DAGBLAD voor NOORD- en ZUID-HOLLAND. OPRUIMING! DE OMÖ Hl MME. NASSAULAAN 49, HAARLEM RIJWIELBANDEN P. W. TWEEHUIJSEN, S5Ï2Ï-.M -v"*a «S TL'."»! Nabij en vèraf. Schagchelstraat 7-9 Goedkoopst Adres Ha Ja V- da ^ÜEEFtj OORLOG. FEUILLETON laandag 28 Aug. 1916 Intercomma Telefoonnummers I42S en 2741 HAARLEMSCHE ALLEDAGJES N°. 2022 papiernood. In elke studie over het Haarlemsche Museum kan men hierover tal van bijzonderheden lezen, en dit artikel is geen handleiding voor museum- bezoek. Maar op één zaak wil ik dan ditmaal hier wijzen, die zoo duidelijk ook voor den niet- kunstkenner teekent den groei en de verrijping, de beteekenis ook en de grootheid, van het mees- tertólent van Frans Hals te werken aan de gi°rie van HERSPREIOE féEUlCHTEN Barteljorisstraat 27. 1 ïft S'W hoe KUIE HUULEMSCHE COHUWT ABONNEMENTSPRIJS t Per 3 maanden voor Haarlem en de agentschappen (kom een er gemeente) ƒ1.60) toor de overige plaatsen in Nederland per post f 2, per week voor Haarlem «n da agentschappen 0.125; afzonderlijke nummer* 0,05. PRIJS DER ADVERTENTIËNi .1 regels f 0,75, iedere regel meer 0,15; buitenland nc Ni-et alleen de uitgevers van dagbladen, maar ook de winkeliers hebben te kampen tegen de dure prijzen van 't papier. De varkensslagers dat zijn, naar meer is gebleken, pientere lui hebben er iets op gevo-nden, dat in bun bedrijf tot bezuini ging van papier kan leiden. Ze hebben in eene annonce hier wen- tsehen wij er nog even de aandacht op te vestigen verzocht, omdat de percament- en inwikkelpapieren zoo duur worden, bij het laten halen van varkensvleeseli of be reide worst- en vleesebwaren daarvoor een schaal of bord mede te geven. Een handige vondst! Wij hadden een ge sprek met een paar slagers, die ons verze kerden, dat bij de huidige liooge prijzen van 't papier zooveel in wikkelpapier er heusch niet op kan overschieten. Indien de dames na ranar medewerken om hun personeel aan de annonce te helpen herinneren.... Inmiddelswat nu de Dagers verzoe ken is zeker wel 't nieuwste als een gevolg van de oorlogscrisis. Waar dat nog op uit toepen zal, indien 't papier zoo duur blijft1? AGENDA. 29 AUGUSTUS. Gebouw St. Bavo Smedestraat 23 Bloembollenveiling 10—3 uur. Groote Kerk 1—2 uur Orgelbespe ling door den heer R. G. Crevecoeur. (Zie programma' Stadsnieuws). Buitenso cieteit Trou moet Blijcken kwart over 8 concert d,oor het strijk orkest van Haarlem's Muziekkorps. Gebouw SL Marthavereen. Kleine Houtweg; 18 Betrekkingbureau geopend van 3—4 uur 's middags. Bisschoppelijk Museum Jansstr. 79 geopend eiken dag van 10—5 uur tegen betaling van 25 cents. Uitgezonderd Zater dagen en R.-K. feestdagen. LV. FRANS HALS. Een der romans van de bekende Duitsche romanschrijfster Wilhelmine Heimburg heeft als hoofdpersoon een vrouw van een schilder, een Haarlemsche van geboorte, die èn wat geest kracht èn wat gevoelens èn wat zakenkennis aangaat een allervoortreffelijkste vrouw en huis vrouw is, maardie op een vraag van haar man over Frans Hals, tot diens groote ergernis niets blijkt te weten van het bestaan en van het leven des Haarlemschen meesters. Ik vraag me af: zou dat in de werkelijkheid óók zoo wezen? Zouden er werkelijk onder de Haarlemsche huisvrouwen van tegenwoordig nog velen gevonden worden, die van Frans Hals, wat hij was en wat hij beteekende voor onze stad, voor ons land, voor de kunst en de mensch- heid' geen begrip hoegenaamd hebben? Het zou onbeleefd zijn dat te onderstellen. Maar nu we dan morgen hier in Haarlem op eenvoudige wijs doch met piëteit herdenken den dag dat 250 jaar geleden de beroemde Haar lemsche meester in den ouderdom van ongeveer 85 jaren hier ter stede overleed, nu past dan toch of we zijn leven en beteekems volledig kennen of niet een kort woord van herinnering. Het is hier de plaats niet, om een studie te schrijven over de kunst van Hals. De boven-al-genoemde schildersvrouw uit den roman van Wilhelmine Heimburg gaapte van verveling, toen ze de schilderijen van Hals moest faan zien, maar ik doe de hoffelijkheid niet te ort jegens mijne lezers als ik de onderstelling uitspreek dat menigeen het werkelijk-schoone, het idealistische en tevens diep-menschelijke in de figuren en portretten van Frans Hals niet ten volle kan voelen. Ook schilderijen moet men, zoo als alle schoonheid, le er en zien, leeren genieten. Maar ook wie niet leerde, de volle beteekenis te waardeeren van de schoonheid, die uit Hals' schilderijen volle weergave van het leven toch zoo duidelijk spreekt, hij raakt vooral vóór de latere meesterstukken (de Officieren van den Kloveniersdoelen, de Officieren van den St. Jo- risdoelen en de Regentenstukken) toch zeker on der den indruk van die kracht van weergave, zoowel van karakter als van détails, zoowel van de ziel der figuren die hij schiep, als van de volmaakte behandeling van 't uiterlijk Het aantal schilderijen van Frans Hals, die in de musea der geheele wereld onder de koste lijkste schatten worden bewaard, is groot. Dat Haarlem zoo gelukkig is geweest, een geheele se rie van de voortreffelijkste meesterstukken van dezen grooten Haarlemmer te mogen behouden, is ongetwijfeld een geluk; jammer is het, dat wij hier een zeer belangrijk soort van zijn wer ken, de humoristische genrestukken met levens groot half-figuren en de karakterstukken van hetzelfde genre, geheel missen. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit van deze soort den bekenden „drinker", het beroemdste van alle is- het stuk van „Hille Bobbe van Haarlem", dat in het Ber- lijnsche museum hangt. Men weet het: eigenlijk is Frans Hals geen Haarlemmer van geboorte. Zijn vader, óók Frans Hals geheeten, is bij de reformatietroebelen naar Antwerpen uitgeweken, en daar werd de latere meester omstreeks 1584 of 1588 (het juiste jaar is niet bekend) geboren. Doch nauwelijks vijf jaar later woonde Frans Hals weer hier en tot aan zijn dood toe, in 1666, is hij Haarlemsch burger gebleven Wonder is het dus niet dat Haarlemsche on- derwei'pen Haarlemsche opdrachten natuur lijk veelvuldig zijn penseel hebben bezig ge houden. De officieren van de schuttersgilden, in hun zwierige dracht, liefst aan een kostélijken disch, waarbij de beker lustig rondging, hadden in dien tijd een groote voorliefde zich door een meester van het gilde van St. Lucas te laten portrettee- ren,en Hals' Haarlemsche meesterstukken, de drie groote schuttersmaaltijden, zijn daarvan het resultaat geweest De „Officieren van den St. Jorisdoelen", het groote, schitterende maar nog op de „ouder- wetsche" wijze geschilderde schuttersstuk, da teert van 1616. In 1639 gaf Hals wederom: „De officieren van den St. Jorisdoelen" weer, doch nu in anderen vormin 1664 kreeg hij opdracht, de beide regentenstukken (mannen en vrouwen) van het Oude Mannenhuis te schilderen. pen vergelijking nu tusschen deze drie data en de meesterstukken die hij op die verschillende data schiep, geeft een beeld van het leven van Frans Hals en een overzicht van den groei van zijn kunst. De St. Jorisdoelen van 1616, hier is alles leven, en schitterende kleurenpracht, jolijt en uitgelatenheid. De St. jorisdoelen van 1639 is niet meer de traditioneele „Schuttersmaaltijd". Hier zijn de figuren opgesteld in één eenvoudige rijde mees ter heeft zijn onderwerp onder de knie, zoekt niet meer, volgt niet meer anderen na, wéét zijn eigen krachtGeen bloote, overweldigende kleurenpracht ook meer, doch fijne nuanceering, levendige tegenstelling tusschen de elegante fluweelen gewaden en de witte plooikragen De regentenstukken van 1664op tachtig jarigen leeftijd geschilderd, geven de kunst van Frans Hals in volle rijpheid. Het prachtigste koloriet, dat men zich denken kan, spreekt uit deze twee wonderbaar-meesterlijk geschilderde portretstukken. De realiteit is haast pijnlijk-ver- bluffend, de „toon" is sober geworden, ingetogen haast, de achtergrond is opzettelijk grauw, maar in de figuren-zèlf is het volle, leyen dat deze tachtigjarige ziet enop dien leeftijd nog ten volle kon weergeven! Ik zeide, dat deze drie data een beeld geven van den groei van Frans Hals' meestertalent, ze kenschetsen óók zijn leven: in 1616 .als levenslustige 30-jarige vol bruisenden overmoed en levenslust, jn j 539 a]s een bezadigde, doch met Hollandsche opgewektheid en zelfken nis van talent zich aan de kunst wijdende zesti- ger- Lm-. a's een man die het leven in al zijn volheid, van vreugde maar ook en vooral van *e,ëenslag, heeft gekend, een tachtiger die de dingen en menschen ziet zooals ze zijn, en die zijn talent kent en beheerscht, om zooals hij ze ziet en met den grondtoon van zijn eigen levenservaring erin uitgedrukt, ze weer te geven!8 Deze paar beschouwingen over Frans Hals mocht ik niet achterhouden op den vooravond VaMn^n 5 gedenkdag van zijn sterven. Mogen ze mede ertoe bijdragen, dat de eerbied waarmee wij de groote kunst onzer voorvaderen vereeren bij mijne lezers gioeie. En óók, dat de waardeering van de buitengewone gaven, aan dezen eclit-IIaarlemschen meester door God geschonken in het bloeitijdperk van ons land en van onze Hollandsche kunst tevens, er door veimeerdere en óns aldus opwekke om zélf door £i£en geestkracht en met breeden kijk op 28 Augustus 1916 F. S OVERZICHT. 6 i v a^®r^ste gebeurtenissen van het oogen u in bet groote werelddrama, waar van wy nu al ruim twee jaren getuigen r;..Z1Jn V>'Cd de oorlogsverklaringen van a ie aan Duitse}j]an,j en van Roemenië aan Oostenrijk. In ons overzicht van Zaterdag 29 Juli, waarin wij de aandaeiht vestigden op de periode van de droeve verjaardagen, waar in wij toen leefden, deden wij ook opmer ken, dat bij het ingaan van het derde oor logsjaar nog twee, namelijk de 27ste en 28ste, oorlogsverklaringen dreigden, gedaan te worden. Die oorlogsverklaringen zijn tbanis ver schenen: Italië, dat inetroeibel water tracht te te visscihen en het twxnclsg-enootschap met DuitscliJand en Oostenrijk-Hongarye opzeg de, teneinde in oorlog te gaan met de Do- nau-monarchie, heeft ondervonden dat zijn roeren in de Enropeesehe politieke brij, de®o nog meer vertroebeld heeft. Onder voortdureruden druk van de ove rige entente-staten, waarmede het ten oor log trok, heeft Italië zich genoodzaakt ge zien een contingent zijner troepen naar Sa- loniki over te brengen met het gevolg, dat deze strijdmachten in botsing zouden kun nen komen met Duitsche krijgers. En thans heeft Italië, ingevolge de daar door ingetreden moeilijkheden gelijk te verwachten was °°k aan Duitsehland den oorlog verklaard. Dit besluit is blijkbaar genomen in den ministerraad te Rome, waaromtrent onder de verspreide berichten een en ander wordt gemeld, waaruit blijkt dat de Italiaansche pers slecht op de hoogte was van den toestand. Zooals wij reeds vroeger opmerkten, brengt do oorlogsverklaring van Italië geen belangrijke verandeiing in den oorlogstoe stand. Van meer beteekenis daarom is de oorlogsverklaring van Roemenië aan Oos tenrijk. Roemenië, stond al sedert het begin van den oorlog op <le W1p' 0üral de Roemeen- sehe staatsman Bra ianu was een voorstan der van deelneming aan den oorlog, ten-. einde evenals Italië eertijds bedoelde het Roemeensche gebied, ten koste van Oos- teniijk-Hongarije, uit te breiden. Vooral op Zevenbergen is het Roemeensche hebzuch tige oog gericht. Dat Roemenië niet eerder tot den stap overging, zal vermoedelijk ook voor een deel hierin moeten worden gezoeht, dat het tengevolge van Bratipnu's poli tiek van afwachten niet voldoende was voorbereid. Vooral werd geklaagd over ge brek aan munitie. In die periode van af wachten beleefden wij van Roemenië een slinger politiek, waarmede bet zoowel de entente-diplomaten als de gezanten der mid- den-Europeesche staten om den tuin leidde. Het onderhield allerlei schijn-vriendschap pelijke betrekkingen en kwam zoodoende aan munitie van Rusland en grondstoffen voor zijn industrie uit Duitsehland. Thans meende Roemenië plots te moeten ingrijpen, doch heeft daarmede de wereld al lerminst toch verbaasd. Immers herhaalde lijk werd zijn deelneming aan den oorlog verwacht en juist nog de laatste dagen dron gen vooral de entente-bladen hij Roemenië er op aan, eindelijk een beslissing te nemen. Reeds heette er sprake te zijn van een ultimatum dat de entente van plan zou zijn aan Roemenië te zenden. Het was dus wel zeker, dat de periode van afwachten en mis leiden ten einde liep. De oorlogstoestand ondergaat door deze beslissing van Roemenië een groote veran dering. Het front van Oostenrijk wordt daardoor aanmerkelijk uitgebreid en te ver wachten is dat er nog meer oorlogsverkla ringen, als b.v. van Bulgarije aan Roemenië en van Duitsehland aan Roemenië of om gekeerd, zullen volgen. Het zou ook niemand behoeven te verwonderen, wanneer ook Grie kenland nog in den oorlog zou worden ge trokken. Het gestook van de entente-diplo maten en -agenten in Griekenland tegen de invasie van Bulgaarsche troepen heeft nog geen beelissenden invloed gehad en daarom zeker is 't nu, dat de gezanten van de En tente een gemeenschappelijken stap hij de Grieksche regeering hebben gedaan om de Grieksdhe regeering te vragen een uiterste demarcatielijn in het zuiden vast.te stellen, tot. waar gestreden zal mogen worden. Deze lijn zal voor beide partijen bindend zijn, zoo niet, dan zou zoo luidt verder bet be richt uit Athene het kunnen gebeuren, dat de Enente zich gedwongen zal zien, troepen te Athene te landen, indien dit uit militeör oogpunt noodzakelijk wordt. De ofiicieele oorlogsberichten hebben in den jongsten tijd niet veel belangrijks ge meld. Op de meeste fronten wordt hardnek kig gevochten, doch aanmerkelijke vorde ringen aan de een of andere zijde werden niet gemaakt. Wel zijn er, doch minder be trouwbare, persberichten over behaalde over winningen van de Russen op de Turksche fronten en van weer nieuwe Bulgaarsche overwinningen op de Serviërs in Grieken land, doch van officieele zijde zijn de be richten te sober, om aap die persberichten veel aandacht te sehenken. Amerika cn de Epgelsche zwarte lijst. Uit Washington verneemt de „Köln. Ztg.", dat bet congres den maatregel heeft goedge keurd, waarbij de douane-beambten worden ge machtigd, om ieder schip, de uitklaringspapie- TELEFOON 1770. 3058 ren te weigeren, indien dat schip een of andere Amerikaansche lading weigert mede te nemen. De weigering wordt alleen aannemelijk, indier het schip reeds volgeladen is. Dit is volgens dén corresponent een duidelijk bewijs, dat Amerika zich niet wenscht te storen aan de Engelsche politiek der zwarte lijst. Hij meldt verder, dat de gezanten der Entente over dezen maatregel zeer ontevreden zijn. In de kamer van afge vaardigden heeft Ms. Lemore een motie voor gesteld, waarbij de president gemachtigd wordt om oorlogsleveranties en andere artikelen van uitvoer met een uitvoerverbod te treffen, in dien deze bestemd zijn voor een vreemd land, dat bewust het volkerenrecht ontkent en de on zijdige rechten van Amerika aantast. De Italiaansche ministerraad. Omtrent het verhandelde in den jongsten ItaFaaoseben kabinetsraad vermeldt de Ro me'nselie pers slechts weinig. De „Corriere della Sera" verzekert, dat de beraadslaging in hoofdzaak beeft geloopen over de maatregelen in verband met de aardbeving en dat de regee ring de zending van geneesheeren en verpleger* en van houten barakken heeft bevolen, om da getioffen bevolking b(j te staan en te huisves ten. Daaruit is af te leiden, dat de ramp groo- ter is geweest dan de pers beeft mogen zeggen. De „Tribuna" meent daarentegen, dat da -.xped'tie naar Saloniki, de daarmee samen hangende verhouding van Italië tot Duitseh land en de overeenkomst met Engeland de hoofdpunten van de besprekingen hebben ge vormd. olgens hetzelfde blad beeft de ministerraad ook het voorstel overwogen bezit ta nemen van den zetel van bet Oostenrijksclie gezantschap bij het Yaticaan, het eerwaardige Palazzo Yenezia. De openbare meening in Italië zou dit eensgezind wanschen. De „Stampa" schrijft; dat Sonnino zeer be vredigende verklaringen over Roemenië heeft gegeven. De Roemeensche gezant is tijdens den ministerraad in de Consulta verschenen en heeft er gewichtige mededeelingen gedaan, zegt het blad. (Dit blad schijnt nog al goed ingelicht U zijn geweest.) De „Messagero" zegt niet zonder geheim zinnigheid, dat de ministerraad zich heeft beziggehouden mot de mogelijkheid van een botsing tusschen Duitsche en Italiaansche troepen, waarschijnlijk in Grieksch-Maecdo- donië. De schending van de Zweedsche territorial* wateren. De Zweedsche pers schrijft breedvoerig over de mededeelingen van den Zweedschen loods over de jongste onzijdigheidsschending door Rusland. In het bijzonder wordt er gewezen op het feit, dat de duikboot ondor Zweedsche vlag voer en dat de Bussische kapitein den loods met een revolver in de band gedwongen, beeft op zijn schip te komen. In het hiervoren bedoeld officieele rapport over bet verboor van den Zweedschen loods, dio aan boord was van het Hamburgsche stoomschip „Desterro," toen dit den 18den Augustus door een Russische duikboot gekaapt werd, wordt gemeld, dat bet, naar de loods onder eede beeft getuigd, buiten twijfel is, dat de kapering in de Zweedsche wateren heeft plaats gehad. Eenige lieden van de duikboot kwamen bij de „Desterro" aan boord. Zij spra ken Russisch. Mot den revolver dreigend be- Satyrick verhaal van Mark Twain. (Uit het Amertkaansch), 34 De grappenmaker van het kosthuis, de lange, forsch gebouwde Billy Nash, een breeuwer aan net scheepsdok, stond in het achtergedeelte van den troep. Te midden van het doodelijke stilzwij gen, dat er nu heerschte en dat sommige harten tot medelijden bewoog, begon hij te weenen, bracht zijn zakdoek naar zijne oogen en verborg zijn gelaat in den nek van. den kleinsten uit het gezelschap, een smid, en riep uit: „Och paatje, oe heb je dat nu kunnen doen!" en begon te huilen als een klein kind, als men zich ten minste een klein kind met zulk een grove stem kan voorstellen: Zóó onberispelijk was de navolging van het huilen van een kind, en zoo belachelijk het voor komen van dien man, dat alle ernst uit de zaal als door een stormwind werd weggevaagd en bijna iedereen instemde met het uitbundige gelach flat er nu ontstond. Toen begon de menigte het örme slachtoffer te plagen en te kwellen en te bespotten. Het slachtoffer antwoordde daarop met bedreigingen en uitdagingen, die op allen toepasselijk waren, en die slechts aanleiding tot vernieuwde vroolijkheid gaven; maar toen hij van taktiek veranderde en sommigen bij name begon uit te dagen, nam de zaak een ander karakter aan. Eindelijk wilde Marsh zich met de zaak be moeien, maar Barrow zeide: „Hoor eëns, laat hem ongemoeid! Gij hebt geene andere zaak met hem dan eene geldelijke zaak. Daar zal ik wel zorg voor dragen." De ontstelde hospita sloeg op Barrow een dankbaren blik, omdat hij het voor den misken den vreemdeling opgenomen haden de lieveling des huizes, die er in haar goedkoop, maar ele gant Zondagstoilet allerliefst uitzag, wierp hem een kushand toe en zeide met een vriendelijk glmlachje „Gij zijt de eenige man hier in huis, en ik zou voor u wel door een vuur willen loopen!" „Kom, kom, PoesNiet zulke dwaze praatjes Ik heb nooit zoo iets kinderachtigs gezien!" Het kostte heel wat moeite en overredings kracht om Tracy te bewegen, aan het ontbijt-deel te nemen. Hij zeide in 't eerst, dat hij nooit meer iets in dit huis wilde gebruiken, en voegde er bij, dat hij genoeg karakter bezat om als een man te sterven, als hij zijn brood niet anders kon eten -dan te midden van beleedigingen. Toen hij ontbeten had, nam Barrow hem met zich mee naar zijn kamer, gaf hem eene pijp en zeide vriendelijk; „Ziezoo, haal nu uwe oorlogsvlag maar inge zijt nu niét meer u» he* «Jandige kamp. ue zijt ter nevnlne van het gebeurde wat van uw stuk geraakt en dat is niet anders dan natuurlijk, L L ,i wate overheen; zet die bezwaren maar zet er js het beste, wat ge doen uit uw hoofd, j opvroolijken." kunt. Ge moet ikben!" „O, ellendige L-gt' myn hart breken. Waar- Zoo met Oe f opVroolijken." zou mi dat o»6'lsl ï™1- Naai, neen, alleen de gedachte aan vroolijkheid sluit mij tegen de borst. Laat ons overga anders praten?' „Neen, nog niet. Dat zou heeten, het schip geheel over te geven> we nog niet. Ik zal u eens amusee Brady de kist al laten halen, voordat £e met het ontbijt klaar waart." „Welke kist?" „Komaan, dat is eea goed teekenNieuwsgie righeid! O, er bestaat nog hoop voor u!" XVI. Brady trad met een kist binnen en vertrok na gezegd te hebben: „Ze hebben er één afgewerkt, maar ze moeten allemaal terug, zoodra zij af zijn" Barrow nam een schilderij in olieverf zonder lijst uit de kist, plaatste dit iu een goed licht, zonder iets te zeggen, en greep naar een ander, lerwijl hij inmiddels een vluchtigen blik op Tracy sloeg. De somberheid verdween nog niet van het gelaat van Tracy, dat geen teeken van belangstelling gaf. Barrow plaatste de tweede schilderij naast de eerste en sloeg andermaal een blik op Tracy, terwijl hij naar de derde greep De sombere trek verdween eenigszins. No. 3 peiste hem bijna een glimlach af, No. 4 deed de-somberheid geheel verdwijnen, en No. 5 deed een lach te voorschijn komen, die nog voortduur de toen No. 14 hare plaats op de rij innam. „Kijk nu eens aan!" zeide Barrow.„Oe ziet nu zelf, dat ge nog vatbaar voor vroolijkheid Zljli schilderijen waven vreeselijk wat de kleur betreft en afschuwelijk, wat de teekemng aan- o-aat; maar het kenmerkende, dat alle gemelijk heid verbande en den lachlust opwekte, was een karaktertrek, die zijn volle kracht niet in eene enkele schilderij kon openbaren, maar de won derlijke hulp van herhaling vereischte. Een op zichtig gekleede werkman in eene deftige hou ding met zijne hand op een kanon aan land, ert een schip voor anker liggende in de zee, dat is eenvoudig zonderling; maar als men hetzelfde kanon en hetzelfde schip in veertien schilderijen op een rij ziet, en daarbij den werkman op ieder eene verschillende houding ziet aannemen dan wordt het allerdolst. „Verklaar verklaar deze afwijkingen," zeide Tracy. „Welnu, deze zijn niet het werk van een enkel verstand, van een enkel talent er zijn er twee noodig geweest om deze wonderen tot stand te brengen. Zij werken samen: de ééne kunstenaar teekerit de figuren, de ander hét bijwerk. De figurenkunstenaar is een Duitsche schoen maker met een onbegrensden hartstocht voor de kunst, de andere is een oude Amerikaansche zee man, wiens gaven uitsluitend beperkt zijn tot zijn schip, zijn kanon en zijn stukje zee. Zij bewerken deze dingen naar voorbeelden, die hun vijf en twintig cents kosten, zij krijgen er zes dollars per stuk voor, en zij kunnen er een paai per dag vervaardigen, als zij hebben, wat zij eene inspiratie noemen." „Betalen de menschen werkelijk geld yoor deze prullen?" „Dat deen zij en gaarne ook. En deze men schen zouden hun handel verdubbelen en ook de dames onder hun klanten krijgen, als kapitein Saltmarsh maar een paard, of een piano, of een gitaar, inplaats van zijn kanon kon teekenen. Het is een feit, dat hij de markt met dat kanon overlaadt. Zelfs de manlijke markt, bedoel ik. Deze veertien bevredigen niet allemaal. Een der koopers is een spuitgast, en deze verlangt een. brandspuit inplaats van het kanon; een an Ar is op een stoomschip en verlangt een stoomboot inplaats van het schip en zoo voorts. Maar da kapitein kan geen stoomboot maken, die voldoet, en een brandspuit gaat zijne krachten ook verre te boven." (Wordt vervelr.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 1