IME HUL (IIIUT
OE GRAVEN VAN ROSSMORE.
P. J. JANSSEN,
Vergoeding wegens kost
winnerschap.
DE OORLOG
FEUILLETON
Dinsdag 29 Aug.
Tweede blad
In de raadszitting van Woensdag 1.1, bracht
bij de rondvraag het jongste lid der soc.-dem.
'raadsfractie, de heer Groenendaal, de zaak der
militaire vergoedingen ter sprake. Echter wat
hij zeide raakte kant noch wal, was niets dan
'eene verzameling van onjuistheden
Onjuist was de bewering, dat hier ter stede na
de ministeriëele aanschrijving geene veiboojpn-
gen waren toegekend; onjuist dat in alle andere
gemeenten de burgemeester wel met 15 pCt. de
vergoedingen hadden verhoogdonjuist was ten
slotte, dat de bedoelde aanschrijving inhoudt,
de vergoedingen zoo maar klakkeloos met die
15 pCt. te verhoogen.
Wat toch is liet geval? Wat hebben betrok
kenen te doen?
Het maximale vergoedingsbedrag is bij de wet
van 24 Juni 1916 voor de dienstplichtigen bij
de militie en bij de landweer, tijdens den ver
deren duur der heerschende buitengewone om
standigheden op f 2.— per dag gebracht.
Dochnog per circulaire van 30 Juni 1916
aan de burgemeesters, vestigt de Minister van
Oorlog er de aandacht op, dat de vergoeding
niet'mag te boven gaan het bedrag aan inkom
sten, dat wordt gederfd, verminderd met hetgeen
hij (Je dienstplichtige) aan het gezin voor
levensonderhoud mocht kosten.
Wel is er dus verruiming der grenzen van het
vergoedingsbedrag gekomen, maar toch altijd
werd er angstvallig aan art. 4 van het vergoe-
dingsbesluit vastgehouden.
De gemobiliseerden, welke een hoog loon ver
diend hebben, hadden er absoluut niets aan.
De permanente commissie, inzake crisismaat
regelen uit de Christelijke Arbeidersorganisaties,
zond hieromtrent een gedegen adres aan Z Exc.
den Minister van Oorlog en wees o. a, op het
volgende:
dat door de verhooging der maximumbedra
gen wel enkele gezinnen van gemobiliseerden
zullen gebaat worden, maar dat voor de over-
froote meerderheid der gezinnen van Landweer-,
filitie- en Landstormplichtigen en vooral voor
de meest behoeftigen, de wetswijziging meer in
schijn dan in werkelijkheid eenige verbetering zal
beteekenen; i
dat het hoofdbezwaar tegen de regeling der
/ergoedingen niet zoozeer gelegen is in de bepa
lingen betreffende de maxima, dan wel in net
feit, dat de vastgestelde maximumbedragen
slechts bij uitzondering worden bereikt;
dat immers slechts rekening wordt gehouden
met de inkomsten van den dienstplichtige vóór
lij onder de wapens werd geroepen, terwijl voorts
een belangrijk bedrag wordt afgetrokken voor
zijn levensonderhoud;
dat het onjuist*!5, om thans bij het bepalen
der vergoedingen alleen te rekenen met het loon
der gemobiliseerden vóór de crisis, wijl immers
de dienstplichtigen, waren zij niet gemobiliseerd,
thans veelal een hooger loon zouden genieten
dan op 1 Augustus 1914;
dat velen hunner toch geprofiteerd zouden
hebben van periodieke salarisverhoogingen, ter
wijl bovendien in de meeste bedrijven óf de löonen
zijn verhoogd óf duurte-toeslagen werden ver
leend;
dat alzoo dat loon van de overgroote meer
derheid der gemobiliseerden op dit oogenblik
wel circa 15 pCt. hooger zou zijn dan het was
vóór 1 Augustus 1914;
dat het loon, vóór de mobilisatie genoten, niet
meer maatstaf kan zijn voor de militaire vergoe
dingen, eveneens duidelijk is, wanneer gelet
wordt op de abnormale prijsstijging der levens
middelen en ook op de verhooging der huishuren
in tal van plaatsen;
Redenen, waarom zij zich tot den Minister
wenden met het eerbiedig verzoek om:
een zoodanige wijziging van de desbetreffende
Koninklijke Besluiten te willen bevorderen, dat
onder de huidige omstandigheden de aftrek voor
eigen levensonderhoud van den dienstplichtige
kan vervallen; of althans bij algemeenen maat
regel voor te schrijven, dat het vroegere loon
van den gemobiliseerde bij de berekening van
het vergoedingsbedrag met minstens 10 fi 13
pCt. mag worden verhoogd.
In de Tweede Kamer werd door verschillende
Kamerleden, o. a. door Mrs. van Wijnbergen en
Kolkman, in dien geest gesproken.
De Minister is hier blijkbaar in getreden, want
hij aanschrijving aan de burgemeesters van 13
Juli jl. zegt Z.Exc. 'iet volgende:
„Een ander beletsel voor het toekennen van
SPOTKOOPJES
GROOTE OPRUIMING VAN
Karpetten, Vloerzeilen en Tafelkleeden bij
ANEGANG ZIE DE PRIJZEN.
4001
„voldoende vergoeding kan wezen de bepaling
„van de desbetreffende koninklijke besluiten, dat
„de vergoeding niet mag te boven gaan het be
drag, dat gederid wordt, verminderd met het-
„gcen de ingelijfde aan eigen levensonderhoud
„kostte Aan dit beginsel behoort te worden vast
gehouden. De prijzen der levensmiddelen enz..
„Dit deed de wenschelijkheid ontstaan de ver-
„goedingsgerechtigden te dien opzichte te hulp
„te kómendoor middel van het verleenen van
„een bijslag op het bedrag dier bate."
De Minister gaat dan voort:
„Het geven van zoodanigen bijslag heeft uiter
aard slechts zin in gevaüen, waarin thans reeds
„vergoeding wordt genoten tot het volle bedrag
„van hetgeen door de opkomst van den dienst
plichtige aan het gezin zuiver is onttrokken."
Dus: niet aan ieder gemobiliseerd gezin.
„Tot nader bericht mijnerzijds mag de bijslag
ten hoogste 15 procent van het bedrag, dat als
„vergoeding volgens de bestaande besluiten en
„aanschrijvingen kan worden toegekend, bedra
ggen."
Voor betrokkenen zij er op gewezen, dat ieder
geval op zichzelf moet worden beoordeeld. Dit
blijkt duidelijk uit de aanschrijving.
leder die meent in de termen te vallen voor
verhoogirtg van het vergoedingsbedrag, hetzij
door de verruiming der bepalingen (het maxi
mum en de norm door iedere gemeente per per
soon vastgesteld) hetzij door de 15 procent ver
hooging, vrage het aan bij de miiitie-afdeeling
der gemeente.
Valt hij in de termen, dan zal het hem wel
verstrekt worden^jaoo niet, dan wende hij zich
tot de Commissievan voorlichting om in beroep
te gaan!
Valt hij niet in de termen, dan zal hem dat
door den ambtenaar wel uiteengezet worden.
Ook gezinnen, welke vroeger werden afgewe
zen, omdat geacht werd, dat er nog voldoende
inkomsten waren, kunnen zich opnieuw tot den
burgemeester wenden, dewijl nu de mogelijkheid
bestaat, dat de inkomsten nu nominaal wel het
zelfde, doch in verhouding minder zijn dan het
door de gemeente aangenomen besfaans-maxi-
xnum.
Men moet niet te spoedig naar de Commissie
van voorlichting schrijven, want in speciale ge
vallen zal de burgemeester spoediger en daar
door-meer afdoende kunnen helpen dan de ge
noemde commissie Deze is trouwens aan de
zelfde voorschriften gebonden als de burge
meesters dat zijn.
Men doe met bovenstaande zijn voordeel
Er blijkt uit, dat de heer .Groenendaal 't niet
aan het rechte einde had en over iets sprak,
waarvan hij niet op de hoogte was. Trouwens,
de soc.-dem. nemen 't meer met de waarheid zoo
nauw niet. Als maar reclame voor de publieke
tribune wordt gemaakt, dan is 't hun al ge
noeg
ROEMENIE TEN OORLOG.
Zoo langzaam nadert het altijd ingewik
keld© Balkan-raadsel toch zijn oplossing.
Telkens weer komt er ©en ontknooping, een
verruiming in den politieken warwinkel
van de Balkan-historie.
Roemenië, dat evenals Italië in het
eerete oorlogsjaar tot de groep van „af
wachtende" neutralen behoorde, tot de neu
tralen namelijk, die van den aanvang af
voornemens waren aan den oorlog d- i te
nemen om hun slag te slaan, nmar die daar
toe wilden wachten op het gunstigste oogen-
olik, h«eft due eindelijk zjjn g'otlaan
en zich bij de entente geschaard.
Het was een moeilijke keuze, want de
Roemeensche regeering was het in zekeren
zin onverschillig met wien haar land ten
oorlog zon optrekken, wanneer cn daar
komt het voor het veroveringszuchtige Roe
menië uitsluitend op aan maar uit den
militairen toestand van het oogenblik kon
worden nagegaan aan welke zijde 'de meeste
kans was iets te winnen.
Er waren voor Roemenië nog altijd twee
gewesten, waarom het, volgens diplomatieke
begrippen, ten oorlog kon gaan, name!ijk
bet ombovrijde Bessarabie, dat Rusland des
tijds in.dank! voor de Roemeenselie hulp
in den oorlog tegen Turkije had ingelijfd
en Zevenbergen, dat voor eenswen door Oos
tenrijk-Hongarije was ingepalmd. Gelijk wij
gisteren in ons „overzicht" zeiden, was ech
ter vooral het Roemeenselie oog op Zeven
bergen gericht. De Zevenbergers evenwel
hebben nimmer veel animo getoond om
door Roemenië „bevrijd" te worden en wel
voornamelijk hierom, dat de toestanden in
Hongarije in vele opzichten beter zijn dan
in Roemenië zelf.
De keuze was dus bijna geheel afhankelijk
van den militairen stand van zaken. Het
partükie«en moest dus niet te vroeg gebeu
ren: wie aan de verliezende hand was, zou
zieh kunnen henstellen en zich op den klei
nen indringer kunnen wreken. Maar het
moest ook niet to laat geschieden: de win
nende partij zou dan aan de hulp te weinig
meer hebben; die hulp zou geen gipote be
looning meer waard zijn.
De aarzeling, welke hieruit voortkwam
had tot een felle diplomatieke campagne
geledd. Er is in Roeinenië's hoofdstad Boe
karest door de diplomalen der beide vijan
dige groepen duchtig gewerkt, en schoen het
soms dat de positie der centralen weer ster
ker werd, een gevolg van de militaire suc
cessen der Duitsche en Oostenrijksehe le
gers, ten slotte is toch de diplomatie der
Entente meester van het terrein gebleven,
nu de militaire positie der beide vijande
lijke groepen deed vreczen, dat een verdere
aarzeling de kansen, om de nationale wen-
schen te bevredigen, in gevaar zou brengen.
De Roeaneensehe staatslieden hebben weer
een alles-behalve nobele rol gespeeld, gelijk
zij dit ook in den Balkanoorlog hebben ge
daan.
Toen stonden de zaken zóó: Zoolang de
Balkanbond gezamenlijk tegen Turkije oor
loogde, meld Roemenië zich afzijdig. Maar
toen de bondgenooten het onderling aan den
stok kregen over de verdeeling van den
buit, en Bulgarije, dat tegen de Turken de
spits had moeten afbijten, door Servië, Grie
kenland en Turkije tegelijk in het nauw
werd gebracht, viel Roemenië het in den
rug aan en dwong het tot een vredestrac-
taat, waarbij het als lotsbeschikker van den
Balkan optrad.
De beslissing thans yan Roemenië heeft
zooveel als te beteekenen, dat men in de
Roemeenselie regeringskringen de eindelij-
Jtö der entente-staten ver-
waent. Bet is duidelijk, dat de deelneming
van Roemenië op dit oogenblik do alge
meenheid en de kracht van het algemeens
offensief van de entente grootelijks ver
hoogt. Hongarije bevindt zich hierdoor plot
seling voor een goed deel omsingeld en.
daar de Russen wel door Roemenië zullen
trekken, zal Bulgarije tusschen twee vuren
worden genomen.
Op het oogenblik, dat wij dit artikel
schrijven, is er n0g niets officieel gemeldi
over ue redenen, welke Roemenië heeft op
gegeven om den oorlog te verklaren. Ze
zijn echter volmaakt duidelijk: Roemenië
verklaart Oostenrijk den 'oorlog, omdat het
L fi? Wli> dat Oostenrijk bezit en
het thans Oostenrijk zwak genoeg acht, dat
het zich er niet voldoende tegen verzetten
kan, als Roemenië het traclit te nemen.
Men zal zich daar echter wel niet willen wijs
maken, dat het z0o heel gemakkelijk zal
gaan oin de gebiedsuitbreiding naar Zeven
bergen te bewerken. De toestand ie than?
niet, zooais m den tweeden Balkanoorlog,
toen vrijwel zonder slag of stoot het ver-
lang o n worden verkregen. De positie
ïiw.nnBp Tl1 niet SeIijk die V£U1
wpPvdblr toentertijd en het is
■rt i s mf Roemenië ook evenals
wat krachdOT. VeJ°veringsveldtocht heej
ww nit, togenstand zal ontmoeten.
Swenhebb<^ de centrale mo-
C S "2 maatregelen, zoo goed als
f 0feeds genomen. Met andere
woorden, staat in de Zevenbergische ber
gen een legervgereed, terwijl ook de Bul
garen reeds troepen aan den Donau heb
ben saamgetrokken. Het Duitsch-Oostenrijk-
scho leger, dat in Zevenbergen gereed staat,
staal naar de „Koln. Ztg." meldt onder
do beproefde leiding van Von Mackensen.
"Wat behalve nog eenige oorlogsverkla
ringen de gevolgen van Roemenië's ingrij
pen zullen zijn, is nog moeilijk te voorspel
len. In de naaste toekomst zullen ze wel
blijken.
Nu Roemenië door zijn oorlogsverklaring
aan Oostenrijk-Hongarije ,ook op het too-
neel van den strijd is getreden, is het aan
tal tegenstanders van de centrale mogend
heden tot tien gestegen.
Aan de zijde van de Entente staan thans:.
Het Britsche Rijk, Frankrijk, Rusland, Ita
lië, België, Servië, Montenegro, Japan, Por
tugal en Roemenië. Daartegenover staan:
Duitschiand, Oostenrijk-Hongarije, .Bulgarije
en Turkije.
Het aantal neutrale landen in Europa is
geslonken tot zeven: Nederland, Zweden,
Noorwegen, Denemarken, Spanje, Zwitser
land en Griekenland
't Is wel van belang bij dezen nieuwen
stand van zaken eens na te gaap, over welke
krijgsmacht het Roemeenselie volk van cir
ca zes millioen menschen beschikken kan.
Op grond van de wet van 29 Maart 1908,
gewijzigd door .de wet van 6 Mei 1913, is
do persoonlijke dienstplicht ingevoerd voor
alle Roemenen van tot .46 jaar, die 7
jaar tot het actieve leger, 12 j;ia<r tot
reserve en 6 jaar t0 a® militie behooren.
De infanteristen dienen twee jaar actief en
de overige wapens drie jaar. Jongelingen van
19 tot 21 jaar staan eveneens ter beschik
king van den Munster van oorlog en nemen
van April tot Novem er des Zondags deel
aan militaire schietoefeningen. Er zijn 5 le
gerkorpsen, omvattende tezamen 10 divisies,
elke divisie bestaat ui mfanterie briga
des en elk dezer weei Ult twee regimenten,
een bataljon jagers en 1 brigade artillerie.
Bovendien beschikt jeaei legerkorps over 1
brigade (zijnde twee regimenten) kalarasi
dat is vrijwillige ruiterij van jongelingen
uit den gegoeden stand, die voor hun eigen
paarden zorgen. Dit korps is circa 8000
man sterk. Voorts behooren bij elk leg r-
korps nog een bataljon geniesoldaten, öqd
compagnie telegrafisten, benevens verschil
lende hulpdiensten. De cavalerie bestaat uit
ee divisies elk van 3 brigades rosiori (hu
zaren) en ,5 brigades kalarasi.
ft7aqde«ftrd- teW° het leSer in 1914 to-
SL! ll re.°' 1111 burgerlijke amb
tenaren, 1440 leerlingen van militaire
deimes, 124,389 soldaten, 28,585 nan-dpn
808 kanonnen en 670 mitrailleuses
Op voet van oorlog bedraagt de legrer
sterkte bij benadering 7000 officieren.
330,000 man, 1200 stuks geschut, waarvan
700 stukken snelvuurgeschut en een duizend
tal mitrailleuses.
Het geschut is zoowel van Engelseh, als
van Fransch (Cxeusot) en Duitsch (Krupp)-
fabrikaat. De infanterie is bewapend1 met
het Mannlioher-geweer van 6 en van 5 m.M,
kaliber (het laatste van Oostenrijksch fa
brikaat). Bij algemeene mobilisatie kan het
leger tot een sterkte van boven de 600.000
worden gebracht en wordt het aantal di
visies per legerkorps op vier gebracht en
het getal legerkorpsen van vijf op tien.
De Eoemeensehe vloot heeft niet veel te
beteekenen, ze telt een kruisertje van 1320
de "Elisabeta", een verouderd schip
uit liet jaar 1888, een viertal monitors van
600 ton, die als riviervaartuigen op den
Donau dienst doen, een paar vaartuigjes
voor de kustbewaking- een drietal verou
derde torpedobooten, een wachtschip en en-
keie kleinere vaartuigen zonder gevechts-
waarde van beteekenis. Bij het uitbreken
van den oorlog stonden er in Italië voor
^ooemeensche rekening nog., vier torpedoja
gers van 1400 ton en een duikboot op sta-
poi, maar het is de vraag of die afgeleverd
zijn. Het marine-personeel telt 147 officie
ren, 98 burgerlijke ambtenaren, 75 adel
borsten en 2582 man. In den oorlog zal
deze zeemacht nauwelijks medetellen: het
leger daarentegen ongetwijfeld wel.
DE „NORDD. AJLïjG. ZTG."
OVER DE ITALIAANSCHE
OORLOGST 8RKDAR1NG.
In een besschouwing over de door Ita
lië aangevoerde beweegredenen tot de oor
logsverklaring vervat in de nota, waarin
de Italiaansche regeering aan die van
Duitschiand den oorlog verklaarde, zegt de
,Nordd. Alig. Zeitu:^":
De formeele oorlogsverklaring van'Italië
verandert aan den feitelijk reeds bestaan-
den toestand weinig. Toen Itaiië verleden
jaar O.-H. den oorlog verklaarde, wees de
keizerlijke rages ring, vóór v. Bülow met het
gezantschap Rome yerliet, -de Italiaansche
regeering erop, dat overal O.-H. legerver-
banden met Duitsche troepen vermengd wa
ren en dat een aanval op de O.-H. troepen
tegelijk tegen Duitsche troepen gericht zou
zijn. De Italiaansche regeering is dan ook
van Duitsche zijde nimmer een oogenblik
in onzekerheid er over gelaten, dat Duitsch
iand militairen steun aan den O.-H. bond
genoot tegen iederen vijand ate bondsplioht
beschouwt.
Wat die in de nota vermelde uitlevering
van ontvluchte» Italiaansche krijgsgevange
nen aan O.-H. betreft, is het juist, dat on
geveer zes Italiaansche krijgsgevangenen,
die uit een Oostenrijksch' gevangenkamp
gevlucht waren, bij het overschrijden van
?.?..r'^it3cbe «re!)S '/Ain aangehouden en te
ruggebracht. Dit betrof echter een optre
den van ondergeschikte ambtenaren van het
civiele bestuur, dat geen goedkeuring vond
bij do keizerlijke regeering. Deze deed veel
eer reeds maanden geleden op de vertogen
van de Italiaansche regeering tegemoetko
mende voorstellen voor een bevredigende
oplossing van deze aangelegenheid
De beweringen over het ingrijpen van
do Duitsche regeering in binnenlandsche
bankcredieten en aanspraken van arbeiders
verzekeringen van Italianen zijn slechts een
K ™tVan dVn Juli U' de Italiaan?
sehe pers verschenen uitlatingen/ welke
reeds in de „Nordd." op 20 Juli uitvoerig
zijn weerlegd. Het ware waardiger geweest,
wanneer de Italiaansche regeering ervan had
afgezien de oorlogsverklaring aan Duitsch
iand op argumenten te gronden. Zij zal het
daarmede niemand uit het hoofd praten,
dat dit besluit alleen de verdere conse
quentie is van de vroeger begane trouw
breuk en het resultaat van den door Enge
land en zijn bondgenooten sinds maanden
op Italië geoefenden druk.
VEKSPKEIDE «ERICHTEB9
De verdeoling van.... Griekenland!
Naar Duitsche bladen via Scandinavië ver
nemen, komen in Russische bladen, vooral in
de organen van de rechterzijde, zooals de Boe-
Eijskij Grasjdanin in den laats ten tijd merk
waardige berichten voor betreffende onder
handelingen en, welko tusschen de regeeringpn
te St. Petereburg, Parijs, Londen en Rome ge
voerd zouden zijn, over een gedeeltelijke ver-
deeling van Griekenland. Men zou het plan
hebben om Saloniki te neutraliseeren, zoo duf
het na den oorlog geheel onafhankelijk wordt.
V oorts zou de Entente van plan zijn, het groot»
ste gedeelte van de bezette Grieksche eilanden
niet meer terug te g»even. Rusland zou aam
spraak maken op het eiland Thasos. De overige
eilanden zouden tusschen, Engeland, Frank
rijk en Italië verdeeld worden. Eventueel zou
Griekenland met een gedeelte van Albanië
schadeloos gesteld worden.
Db 29 oorlogsverklaringen.
1. Oosten rijkServië 28 Juli 1914,
Xhiitsehland-Rusland 1 Aug,
3. DuitschiandFrankrijk 3
4. DuitschiandBelgië 3
6. EngelandDuitschiand 5 "n
6. MontenegroOostenrijk 5
7. DuitschiandServië fi
8. OostenrijkRusland 6
9. DuitschiandMontenegTo 6
10. Frankrijk—Oostenrijk 12
11. EngelandOostenrijk 19
12. Japan—Duitschiand 23
13. OostenrijkJapan 25
14. OostenrijkBelgië 28
15. TurkijeRusland 2 Nov.
16. TurkijeFrankrijk 6 n
17. TurkijeEngeland 6
18. TurkijeBelgië 7
10. ItaliëOostenrijk 24 Mei 191?
20. Turkije—Italië 22 Aug.
21. BulgarijeServië 14 Oct.
22. FrankrijkBulgarije 16
23. Engeland—Bulgarije 16 M
24. ItaliëBulgarije 17
25. RuslandBulgarije 22
20. PortugalDuitschiand 9 Maart 1916.
27. ItaliëDuitschiand 27 Aug.
28. RoemeniëOostenr,Hong. 27
29. DuitschiandRoemenië 28
"Waartoe de haat voert.
De fabrikanten van de in Engeland zeer gé»
zoohte Bigaretten „Zwarte Kat" gaan vijftig
millioen doosjes sigaretten verrijken met re
producties naar de 140 teekendngen van Louie
Raemaekers, welke de vereeniging voor schoone
kunsten in praeht-editie uitgeeft.
De „Köln. Volksz." is "verontwaardigd over
dezo reclame. „Men moet zieh," zegt het blad,
„de gevolgen van ruik eene propaganda helder
voorstellen. Vijftig millioen paar oogen wen
den Keizer en het Rijk met Raemaekers oogen
w- v- al* de verschrikking in persoon, het
uitvaagsel der meneohheid, de type van laagr
hoid en willekeur. Deze sigarettendoosjes zuL
len aan alle fronten en in alle koloniën komen;
da plaatjes rallen in de handen geraken van
burgers m oorlogvoerende en neutrale landen,
%an 1f..,®ren dio zulke indruk1-en het ge
makkelijkst opnemen en met dien indruk zullen
opgroeien."
De advertentie in de „Daily .Chronicle", die
het voornemen der fabrikanten wereldkundig
maakt, geeft als proeve vier der teekeningen
weer. De eorste stelt Christus aan het Kruis
voor, en daarachter een Duiteoh soldaat, die
een bfjl tegen bet Christusbeeld opheft. Krach
tig protesteert de „Köln. Volksz.» tegen de ver
spreiding van plaatjae tnet zulkea tendens.
Engeland, Engeland", zoo Toept het blad uit,
„wat rijt gij diep gezonken in uw Duiteohers-
haatl Hoe zullen de heidensche volken in dé
koloniën oordeelen over dien trap van Engel
seh e beschaving 1 Men kan schreden om zulk
eene verblinding van haat."
De toekomst van Polen.
Albert Bosnard schrijft in „Le Journal
Genève" een artikel, waarin hjj mededeelt, dé
volgende bijzonderheden te hebben vernomen,
betreffende een tusschen Duitschiand en Oos
tenrijk-Hongarije getroffen schikking omtrent
Polen. Oostenrijk heeft vodgena hem alle aan
spraken op Polen moeten laten varen, als ge
volg van de jongste militaire tegenslagen. Het
plan zou nu zijn om Polen tot een onafhanke-
lijken bufferstaat te maken en tot een konink
rijk, bestaande uit 9 van de 10 vroegere Rus
sische provincies, terwijl de 10de, n.l. de pro
vincie Soewalki, bjj Duitschiand zal worden in
gelijfd. Ook enkele districten van Lithauen
zouden bij het koninkrijk Polen worden getrok
ken. De aanstaande koning zou gekozen worden
uit ©en regeerend Duitsch katholiek vorsten
huis, hetzij nat Saksen, hetzij uit Beieren. Zeer
waarschijnlijk zou de keus vallen op aartshertog
Leopold van Beieren, die thans over een leger-
eorps van het oostelijk front het bevel voert.
Dnitsohland zou tegelijkertijd een militaire
conventie en een bondgenootsohap met het
niouwe koninkrijk sluiten, waardoor het prac-
isc alles in Polen zou te zeggen krijgen.
Satyriek verhaal van Mark Twain.
(Uit het Amerikaanech).
35 --
»Dat is een zonderlinge manier van schilde-
fto; ik heb nooit van zoo iets gehoord, 't Is
weressant."
*Ja, en zoo zijn de kunstenaars ook. 't Zijn
toilijke en oprechte menschen. En de oude zee-
aian is zuiver in de leer en zulk een trouw lezer
van den bijbel, als ge ergens kunt vinden. Ik
«en geen beter en welwillender man dan Salt-
nrarsli, ofschoon hij somtijds wel eens wat vloekt."
«Hij schijnt dus een volkomen man te zijn.
'k zou hem wel eens willen leeren kennnen. Bar
row."
„Daar bestaat veel kans op. Ik geloof, dat ik
2e daar al hoor aankomen. We zullen het ge»-
®prek dadelijk op hunne kunst brengen."
De kunstenaars kwamen en drukten aan het
tweetal hartelijk de hand. De Duitscher was veer-
hg jaren en had een kaal hoofd en een innemend
gezicht en eene eerbiedige houding. Kapitein
baitmarsh was zestig jaren oud, forsch gebouwd,
met gitzwart haar en knevel, en hij had een vaal-
brtiin gezicht en eene gebiedende, vastberaden
houding. Zijn ruwe handen en polsen waren met
allerlei figuren beprikt, en als zijne lippen zich
ontsloten, bleken zijne tanden wit van kleur en
onberispelijk van vorm te zijn. Zijne stem was de
diepe bas van een kerkorgel en zoude een gas
vlam op vijftig ellen afstands in beweging ge
bracht hebben.
„Dat zijn verwonderlijke schilderijen," -zeide
Barrow. „We hebben ze eens bekeken"
„Het is mij zeer aangenaam, dat ze u beval
len, zeide Handel, de Duitscher, „En gij Herr
Tracy, zijt gij er ook mee ingenomen?"
„Ik moet eerlijk bekennen, dat ik nog nooit van
mijn leven zoo iets gezien heb."
„Schön!" riep de Duitscher verheugd uit. „Ge
hoort het, kapitein! Hier is een heer, die ónze
kunst apprecieert."
De kapitein was hierover verrukt en zeide:
„Welnu, mijnheer, wij zijn u dankbaar voor u
compliment, ofschoon zoo iets voor ons niet meer
zoo zeldzaam is, als toen wij nog geene repu
tatie gemaakt hadden."
„Reputatie te krijgen is het moeilijkste in all?
zaken, kapitein."
„Dat is zoo. 't Is niet genoeg, te weten, hoe
een zeil gereefd moet worden,, men moet ook ma
ken, dat men weet, dat men hët weet. Dat is een
reputatie. Een goed woord ter rechter tijd, dat
brengt ons er boven op; en.wee hem, die kwaad
denkt: zooals Jesaja zegi"
„Daar hebt ge bet juist bij het rechte eind,"
zeide Tracy.
„Waar hebt ge ki st toc}l geleerd, kapi
tein?" vroeg Barrovv.
„Ik heb die niet geleerd, t is een aangeboren
iets
Hii is geboren met deze kanonnen in hem. Hij
heeft er geen werk aan, z'Jn genie doet alles, r-aat
hem een penseel in de hand
nemen er komt een kanon voor den dag. Herr
Gott J»u Si klavier kon maken, of als hij
een gitaar kon maken, 5® waschtobbe
kon maken, dat zou ee mtje zqn.
,,'t Is wel jammer, dat zijn kunstvaardigheid
zoo beperkt is
De kapitein werd een beetje bo0s tn zeide;
„Dat zegt ge tereebt, ^J. Tracy 1 Beperkt?
Wel, dat zeg ik ook. K'J ls hier. Deze man,
No. 11, is een huurkoetsj een onberispelijke
huurkoetsier, mag ik. ,i.^^ n' Het ontbreekt
hier in deze schilderij al aan een huurkoets.
Die moest daar staan, waar net kanon staat. Ik
ontga die moeilijkheid door te zeggen, dat het
kanon, om zoo te zeggen, ons handelsmerk is,
dat het bewijst, dat de scnuaenj ons werk is en
dat ik vrees, dat, als1 wn dit weglieten, de men
schen niet met zekerheia zouden weten, dat het
een SaltmarshHandel is gg 20ucij ze]f t
„Maar, kapitein, nu doet ge u zejf onrecht
aan. Iedereen die eenmaal een echte Saltmarsh
Handel heeft gezien kan zich later nooit laten
beetnemen Srijk alle bijwerk weg, maar laat de
kleur en de uitdrukking blijven, en iedereen zal
het nog als zoodanig herkennen zal het nog op
den waren prijs weten te stellen
„O, wat doet het mij goed, zulke uitdrukkin
gen te hoorenriep de Duitscher.
zal nog bij zichzelf zeggen, zooals hii
vroeger al honderdmaal heeft gezegd: de kunst
van Saltmarsh—Handel is eene afzonderlijke
it;7^ nid8 m d€n hemel boven ons en op
aarde, dat daarop gelijkt."
„Herr Gott, nun hóren Sie einmal 1 Nooit van
mijn leven heb ik zulke kostelijke woorden ge
hoord."
„Zoo praatte ik hem de huurkoets uit het
hoofd, Mr. Tracy, en zoo liet hij dit plan varen,
en zeide, dat ik er dan mxar een lijkxoets voor in
de plaats zou stellen want hij js ook koetsier
op een lijkkoets, maar hij wil dit niet weten,
Maar ik kan een lijkkoetst evenmin als een
huurkoets maken, en daar zitten we nu mee. En
't is hetzelfde met vrouwen en zoo. Die willen
een aardig huiselijk tafereeltje."
„Is het dan de stoffeering, die het tot eene gen-
re maakt?"
,,Ja» kanonAof zoo iets, dat er op
moet aangebracht worden om het e/fect te ver
hoogen We zouden n voordeeligen handel met de
vrouwen kunnen drijven, als wij zulke dingen op
den voorgrönd konden plaatsen, want zij geven
geen haar om kanonnen. Aan mij ligt de schuld
vervolgde de kapitein met een zucht. „Handei's
aandeel in de zaak laat niet te wenschen over,
ik zeg u, dat hij een geboren kunstenaar is."
„Hoor dien ouden man nü eens aanl Hii1
spreekt altijd zoo over mij," bracht de Duitscher
in het midden.
„Bekijk zelf u\werk maar/eens! Veertien por
tretten op een rij. En geen eei) daarvan aan de
andere gelijk."
„Nu ge daarvan spreekt, is het zoo, ik had dit
nog niet opgemerkt. Het is zeer merkwaardig
eenig, dunkt mij."
„Dat zou ik ook zeggen. Dat ia het punt,
wat aan Handel eigen is het aanbrengen
va" verscheidenheid. Dat aanbrengen van ver
scheidenheid is een tijdroovend werk negen-
en-veertigste Psalm maar dat doet er niet
toe, 't is eerlijk werk, en het betaalt goed."
„Ja, men moet toestemmen, dat hij in dat
opzicht een meester is; maar ik wil niet
critiseeien zoudt ge niet denken, dat hii we!'
een weinig te veel aan de techniek doet?"
Bij deze opmerking stond er geenerlei uit- -
drukking van het gelaat van den kapitein te:
lezen. Het bleef evenzoo zonder uitdrukking, toen
hij bij zichzelf mompelde: „Techniek technieir
polytechniek pyrotechniek; dat »8 hek
waarschijnlijk vuurwerk te veel kleur."
Toen vervolgde hij overluid:
(Wordt vervolgd.)
I>E ROEMJEENSCfHTE JKJttlJGS-
MAOHT.