NIEUWE IIIIL COUHHT ROBERT SURC0UF P. J. JANSSEN, IIE OORLOG Waar liet om gaat BUITENLAND Dinsdag 23 Mei Tweede blad TAFELKLEEDEN bij Mnefgarogl, hoek Warmoesstraat. FEUILLETON 15 bij breuk van een arm of been ©IS bij verlies van een wijsvinger o 21» bij verlies van een anderen vin ge» GROOTSTE SORTEERING LAAGSTE PRIJZEN. HET ENGELSCHE STAND PUNT IN DEN OORLOG. VERSPREIDE BERICHTEN OORLOGSALLERLEI EEN AANVAL, OP DEN MORT HOMME. Doï valt een kanonschot. Een lichtraket glijdt langzaam Bchel naar de aarde terug. HET BATALJON DER DOODEN. Episoden uit het leven van een KAPERKAPITEIN. 9) „Voor zoover ik hem ken, is hij reeds met een plan gereed. Ik ben-eerst voor twee uren aange komen en weet nochtans reeds wat mij te doen zou o man. Daar zag ik bijvoorbeeld een brigan tijn, zeer scherp gebouwd, lief als een duif en glad als een valk; zij heeft twintig geschutpoor ten en scheen eerst kortelings van stapel geloopen te zijn. Dat was een prachtige buit, hé?' De waard glimlachte geheimzinnig. „Gij meent „the Hen" die daar ginds voor anker ligt? Ja, een heerlijk schip! „La Poule" zou veel beter klinken dan „the Hen", dat is waar. Nu, wie weet wat er gebeuren kan! Sur- couf zeide, dat hem niets te moeielijk was, als gij hem hlelpt. Be geloof, dat hij u de post van eersten officier toegedacht heeft. Komt, Ik zal u bij hem brengen." Dat gesprek was luid gevoerd geworden, ''dewijl er geen andere bezoekers tegenwoordig •waren. De waard geleidde Ervillard een trap iOp en toen hij terugkeerde, kreeg hij meer werk, /daar een troep havenwerkers binnengekomen was. Kort daarna trad een man binnen, die in trotsche houding het voorvertrek doorging en in de achterkamer verdween, die voor de ontvangst van kapiteins en stuurlieden bestemd was. Hij was van een lange en plompe gestalte en zijn opgeblazen gelaat had die eigenaardige paarse tint, welke men voornamelijk bij jeneverdrinkers waarneemt. Op het aangezicht van den waard vertoonde zich eene spottende uitdrukking, terwijl hij den nieuwen bezoeker, zonder eerst de bestelling af te -Wachten, een groot glas cognac nadroeg. Hij groette eerbiedig, maar een scherp opmerker had toch wellicht een geheimen blik bespied, die een geheel andere gezindheid verried. „Nu?" vroeg de bezoeker kortaf, nadat hij den inhoud van zijn glas ineens naar binnen had laten loopen. „Ik heb onderzocht, kapitein, en...." „Stil 1" gebood hem de andere. „Laat uw kapi tein ter zijde. Niemand behoeft te hooren wie ik ben. Gij hebt dus een onderzoek Ingesteld?" „Ja." „Het 2al gaan." „Dat denk ik ook." „Maar gij moet u van genoegzame werkkrach ten voorzien De muur is zeer moeilijk door te bréken en veel tijd mag het weit toch niet vor deren," k^Dat Is ioó. Hebt gij niemand, 'die helpen „Neen. Ik wil buitendien daarbij geheel buiten spél blijven. Ik mag niet het geringste weten, verstaat gij? Het zou met mij gedaan zijn, als men vermoedde, dat ik in de zaak betrokken ben." „Dat laat zich denken. Maar waar zal ik de lieden vandaan halen! Deze burgers soldaten schieten zoo zeker, dat ik reeds het derde deel mijner manschappen verloren heb. Hoeveel per sonen zouden er noodig zijn?" „Minstens twintig!" „Zoo! En ik heb er geen veertig! Ik heb bui tendien nieuwe matrozen noodig en hier kan men niemand bekomen. Kent gij niemand, die lust heeft het eens op een Engelschman te be proeven? Ik betaal voor elk een guinje." „Hm; mogelijk wel; maar een Engelschman is het niet." „Een Franschman „Ja, maar hij heeft zeer veel haast om Het land te verlaten." „Dat is mij zeer welkom; zulke Heden zijn het best te gebruiken; waar is de kerel?" Hkn! Hij moet nog hier in huis zijn. En als ik mij niet vergis, heeft hij ook eenige kameraden, die zich wellicht laten overhalen, ook aan boord te gaan." „Stuur hém dan hierheen, doch' spoedig; ik heb niet veel tijd. Breng mij evenwel eerst nog een flesch cognac; want een goede slok maakt zufte lieden handelbaar." Dl waard bracht, hét bestelde en ging 'dan wederom de trap op. Boven was een klein ver borgen kamertje, aan welks deur oom Carditon klopte. Er werd open gedaan en wel door Sur- couf, die met Ervillard geheel alleen was. „Wie is er?" vroeg de eerste. „Hij is beneden." „Wie? De kapitein?" „Ja," antwoordde oom Carditon. „Hij werkt ons voortreffelijk in de hand. Hij heeft matrozen noodig en mij een guinje toegezegd voor eiken man, dien ik hem aanbreng." „Aha, Bert Ervillard, wat dunkt u daarvan? Wilt gij eerste officier op „the Hen" worden?" De oogen van den gevraagde straalden van genoegen, terwijl hij antwoorade „Robert Surcouf, gij kunt u op mij verlaten. Zeg mij wat ik te doen heb 1" „Het verheugt mij dat gij evenals ik de oogen op „the Hen" geslagen hebt. Het is de prach tigste zeiler, "dien ik ooit gezien heb en daarom zal hij de onze worden. Zijn commandant ls de kapitein ter zee William Harton. Hij moet grove fouten in Men dienst begaan hebben, daar men hem slechts deze brigantijn toevertrouwt. Daar bij is hij geen rond zeeman, maar een spitsboef, dien wij op de vingers zullen tikken. Hij weet, dat Toulon niet te houden is en de geheele vloot binnen weinige dagen de haven zal verlaten* natuurlijk steekt ook hij in zee, doch eerst wil hij nog een aanslag ondernemen, die op zich zelve schandelijk- is, maar ons uitmuntend te pas komt Het huis vhn onzen oom Carditon namelijk grenst aan de Oostersche Bank, in welker kelders vermoedelijk aanzienlijke geld sommen voorhanden zijn. Het eigendom der Bank staat natuurlijk onder de openbare bescher ming; van buiten is zij dus niet te genaken. Daarop heeft zich nu deze eerlijke kapitein tot oom Carditon gewend om hem voorzichtig te polsen. Carditon heeft schijnbaar in zijne plan nen bewilligd en zoo hebben beiden besloten van de herberg uit met breek werktuigen in de kelders te dringen. Dit moet plaats hebben in den nacht vóór dat de vloot de haven verlaat. Bij oom Carditon mag men natuurlijk niets vinden; het dezen toekomende aandeel wil de kapitein in Barcelona afgeven. Wat zegt gij daarvan, Bert Evillard „Ik zeg, dat die William Harton een groote schurk en een nog grooter domkop is. Er behoort een ongehoorde onnoozelheid toe, onzen oom Carditon voor zoo onnoozel te houden om ziclt met zulk eene zaak in te laten." „Dat is zoo. Ik geloof dat deze kapitein een groot gedeelte van zijn verstand verdronken heeft. De zaak is echter zeer voordeelig voor ons. Om de muren te doorbreken heeft hij een tame lijk aantal krachtige armen noodig; hij zal daar toe zijne eigene lieden nemen en derhalve de brigantijn van mannen ontblooten; is dit ge* schied, aan zullen wij handelen." „Zijn wij talrijk genoeg?" Wordt vervol£d.) Alle betalende abonnSs op dit Blad, die In het bezit zijn van eene Verzekeringspolis, zijn, volgens de bepalingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor: bij levensl. ongeschiktheid tol werken bij overüjden bij veriies van een hand ot voet im bij verlies van een oog m iS'ü bij verlies van een duim De uiikeering dezer bedragen wordt gega randeerd door de „Hollandsche Algemeen® Verzekeringsbank" te Schiedam. De vóór 1 October 1911 uitgegeven polissen zijn niet geldig. DE STRIJD VOOR DE STATEN. III. Wij bezagen due den invloed der Concen tratie niet het roode hart op de regeerdaden van Cort. Maar een Ie Kamer, onze hoog staande Senaat, etaat d.er Concentratie nu den weg in haar geflirt met Volkswil en in haar etemmenjaeht door dik en dun. De conclusie wordt onmiddellijk aanvaard: de fê Kamer zal kneedbaar worden. Kneedbaar, d.i. slangenmenechelijk, slier tig draaibaar, linksch. Het geheele politieke veld bestrijken van Regeeringistafel tot het geheele Parlement, ja zelfs tot den Raad van State, en gerug steund door duizenden zuur-liberale ambte naren, wat een genot! Wat een Borgesiaan- sehe illusie, de werkelijkheid zoo innig-kort nabij 1 Het moet erkend: zeer nabij. Nog reet slechts 't laatste sluitstuk: de ïe Kamer en de illusie zal volle werkelijk heid zijn. Hoe is het mogelijk, Nederlanders! Gansch Nederland liberaal geregeerd, ge adviseerd, gecontroleerd, met liberale wet gevers, liberale rechtere, hoezeer liberale j[waarachtige) rechtspraak, liberaal bcamib- itenaard van hoog tot laag, hoe is het mo gelijk, Nederland ere! Want schrikkelijk klein is de invloed hun ner doctrinaire begiaselen, schrikkelijk fes- piel, voorwereldlijk, hun leer, nihil hun in vloed op den werkman, waarmede zij langer dan een eeuw ges old hebben, klein zelfs, hoe (wonderlijk ook, hun geestdrift, en even klein hun aantal als enorm groot hunne brutali teit en arrogantie. Zou Nederland behekst zijn door de flu- iweelige oogen van een Kappeijnsche oude (juffer? Akelig naar zal de aftakeling worden, aal (tie snelle aftakeling zich voortzetten van het jgroot-liberalistendom en het zal ons, ons, i'niet eens onze kinderen, maar ons zelf na tien jaren een sprookje toeklinken wanneer 'men zegt: dat hoopje menechen van heden jliad in 1927 nog alle macht in Nederland. .(Het ban niet waar zijn. Het zal niet waar zijn. Nog staat, onze ivaste burcht, onze Senaat. Wij zullen hand- (haven! Opdat dus onze heerlijk© rechtse!)e begin-, selen niet geheel verdonkeremaand word ert iin het publieke leven van ons dienbaar va derland, behouden wij onze avondster, de Ie ([Kamer rechtsch, die als morgenster in ons (nieuw leven mede zal gloren, een nieuw Heven, in 1917 te scheppen; waarin wij maan ten zon zullen stellen in een rechtsche Ho [Kamer en een Christelijk ministerie. Hier gaat het dus om in 1916. Behouden [wat wij hebben en voorbereiden wat wij [krijgen. Niettegenstaande onze rechtsche senato- reniburcht immers, is ons reeds leed gedaan. Wat is het anders dan een grievende be- leediging, die Eedtewet? Aldus is dte inhoud: Gij, baliekluiver en nietswaardige, zeg mij eens, gelooft gij? Gelooft gij in God Al machtig? Ik geloof in niets, Edelachtbare, in God noch gebod, ik heb het dooi* mijn daden be wezen. Aha, zoo roept de rechter, dan geloof ik 1014 n, ik geloof n op uw woord, God tot mede- getuige nemen is volmaakt overbodig. Vol gende zaak. En gij, brave huisvader, stat en steun onzer maatschappij, gij gelooft in God, niet waar? Ik daeht het wel. Zeer juist. Welnu, dan geloof ik n niet. Steek op uw Vingers. Neem plechtig God Almachtig tot medegetuige! Het is in-treurig. Maar wanneer heel de groene tafelrij liberaal hestoekl is, zullen "wij nog veel erger dingen zien gebeuren. Dan vangt aan de intens-algeheele ruïne van ons Christelijk bewustzijn, van onze booge cultuur en eeuwenlange beschaving. Wie God onttroont, onttroont den mensch, zijn beeld en gelijkenis. Alweder zagen wij waarom het gaat. En dit is niet 't eenige Maar laat dit ééne reeds *u genoeg zijn, rechtsche kiezers, om als één 'Goliath te wapen te loopen, maar dan he kleed met de wapenrusting Davids, de hulp (van uw God. Die hulp zult gij niet ontberen, want wij strijden om Zijn zaak en Zijn recht. De linksche partijen willen den Schepper vermoorden door Zijne schepselen, maar wij volbrengen den wil van den Allerhoogste, ons kenbaar door het gezond verstand, als wij binnen- en buitenshuis, overal en altijd, 'den Schepper hulde brengen door al het ge- tschapene. Dankbaar voor God's groot ge- Ischenk: Vrede in Nederland, gaan wij den (onverbiddelijken oorlog aan tegen God's be lagers. Voor God en ons land, te wapen! Huisduinen. Mr. BOMANS. Baron de Rosen, een der leden van den Rus- sisclien Rijksraad, die thans in Engeland ver toeft, was dezer dagen de gast van de American Luncheon Club te Londen en zeide bij gelegen heid in eene redevoering o.a. het volgende: „Het eindresultaat staat reeds van te vo ren vast. De eenige vraag ie, hoe lang het nog zal duren, hoevele millioenen Van do bloem van Europa's mannen nog zullen moeten sneuvelen, voor dat resultaat zal be reikt zjjn. Er rust dus op de staten, die tot dusverre neutraal zijn gebleven een ernsti ge en geheel nieuwe verantwoordelijkheid. Want het is in hunne macht, dit resultaat te verhaasten en daardoor een einde te ma- ken aan dit werelddrama, wanneer zij slechts vastberaden en aaneengesloten voor uit treden en zich bij de geallieerden aan sluiten. In een wereldoorlog als de huidige kan er geen ware neutraliteit bestaan." Dat is het standpunt van Engeland: Men ziet het, dat er nog steeds gevaar blijft-, on danks de officieele geruststellingen, dat Neder land door Engeland in den oorlog wordt gedreven. Trouwens, het Engelsche dagblad ten onzent, „De Telegraaf" stuurt voortdurend in dezelfde richting. Daartegenover moet onzerzijds gesteld wor den de grootste zorg, dat wij buiten de massa moord blijven: evenals België ten pleiziere van de Engelschen platgebrand en uitgemoord en vernield te worden, dat kdn Nederland niet wenschenl u, Li LsJüiSiii De ruzie tusselien de geallieerden. Clémeneeau schrijft, naar uit Genève wordt gemeld, in ©en ]ang artikel, dat Engeland tot nu toe met opzet «leekte een klein gedeelte van zijn leger naar het front zond, terwijl Frankrijk en Rusland hoopen offers brachten. Volgens hem heeft de opperbevelhebber thans bevolen, dat voorloopig geen enkel groot offensief on dernomen zal worden, alvorens Engeland- de lang beloofde 8 millioen manschappen in het veld heeft gebracht-. Dan eerst kan men tot een algemeen offensief overgaan. De Russische handel en do nabije vrede. Naar de „Nationalztg." van de Russische grens verneemt, moet men in Russische diplo matieke kringen overtuigd zijn, dat de oorlog nog dit jaar ten einde loopt. Als bewijs daar voor meldt het blad, dat in den laatsten tijd door handelshuizen te Odessa groote bestellin gen zijn gedaan te Belfort en te (L$*on. De eerste verzoeken, door tusechenkomet van de Russisch-Fransohe handelsikamer, om toezen ding van monsters, binnen drie maanden „opdat de bestellingen nog ter rechter tijd kunnen worden uitgevoerd". Het blad meent, dat "de bedoeling der huizen te Odessa is om dadelijk na afloop van den oorlog, aan de aanvragen tegemoet te kunnen komen. Een keizerlijke Oekase schrijft voor, dat alle monsterzendingen uit de verbonden staten vrij zijn van invoerrech ten. In de beurskmgen te Odessa moet, steeds vclgens de inlichtingen van de „Nationalzéi- tung," groot optimisme heerschen, zoodat er reeds veel „vredeszaken" gedaan worden. De vlieger-industrie in Frankrijk. De nieuwe Fransche vliegmachine, die naar men zegt de door het Duitsche leger gebruikte Fokker-machine, nog in snelheid aanzienlijk moet overtrefen, wordt vervaardigd in de werk plaatsen van den bekenden constructeur Louis Blériot. De nieuwe vliegmachine zal den naam dragen „Spad" welk woord is samengesteld uit de beginletters van den naam der vennootschap „Société pour l'aviation et dérive's. De machine is zeer licht gebouwd en toch stevig en kan een snelheid bereiken van 125 mijlen in het uur, terwijl de maximumsnelheid van een Fokker 100 mijlen in 't uur bedraagt. De heer Greenwall, de oorlogscorrespondent van de „Daily Express" te Parijs, die deze bij zonderheden weet te vertellen, werd door den heer Blériot persoonlijk ontvangen en in de fa brieken rondgeleid. Deze fabrieken op zich zelf vormen een geheele stad vlak bij Suresnes, het bekende plaatsje dat onder den rook van Pa rijs ligt. Zesduizend mannen en vrouwen zijn daar van 7 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds bezig. Ongeveer de helft dier werklieden is ge mobiliseerd, maar van het front teruggenomen om dit bijzondere werk te verrichten. Zij ver dienen hetzelfde loon als de niet-gemobiliseerde arbeiders, welk loon ongeveer 6 gulden per hoofd en per dag bedraagt. Behalve de vlieg machines van het type „Spad" worden er in de Bléyiot-fabrieken per dag 2 vliegmachines van het Caudron-type (tweedekkers) afgeleverd, welke in het bijzonder voor den verkennings dienst gebruikt worden. Spelen in het Luiksche. In het Luiksche wordt er zeer ernstig over geklaagd, dat velen zich met ware speelwoede aan het spel overgeven. In groote koffiehuizen zoowel als in de kleine drankhuizen treft men echte speeltafels aan. De winsten, welke met „Poker" ofwel een „Match" voor 5 fres wor den gemaakt varieeren tuaschen 7 tot 800 francs. De kleine lieden houden zich onledig met „ehasse eoeurs" voor 10 centimen per spel. De speelwoede heerseht onder alle klassen. Het ergste is nog wel, dat de kaarten,' die moeten dienen om levensmiddelen op te halen de bank biljetten dikwijls vervangen. Het gebeurt dan ook dat zich in de laden der koffiehuishouders meer „chomage bons" bevinden dan in de kas der bevoorradingsmagazijnen. Algemeen wordt dan ook door goed-meenende lieden gevraagd, dat hieraan een einde wordt gemaakt. EEN AANVAL AFGESLAGEN. In bijna alle officieele en officieuse legerbe- richten ontmoet men dagelijks de mededeeling, dat een aanval hier of een tegenaanval daar, met groote en bloedige verliezen voor den vijand, werd aïgeslagen. Maar wij troffen in de officieele communi qués van generaal .Smuts natuurlijk niet aan een mededeeling over den hier te vermelden aanval, waaraan de generale staf in Oost- Afrika zelf heeft bloot gestaan en waarvan de bijzondere correspondent aan de „Daily Mail," te Kaapstad, thans in zijn blad een en ander weet te vertellen. Generaal Smuts, die, gelijk bekend is, in Oost- Af rika de krijgsverrichtingen tegen de Duit- schers leidt, heeft namelijk onlangs met zijn ge- heelen staf in de buurt van het Kilimanjartf- gebergte een aanval van leeuwen moeten af slaan. Den geheelen nacht zaten zij met hun revolvers in hun automobielen en moesten een onafgebroken vuur onderhouden, om do roof dieren tot den aftooht te noodzaken. Het succes was aan de zijde van de aangeval lenen, die het offensief der vijanden wisten te breken en dezen met bloedige verliezen terug sloegen. Een medewerker van het „Berl. Tagebl.", die thans in het veld is, zendt aan zijn blad eene be schrijving van een aanval op den Mort He-mme, of Dooden Man. De soldiaten, die het eten halen voor de compagnie zoo verhaalt hij verla ten de loópgraaf. Een van oranje trillende lucht straalt boven on»- Zij verdiwijnen in de verbiü- dingteloopgraven. Het geschutvuur van 'de Fransohen, dat over onzen waarnemingspost heen, in breede stralen de wegen, artillerie-stellingen en reserve-stel lingen bestookte, concentreert zich, als het licht door een sterke lens, plotseling op den top van den Dooden Man. De berg, die er uitziet als een wild opgeschepte cementhoop, verdwijnt in een reusachtige stof- en rookwolk. Van het Raven- bosch tot de weide van Bétliinoourt ziet men niets dan scherproode bliksemflitsen in een wit- grijzigen stofsluier. Te midden van het luide kraken en 'dreunen spulten steenen en aardklom pen in de lucht. Lichtsignalen stijgen op. Uit het Ravenbosch, uit Béthincourt, van den top van den Dooden Man, die een vulkaan schijnt te zijn, schieten heldere, kleurige vonken hemel waarts, die langzaam fladderend en wankelend terugwaaien naar de rookzee. Nog neemt het vij andelijk geschutvuur in hevigheid toe. Een en kele brullend krakende toon, die de aarde ver in den omtrek doet trillen. En daar voor zitten menschen, vrienden van ons wien wij van morgen nog de hand gedrukt hebben. Daar werken doctoren, verbinden en helpen. Daar worden nu geweren gericht, bajo netten opgeplant, handgranaten klaargelegd, vlammenwerpers in gereedheid gebracht en ma chinegeweren, te midden van deze ijzerorkaan, die den berg uit elkaar wil scheuren. Zij, die in de étappe en thuis een dak boven het hoofd hebben en nu de lamp aansteken om een boek te lezen, te eten, met een vriend te praten, zij kunnen er zich niet indenken, dat het plotseling in de muren kraakt en dat het huis, steenen, balken en dak tot puin valt. Dat alles over een mensch valt en als een pers de mensclielijke machine, ribben en hart en maag tot een brij stampt. Zij kunnen zich er ook geen voorstelling van maken, wat het zeggen wil in een smalle loopgraaf te liggen ónder het suizen, kraken, snorren, huilen, fluiten, en steeds te denken, nu komt de centenaar zware kogel op je neer gesuisd, verplettert je, verscheurt je. Men doet de oogen toe. Plotseling wordt, het stil,-de rust veroorzaakt pijn. Dan werpen de vijandelijke kanonnen het ijzer op de wegen, reservestellingen, artillerie- posten. Nu bruist bet door de lucht. Vóór ons gekraak. Onze artillerie legt een ring van sper vuur achter de eerste vijandelijke loopgraven, opdat er geen versterkingen kunnen komen Dat geeft weer rust. Ze komen. Grijsblauwe vlekken huppelen ons tegemoet. Klappend ontploffen handgranaten om ons. De tanden opéén bijten' In haat slaan de tanden op elkaar, als in groote koude. 1 .Zij komen. Zij zijn reeds bij de draadhinder nis. Nu beginnen de machinegeweren te razen, dat klinkt als groote Btooinzagen. De geweren blaffen. De handgranaten klappen. Woedend blinken de bajonetten. Zij moeten terug. De grijsblauwe vlekken huppelen terug. Verdwij nen achter den loopgraaf-wal. Het artillerievuur wordt kalm. Soms spuit een zwarte krater voor ons op. Verslapping. De stofsluier om iden Dooden Man "scheurt. De hemel legt zijn glinsterend kleed op den berg. De gewonden en dooden zijn teruggebracht. De loopgraaf is schoon gemaakt, dieper ge maakt, hersteld. De mannen, die het eten halen komen terug. Nu slapen, niets "dan slapen.. De waclit tuurt over de borstwering. Een bijzondere correspondent van de „Mel bourne Argus" in het naburige Oosten geeft de volgende beschrijving van eene „inspectie" door een Australisch generaal. Er waren daar acht rijen kleine heuveltjes. Sommigen van hen die daar lagen hadden reeds een dozijn verwoede gevechten meegemaakt; twee hadden het Victoria-kruis gekregen en velen waren in de „rapporten vermeld gewor den." Het waren allen Australiërs. Een sergeant die naast den generaal stond, droeg een boek, waarin de naam en de gedrag- staat van ieder der dapperen vermeld stond. Dat boek heette het „Eereappèl". De Turksehe kanonnen dreunden en werden beantwoord door de Engelsche kanonnen op de heuvelen, geweren knetterden hun hoosaardig geknal. In dien chaos van geluiden ratelden de machinege weren hun staccato-geluiden. Van links aan be ginnend liep de generaal het geheele front af, terwijl dte sergeant met luider stem de namen en daden van hen die hier begraven lagen voorlas. i I, Toen deze plechtigheid was afgelo-open keer de do generaal naar zijn uitgangspunt terug Zijn gelaat stond eer ernstig en een paar minuten lang dorst hij niet te spreken. Toen zei hij eenvoudig: „Wat waren dat allen dappere jongens!" De trompetter stond bjj hen, de hielen aan eengesloten, het hoofd rechtop. De sergeant sloot zijn boek. „Blaas het gene- raal's saluut!" De heldere klanken schalden en de- aanwezigen stonden in militaire houding en sloegen aan. „Blaas nu de „Last Post" de groet aan 'de dooden. Een paar minuten lang lieerschte er stilte. Niemand zon een woord hebben kunnen uiten. I p*;-:v; I Nog eens keek de generaal de rijen heuv* tjes, die daar zoo precies afgemeten naast kander lagen langs. Aan het hoofdeinde vt elk stond een ruyv houten kruis met een nummer er op geschilderd. Uit een of tw sproot reeds kort groen op en op anderen blot den de wilde papaverbloemen. In de laatste was nog een open kuil. Die zou den volgend* ochtend vol zijn en dan zou er nog een kruis met een nummer bij staan. „De hoeveelste zal dat zijn?" vroeg de g"i3 raai. „Nummer negenhonderd twee cn negenti Sir!" „Voor hen is de oorlog afgeloopcn. Hi vreugde en hun leed zijn geëindigd. Austral moet trotseh op hen zijn en is het ook. Hc veel zei U, dat er zijn?" „Bijna een btrtl jon, Sir." De generaal dacht een oogenblik na. Toe wendde hij zich af en fluisterde: „Het bata jon der dooden." LEN GEVAARLIJK TOCHT. In de „Times" vertelt mrs. Yane Anóoi son, een bekend Amerikaansch schnjfstai van een tocht op een half verwoesten oi derzeeër Hij dokt thans ergens in een Engelsch haven; de boegplaten zijn in stuk! en ge slagen en twee torpedobuizen we. n in gedrukt. Twee 'schotten zijn gescheurd maar in de buizen bevinden zich nog twe piet ontplofte torpedo's. Dank zij de kwa liteit vande ontplofbare stoffen en de juist werking van Jiet mechanisme, dat slechts o één bepaalde manoeuvre reageert, bleef d< boot voor algehecle verwoesting gespaard De Britsche admiraliteit gaf me verlo den onderzeeër te bezichtigen en de offi eieren en de bemanning te ondervragen aan gaande alles wat me belang inboezemde. Zoo weet ik dan dat hij op een mijn geloo pen is en dat twee schotten uiteenspron gen. De bemanning werd over dek geslin gerd cn geen ruit bleef gespaard, maar d< torpedo's ontploften niet, de motoren bic ven draaien, en in de machinekamer werk ten de pompen dadelijk weder. De boo dook naar den bodem der zee en" van alk kanten stroomde het water binnen. Binnen tien minuten waren de "machine: weder gesteld en de gehavende onderzeeëi stoomde huistoe, hetgeen een tocht van 30( mijlen beteekende. „We wisten in 't eerste oogenblik abso luut niet wat er gebeurd was," vertelde eet der officieren. „Alles lag onder en bover elkaar. We waren zoo ver gedoken als w< konden en 't leek er niet naar dat we ooit weer aan de oppervlakte zouden komen." De bemanning gedroeg zich schitterend Voor de commandant nog een bevel hao kunnen geven was ieder al weder op ziji post. Na twee minuten werkten de pompei opnieuw en alles was doodstil. Toen anoes ten de motoren omgegooid worden, eer oogenblik van spanning. Want, als dat niet ging..., 't Gelukte. We voelden dat wc stegen.... Het is altijd een eigenaardige gewaarwording de zon weder te zien schij nen nadat men „onder" geweest is.... maai dit keer was hét anders. |Wij kregen eeii kans om veilig een haven binnen te loo; pen.Alles was nog niet verloren. Zelfs 't Marconi-toestel werkte, dat wil zeg gen wij konden berichten uitzenden, niet ontvangen. Met de boot was het treurig ge steld, maar de machines werkten en de pe riscoop. bleek betrouwbaar. Met eigen kracht hebben we de haven gehaald. Hing op een haartje soms; de zee was vrij ruw en wat er nog van het eene schot over was werd door de golven weggespoeld, maar... we hebben het gehaald, de onder zeeër en wij zijn ten slotte in veilige ha ven beland.... SPANJE. Do kortste verbinding tusschen Europa en Amerika. Verschillende Spaansehe bladen melden, da! er op de Spaansehe staatsbegrooting voor 1917 een bedrag van twee-en-een half millioen pese ta's is uitgetrokken voor het openen van eer stoomvaartlijn Van snelle stoomschepen tus schen Vig-o en New-York. De reis van New- York naar Madrid zou zes dagen duren en de kortste zijn tusschen Europa en Amerika. DUITSCHLAND. Het ontslag van Delbrttck en de benoeming van Helfferieh. Er is een oplossing gevonden in de ministe- rieole crisis, welke de laatste dagen de aandacht in Duitschland gespannen hield. Het Volff- bureau te Berlijn meldt namelijk: De Keizer heeft aan dr. DelbrOek, vice-presi dent van het staatsministcrie en minister van binnenlandsche zaken, het gevraagde ontslag „En?...."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 5