NIEUWE HUIL CIIUIT ROBERT SURCOUF RIJWIELBANDEN DE OORLOG Waar het om gaat! Schagchelstraat 7-9 bij de kpg BUITENLAND BINNENLAND FEUILLETON n. Maandag 22 Mei Tweede blad f 4000 bij levensl, ongeschiktheid tot werken - 500 bij overlijden - 300 bij veriies van een hand of voet - f50 bij verlies van een oog - 100 bij verlies van een duim 75 bij breuk van een arm of been so bij verlies van een wijsvinger m 25 bij verlies van een anderen vinger Goedkoopst Adres Ha Ji Vi dl VERSPREIDE BERICHTEN OORLOGSALLERLEI Berichten in sürïe regels. Alle betalende «bonnês op dit Blad, die In het bezit zijn van eene Verzekeringspolis, zijn, volgens de bepalingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor: De uiikeering dezer bedragen wordt gega randeerd door de „Hollandsche Algemeene Verzekeringsbank" te Schiedam. £>e vóór 1 October 1911 uitgegeven polissen ijo niet geidio. (DE STRIJD OM DE STATEN). Wanneer twee machten strijden en zich groote opofferingen getroosten, dan moet daaraan een doel ten grondslag liggen, er moet reden best-tan. Welnn, er zal gestreden worden om de Pro-v. Staten tusschen twee machten, dit is niet te verhinderen, dit ligt niet aan n, aan de Kath. Staatspartij, aan de Coalitie zelfs niet: de noodwendigheid der onde tegenstelling links togen reehts dwingt tot strijd, zoodra het strijdperk geopend is. Die polieieke arena is geopend door Gort v. d. Linden zelf, hij beklage zich niet, hij heeft de Godsvrede-staketsels zelf opgeruimd, vrij ruw in elkaar getrapt, toen de troonrede 1915 aankondigde: „De gewone wetgevende arbeid kan worden voortgezet." Hoe kwam hij zoo? Regeert een kabinet in benarde tijden waarin het gaat om veel hoogere belangen dan om „gewonen wetge- ven-den arbeid," waarin het n.l. gaat om vrede, onafhankelijkheid, voorziening van ftllernoodigste levensbehoeften, regeert zulk een kabinet niet liever in eendraeht, in steun op heel de natie, in een binnenlandsehen politieleen vredel Zonder twijfel. En .ware het kabinet Cort inderdaad extra-parlementair, die brute zin snede zon nooit een Troonrede hebben ©nt- 'eierd, maar de Coneentratiewil, niet de hoog aangeslagen Volks vil, maar der Concentra tie liberale en anti-elericale wil was de drij vende kracht, op zijn beurt opgezweept en tot daden gedwongen door de zweep van de >S. D. A. P. Niet anders kion het zijn. Rechts vermoed de zulks reeds dadelijk. De Coalitie moest noodgedwongen en met spijt en met angst voor 's lauds belang den Godsvrede prijsge ven om lagere partijbelangen, 't vermoeden was at enk dat zelfs de ijjilejrlaagjste 2- -politiek hierin een eerste viool speelde. En de feiten hebben dat vermoeden tot brutale zekerheid gemaakt. Herinnert u den dag van aanvang April, kiezers, toen Neêrland'e jongelingschap in de kazernes en kampen en kantonnementen vastgebonden werd en nog wordt, zonder verlof, zonder weerzien van vrouw,kinderen en zaken, herinnert u hoe toen in de Kar mer de verfoeilijke 2-comedie werd inge zet, een der droeve bladzijden van Neerland.'» geschiedenis. Om wille van het toenemend gevaar voor onze onafhankelijkheid moest de Holland sche, reeds zwaar beproefde, soldaat, vast gehouden, ver van huis; éénheid en krachts ontplooiing vóór alles; maar terzelfdertijd jwerd onze eendraeht onder 's lands- groeten en pleitbezorgers te grabbel gegooid, ver kankerd door de inzetting van het Staatsr penisioendebdat, een der felste politieke twist punten. In de He Kamer mocht onze onafhanke lijkheid o-p de meest-lugubere wijze in gevaar gebracht worden. En waarom? Omdat het extra-parlemen tair kabinet zijn onafhankelijkheid jegens de •concentratie en het roode spook reeds lie derlijk verloren had, zóó liederlijk, dat voor het roode zweepgeklap (motie-flehaper ©ver -Pensioen-belasting) reeds een der eerste krachten van het kabinet, een der verdien stelijkste mannen in een gevaarlijk tijdperk, minister Trenb, moest heengaan. Wezeniijk en waarachtig: het is niet onze schuld, rechteche kiezers, dat er fel en nij dig in Nederland gestreden moet worden op politiek gebied: wij hebben verdragen, wij zijn geduldig versmaad, wij hebben niette min Cort gesteund en steunen liem nog in zijn breede pogingen tot heil van den vrede en onze onafhankelijkheid, maar de overzijde wilde onze Gods vredige kalmte uitbuiten, het bestookte ons met de onde politieke wa penen, het smeet de meest vijandige zaken ons voor de voeten: ouderdomsrente,eed-s- wet, lijkverbranding, Grondwetsherziening in rooden zin, en wie nu geen recbtsche lam" lenldeling is, hij rape den toegeworpen hand schoen op, hij aanvaarde den strijd, hij om- klemme de wapen-en ons door de tegenpartij in de hand geduwd; al deze smaad, onwaar heid bedrog, al dat sarren, plagen en hitsen, al deze schromelijke volksverlakkerij en linksehe elimmelingeinzetten, dit alles dul den en verdragen zonder verweer, zonder machtig en afdoend verweer, waardoor de belager voor goed verslagen en tegen de vlakte geworpen wordt, het zou ons tot laf aards en ontaarde zonen onzer sterke vade ren stempelen, en dat willen wij niet. Non possumus. Dat kunnen wij niet. Huisduinen. Mr. BOMANS. EEN ITALIAANSCHE BE SCHOUWING OVER V WEI JONGSTE NEDERLAGEN. Het officieuse Stefani-agentschap te Rome publiceert een beschouwing over do gevoe lige nederlagen der Italianen op het Oosten- rijksch-Italiaansehe front, waarin het de nederlagen wel erkent, maar, op de wijze van lxet Havas-burean in Frankrijk, de za ken zoo voorstelt, alsof de terugtocht een overwinning zou zijn. Toch is de beoordeeling niet-geheel zoo op timistisch als de Fransche beschouwingen plegen te zijn en dus is de veronderstelling met gewaagd, dat dit tevens'n aankondiiging is voor de Italiaanseke bevolking en voor de gallieerden, dat de troepen nog verder van de „vooruitgeschoven stellingen, die als steunpunten voor nieuwe aanvallen mojesten dienen," zullen moeten terugtrekken. Wij laten hier het Stefani-communiqué In hoofdtrekken volgen: „Bij de beoordeelkig der gebeurtenissen, welke door onze bulletins juist maar sober worden weergegeven, is het noodig rékeriing te houden met verschillende elementen van algemeenen aard, opdat het publiek zicth een juist denkbeeld kan vormen. Vooreerst moet worden opgemerkt, dat de vijand sedert drie maanden een offensief voorbereidde in Trente, door den aanleg van sterke verdedigingswerken om vandaar uit te opereeren, door het versterken van de voorste frontlinies, en door het verdubbelen van de spoorlijnen naar deze streek, waar bp groote voorraden opsloeg en nieuwe wegen aanlegde. Voor een deel werden Oosten- rijksch-Hongaarscbe troepen van den Bal kan en uit Rusland betrokken, voor een an der deel werden nieuwe lichtingen hierheen gevoerdj Men gaf vooral groote ontwikkeling aan de zware artillerie om onze vooruitge schoven stellingen, volgens de aanvalstak- tiek, krachtig te beschieten. Gelijk bekend is, beschikken de centralen Over krachtige middelen voor den aanmaak van zware kanonnen en munitie. Evenals de Duitschers 'bij Verdun een grooten overvloed zwaar geschut opstelden, hebben de Oosten rijkers groote kanonnen samengetrokken te~ gens onze voorste linies ten aanzien van ïtovereto en van do Boven Astico. De geheele uitgebreide verdedigingsorga- nisatie omvat steeds verscheidene linies, waarvan eenige het karakter dragen van vooruitgeschoven verdedigingswerken en als zoodanig bestemd zijn om bij een feitelijken aanval van den vijand te worden ontruimd. Dergelijke posities zijn bij een normale or ganisatie zeer nuttig, betzij om de vijande lijke artillerie op grooten afstand te hou den, hetzij om een hindernis te vormen, die den eersten storm ider aanvallende vij andelijke troepenmassa's moet breken, en dezen tijd moet doen verliezen. Als deze belangrijke punten bereikt zijn, moeten deze Stellingen worden ontruimd, teneinde zich niet onnoodig bloot te stellen aan verliezen onder de troepen die ze bezet houden. De vijand, wiens kracht d&o reeds gebroken is, snelt dan aan op de voornaam ste verdedigingslinies die buiten het schootsveld der artillerie liggen. In ons geval moet men ook rekeninjgl houden met het' feit, dat eenige stelltngen die wij op. vijandelijk gebied hadden ver overd," ais zoodanig slechts tijdelijk voor ons van waarde zouden zijn; zij zouden moeten dienen als steunpunten voor nieuwe aanvallen, maar konden niet het karakter van blijvende verdedigingswerken dragen. Dus moesten, zij bij een krachtigen aanval van den vijand worden ontruimd, nadat zij eerst van nut waren geweest om den vijand tegen te houden en af te matten." De Italianen erkennen hiar dus in zijn geheelèn omvang den omkeer der krijgs kansen, welke heeft plaats gehad en of zij dit nu al wijten aan de geduchte maanden lange voorbereiding, of aan andere omstan digheden, het doet niets terzake: erkend! wordt thans, dat de Oostenrijkers winnen en hos zij dit tot stand brachten komt er minder op aan. De Italianen, die zeggen te weten, dat de Oostenrijkers hun offensief maandenlang voorbereidden, hadden van hun kant even eens de noodige maatregelen voor een groot offensief kunnen nemen, temeer daar zij reeds een jaar lang in het bezit waren van „vooruitgeschoven steunpunten," die een verderen opmarsch in Oostenrjjk mogelijk moesten maken. Minstens hadden zij door voldoende Versterkingen aan te brengen, kunnen en moeten voorkomen, dat hun winst van het vorig jaar verloren ging. De economische toestand in Duitsebiand. In het „Berl. Tageblatt" begint de in den laatsten tyd vaak genoemde Beiersche politicus, dr. Georg Heim, een serie artikelen over bet derde economische oorlogsjaar. Slechts door concentratie van alle krachtsinspanning kan, zegt bij, een behoorlijke oplossing worden ge vonden- Ongetwijfeld is het noodig een minis terie voor de Rijkshuishouding op te richten, dat over een onaantastbare macht beschikken kan. Evenzeer is het noodig samen te werken met de militaire macht. Van een militair isee- ren van het geheele economisch bedrijf stelt de schrijver zich niets voor. Wanneer men den voorraad en hetgeen be- nöodigd is, vergelijkt, blijkt het dat het Duit sehe volk voornamelijk vegetarisch zal moeten leven in het derde oorlogsjaar, maar hieraan zal het niet ten gonde gaan. In de eerste plaats moet de hoeveelheid graan per hoofd worden verhoogd en dit hangt af van den oogst en van een juist vaststellen der prijzen. De in het vorige jaar gevolgde politiek van een vaststel len van maximumprijzen voor graan is gebleken een misgreep geweest te zijn, daar het brood koren tot veevoeder werd gebruikt, daar dit nog goedkooper bleek dan iets anders te gebuiken, Vehooging van hét rantsoen per hoofd is noo dig. Zoo zouden b.v. eieren in het begin van de legperiode moeten worden verzameld, om dan later op de juiste wijze te worden verdeeld. In verscheiden bondsstaten bestaan bijzondere bepalingeó omtrent den eierenvoorraad. Het is onmogelijk tot een rechtvaardige verdeeling te komen, indien zij, die met de verdeeling zijn belast niet een goed overzicht hebben van den vooraad. Een strenge organisatie, ook voor de aardappelen, is noodig. In Beieren werd een organisatie, in het leven geroepen, waarin de gewone handel Werd betrokken, en bij de een trale voor aardappelen *qn groothandelaars aangesteld als staatecommissarissen om toe te zien, dat de levering volgens liet vmtgesteide percentage plaats heeft. Met de organisatie moet bijtijds: worden be gonnen, daar maximumprijzen gebleken zijn, een onvoldoende uitwerking te hebben. Men zal moeten blijven bij de eenmaal vastgestelde prij zen voor een geheel j'aar. Slimmer dan slim. Do „Glasgow Herald" vertelt: De officier, die met de proviandeering belast is, heeft het niet zoo moeilijk in de loopgraven, als wan neer zijn troep een nieuw ter ei n moet bezetten. De boeren, die spoedig bemerkt hadden, dat de soldaten eenden, ganzen en kalkoenen opeisch ten, hadden de gewoonte aangenomen, om, si* er troepen op komst waren, de vogels In kasten op te bergen en te beweren, dat zfj er geen had den. Een poos lang gelukte die list ook, maar op zekeren dag zorgde een officier, die het klappen van de zweep kende, dat hij bij zijn bezoeken een levende eend bij tick had, die hij onder dan arm meenam naar de boerderijen, waar de baas geregeld verzekerde, dat hij geen veertje meer over had. De officier ging dan naar den deel en kneep zijn eend tot die „kwak kwak" riep, waarop dan, tot groote wanhoop van den boer, uit all® kisten en kasten in de boerderij antwoord kwam. De boeren dachten slim te zijn, doch Se offi- oior was slimmer. Ruzie tHsschen de geallieerden T In L'Homme Enchainé van Olemenceau is een Engel schman aan 't woord. Hij komt er tegen op dat velen in Frankrijk het onmoge lijke van Engeland verlangen. Waarom, vraagt hij, heeft de Fransche regeering of hebben de Fransche reeders niet bijtijds onzijdige schepen gecharterd, toen de prijzen schappelijk waren? Waarom nemen zij geen doeltreffende maat regelen om den toestand te verbeteren in plaats van voortdurend verwijten te stapelen op Enge land? Met de steeds toenemende hulp, die wij verplicht zijn te verleenen aan Rusland, Italië, België, Servië enz., zal het niet lang meer du re® of we kunnen het zelf niet meer bolwerken, tenzjj onze bondgenooten zelf zich ook een beetje inspannen. Hoe is de toestand nu: Sche pen noodig? Engeland. Steenkool? Engeland. Ontploffingsmiddelen? Engeland. Staal, spoor wagens, locomotieven, vleesch, brood, geld? Engeland! En zoo voorts. Altijd blikt men naar Engeland. Tevens moet dit legers opleveren prSBies in verhouding tot zpn bevolking, moet het zijn groote vloot handhaven,' op zichzelf al een ontzaglijke taak. Niemand denkt er aan, dat er overvraagd wordt. Integendeel, men hoort alles behalve vriendschappelijke beschou wingen. De oorlog, heet het, is een goed zaakje voor de Engelschen. 't Is niet mooi van hen, zich zoo te verrijken! Geen wonder, dat zij ver wachten dat de oorlog lang zal dureD. Enz. Langzamerhand begint men deze dingen in Engeland te voelen, meent de schrijver, en hij waarschuwt er tegeu de beteekenïs van zulke dingen te onderschatten. „Wij zijn nog ver van 't eind van den oorolg en het is niet goed een geest van onderlinge ontevredenheid te kwee ken." Kranten naar het front. In het gehee-Ie postgebied van het Duïtsche rijk, zijn, naar het „Buchhandler-Börsenblatt'' meldt, sedert het begin van den oorlog door fa milieleden voor de troepen bij de postkantoren 804,379 kranten besteld en door de troepen zelf bij de veldpostkantoren 112,829 stuks. Dit is echter slechts een vijfde gedeelte van de kran ten, die in het veld worden gezonden. Het kran- tenverkeer te Berlijn vormt reeds in vredestijd ongeveer een derde gedeelte van het geheele vervoer van de rijkspost en daarom is het geen wonder, dat spoedig na het uitbreken van den oorlog bij de couranten-kantoren der poet een bijzondere sfdeeling voor veldpost ingericht werd. Deze heeft in het vierde kwartaal van 1915 in het geheel 7,803,538 politieke dagbladen en 824,957 tijdschriften verzonden. Niet minder dan 304 personen zijn bij deze afdeeling werk zaam. BOMMEN EN BLOEMKOOL. Een Fransche soldaat verhaalt: Het was op den voormorgen van het gevecht bij Douau- mont. Wij hadden den geheelen dag granaten gehad en bommen maar in geen tien dagen hadden wij groente geproefd. Aan het station te D. meldde men ons, dat een geheele wagon bloemkoolen op komst was. Gij kunt u de vreugde voorstellen van de „poilus", die in geen tijd een enkel stukje kool in hun soep hadden gehad 1 Er bleef dan ook geen man achter bij het af wachten vun den trein. Wij stonden allen met verlangende blikken op het perron. De trein kwam en werd omsingeld en gulzig bekeken, toen een welbekend gefluit zich deed hooren en krak 1.'een bom kwam midden in den bloem- koolwagen terecht. Wij hadden al dikwijls zulke bommen zien vullen, wij waren er reeds aan ge woon, maar nog nóóit had er een ons zoo woe dend gemaakt ala deze. Alle bloemkoolen waren Weggeslingerd en lagen bij stukjes over den grond verspreid, in zoover ze althans niet tot pap waren geslagen. Wij lioten ons echter niet heek-maal ontmoedigen en, mischien zult ge mij niet gelooven, als ik u zeg, dat wij, ondanks Vuur- en kogelregen, als razende tussch en de overblijfselen der bloemkool rondsprongen en alle stukken, dfe nog een voldoende grootte had den, zoo ongeveer van een vuist, opraapten en in Onzen ransel stopten. En zoo hadden wij" 'e "avonda tooh kool in de ■oëp. CHINA, De politieke toestand. Naar uit St. Petersburg wordt gemold, heb ben de aanhangen van Joaan-8ji-Kai in het geheim een missie benoemd, die in het buiten land zal rondgaan. De oudste zoon van Joean- Sji-Kai zal zich in opdracht van rijn vader, naar Duitsebiand begeven. De revolutionairen hebben met de diploma tieke vertegenwoordiger» van de groote mo gendheden onderhandelingen aangeknoopt, om den ..Zuid-Chineeeohen Statenbond te doen er kennen, waar tegenover zq instaan voor de be langen van de buitenlanders in het gebied, waar hun gezag geldt en garandeeren, dat da verdragen met buitenlanders, voor de revolutie gesloten, erkend zullen worden. Generaal Gallieni, de Fransche min. v. oor log, is te Parijs geopereerd. Prof. Marion ver richtte de operatie, die volkomen geslaagd :s De aardbeving van Donderdag te Rimini (Italië)beeft slechts weinig slachtoffers gekost, doch wel ruim 1000 huizen ernstig beschadigd. -De sectie voor openbare gezondheid heeft de Parijsche Academie de Mcdecine voorgesteld een verbod van voddenrayen in Parijs te vragen. Minister Delbrück zal zich te Jena vesti gen, waar hij een villa heeft. Zijn broeder, dr bekende phililoog dr. Delbriïek, is er professor In Akron (Obio) is door nog onbekende oorzaak een geheel hotel ingestort. Tot nog toe zijn er 12 lijken gevonden. De Oostenrijksehe en Hongaarsclie bladen komen, na 8 dagen aan de grens te zijn opge houden, weer in Zwitserland aan. Het in 1580 gebouwde raadhuis te Dir- schau in Duitschland, is geheel afgebrand. De oorzaak van den brand is nog niet bekend. Arthur Georgeys, indertijd oppercomrnan- dant der legers in den Hongaarsehen vrijheids oorlog van 1848-49, is op 99-j. leeftijd overleden. PROV. BOND VAN R. K. KIESVER- EENIGINGEN IN 2L-HOLLAND. Zondagmiddag hield in het Z.-Hollandsch Koffiehuis te 's-üravenhage de Prov. Brcnd van R. K. Kiesvereenigingen in Z.-Holland de alge meene jaarvergadering onder leiding van den voorzitter. Mgr. Dr. W. H. Nolens. De vergadering werd bijgewoond o. m. door oud-minister Kolkman, lid van Ged. Staten en de leden van Prov. Staten de heeren Wesseling en van Wichen. Uit het uitvoerig jaarverslag van den secreta ris den heer H. W. Spendel, bleek dat bij den Bond zijn aangesloten 7 centrale en 66 plaat selijke kiesvereenigingen met 26000 leden. De rekening van den penningmeester, den heer F. A Moerel, vermeldde aan inkomsten t 530.39, uitgaven f 115.62V2. saldo 414.76V, De bestuursverkiezing had tot resultaat dat de voorzitter bij enkele candidaatstelling werd hei- kozen en in de plaats van de heeren graaf le Grelle en J. Lambert gekozen de heeren mr. P. J. M. Aalberse en dri. A. C. A. Hoffman. Als spreker trad op Mr, J. B. Bomans van Haarlem, tot het houden van een politieke cau serie. Spr. zette uiteen, hoe bij de a.s. Statenverkie zingen de voornaamste en krachtigste stormloop zal geschieden op het rechtsche bolwerk Zuid- Holland, welks stembus den doorslag zal geven. In de eerste plaats nu gaat het om onze be ginselen welke een machtige steunpilaar vinden in de Eerste Kamer, wier meerderheid wij moeten helpen behouden. Het gaat ook om de Prov. Staten zeiven, die een waarborg moeten blijven voor de handhaving onzer beginselen, voor een richtige verdeeling der functiën. Vervolgens onderwerpt spr. de rede van Mr. Fock op de jaarvergadering der Liberale Unie aan critiek en wijst er in dit verband op, dat zijn leuze stemi links had moeten zijn stemt reciiis, wijl het de rechterzijde is geweest, van wier steun het huidige ministerie in de critieke tijdsomstandigheden het meest heeft geprofiteerd. Doch vanwaar nu de strijd op politiek lerrein, nu de tijden juist moesten nopen, dat het volk zich eensgezind zou scheren om de Regeering. Cort v d Linden heeft den Godsvrede verbroken en eezègd, dat de gewone wetgevende arbeid zijn voortgang'kan hebben. Welnu, de strijd is tegen de rechterzijde aangebonden en de rechterzijde aanvaardt dien strijd. Dan brengt spr. in herinnering de lijkverbran ding, de eeaswêt en vooral de Ouderdomswet, welke laatste moet dienen als lokmiddel bij de stembus van dezen zomer. Spr. gaf in korte trekken een overzicht van de actie ter linkerzijde, die gevoerd is voor het Staatspensioen, zette de vaagheid dier geheele actie uiteen en stelde daar tegenover den arbeid van Talma. Ten slotte wijst spr. op de schoonheid van hef katholieke leven, van de Roomsche actie en wekt hij op tot '8 krachtdadigen strijd ter handhaving der katholieke en der rechtsche beginselen. Aan zijn dankwoord tot den spreker voegde de voorzitter toe, als ontzenuwing van het argument dat het niet mooi is van Rechts om tegen het huidige, verdienstelijke Kabinet op te treden, dat na deze wetgevende periode, wanneer op politiek gebied de toestanden geheel anders zullen zijn en een andere partijformate zal zijn ontstaan, de tegenwoordige ministers toch niet aanblijven. Vervolgens zal het voor dit Kabinet een weldaad zijn wanneer de Eerste Kamer rechts blijft, om dat het met de verzekeringswetten in 'n moeilijke positie verkeert en het beter zal zijn, als de ver zekeringswetten door een rechtsche E. K. zullen Episoden uit het leven van een KAPERKAPITEIN. 8) Een half uur later keerde Bonaparte van dé schans in zijn kwartier terug en Stephanus Gi- rard haastte zich hem het schrijven te overhan digen. Het was inderdaad een ontvangstbewijs «n luidde als volgt; Aan burger kolonel Bonaparte. „Ik erken door dezen de deugdelijke ontvangst van een medegevangene, den eerwaarden pater Martinus. Ik heb hem de vrijheid gegeven, om hem aan onrechtvaardige rechters te ontrukken en burger Bonaparte te toonen, dat burger Sur- couf niet enkel droomen, maar ook handelen kan. Hij heeft beloofd zich een schip te zuilen nemen, dewijl men er hem geen geeft en hij zal zijn woord houden. Robert Surcouf." Bonaparte liet zich door den soldaat de toe dracht der zaak verhalen en staarde daarna lang op het geschrift. Zou hij den misleiden schildwacht bestraffen? Neen. Hij wenkte zwij gend en de man ging heen. De kolonel trof niet eens maatregelen om den vluchteling te vervol den. Kr.werd.over de jranscbe aanirelerrenheid geen woord meer gesproken. Napoleon had overigens wel wat anders te doen, dan zich om het opsporen van een vluch teling te bekommeren, wiens gevangenneming hem'niet het geringste voordeel aanbracht. De beide generaals Cartaux en Doppet wilden na melijk niet weten van de bezetting van het punt, waarop Surcouf hen opmerkzaam gemaakt had; des te verstandiger echter waren de Engelschen, die eensklaps het gewicht van dat punt inzagen, er 4000 man legerden en het met geduchte ver schansingen versterkten. Deze verdedigings werken waren zoo sterk, dat zij de plek Klein- Gibraltar noemden. Volgens ergenis over deze fout zond Bonapar te een bericht aan de Conventie af, ten gevolge waarvan het opperbevel in November aan den dapperen en beleidvollen Dugommier werd over gedragen. Deze begreep, welken man hij in den kleinen Corsikaan bezat en leende een open oor aan zijne voorstellen. Geheel in het geheim wer den de noodige maatregelen getroffen, die drie volle weken vorderden; daarop begon een drie- daagsch, ontzettend bombardement op Klein- Gibraltar, hetwelk daarna stormenderhand ge nomen werd. Onder de bewoners der stad heerschte natuur lijk eene groote opschudding. Vele duizenden hadden aan den opstand tegen de Conventie deelgenomen en de Engelschen welkom geheeten, toen dezer vloot verscheen otn in naam van Lode- wiik XVII van Toulon bezit te nemen. Allen waren verloren, indien de verdediging opgege ven werd. O* tiara, de commandant der stad, deed bovenmenschelijke pogingen om de bestorming af te slaanmaar toen Klein-Gibraltar verloren was, zag hij in. dat verder alle moeite tever- geefsch was. Ook de bevelhebber der Engelsche vloot, admiraal lord Hood, verklaarde, dat Tou lon nu niet meer te houden was en verliet de haven. Hij kruiste buiten op de reede en nam de troepen benévens de inwoners aan boord, die zich gecompromitteerd hadden. Wel hij de veertiep- duizend measchen verlieten op deze wijze de stad, om zich aan de wraak der Conventie te onttrekken, van wie het bekend was, dat zij niet tot zachtzinnigheid geneigd was. In een nauw straatje, niet ver van de binnen haven, stond eene herberg die slechts door ma trozen van het beste soort bezocht werd. Oom Carditon, gelijk de waard in de wandeling ge noemd werd, was een braaf man, die alle gespuis uit zijn huis wist verwijderd te houden. Daarbij was hij een goed Christen en een ijverig patriot, die de revolutie haatte. Het was daags voor de bestorming van Klein- Gibraltar, dat een vreemde man de herberg bin nentrad. Hij droeg de kleeding van een Engel schen oorlogmatroos en legde ook de gansdie ongeneerdheid van die lieden aan den dag; want hij legde, nadat hij plaats genomen had. de morsige voeten op de met een wit Men bedekte tafel en brabkte, met de vuist op tafel slaande, een luiden vloek uit. om den waard te doen ko men. Deze verscheen en vroeg beleefd wat zijn gast verlangde. „Wijn l" zeide deze. „Hebt gij een kan bij u?" „Een kan? Wat? Zijn er hier voor dé gasten geen glazen te bekomen, zeg?" „Voor de gasten wel. Maar bij verkoop buiten de deur moet een ieder zijn eigen kan medebren gen." „Wie zegt u dan dat ik den wiin wil meene men? Ik ben een gast en wil dien hier drinken." „Als gij van mijn wijn wilt drinken, moet gij hem in alle gevallen meenemen, want hier kunt gij hem niet drinken. Wie mijn gast wil zijn, moet zich zoo gedragen, dat ik mij niet over hem be hoef te schamen." „Aha! En over mij moet gij u wel schamen?" „Natuurlijk. In mijn huis steekt men de beenen benoorlijk onder de tafel." „En als mij dit niet bevalt? „Dan kunt gij gaan, of ik zet u bulten de deur." „Om hoeveel willen wij wedden, dat mijn beenen laat waar zij zijn en ik u toch welkom ben?" „Daar fe geen denken aan! Ik verzoek tt ten spoedigste onder zeil te gaan P' „Ook als men mij hier besteld heeft?" „Wie?' „Robert Surcouf." „Surcouf? Die? Een EngeTscbiman? Ah! is wat anders. Wacht! ik zal u een glas bren gen!" „Welnu! wie had gelijk?' lachte de vreemde. „Nu echter zie ik, dat ik aan het rechte adres ben en zal welgemanierder zijn. Maar u niet on gerust, oom Carditon, ik ben geen Engelschman, maar een zoon van ons goede Brefagne; ik was slechts genoodzaakt mij in deze vermomming door den vijand heen te smokkelen. Is Surcouf hier?" „Ja. Welken naam moei ik hem noemen?" „Bert Ervillard." „Ervillard F riep de waard verheugd uit. „Werkelijk? O! waarom hebt gij dat niet ter stond gezegd?" „Dewijl ik voor de grap eens zien wilde, of gij inderdaad zulk een groote brombeer zijt, als men zegt, oom Carditon." „Dat js zoo erg niet maar de Engelschen kan ik nu eenmaal niet uitstaan. Waar heeft onze bode u aangetroffen?' „In Tropez. Surcouf wist stellig, dat Ik daar t« vinden was. Heeft hij Iets gevonden?" „Ik weet het niet. Hij is zeer geheimhoudend,: wat ik niet afkeuren kan." (Wordt vervolgd.}

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 5