NIEUWE IIIIL COUHHT
ROBERT SURC0UF
P. J. JANSSEN,
IIE OORLOG
Waar liet om gaat
BUITENLAND
Dinsdag 23 Mei
Tweede blad
TAFELKLEEDEN bij
Mnefgarogl, hoek Warmoesstraat.
FEUILLETON
15 bij breuk van een arm of been
©IS bij verlies van een wijsvinger
o 21» bij verlies van een anderen vin ge»
GROOTSTE SORTEERING
LAAGSTE PRIJZEN.
HET ENGELSCHE STAND
PUNT IN DEN OORLOG.
VERSPREIDE BERICHTEN
OORLOGSALLERLEI
EEN AANVAL, OP DEN
MORT HOMME.
Doï valt een kanonschot. Een lichtraket
glijdt langzaam Bchel naar de aarde terug.
HET BATALJON DER
DOODEN.
Episoden uit het leven van een
KAPERKAPITEIN.
9)
„Voor zoover ik hem ken, is hij reeds met een
plan gereed. Ik ben-eerst voor twee uren aange
komen en weet nochtans reeds wat mij te doen
zou o man. Daar zag ik bijvoorbeeld een brigan
tijn, zeer scherp gebouwd, lief als een duif en
glad als een valk; zij heeft twintig geschutpoor
ten en scheen eerst kortelings van stapel geloopen
te zijn. Dat was een prachtige buit, hé?'
De waard glimlachte geheimzinnig.
„Gij meent „the Hen" die daar ginds voor
anker ligt? Ja, een heerlijk schip! „La Poule"
zou veel beter klinken dan „the Hen", dat is
waar. Nu, wie weet wat er gebeuren kan! Sur-
couf zeide, dat hem niets te moeielijk was, als gij
hem hlelpt. Be geloof, dat hij u de post van
eersten officier toegedacht heeft. Komt, Ik zal u
bij hem brengen."
Dat gesprek was luid gevoerd geworden,
''dewijl er geen andere bezoekers tegenwoordig
•waren. De waard geleidde Ervillard een trap
iOp en toen hij terugkeerde, kreeg hij meer werk,
/daar een troep havenwerkers binnengekomen
was. Kort daarna trad een man binnen, die in
trotsche houding het voorvertrek doorging en in
de achterkamer verdween, die voor de ontvangst
van kapiteins en stuurlieden bestemd was. Hij
was van een lange en plompe gestalte en zijn
opgeblazen gelaat had die eigenaardige paarse
tint, welke men voornamelijk bij jeneverdrinkers
waarneemt.
Op het aangezicht van den waard vertoonde
zich eene spottende uitdrukking, terwijl hij den
nieuwen bezoeker, zonder eerst de bestelling af
te -Wachten, een groot glas cognac nadroeg. Hij
groette eerbiedig, maar een scherp opmerker had
toch wellicht een geheimen blik bespied, die een
geheel andere gezindheid verried.
„Nu?" vroeg de bezoeker kortaf, nadat hij den
inhoud van zijn glas ineens naar binnen had
laten loopen.
„Ik heb onderzocht, kapitein, en...."
„Stil 1" gebood hem de andere. „Laat uw kapi
tein ter zijde. Niemand behoeft te hooren wie ik
ben. Gij hebt dus een onderzoek Ingesteld?"
„Ja."
„Het 2al gaan."
„Dat denk ik ook."
„Maar gij moet u van genoegzame werkkrach
ten voorzien De muur is zeer moeilijk door te
bréken en veel tijd mag het weit toch niet vor
deren,"
k^Dat Is ioó. Hebt gij niemand, 'die helpen
„Neen. Ik wil buitendien daarbij geheel buiten
spél blijven. Ik mag niet het geringste weten,
verstaat gij? Het zou met mij gedaan zijn, als
men vermoedde, dat ik in de zaak betrokken
ben."
„Dat laat zich denken. Maar waar zal ik de
lieden vandaan halen! Deze burgers soldaten
schieten zoo zeker, dat ik reeds het derde deel
mijner manschappen verloren heb. Hoeveel per
sonen zouden er noodig zijn?"
„Minstens twintig!"
„Zoo! En ik heb er geen veertig! Ik heb bui
tendien nieuwe matrozen noodig en hier kan
men niemand bekomen. Kent gij niemand, die
lust heeft het eens op een Engelschman te be
proeven? Ik betaal voor elk een guinje."
„Hm; mogelijk wel; maar een Engelschman
is het niet."
„Een Franschman
„Ja, maar hij heeft zeer veel haast om Het
land te verlaten."
„Dat is mij zeer welkom; zulke Heden zijn
het best te gebruiken; waar is de kerel?"
Hkn! Hij moet nog hier in huis zijn. En als ik
mij niet vergis, heeft hij ook eenige kameraden,
die zich wellicht laten overhalen, ook aan boord
te gaan."
„Stuur hém dan hierheen, doch' spoedig; ik
heb niet veel tijd. Breng mij evenwel eerst nog
een flesch cognac; want een goede slok maakt
zufte lieden handelbaar."
Dl waard bracht, hét bestelde en ging 'dan
wederom de trap op. Boven was een klein ver
borgen kamertje, aan welks deur oom Carditon
klopte. Er werd open gedaan en wel door Sur-
couf, die met Ervillard geheel alleen was.
„Wie is er?" vroeg de eerste.
„Hij is beneden."
„Wie? De kapitein?"
„Ja," antwoordde oom Carditon. „Hij werkt
ons voortreffelijk in de hand. Hij heeft matrozen
noodig en mij een guinje toegezegd voor eiken
man, dien ik hem aanbreng."
„Aha, Bert Ervillard, wat dunkt u daarvan?
Wilt gij eerste officier op „the Hen" worden?"
De oogen van den gevraagde straalden van
genoegen, terwijl hij antwoorade
„Robert Surcouf, gij kunt u op mij verlaten.
Zeg mij wat ik te doen heb 1"
„Het verheugt mij dat gij evenals ik de oogen
op „the Hen" geslagen hebt. Het is de prach
tigste zeiler, "dien ik ooit gezien heb en daarom
zal hij de onze worden. Zijn commandant ls de
kapitein ter zee William Harton. Hij moet grove
fouten in Men dienst begaan hebben, daar men
hem slechts deze brigantijn toevertrouwt. Daar
bij is hij geen rond zeeman, maar een spitsboef,
dien wij op de vingers zullen tikken. Hij weet,
dat Toulon niet te houden is en de geheele vloot
binnen weinige dagen de haven zal verlaten*
natuurlijk steekt ook hij in zee, doch eerst wil
hij nog een aanslag ondernemen, die op zich
zelve schandelijk- is, maar ons uitmuntend te
pas komt Het huis vhn onzen oom Carditon
namelijk grenst aan de Oostersche Bank, in
welker kelders vermoedelijk aanzienlijke geld
sommen voorhanden zijn. Het eigendom der
Bank staat natuurlijk onder de openbare bescher
ming; van buiten is zij dus niet te genaken.
Daarop heeft zich nu deze eerlijke kapitein tot
oom Carditon gewend om hem voorzichtig te
polsen. Carditon heeft schijnbaar in zijne plan
nen bewilligd en zoo hebben beiden besloten van
de herberg uit met breek werktuigen in de kelders
te dringen. Dit moet plaats hebben in den nacht
vóór dat de vloot de haven verlaat. Bij oom
Carditon mag men natuurlijk niets vinden; het
dezen toekomende aandeel wil de kapitein in
Barcelona afgeven. Wat zegt gij daarvan, Bert
Evillard
„Ik zeg, dat die William Harton een groote
schurk en een nog grooter domkop is. Er behoort
een ongehoorde onnoozelheid toe, onzen oom
Carditon voor zoo onnoozel te houden om ziclt
met zulk eene zaak in te laten."
„Dat is zoo. Ik geloof dat deze kapitein een
groot gedeelte van zijn verstand verdronken
heeft. De zaak is echter zeer voordeelig voor ons.
Om de muren te doorbreken heeft hij een tame
lijk aantal krachtige armen noodig; hij zal daar
toe zijne eigene lieden nemen en derhalve de
brigantijn van mannen ontblooten; is dit ge*
schied, aan zullen wij handelen."
„Zijn wij talrijk genoeg?"
Wordt vervol£d.)
Alle betalende abonnSs op dit Blad, die
In het bezit zijn van eene Verzekeringspolis,
zijn, volgens de bepalingen op de polissen
vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor:
bij levensl. ongeschiktheid tol werken
bij overüjden
bij veriies van een hand ot voet
im bij verlies van een oog
m iS'ü bij verlies van een duim
De uiikeering dezer bedragen wordt gega
randeerd door de „Hollandsche Algemeen®
Verzekeringsbank" te Schiedam.
De vóór 1 October 1911 uitgegeven polissen
zijn niet geldig.
DE STRIJD VOOR DE STATEN.
III.
Wij bezagen due den invloed der Concen
tratie niet het roode hart op de regeerdaden
van Cort. Maar een Ie Kamer, onze hoog
staande Senaat, etaat d.er Concentratie nu
den weg in haar geflirt met Volkswil en
in haar etemmenjaeht door dik en dun.
De conclusie wordt onmiddellijk aanvaard:
de fê Kamer zal kneedbaar worden.
Kneedbaar, d.i. slangenmenechelijk, slier
tig draaibaar, linksch.
Het geheele politieke veld bestrijken van
Regeeringistafel tot het geheele Parlement,
ja zelfs tot den Raad van State, en gerug
steund door duizenden zuur-liberale ambte
naren, wat een genot! Wat een Borgesiaan-
sehe illusie, de werkelijkheid zoo innig-kort
nabij 1
Het moet erkend: zeer nabij.
Nog reet slechts 't laatste sluitstuk: de
ïe Kamer en de illusie zal volle werkelijk
heid zijn.
Hoe is het mogelijk, Nederlanders!
Gansch Nederland liberaal geregeerd, ge
adviseerd, gecontroleerd, met liberale wet
gevers, liberale rechtere, hoezeer liberale
j[waarachtige) rechtspraak, liberaal bcamib-
itenaard van hoog tot laag, hoe is het mo
gelijk, Nederland ere!
Want schrikkelijk klein is de invloed hun
ner doctrinaire begiaselen, schrikkelijk fes-
piel, voorwereldlijk, hun leer, nihil hun in
vloed op den werkman, waarmede zij langer
dan een eeuw ges old hebben, klein zelfs, hoe
(wonderlijk ook, hun geestdrift, en even klein
hun aantal als enorm groot hunne brutali
teit en arrogantie.
Zou Nederland behekst zijn door de flu-
iweelige oogen van een Kappeijnsche oude
(juffer?
Akelig naar zal de aftakeling worden, aal
(tie snelle aftakeling zich voortzetten van het
jgroot-liberalistendom en het zal ons, ons,
i'niet eens onze kinderen, maar ons zelf na
tien jaren een sprookje toeklinken wanneer
'men zegt: dat hoopje menechen van heden
jliad in 1927 nog alle macht in Nederland.
.(Het ban niet waar zijn.
Het zal niet waar zijn. Nog staat, onze
ivaste burcht, onze Senaat. Wij zullen hand-
(haven!
Opdat dus onze heerlijk© rechtse!)e begin-,
selen niet geheel verdonkeremaand word ert
iin het publieke leven van ons dienbaar va
derland, behouden wij onze avondster, de Ie
([Kamer rechtsch, die als morgenster in ons
(nieuw leven mede zal gloren, een nieuw
Heven, in 1917 te scheppen; waarin wij maan
ten zon zullen stellen in een rechtsche Ho
[Kamer en een Christelijk ministerie.
Hier gaat het dus om in 1916. Behouden
[wat wij hebben en voorbereiden wat wij
[krijgen.
Niettegenstaande onze rechtsche senato-
reniburcht immers, is ons reeds leed gedaan.
Wat is het anders dan een grievende be-
leediging, die Eedtewet? Aldus is dte inhoud:
Gij, baliekluiver en nietswaardige, zeg mij
eens, gelooft gij? Gelooft gij in God Al
machtig?
Ik geloof in niets, Edelachtbare, in God
noch gebod, ik heb het dooi* mijn daden be
wezen.
Aha, zoo roept de rechter, dan geloof ik
1014
n, ik geloof n op uw woord, God tot mede-
getuige nemen is volmaakt overbodig. Vol
gende zaak. En gij, brave huisvader, stat en
steun onzer maatschappij, gij gelooft in God,
niet waar? Ik daeht het wel. Zeer juist.
Welnu, dan geloof ik n niet. Steek op uw
Vingers. Neem plechtig God Almachtig tot
medegetuige!
Het is in-treurig. Maar wanneer heel de
groene tafelrij liberaal hestoekl is, zullen
"wij nog veel erger dingen zien gebeuren.
Dan vangt aan de intens-algeheele ruïne van
ons Christelijk bewustzijn, van onze booge
cultuur en eeuwenlange beschaving.
Wie God onttroont, onttroont den mensch,
zijn beeld en gelijkenis.
Alweder zagen wij waarom het gaat. En
dit is niet 't eenige Maar laat dit ééne reeds
*u genoeg zijn, rechtsche kiezers, om als één
'Goliath te wapen te loopen, maar dan he
kleed met de wapenrusting Davids, de hulp
(van uw God.
Die hulp zult gij niet ontberen, want wij
strijden om Zijn zaak en Zijn recht.
De linksche partijen willen den Schepper
vermoorden door Zijne schepselen, maar wij
volbrengen den wil van den Allerhoogste,
ons kenbaar door het gezond verstand, als
wij binnen- en buitenshuis, overal en altijd,
'den Schepper hulde brengen door al het ge-
tschapene. Dankbaar voor God's groot ge-
Ischenk: Vrede in Nederland, gaan wij den
(onverbiddelijken oorlog aan tegen God's be
lagers. Voor God en ons land, te wapen!
Huisduinen. Mr. BOMANS.
Baron de Rosen, een der leden van den Rus-
sisclien Rijksraad, die thans in Engeland ver
toeft, was dezer dagen de gast van de American
Luncheon Club te Londen en zeide bij gelegen
heid in eene redevoering o.a. het volgende:
„Het eindresultaat staat reeds van te vo
ren vast. De eenige vraag ie, hoe lang het
nog zal duren, hoevele millioenen Van do
bloem van Europa's mannen nog zullen
moeten sneuvelen, voor dat resultaat zal be
reikt zjjn. Er rust dus op de staten, die tot
dusverre neutraal zijn gebleven een ernsti
ge en geheel nieuwe verantwoordelijkheid.
Want het is in hunne macht, dit resultaat
te verhaasten en daardoor een einde te ma-
ken aan dit werelddrama, wanneer zij
slechts vastberaden en aaneengesloten voor
uit treden en zich bij de geallieerden aan
sluiten. In een wereldoorlog als de huidige
kan er geen ware neutraliteit bestaan."
Dat is het standpunt van Engeland: Men
ziet het, dat er nog steeds gevaar blijft-, on
danks de officieele geruststellingen, dat Neder
land door Engeland in den oorlog wordt
gedreven. Trouwens, het Engelsche dagblad ten
onzent, „De Telegraaf" stuurt voortdurend in
dezelfde richting.
Daartegenover moet onzerzijds gesteld wor
den de grootste zorg, dat wij buiten de massa
moord blijven: evenals België ten pleiziere van
de Engelschen platgebrand en uitgemoord en
vernield te worden, dat kdn Nederland niet
wenschenl u, Li LsJüiSiii
De ruzie tusselien de geallieerden.
Clémeneeau schrijft, naar uit Genève wordt
gemeld, in ©en ]ang artikel, dat Engeland tot
nu toe met opzet «leekte een klein gedeelte van
zijn leger naar het front zond, terwijl Frankrijk
en Rusland hoopen offers brachten. Volgens
hem heeft de opperbevelhebber thans bevolen,
dat voorloopig geen enkel groot offensief on
dernomen zal worden, alvorens Engeland- de
lang beloofde 8 millioen manschappen in het
veld heeft gebracht-. Dan eerst kan men tot een
algemeen offensief overgaan.
De Russische handel en do nabije vrede.
Naar de „Nationalztg." van de Russische
grens verneemt, moet men in Russische diplo
matieke kringen overtuigd zijn, dat de oorlog
nog dit jaar ten einde loopt. Als bewijs daar
voor meldt het blad, dat in den laatsten tijd
door handelshuizen te Odessa groote bestellin
gen zijn gedaan te Belfort en te (L$*on. De
eerste verzoeken, door tusechenkomet van de
Russisch-Fransohe handelsikamer, om toezen
ding van monsters, binnen drie maanden „opdat
de bestellingen nog ter rechter tijd kunnen
worden uitgevoerd". Het blad meent, dat "de
bedoeling der huizen te Odessa is om dadelijk
na afloop van den oorlog, aan de aanvragen
tegemoet te kunnen komen. Een keizerlijke
Oekase schrijft voor, dat alle monsterzendingen
uit de verbonden staten vrij zijn van invoerrech
ten. In de beurskmgen te Odessa moet, steeds
vclgens de inlichtingen van de „Nationalzéi-
tung," groot optimisme heerschen, zoodat er
reeds veel „vredeszaken" gedaan worden.
De vlieger-industrie in Frankrijk.
De nieuwe Fransche vliegmachine, die naar
men zegt de door het Duitsche leger gebruikte
Fokker-machine, nog in snelheid aanzienlijk
moet overtrefen, wordt vervaardigd in de werk
plaatsen van den bekenden constructeur Louis
Blériot. De nieuwe vliegmachine zal den naam
dragen „Spad" welk woord is samengesteld uit
de beginletters van den naam der vennootschap
„Société pour l'aviation et dérive's.
De machine is zeer licht gebouwd en toch
stevig en kan een snelheid bereiken van 125
mijlen in het uur, terwijl de maximumsnelheid
van een Fokker 100 mijlen in 't uur bedraagt.
De heer Greenwall, de oorlogscorrespondent
van de „Daily Express" te Parijs, die deze bij
zonderheden weet te vertellen, werd door den
heer Blériot persoonlijk ontvangen en in de fa
brieken rondgeleid. Deze fabrieken op zich zelf
vormen een geheele stad vlak bij Suresnes, het
bekende plaatsje dat onder den rook van Pa
rijs ligt. Zesduizend mannen en vrouwen zijn
daar van 7 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds
bezig. Ongeveer de helft dier werklieden is ge
mobiliseerd, maar van het front teruggenomen
om dit bijzondere werk te verrichten. Zij ver
dienen hetzelfde loon als de niet-gemobiliseerde
arbeiders, welk loon ongeveer 6 gulden per
hoofd en per dag bedraagt. Behalve de vlieg
machines van het type „Spad" worden er in de
Bléyiot-fabrieken per dag 2 vliegmachines van
het Caudron-type (tweedekkers) afgeleverd,
welke in het bijzonder voor den verkennings
dienst gebruikt worden.
Spelen in het Luiksche.
In het Luiksche wordt er zeer ernstig over
geklaagd, dat velen zich met ware speelwoede
aan het spel overgeven. In groote koffiehuizen
zoowel als in de kleine drankhuizen treft men
echte speeltafels aan. De winsten, welke met
„Poker" ofwel een „Match" voor 5 fres wor
den gemaakt varieeren tuaschen 7 tot 800
francs. De kleine lieden houden zich onledig
met „ehasse eoeurs" voor 10 centimen per spel.
De speelwoede heerseht onder alle klassen. Het
ergste is nog wel, dat de kaarten,' die moeten
dienen om levensmiddelen op te halen de bank
biljetten dikwijls vervangen. Het gebeurt dan
ook dat zich in de laden der koffiehuishouders
meer „chomage bons" bevinden dan in de kas
der bevoorradingsmagazijnen. Algemeen wordt
dan ook door goed-meenende lieden gevraagd,
dat hieraan een einde wordt gemaakt.
EEN AANVAL AFGESLAGEN.
In bijna alle officieele en officieuse legerbe-
richten ontmoet men dagelijks de mededeeling,
dat een aanval hier of een tegenaanval daar,
met groote en bloedige verliezen voor den
vijand, werd aïgeslagen.
Maar wij troffen in de officieele communi
qués van generaal .Smuts natuurlijk niet aan
een mededeeling over den hier te vermelden
aanval, waaraan de generale staf in Oost-
Afrika zelf heeft bloot gestaan en waarvan de
bijzondere correspondent aan de „Daily Mail,"
te Kaapstad, thans in zijn blad een en ander
weet te vertellen.
Generaal Smuts, die, gelijk bekend is, in Oost-
Af rika de krijgsverrichtingen tegen de Duit-
schers leidt, heeft namelijk onlangs met zijn ge-
heelen staf in de buurt van het Kilimanjartf-
gebergte een aanval van leeuwen moeten af
slaan. Den geheelen nacht zaten zij met hun
revolvers in hun automobielen en moesten een
onafgebroken vuur onderhouden, om do roof
dieren tot den aftooht te noodzaken.
Het succes was aan de zijde van de aangeval
lenen, die het offensief der vijanden wisten te
breken en dezen met bloedige verliezen terug
sloegen.
Een medewerker van het „Berl. Tagebl.", die
thans in het veld is, zendt aan zijn blad eene be
schrijving van een aanval op den Mort He-mme,
of Dooden Man. De soldiaten, die het eten halen
voor de compagnie zoo verhaalt hij verla
ten de loópgraaf. Een van oranje trillende lucht
straalt boven on»- Zij verdiwijnen in de verbiü-
dingteloopgraven.
Het geschutvuur van 'de Fransohen, dat over
onzen waarnemingspost heen, in breede stralen
de wegen, artillerie-stellingen en reserve-stel
lingen bestookte, concentreert zich, als het licht
door een sterke lens, plotseling op den top van
den Dooden Man. De berg, die er uitziet als een
wild opgeschepte cementhoop, verdwijnt in een
reusachtige stof- en rookwolk. Van het Raven-
bosch tot de weide van Bétliinoourt ziet men
niets dan scherproode bliksemflitsen in een wit-
grijzigen stofsluier. Te midden van het luide
kraken en 'dreunen spulten steenen en aardklom
pen in de lucht. Lichtsignalen stijgen op. Uit
het Ravenbosch, uit Béthincourt, van den top
van den Dooden Man, die een vulkaan schijnt
te zijn, schieten heldere, kleurige vonken hemel
waarts, die langzaam fladderend en wankelend
terugwaaien naar de rookzee. Nog neemt het vij
andelijk geschutvuur in hevigheid toe. Een en
kele brullend krakende toon, die de aarde ver in
den omtrek doet trillen.
En daar voor zitten menschen, vrienden van
ons wien wij van morgen nog de hand gedrukt
hebben. Daar werken doctoren, verbinden en
helpen. Daar worden nu geweren gericht, bajo
netten opgeplant, handgranaten klaargelegd,
vlammenwerpers in gereedheid gebracht en ma
chinegeweren, te midden van deze ijzerorkaan,
die den berg uit elkaar wil scheuren.
Zij, die in de étappe en thuis een dak boven
het hoofd hebben en nu de lamp aansteken om
een boek te lezen, te eten, met een vriend te
praten, zij kunnen er zich niet indenken, dat
het plotseling in de muren kraakt en dat het
huis, steenen, balken en dak tot puin valt. Dat
alles over een mensch valt en als een pers de
mensclielijke machine, ribben en hart en maag
tot een brij stampt. Zij kunnen zich er ook geen
voorstelling van maken, wat het zeggen wil in
een smalle loopgraaf te liggen ónder het suizen,
kraken, snorren, huilen, fluiten, en steeds te
denken, nu komt de centenaar zware kogel op
je neer gesuisd, verplettert je, verscheurt je.
Men doet de oogen toe.
Plotseling wordt, het stil,-de rust veroorzaakt
pijn. Dan werpen de vijandelijke kanonnen het
ijzer op de wegen, reservestellingen, artillerie-
posten. Nu bruist bet door de lucht. Vóór ons
gekraak. Onze artillerie legt een ring van sper
vuur achter de eerste vijandelijke loopgraven,
opdat er geen versterkingen kunnen komen Dat
geeft weer rust. Ze komen. Grijsblauwe vlekken
huppelen ons tegemoet. Klappend ontploffen
handgranaten om ons. De tanden opéén bijten'
In haat slaan de tanden op elkaar, als in groote
koude. 1
.Zij komen. Zij zijn reeds bij de draadhinder
nis. Nu beginnen de machinegeweren te razen,
dat klinkt als groote Btooinzagen. De geweren
blaffen. De handgranaten klappen. Woedend
blinken de bajonetten. Zij moeten terug. De
grijsblauwe vlekken huppelen terug. Verdwij
nen achter den loopgraaf-wal.
Het artillerievuur wordt kalm. Soms spuit
een zwarte krater voor ons op.
Verslapping. De stofsluier om iden Dooden
Man "scheurt. De hemel legt zijn glinsterend
kleed op den berg. De gewonden en dooden zijn
teruggebracht.
De loopgraaf is schoon gemaakt, dieper ge
maakt, hersteld. De mannen, die het eten halen
komen terug.
Nu slapen, niets "dan slapen..
De waclit tuurt over de borstwering.
Een bijzondere correspondent van de „Mel
bourne Argus" in het naburige Oosten geeft
de volgende beschrijving van eene „inspectie"
door een Australisch generaal.
Er waren daar acht rijen kleine heuveltjes.
Sommigen van hen die daar lagen hadden reeds
een dozijn verwoede gevechten meegemaakt;
twee hadden het Victoria-kruis gekregen en
velen waren in de „rapporten vermeld gewor
den." Het waren allen Australiërs.
Een sergeant die naast den generaal stond,
droeg een boek, waarin de naam en de gedrag-
staat van ieder der dapperen vermeld stond. Dat
boek heette het „Eereappèl". De Turksehe
kanonnen dreunden en werden beantwoord
door de Engelsche kanonnen op de heuvelen,
geweren knetterden hun hoosaardig geknal. In
dien chaos van geluiden ratelden de machinege
weren hun staccato-geluiden. Van links aan be
ginnend liep de generaal het geheele front af,
terwijl dte sergeant met luider stem de namen
en daden van hen die hier begraven lagen
voorlas. i I,
Toen deze plechtigheid was afgelo-open keer
de do generaal naar zijn uitgangspunt terug
Zijn gelaat stond eer ernstig en een paar
minuten lang dorst hij niet te spreken. Toen zei
hij eenvoudig:
„Wat waren dat allen dappere jongens!"
De trompetter stond bjj hen, de hielen aan
eengesloten, het hoofd rechtop.
De sergeant sloot zijn boek. „Blaas het gene-
raal's saluut!" De heldere klanken schalden en
de- aanwezigen stonden in militaire houding
en sloegen aan.
„Blaas nu de „Last Post" de groet aan 'de
dooden. Een paar minuten lang lieerschte er
stilte. Niemand zon een woord hebben kunnen
uiten. I p*;-:v; I
Nog eens keek de generaal de rijen heuv*
tjes, die daar zoo precies afgemeten naast
kander lagen langs. Aan het hoofdeinde vt
elk stond een ruyv houten kruis met een
nummer er op geschilderd. Uit een of tw
sproot reeds kort groen op en op anderen blot
den de wilde papaverbloemen. In de laatste
was nog een open kuil. Die zou den volgend*
ochtend vol zijn en dan zou er nog een kruis
met een nummer bij staan.
„De hoeveelste zal dat zijn?" vroeg de g"i3
raai.
„Nummer negenhonderd twee cn negenti
Sir!"
„Voor hen is de oorlog afgeloopcn. Hi
vreugde en hun leed zijn geëindigd. Austral
moet trotseh op hen zijn en is het ook. Hc
veel zei U, dat er zijn?" „Bijna een btrtl
jon, Sir."
De generaal dacht een oogenblik na. Toe
wendde hij zich af en fluisterde: „Het bata
jon der dooden."
LEN GEVAARLIJK
TOCHT.
In de „Times" vertelt mrs. Yane Anóoi
son, een bekend Amerikaansch schnjfstai
van een tocht op een half verwoesten oi
derzeeër
Hij dokt thans ergens in een Engelsch
haven; de boegplaten zijn in stuk! en ge
slagen en twee torpedobuizen we. n in
gedrukt. Twee 'schotten zijn gescheurd
maar in de buizen bevinden zich nog twe
piet ontplofte torpedo's. Dank zij de kwa
liteit vande ontplofbare stoffen en de juist
werking van Jiet mechanisme, dat slechts o
één bepaalde manoeuvre reageert, bleef d<
boot voor algehecle verwoesting gespaard
De Britsche admiraliteit gaf me verlo
den onderzeeër te bezichtigen en de offi
eieren en de bemanning te ondervragen aan
gaande alles wat me belang inboezemde.
Zoo weet ik dan dat hij op een mijn geloo
pen is en dat twee schotten uiteenspron
gen. De bemanning werd over dek geslin
gerd cn geen ruit bleef gespaard, maar d<
torpedo's ontploften niet, de motoren bic
ven draaien, en in de machinekamer werk
ten de pompen dadelijk weder. De boo
dook naar den bodem der zee en" van alk
kanten stroomde het water binnen.
Binnen tien minuten waren de "machine:
weder gesteld en de gehavende onderzeeëi
stoomde huistoe, hetgeen een tocht van 30(
mijlen beteekende.
„We wisten in 't eerste oogenblik abso
luut niet wat er gebeurd was," vertelde eet
der officieren. „Alles lag onder en bover
elkaar. We waren zoo ver gedoken als w<
konden en 't leek er niet naar dat we ooit
weer aan de oppervlakte zouden komen."
De bemanning gedroeg zich schitterend
Voor de commandant nog een bevel hao
kunnen geven was ieder al weder op ziji
post. Na twee minuten werkten de pompei
opnieuw en alles was doodstil. Toen anoes
ten de motoren omgegooid worden, eer
oogenblik van spanning. Want, als dat niet
ging..., 't Gelukte. We voelden dat wc
stegen.... Het is altijd een eigenaardige
gewaarwording de zon weder te zien schij
nen nadat men „onder" geweest is.... maai
dit keer was hét anders. |Wij kregen eeii
kans om veilig een haven binnen te loo;
pen.Alles was nog niet verloren.
Zelfs 't Marconi-toestel werkte, dat wil zeg
gen wij konden berichten uitzenden, niet
ontvangen. Met de boot was het treurig ge
steld, maar de machines werkten en de pe
riscoop. bleek betrouwbaar. Met eigen
kracht hebben we de haven gehaald.
Hing op een haartje soms; de zee was vrij
ruw en wat er nog van het eene schot over
was werd door de golven weggespoeld,
maar... we hebben het gehaald, de onder
zeeër en wij zijn ten slotte in veilige ha
ven beland....
SPANJE.
Do kortste verbinding tusschen Europa en
Amerika.
Verschillende Spaansehe bladen melden, da!
er op de Spaansehe staatsbegrooting voor 1917
een bedrag van twee-en-een half millioen pese
ta's is uitgetrokken voor het openen van eer
stoomvaartlijn Van snelle stoomschepen tus
schen Vig-o en New-York. De reis van New-
York naar Madrid zou zes dagen duren en de
kortste zijn tusschen Europa en Amerika.
DUITSCHLAND.
Het ontslag van Delbrttck en de benoeming van
Helfferieh.
Er is een oplossing gevonden in de ministe-
rieole crisis, welke de laatste dagen de aandacht
in Duitschland gespannen hield. Het Volff-
bureau te Berlijn meldt namelijk:
De Keizer heeft aan dr. DelbrOek, vice-presi
dent van het staatsministcrie en minister van
binnenlandsche zaken, het gevraagde ontslag
„En?...."