DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND.
OPRUIMING!
DE OMÖ Hl MME.
NASSAULAAN 49, HAARLEM
RIJWIELBANDEN
P. W. TWEEHUIJSEN,
S5Ï2Ï-.M -v"*a «S TL'."»!
Nabij en vèraf.
Schagchelstraat 7-9
Goedkoopst Adres
Ha Ja V- da ^ÜEEFtj
OORLOG.
FEUILLETON
laandag 28 Aug. 1916
Intercomma Telefoonnummers I42S en 2741
HAARLEMSCHE ALLEDAGJES N°. 2022
papiernood.
In elke studie over het Haarlemsche Museum
kan men hierover tal van bijzonderheden lezen,
en dit artikel is geen handleiding voor museum-
bezoek. Maar op één zaak wil ik dan ditmaal
hier wijzen, die zoo duidelijk ook voor den niet-
kunstkenner teekent den groei en de verrijping,
de beteekenis ook en de grootheid, van het mees-
tertólent van Frans Hals
te werken aan de gi°rie van
HERSPREIOE féEUlCHTEN
Barteljorisstraat 27.
1 ïft S'W hoe
KUIE HUULEMSCHE COHUWT
ABONNEMENTSPRIJS t
Per 3 maanden voor Haarlem en de agentschappen (kom een er gemeente) ƒ1.60)
toor de overige plaatsen in Nederland per post f 2, per week voor Haarlem
«n da agentschappen 0.125; afzonderlijke nummer* 0,05.
PRIJS DER ADVERTENTIËNi
.1 regels f 0,75, iedere regel meer 0,15; buitenland nc
Ni-et alleen de uitgevers van dagbladen,
maar ook de winkeliers hebben te kampen
tegen de dure prijzen van 't papier.
De varkensslagers dat zijn, naar meer
is gebleken, pientere lui hebben er iets
op gevo-nden, dat in bun bedrijf tot bezuini
ging van papier kan leiden.
Ze hebben in eene annonce hier wen-
tsehen wij er nog even de aandacht op te
vestigen verzocht, omdat de percament-
en inwikkelpapieren zoo duur worden, bij
het laten halen van varkensvleeseli of be
reide worst- en vleesebwaren daarvoor een
schaal of bord mede te geven.
Een handige vondst! Wij hadden een ge
sprek met een paar slagers, die ons verze
kerden, dat bij de huidige liooge prijzen van
't papier zooveel in wikkelpapier er heusch
niet op kan overschieten. Indien de dames
na ranar medewerken om hun personeel aan
de annonce te helpen herinneren....
Inmiddelswat nu de Dagers verzoe
ken is zeker wel 't nieuwste als een gevolg
van de oorlogscrisis. Waar dat nog op uit
toepen zal, indien 't papier zoo duur blijft1?
AGENDA. 29 AUGUSTUS.
Gebouw St. Bavo Smedestraat 23
Bloembollenveiling 10—3 uur.
Groote Kerk 1—2 uur Orgelbespe
ling door den heer R. G. Crevecoeur. (Zie
programma' Stadsnieuws).
Buitenso cieteit Trou moet Blijcken
kwart over 8 concert d,oor het strijk
orkest van Haarlem's Muziekkorps.
Gebouw SL Marthavereen. Kleine
Houtweg; 18 Betrekkingbureau geopend
van 3—4 uur 's middags.
Bisschoppelijk Museum Jansstr.
79 geopend eiken dag van 10—5 uur tegen
betaling van 25 cents. Uitgezonderd Zater
dagen en R.-K. feestdagen.
LV.
FRANS HALS.
Een der romans van de bekende Duitsche
romanschrijfster Wilhelmine Heimburg heeft als
hoofdpersoon een vrouw van een schilder, een
Haarlemsche van geboorte, die èn wat geest
kracht èn wat gevoelens èn wat zakenkennis
aangaat een allervoortreffelijkste vrouw en huis
vrouw is, maardie op een vraag van haar
man over Frans Hals, tot diens groote ergernis
niets blijkt te weten van het bestaan en van het
leven des Haarlemschen meesters.
Ik vraag me af: zou dat in de werkelijkheid
óók zoo wezen? Zouden er werkelijk onder de
Haarlemsche huisvrouwen van tegenwoordig nog
velen gevonden worden, die van Frans Hals,
wat hij was en wat hij beteekende voor onze
stad, voor ons land, voor de kunst en de mensch-
heid' geen begrip hoegenaamd hebben?
Het zou onbeleefd zijn dat te onderstellen.
Maar nu we dan morgen hier in Haarlem op
eenvoudige wijs doch met piëteit herdenken den
dag dat 250 jaar geleden de beroemde Haar
lemsche meester in den ouderdom van ongeveer
85 jaren hier ter stede overleed, nu past dan
toch of we zijn leven en beteekems volledig
kennen of niet een kort woord van herinnering.
Het is hier de plaats niet, om een studie te
schrijven over de kunst van Hals.
De boven-al-genoemde schildersvrouw uit den
roman van Wilhelmine Heimburg gaapte van
verveling, toen ze de schilderijen van Hals moest
faan zien, maar ik doe de hoffelijkheid niet te
ort jegens mijne lezers als ik de onderstelling
uitspreek dat menigeen het werkelijk-schoone,
het idealistische en tevens diep-menschelijke in de
figuren en portretten van Frans Hals niet ten
volle kan voelen. Ook schilderijen moet men, zoo
als alle schoonheid, le er en zien, leeren genieten.
Maar ook wie niet leerde, de volle beteekenis
te waardeeren van de schoonheid, die uit Hals'
schilderijen volle weergave van het leven
toch zoo duidelijk spreekt, hij raakt vooral vóór
de latere meesterstukken (de Officieren van den
Kloveniersdoelen, de Officieren van den St. Jo-
risdoelen en de Regentenstukken) toch zeker on
der den indruk van die kracht van weergave,
zoowel van karakter als van détails, zoowel van
de ziel der figuren die hij schiep, als van de
volmaakte behandeling van 't uiterlijk
Het aantal schilderijen van Frans Hals, die
in de musea der geheele wereld onder de koste
lijkste schatten worden bewaard, is groot. Dat
Haarlem zoo gelukkig is geweest, een geheele se
rie van de voortreffelijkste meesterstukken van
dezen grooten Haarlemmer te mogen behouden,
is ongetwijfeld een geluk; jammer is het, dat
wij hier een zeer belangrijk soort van zijn wer
ken, de humoristische genrestukken met levens
groot half-figuren en de karakterstukken van
hetzelfde genre, geheel missen. Het Rijksmuseum
te Amsterdam bezit van deze soort den bekenden
„drinker", het beroemdste van alle is- het stuk
van „Hille Bobbe van Haarlem", dat in het Ber-
lijnsche museum hangt.
Men weet het: eigenlijk is Frans Hals geen
Haarlemmer van geboorte. Zijn vader, óók Frans
Hals geheeten, is bij de reformatietroebelen
naar Antwerpen uitgeweken, en daar werd de
latere meester omstreeks 1584 of 1588 (het juiste
jaar is niet bekend) geboren. Doch nauwelijks
vijf jaar later woonde Frans Hals weer hier en
tot aan zijn dood toe, in 1666, is hij Haarlemsch
burger gebleven
Wonder is het dus niet dat Haarlemsche on-
derwei'pen Haarlemsche opdrachten natuur
lijk veelvuldig zijn penseel hebben bezig ge
houden.
De officieren van de schuttersgilden, in hun
zwierige dracht, liefst aan een kostélijken disch,
waarbij de beker lustig rondging, hadden in dien
tijd een groote voorliefde zich door een meester
van het gilde van St. Lucas te laten portrettee-
ren,en Hals' Haarlemsche meesterstukken,
de drie groote schuttersmaaltijden, zijn daarvan
het resultaat geweest
De „Officieren van den St. Jorisdoelen", het
groote, schitterende maar nog op de „ouder-
wetsche" wijze geschilderde schuttersstuk, da
teert van 1616. In 1639 gaf Hals wederom: „De
officieren van den St. Jorisdoelen" weer, doch nu
in anderen vormin 1664 kreeg hij opdracht, de
beide regentenstukken (mannen en vrouwen) van
het Oude Mannenhuis te schilderen.
pen vergelijking nu tusschen deze drie data
en de meesterstukken die hij op die verschillende
data schiep, geeft een beeld van het leven van
Frans Hals en een overzicht van den groei van
zijn kunst.
De St. Jorisdoelen van 1616, hier is alles
leven, en schitterende kleurenpracht, jolijt en
uitgelatenheid.
De St. jorisdoelen van 1639 is niet meer de
traditioneele „Schuttersmaaltijd". Hier zijn de
figuren opgesteld in één eenvoudige rijde mees
ter heeft zijn onderwerp onder de knie, zoekt
niet meer, volgt niet meer anderen na, wéét zijn
eigen krachtGeen bloote, overweldigende
kleurenpracht ook meer, doch fijne nuanceering,
levendige tegenstelling tusschen de elegante
fluweelen gewaden en de witte plooikragen
De regentenstukken van 1664op tachtig
jarigen leeftijd geschilderd, geven de kunst van
Frans Hals in volle rijpheid. Het prachtigste
koloriet, dat men zich denken kan, spreekt uit
deze twee wonderbaar-meesterlijk geschilderde
portretstukken. De realiteit is haast pijnlijk-ver-
bluffend, de „toon" is sober geworden, ingetogen
haast, de achtergrond is opzettelijk grauw, maar
in de figuren-zèlf is het volle, leyen dat deze
tachtigjarige ziet enop dien leeftijd nog
ten volle kon weergeven!
Ik zeide, dat deze drie data een beeld geven
van den groei van Frans Hals' meestertalent,
ze kenschetsen óók zijn leven: in 1616 .als
levenslustige 30-jarige vol bruisenden overmoed
en levenslust, jn j 539 a]s een bezadigde,
doch met Hollandsche opgewektheid en zelfken
nis van talent zich aan de kunst wijdende zesti-
ger- Lm-. a's een man die het leven in al
zijn volheid, van vreugde maar ook en vooral van
*e,ëenslag, heeft gekend, een
tachtiger die de dingen en menschen ziet zooals
ze zijn, en die zijn talent kent en beheerscht,
om zooals hij ze ziet en met den grondtoon van
zijn eigen levenservaring erin uitgedrukt, ze
weer te geven!8
Deze paar beschouwingen over Frans Hals
mocht ik niet achterhouden op den vooravond
VaMn^n 5 gedenkdag van zijn sterven.
Mogen ze mede ertoe bijdragen, dat de eerbied
waarmee wij de groote kunst onzer voorvaderen
vereeren bij mijne lezers gioeie. En óók, dat
de waardeering van de buitengewone gaven, aan
dezen eclit-IIaarlemschen meester door God
geschonken in het bloeitijdperk van ons land
en van onze Hollandsche kunst tevens, er door
veimeerdere en óns aldus opwekke om zélf
door £i£en geestkracht en met breeden kijk op
28 Augustus 1916 F. S
OVERZICHT.
6 i v a^®r^ste gebeurtenissen van het
oogen u in bet groote werelddrama, waar
van wy nu al ruim twee jaren getuigen
r;..Z1Jn V>'Cd de oorlogsverklaringen van
a ie aan Duitse}j]an,j en van Roemenië
aan Oostenrijk.
In ons overzicht van Zaterdag 29 Juli,
waarin wij de aandaeiht vestigden op de
periode van de droeve verjaardagen, waar
in wij toen leefden, deden wij ook opmer
ken, dat bij het ingaan van het derde oor
logsjaar nog twee, namelijk de 27ste en
28ste, oorlogsverklaringen dreigden, gedaan
te worden.
Die oorlogsverklaringen zijn tbanis ver
schenen: Italië, dat inetroeibel water tracht
te te visscihen en het twxnclsg-enootschap met
DuitscliJand en Oostenrijk-Hongarye opzeg
de, teneinde in oorlog te gaan met de Do-
nau-monarchie, heeft ondervonden dat zijn
roeren in de Enropeesehe politieke brij,
de®o nog meer vertroebeld heeft.
Onder voortdureruden druk van de ove
rige entente-staten, waarmede het ten oor
log trok, heeft Italië zich genoodzaakt ge
zien een contingent zijner troepen naar Sa-
loniki over te brengen met het gevolg, dat
deze strijdmachten in botsing zouden kun
nen komen met Duitsche krijgers.
En thans heeft Italië, ingevolge de daar
door ingetreden moeilijkheden gelijk te
verwachten was °°k aan Duitsehland den
oorlog verklaard. Dit besluit is blijkbaar
genomen in
den ministerraad te Rome,
waaromtrent onder de verspreide berichten
een en ander wordt gemeld, waaruit blijkt
dat de Italiaansche pers slecht op de hoogte
was van den toestand.
Zooals wij reeds vroeger opmerkten,
brengt do oorlogsverklaring van Italië geen
belangrijke verandeiing in den oorlogstoe
stand. Van meer beteekenis daarom is de
oorlogsverklaring van Roemenië aan Oos
tenrijk.
Roemenië, stond al sedert het begin van
den oorlog op <le W1p' 0üral de Roemeen-
sehe staatsman Bra ianu was een voorstan
der van deelneming aan den oorlog, ten-.
einde evenals Italië eertijds bedoelde
het Roemeensche gebied, ten koste van Oos-
teniijk-Hongarije, uit te breiden. Vooral op
Zevenbergen is het Roemeensche hebzuch
tige oog gericht. Dat Roemenië niet eerder
tot den stap overging, zal vermoedelijk ook
voor een deel hierin moeten worden gezoeht,
dat het tengevolge van Bratipnu's poli
tiek van afwachten niet voldoende was
voorbereid. Vooral werd geklaagd over ge
brek aan munitie. In die periode van af
wachten beleefden wij van Roemenië een
slinger politiek, waarmede bet zoowel de
entente-diplomaten als de gezanten der mid-
den-Europeesche staten om den tuin leidde.
Het onderhield allerlei schijn-vriendschap
pelijke betrekkingen en kwam zoodoende
aan munitie van Rusland en grondstoffen
voor zijn industrie uit Duitsehland.
Thans meende Roemenië plots te moeten
ingrijpen, doch heeft daarmede de wereld al
lerminst toch verbaasd. Immers herhaalde
lijk werd zijn deelneming aan den oorlog
verwacht en juist nog de laatste dagen dron
gen vooral de entente-bladen hij Roemenië
er op aan, eindelijk een beslissing te nemen.
Reeds heette er sprake te zijn van een
ultimatum dat de entente van plan zou zijn
aan Roemenië te zenden. Het was dus wel
zeker, dat de periode van afwachten en mis
leiden ten einde liep.
De oorlogstoestand ondergaat door deze
beslissing van Roemenië een groote veran
dering. Het front van Oostenrijk wordt
daardoor aanmerkelijk uitgebreid en te ver
wachten is dat er nog meer oorlogsverkla
ringen, als b.v. van Bulgarije aan Roemenië
en van Duitsehland aan Roemenië of om
gekeerd, zullen volgen. Het zou ook niemand
behoeven te verwonderen, wanneer ook Grie
kenland nog in den oorlog zou worden ge
trokken. Het gestook van de entente-diplo
maten en -agenten in Griekenland tegen de
invasie van Bulgaarsche troepen heeft nog
geen beelissenden invloed gehad en daarom
zeker is 't nu, dat de gezanten van de En
tente een gemeenschappelijken stap hij de
Grieksche regeering hebben gedaan om de
Grieksdhe regeering te vragen een uiterste
demarcatielijn in het zuiden vast.te stellen,
tot. waar gestreden zal mogen worden. Deze
lijn zal voor beide partijen bindend zijn,
zoo niet, dan zou zoo luidt verder bet be
richt uit Athene het kunnen gebeuren,
dat de Enente zich gedwongen zal zien,
troepen te Athene te landen, indien dit uit
militeör oogpunt noodzakelijk wordt.
De ofiicieele oorlogsberichten hebben in
den jongsten tijd niet veel belangrijks ge
meld. Op de meeste fronten wordt hardnek
kig gevochten, doch aanmerkelijke vorde
ringen aan de een of andere zijde werden
niet gemaakt. Wel zijn er, doch minder be
trouwbare, persberichten over behaalde over
winningen van de Russen op de Turksche
fronten en van weer nieuwe Bulgaarsche
overwinningen op de Serviërs in Grieken
land, doch van officieele zijde zijn de be
richten te sober, om aap die persberichten
veel aandacht te sehenken.
Amerika cn de Epgelsche zwarte lijst.
Uit Washington verneemt de „Köln. Ztg.",
dat bet congres den maatregel heeft goedge
keurd, waarbij de douane-beambten worden ge
machtigd, om ieder schip, de uitklaringspapie-
TELEFOON 1770. 3058
ren te weigeren, indien dat schip een of andere
Amerikaansche lading weigert mede te nemen.
De weigering wordt alleen aannemelijk, indier
het schip reeds volgeladen is. Dit is volgens dén
corresponent een duidelijk bewijs, dat Amerika
zich niet wenscht te storen aan de Engelsche
politiek der zwarte lijst. Hij meldt verder, dat
de gezanten der Entente over dezen maatregel
zeer ontevreden zijn. In de kamer van afge
vaardigden heeft Ms. Lemore een motie voor
gesteld, waarbij de president gemachtigd wordt
om oorlogsleveranties en andere artikelen van
uitvoer met een uitvoerverbod te treffen, in
dien deze bestemd zijn voor een vreemd land,
dat bewust het volkerenrecht ontkent en de on
zijdige rechten van Amerika aantast.
De Italiaansche ministerraad.
Omtrent het verhandelde in den jongsten
ItaFaaoseben kabinetsraad vermeldt de Ro
me'nselie pers slechts weinig. De „Corriere
della Sera" verzekert, dat de beraadslaging in
hoofdzaak beeft geloopen over de maatregelen
in verband met de aardbeving en dat de regee
ring de zending van geneesheeren en verpleger*
en van houten barakken heeft bevolen, om da
getioffen bevolking b(j te staan en te huisves
ten. Daaruit is af te leiden, dat de ramp groo-
ter is geweest dan de pers beeft mogen zeggen.
De „Tribuna" meent daarentegen, dat da
-.xped'tie naar Saloniki, de daarmee samen
hangende verhouding van Italië tot Duitseh
land en de overeenkomst met Engeland de
hoofdpunten van de besprekingen hebben ge
vormd.
olgens hetzelfde blad beeft de ministerraad
ook het voorstel overwogen bezit ta nemen van
den zetel van bet Oostenrijksclie gezantschap
bij het Yaticaan, het eerwaardige Palazzo
Yenezia. De openbare meening in Italië zou
dit eensgezind wanschen.
De „Stampa" schrijft; dat Sonnino zeer be
vredigende verklaringen over Roemenië heeft
gegeven. De Roemeensche gezant is tijdens den
ministerraad in de Consulta verschenen en
heeft er gewichtige mededeelingen gedaan,
zegt het blad.
(Dit blad schijnt nog al goed ingelicht U
zijn geweest.)
De „Messagero" zegt niet zonder geheim
zinnigheid, dat de ministerraad zich heeft
beziggehouden mot de mogelijkheid van een
botsing tusschen Duitsche en Italiaansche
troepen, waarschijnlijk in Grieksch-Maecdo-
donië.
De schending van de Zweedsche territorial*
wateren.
De Zweedsche pers schrijft breedvoerig over
de mededeelingen van den Zweedschen loods
over de jongste onzijdigheidsschending door
Rusland. In het bijzonder wordt er gewezen
op het feit, dat de duikboot ondor Zweedsche
vlag voer en dat de Bussische kapitein den
loods met een revolver in de band gedwongen,
beeft op zijn schip te komen.
In het hiervoren bedoeld officieele rapport
over bet verboor van den Zweedschen loods,
dio aan boord was van het Hamburgsche
stoomschip „Desterro," toen dit den 18den
Augustus door een Russische duikboot gekaapt
werd, wordt gemeld, dat bet, naar de loods
onder eede beeft getuigd, buiten twijfel is, dat
de kapering in de Zweedsche wateren heeft
plaats gehad. Eenige lieden van de duikboot
kwamen bij de „Desterro" aan boord. Zij spra
ken Russisch. Mot den revolver dreigend be-
Satyrick verhaal van Mark Twain.
(Uit het Amertkaansch),
34
De grappenmaker van het kosthuis, de lange,
forsch gebouwde Billy Nash, een breeuwer aan
net scheepsdok, stond in het achtergedeelte van
den troep. Te midden van het doodelijke stilzwij
gen, dat er nu heerschte en dat sommige harten
tot medelijden bewoog, begon hij te weenen,
bracht zijn zakdoek naar zijne oogen en verborg
zijn gelaat in den nek van. den kleinsten uit het
gezelschap, een smid, en riep uit: „Och paatje,
oe heb je dat nu kunnen doen!" en begon te
huilen als een klein kind, als men zich ten minste
een klein kind met zulk een grove stem kan
voorstellen:
Zóó onberispelijk was de navolging van het
huilen van een kind, en zoo belachelijk het voor
komen van dien man, dat alle ernst uit de zaal
als door een stormwind werd weggevaagd en
bijna iedereen instemde met het uitbundige gelach
flat er nu ontstond. Toen begon de menigte het
örme slachtoffer te plagen en te kwellen en te
bespotten. Het slachtoffer antwoordde daarop
met bedreigingen en uitdagingen, die op allen
toepasselijk waren, en die slechts aanleiding tot
vernieuwde vroolijkheid gaven; maar toen hij van
taktiek veranderde en sommigen bij name begon
uit te dagen, nam de zaak een ander karakter
aan.
Eindelijk wilde Marsh zich met de zaak be
moeien, maar Barrow zeide:
„Hoor eëns, laat hem ongemoeid! Gij hebt
geene andere zaak met hem dan eene geldelijke
zaak. Daar zal ik wel zorg voor dragen."
De ontstelde hospita sloeg op Barrow een
dankbaren blik, omdat hij het voor den misken
den vreemdeling opgenomen haden de lieveling
des huizes, die er in haar goedkoop, maar ele
gant Zondagstoilet allerliefst uitzag, wierp hem
een kushand toe en zeide met een vriendelijk
glmlachje
„Gij zijt de eenige man hier in huis, en ik
zou voor u wel door een vuur willen loopen!"
„Kom, kom, PoesNiet zulke dwaze praatjes
Ik heb nooit zoo iets kinderachtigs gezien!"
Het kostte heel wat moeite en overredings
kracht om Tracy te bewegen, aan het ontbijt-deel
te nemen. Hij zeide in 't eerst, dat hij nooit meer
iets in dit huis wilde gebruiken, en voegde er
bij, dat hij genoeg karakter bezat om als een
man te sterven, als hij zijn brood niet anders kon
eten -dan te midden van beleedigingen.
Toen hij ontbeten had, nam Barrow hem met
zich mee naar zijn kamer, gaf hem eene pijp
en zeide vriendelijk;
„Ziezoo, haal nu uwe oorlogsvlag maar inge
zijt nu niét meer u» he* «Jandige kamp. ue zijt
ter nevnlne van het gebeurde wat van uw stuk
geraakt en dat is niet anders dan natuurlijk,
L L ,i wate overheen; zet die bezwaren
maar zet er js het beste, wat ge doen
uit uw hoofd, j opvroolijken."
kunt. Ge moet ikben!"
„O, ellendige L-gt' myn hart breken. Waar-
Zoo met Oe f opVroolijken."
zou mi dat o»6'lsl ï™1- Naai, neen, alleen
de gedachte aan vroolijkheid sluit mij tegen de
borst. Laat ons overga anders praten?'
„Neen, nog niet. Dat zou heeten, het schip
geheel over te geven> we nog niet.
Ik zal u eens amusee Brady de kist al
laten halen, voordat £e met het ontbijt klaar
waart."
„Welke kist?"
„Komaan, dat is eea goed teekenNieuwsgie
righeid! O, er bestaat nog hoop voor u!"
XVI.
Brady trad met een kist binnen en vertrok na
gezegd te hebben:
„Ze hebben er één afgewerkt, maar ze moeten
allemaal terug, zoodra zij af zijn"
Barrow nam een schilderij in olieverf zonder
lijst uit de kist, plaatste dit iu een goed licht,
zonder iets te zeggen, en greep naar een ander,
lerwijl hij inmiddels een vluchtigen blik op
Tracy sloeg. De somberheid verdween nog niet
van het gelaat van Tracy, dat geen teeken van
belangstelling gaf. Barrow plaatste de tweede
schilderij naast de eerste en sloeg andermaal een
blik op Tracy, terwijl hij naar de derde greep
De sombere trek verdween eenigszins. No. 3
peiste hem bijna een glimlach af, No. 4 deed
de-somberheid geheel verdwijnen, en No. 5 deed
een lach te voorschijn komen, die nog voortduur
de toen No. 14 hare plaats op de rij innam.
„Kijk nu eens aan!" zeide Barrow.„Oe ziet
nu zelf, dat ge nog vatbaar voor vroolijkheid
Zljli schilderijen waven vreeselijk wat de kleur
betreft en afschuwelijk, wat de teekemng aan-
o-aat; maar het kenmerkende, dat alle gemelijk
heid verbande en den lachlust opwekte, was een
karaktertrek, die zijn volle kracht niet in eene
enkele schilderij kon openbaren, maar de won
derlijke hulp van herhaling vereischte. Een op
zichtig gekleede werkman in eene deftige hou
ding met zijne hand op een kanon aan land, ert
een schip voor anker liggende in de zee, dat is
eenvoudig zonderling; maar als men hetzelfde
kanon en hetzelfde schip in veertien schilderijen
op een rij ziet, en daarbij den werkman op ieder
eene verschillende houding ziet aannemen dan
wordt het allerdolst.
„Verklaar verklaar deze afwijkingen," zeide
Tracy.
„Welnu, deze zijn niet het werk van een enkel
verstand, van een enkel talent er zijn er twee
noodig geweest om deze wonderen tot stand te
brengen. Zij werken samen: de ééne kunstenaar
teekerit de figuren, de ander hét bijwerk.
De figurenkunstenaar is een Duitsche schoen
maker met een onbegrensden hartstocht voor de
kunst, de andere is een oude Amerikaansche zee
man, wiens gaven uitsluitend beperkt zijn tot
zijn schip, zijn kanon en zijn stukje zee. Zij
bewerken deze dingen naar voorbeelden, die hun
vijf en twintig cents kosten, zij krijgen er zes
dollars per stuk voor, en zij kunnen er een paai
per dag vervaardigen, als zij hebben, wat zij eene
inspiratie noemen."
„Betalen de menschen werkelijk geld yoor deze
prullen?"
„Dat deen zij en gaarne ook. En deze men
schen zouden hun handel verdubbelen en ook de
dames onder hun klanten krijgen, als kapitein
Saltmarsh maar een paard, of een piano, of een
gitaar, inplaats van zijn kanon kon teekenen.
Het is een feit, dat hij de markt met dat kanon
overlaadt. Zelfs de manlijke markt, bedoel ik.
Deze veertien bevredigen niet allemaal. Een der
koopers is een spuitgast, en deze verlangt een.
brandspuit inplaats van het kanon; een an Ar
is op een stoomschip en verlangt een stoomboot
inplaats van het schip en zoo voorts. Maar da
kapitein kan geen stoomboot maken, die voldoet,
en een brandspuit gaat zijne krachten ook verre
te boven."
(Wordt vervelr.