den ..Zuid-Chineeeohen Statenbond te doen er
kennen, waar tegenover zq instaan voor de be
langen van de buitenlanders in het gebied,
waar hun gezag geldt en garandeeren, dat da
verdragen met buitenlanders, voor de revolutie
gesloten, erkend zullen worden.
Generaal Gallieni, de Fransche min. v. oor
log, is te Parijs geopereerd. Prof. Marion ver
richtte de operatie, die volkomen geslaagd :s
De aardbeving van Donderdag te Rimini
(Italië)beeft slechts weinig slachtoffers gekost,
doch wel ruim 1000 huizen ernstig beschadigd.
-De sectie voor openbare gezondheid heeft
de Parijsche Academie de Mcdecine voorgesteld
een verbod van voddenrayen in Parijs te vragen.
Minister Delbrück zal zich te Jena vesti
gen, waar hij een villa heeft. Zijn broeder, dr
bekende phililoog dr. Delbriïek, is er professor
In Akron (Obio) is door nog onbekende
oorzaak een geheel hotel ingestort. Tot nog toe
zijn er 12 lijken gevonden.
De Oostenrijksehe en Hongaarsclie bladen
komen, na 8 dagen aan de grens te zijn opge
houden, weer in Zwitserland aan.
Het in 1580 gebouwde raadhuis te Dir-
schau in Duitschland, is geheel afgebrand. De
oorzaak van den brand is nog niet bekend.
Arthur Georgeys, indertijd oppercomrnan-
dant der legers in den Hongaarsehen vrijheids
oorlog van 1848-49, is op 99-j. leeftijd overleden.
PROV. BOND VAN R. K. KIESVER-
EENIGINGEN IN 2L-HOLLAND.
Zondagmiddag hield in het Z.-Hollandsch
Koffiehuis te 's-üravenhage de Prov. Brcnd van
R. K. Kiesvereenigingen in Z.-Holland de alge
meene jaarvergadering onder leiding van den
voorzitter. Mgr. Dr. W. H. Nolens.
De vergadering werd bijgewoond o. m. door
oud-minister Kolkman, lid van Ged. Staten en
de leden van Prov. Staten de heeren Wesseling
en van Wichen.
Uit het uitvoerig jaarverslag van den secreta
ris den heer H. W. Spendel, bleek dat bij den
Bond zijn aangesloten 7 centrale en 66 plaat
selijke kiesvereenigingen met 26000 leden.
De rekening van den penningmeester, den heer
F. A Moerel, vermeldde aan inkomsten
t 530.39, uitgaven f 115.62V2. saldo 414.76V,
De bestuursverkiezing had tot resultaat dat de
voorzitter bij enkele candidaatstelling werd hei-
kozen en in de plaats van de heeren graaf le
Grelle en J. Lambert gekozen de heeren mr. P.
J. M. Aalberse en dri. A. C. A. Hoffman.
Als spreker trad op Mr, J. B. Bomans van
Haarlem, tot het houden van een politieke cau
serie.
Spr. zette uiteen, hoe bij de a.s. Statenverkie
zingen de voornaamste en krachtigste stormloop
zal geschieden op het rechtsche bolwerk Zuid-
Holland, welks stembus den doorslag zal geven.
In de eerste plaats nu gaat het om onze be
ginselen welke een machtige steunpilaar vinden
in de Eerste Kamer, wier meerderheid wij moeten
helpen behouden.
Het gaat ook om de Prov. Staten zeiven, die
een waarborg moeten blijven voor de handhaving
onzer beginselen, voor een richtige verdeeling
der functiën.
Vervolgens onderwerpt spr. de rede van Mr.
Fock op de jaarvergadering der Liberale Unie
aan critiek en wijst er in dit verband op, dat
zijn leuze stemi links had moeten zijn stemt
reciiis, wijl het de rechterzijde is geweest, van
wier steun het huidige ministerie in de critieke
tijdsomstandigheden het meest heeft geprofiteerd.
Doch vanwaar nu de strijd op politiek lerrein,
nu de tijden juist moesten nopen, dat het volk
zich eensgezind zou scheren om de Regeering.
Cort v d Linden heeft den Godsvrede verbroken
en eezègd, dat de gewone wetgevende arbeid zijn
voortgang'kan hebben. Welnu, de strijd is tegen
de rechterzijde aangebonden en de rechterzijde
aanvaardt dien strijd.
Dan brengt spr. in herinnering de lijkverbran
ding, de eeaswêt en vooral de Ouderdomswet,
welke laatste moet dienen als lokmiddel bij de
stembus van dezen zomer. Spr. gaf in korte
trekken een overzicht van de actie ter linkerzijde,
die gevoerd is voor het Staatspensioen, zette de
vaagheid dier geheele actie uiteen en stelde daar
tegenover den arbeid van Talma.
Ten slotte wijst spr. op de schoonheid van hef
katholieke leven, van de Roomsche actie en wekt
hij op tot '8 krachtdadigen strijd ter handhaving
der katholieke en der rechtsche beginselen.
Aan zijn dankwoord tot den spreker voegde de
voorzitter toe, als ontzenuwing van het argument
dat het niet mooi is van Rechts om tegen het
huidige, verdienstelijke Kabinet op te treden, dat
na deze wetgevende periode, wanneer op politiek
gebied de toestanden geheel anders zullen zijn
en een andere partijformate zal zijn ontstaan, de
tegenwoordige ministers toch niet aanblijven.
Vervolgens zal het voor dit Kabinet een weldaad
zijn wanneer de Eerste Kamer rechts blijft, om
dat het met de verzekeringswetten in 'n moeilijke
positie verkeert en het beter zal zijn, als de ver
zekeringswetten door een rechtsche E. K. zullen
Episoden uit het leven van een
KAPERKAPITEIN.
8)
Een half uur later keerde Bonaparte van dé
schans in zijn kwartier terug en Stephanus Gi-
rard haastte zich hem het schrijven te overhan
digen. Het was inderdaad een ontvangstbewijs
«n luidde als volgt;
Aan burger kolonel Bonaparte.
„Ik erken door dezen de deugdelijke ontvangst
van een medegevangene, den eerwaarden pater
Martinus. Ik heb hem de vrijheid gegeven, om
hem aan onrechtvaardige rechters te ontrukken
en burger Bonaparte te toonen, dat burger Sur-
couf niet enkel droomen, maar ook handelen
kan. Hij heeft beloofd zich een schip te zuilen
nemen, dewijl men er hem geen geeft en hij zal
zijn woord houden. Robert Surcouf."
Bonaparte liet zich door den soldaat de toe
dracht der zaak verhalen en staarde daarna
lang op het geschrift. Zou hij den misleiden
schildwacht bestraffen? Neen. Hij wenkte zwij
gend en de man ging heen. De kolonel trof niet
eens maatregelen om den vluchteling te vervol
den. Kr.werd.over de jranscbe aanirelerrenheid
geen woord meer gesproken.
Napoleon had overigens wel wat anders te
doen, dan zich om het opsporen van een vluch
teling te bekommeren, wiens gevangenneming
hem'niet het geringste voordeel aanbracht. De
beide generaals Cartaux en Doppet wilden na
melijk niet weten van de bezetting van het punt,
waarop Surcouf hen opmerkzaam gemaakt had;
des te verstandiger echter waren de Engelschen,
die eensklaps het gewicht van dat punt inzagen,
er 4000 man legerden en het met geduchte ver
schansingen versterkten. Deze verdedigings
werken waren zoo sterk, dat zij de plek Klein-
Gibraltar noemden.
Volgens ergenis over deze fout zond Bonapar
te een bericht aan de Conventie af, ten gevolge
waarvan het opperbevel in November aan den
dapperen en beleidvollen Dugommier werd over
gedragen. Deze begreep, welken man hij in den
kleinen Corsikaan bezat en leende een open oor
aan zijne voorstellen. Geheel in het geheim wer
den de noodige maatregelen getroffen, die drie
volle weken vorderden; daarop begon een drie-
daagsch, ontzettend bombardement op Klein-
Gibraltar, hetwelk daarna stormenderhand ge
nomen werd.
Onder de bewoners der stad heerschte natuur
lijk eene groote opschudding. Vele duizenden
hadden aan den opstand tegen de Conventie
deelgenomen en de Engelschen welkom geheeten,
toen dezer vloot verscheen otn in naam van Lode-
wiik XVII van Toulon bezit te nemen. Allen
waren verloren, indien de verdediging opgege
ven werd. O* tiara, de commandant der stad, deed
bovenmenschelijke pogingen om de bestorming
af te slaanmaar toen Klein-Gibraltar verloren
was, zag hij in. dat verder alle moeite tever-
geefsch was. Ook de bevelhebber der Engelsche
vloot, admiraal lord Hood, verklaarde, dat Tou
lon nu niet meer te houden was en verliet de
haven. Hij kruiste buiten op de reede en nam de
troepen benévens de inwoners aan boord, die zich
gecompromitteerd hadden. Wel hij de veertiep-
duizend measchen verlieten op deze wijze de
stad, om zich aan de wraak der Conventie te
onttrekken, van wie het bekend was, dat zij niet
tot zachtzinnigheid geneigd was.
In een nauw straatje, niet ver van de binnen
haven, stond eene herberg die slechts door ma
trozen van het beste soort bezocht werd. Oom
Carditon, gelijk de waard in de wandeling ge
noemd werd, was een braaf man, die alle gespuis
uit zijn huis wist verwijderd te houden. Daarbij
was hij een goed Christen en een ijverig patriot,
die de revolutie haatte.
Het was daags voor de bestorming van Klein-
Gibraltar, dat een vreemde man de herberg bin
nentrad. Hij droeg de kleeding van een Engel
schen oorlogmatroos en legde ook de gansdie
ongeneerdheid van die lieden aan den dag; want
hij legde, nadat hij plaats genomen had. de
morsige voeten op de met een wit Men bedekte
tafel en brabkte, met de vuist op tafel slaande,
een luiden vloek uit. om den waard te doen ko
men.
Deze verscheen en vroeg beleefd wat zijn gast
verlangde.
„Wijn l" zeide deze.
„Hebt gij een kan bij u?"
„Een kan? Wat? Zijn er hier voor dé gasten
geen glazen te bekomen, zeg?"
„Voor de gasten wel. Maar bij verkoop buiten
de deur moet een ieder zijn eigen kan medebren
gen."
„Wie zegt u dan dat ik den wiin wil meene
men? Ik ben een gast en wil dien hier drinken."
„Als gij van mijn wijn wilt drinken, moet gij
hem in alle gevallen meenemen, want hier kunt
gij hem niet drinken. Wie mijn gast wil zijn, moet
zich zoo gedragen, dat ik mij niet over hem be
hoef te schamen."
„Aha! En over mij moet gij u wel schamen?"
„Natuurlijk. In mijn huis steekt men de beenen
benoorlijk onder de tafel."
„En als mij dit niet bevalt?
„Dan kunt gij gaan, of ik zet u bulten de
deur."
„Om hoeveel willen wij wedden, dat mijn
beenen laat waar zij zijn en ik u toch welkom
ben?"
„Daar fe geen denken aan! Ik verzoek tt ten
spoedigste onder zeil te gaan P'
„Ook als men mij hier besteld heeft?"
„Wie?'
„Robert Surcouf."
„Surcouf? Die? Een EngeTscbiman? Ah!
is wat anders. Wacht! ik zal u een glas bren
gen!"
„Welnu! wie had gelijk?' lachte de vreemde.
„Nu echter zie ik, dat ik aan het rechte adres
ben en zal welgemanierder zijn. Maar u niet on
gerust, oom Carditon, ik ben geen Engelschman,
maar een zoon van ons goede Brefagne; ik was
slechts genoodzaakt mij in deze vermomming
door den vijand heen te smokkelen. Is Surcouf
hier?"
„Ja. Welken naam moei ik hem noemen?"
„Bert Ervillard."
„Ervillard F riep de waard verheugd uit.
„Werkelijk? O! waarom hebt gij dat niet ter
stond gezegd?"
„Dewijl ik voor de grap eens zien wilde, of
gij inderdaad zulk een groote brombeer zijt, als
men zegt, oom Carditon."
„Dat js zoo erg niet maar de Engelschen kan
ik nu eenmaal niet uitstaan. Waar heeft onze
bode u aangetroffen?'
„In Tropez. Surcouf wist stellig, dat Ik daar t«
vinden was. Heeft hij Iets gevonden?"
„Ik weet het niet. Hij is zeer geheimhoudend,:
wat ik niet afkeuren kan."
(Wordt vervolgd.}