r t BINHENLAND ^llehlee iemgzien, mijn arme en dierbare Verdun. In de zesde maand van den afschuweliiken veldslag heb ik het contact willen herstellen met onze dappere strijders, een oogenblik naast hen willen leven, hen bezig zien aan hun heldhaftig werk, uit hun mond hun indrukken, hun overtuiging en hun hoop willen hooren. Zij allen, bevolking, soldaten en chefs, vormen slechts één lichaam, zij allen hebben mij gezegd „Ze zullen Verdun niet hebben!" Evenals op mijn vorige reizen heb ik opnieuw, in lange rijen, de zware vrachtwagens ontmoet, die naar de vuurlinie gaan of er van terugko men; ik heb weer de ploegen oude territorialen [gezien, bezig om de wegen op te hoogen, om ze 'onophoudelijk te herstellen. Ik heb de orde en de discipline bewonderd, die overal heerschen, de toewijding en den em- siigen ijver van die mannen, automobilisten en militaire weg-arbeiders, uitsluitend bezorgd om het beste hun plicht te vervullen, en vroolijk bezig aan hun zwaren arbeid onder de heete zon, in het verstikkende stof. Ik heb de verwoeste dorpen weêrgezien, -de velden bezaaid met graven. Te midden van die beelden van vernieling heeft de burgerbevolking, ouden van dagen, vrouwen en kinderen het werk hervat en is zij reeds bezig de ruïnen weder op te bouwen, alzoo de wonderbare vitaliteit aan- toonende van ons ras, dat geen enkele beproe ving ter neder slaat en dat geen enkele poging ontmoedigt van het oogenblik af aan, dat zijn geweten het zegt, niet te wijken en den eerbied van de wereld te verdienen. Ik ben vrachtwagens tegengekomen, die troe pen uit de loopgraven terugbrachten mannen in hemdsmouwen of met naakt bovenlijf, het ge zicht bedekt met zweet en stof, maar allen vroo lijk, vol vuur, zingende om hun vermoeienis te vergeten. Ik heb den indruk gekregen, dat het moreel van onze dapperen nog beter was dan toen ik ze 't laatst bezocht. Men voelt, dat een chef het bevel voert en dat hij het vertrouwen en de liefde geniet van wie hem gehoorzamen.- Een officier van hoogen rang, na mij voor- loopig op de hoogte te hebben gebracht van den loop der operaties, heeft mij de reden gezegd van zijn vertrouwen en zijn hoop. Zonder twijfel heeft Duitschland geen enkel man van het leger van den Kroonprins afgenomen, en het heeft waarschijnlijk niet de artillerie verminderd, die Verdun bedreigt. Maar het heeft geen versche divisies in den strijd geworpen en het schijnt meer dan vroeger voorzichtig te zijn met het verbruik der munitie. Toen ik mijn wensch uitsprak om mijn pel grimstocht tot het einde te volbrengen, en bin nen de verwoeste muren van Verdun door te dringen, zeide mijn zegsman mij„Ik zal u iets beters voorstellen, U bent nu reeds drie keer overdag Verdun binnengekomen, een nieuw be zoek zou u niets meer kunnen leeren. U zult ;het alleen nog wat erger verwoest vinden, maar ik kan u vannacht tot aan het fort X brengen, daar zult u een indruk krijgen van het ensemble van den veldslag." En wij zijn 's avonds vertrokken langs don kere wegen, waar, met gedoofde lichten, de con- vooien met nieuw proviand circuleeren, een lange processie van schaduwen, die elkander zonder een geluid, zonder een stoot, zonder een weifeling opvolgen. Aan den rand van den weg lost een trein granaten, die snel door een munitie-sectie wor den weggevoerd. Verderop kom ik bagagewagens tegen, vrachtwagens, een batterij zware artille rie, die stelling gaat nemen. Overal om ons heen ontsteekt de hemel in brand van gloed, men zou zeggen een geducht onweer, waarvan de donder rommelt zonder op houden. Thans naderen wij de vuurlinie. De bliksem stralen zijn brusk en duidelijk. Het geweld der knallen en der ontploffingen is dichtbij. En daar sta ik op de hoogte, die het fort domineert. Vóór mij, rechts van mij, links van mij, lichten snelle dwaallichtjes op. Schijnsels loopen over het donkere vlek. Lichtende vuur pijlen stijgen op en werpen een.hard licht over alles. Hier en daar ontploffen vuurballen. Een oorverdoovend lawaai vervult de lucht. In het weifelend licht van dat sombere vuur werk onderscheid ik al de gebieden van het wijde slagveld, dat zich in een halven cirkel uitstrekt van den linkeroever van de Maas tot aan de streek van Vaux Plotseling stijgt aan den horizon een brand op, dooft uit, vlamt weer op en flikkert eenige oogenblikken als een bengaalsch vuur, dat met schokken brandt. „Dat moet een Duitsch munitie-depot zijn dat springt," zegt mijn metgezel En de artillerie-strijd gaat door, verwoed. Geen enkele kreet, geen enkel geluid van geweer vuur, geen enkel geknetter van een machine geweerniets dan de groote stem van het kanon O! zij, die zich den oorlog al bijna geëindigd denken, moeten maar eens, evenals ik, dat onver getelijke en verschrikkelijke schouwspel gaan zien! Dat zij dit veld van slachting en ver schrikking maar eens gaan bekijken, waar de wanhopige krachten van twee naties tegen elkaar aanbotsen." Zij zullen er de scherpe sensatie van mede- nemen van die geduchte poging van vernieling waarheen al de middelen, al de wilsuitingen stormloopen van de volken, die elkaar het hoofd bieden IN DE VERDUN-HEL. De „Rappel" bevatte dezer dagen een brief van een „poilu", een Franschman, die, hoewel voor den dienst afgekeurd, toch als vrijwilliger naar het front wist te komen en aldaar getoond heeft een voortreffelijk en heldhaftig soldaat te zijn. Hij is niet goed te spreken over die schoone kranten-beschrijvingen, die ons den soldaat voor stellen als een grappenmaker, als iemand, die telkens diepzinnige, historische woorden spreekt, en die zijn verschrikkelijke taak lachende vol brengt. En om den burgers een denkbeeld te geven van de realiteit, die heel wat aangrijpender is en die heviger den stoeren aard van den Franschen soldaat, zijn strenge plichtsbetrach ting, zijn onuitputtelijk iiithoudingsvermogen te midden van den ontzettenden jammer, doet be wonderen, beschrijft hij op zeer sobere maar des te ontroerender wijze, het lugubere nachtleven op het front. Wij laten het schrijven, volgens de Vwla'in,g van den Parijschen redacteur van de „Mb. hier volgen De avond valt De soldaten verlaten hun kan- tonnementen. Zij laten hun ransels en dekens achter in een of andere schuur. Zij zijn zwaar beladen: levensmiddelen voor drie of vier dagen, water, koffie en wijn. op zijn minst tweehonderd patronen, handgranaten, vuurpijlen, zakken. De troep gaat dwars door de velden, steekt wegen over. Zij komt voorbij het zware geschut. De mannen stoppen hun ooren dicht, de lucht davert, de aarde trilt. Verder vooruit zijn de batterijen van 76 opgestapeld. Men loopt hard om niet door die harde knallen verdoofd te wor den. Een verbindingsloopgraaf. Zij is omgewoeld door de vijandelijke obussen. Maar men gaat er in, want zij geeft toch eenige beschutting. Men loopt nu sneller. Enkele zwakkeren klagen. De weg is lang. Ten slotte komt men bij. een punt, waar de loopgraaf verdwijnt in een reeks kuilen Daar wachten de wegwijzers van den troep, die afgelost wordt. „Stilte!" wordt er bevolen. Men volgt hen. Nog twee kilometer gaans tot aan de eerste linie. Wanneer ge boven op dien rand zijt, hebt ge nog 800 meters hard te loopen. Bij eiken vuur pijl werpt ge je ter aarde. Dat is de gevaarlijke zone. Ge zult daar enkele kameraden dood of gewond achter moeten laten. Maar ge moet er doorheenBegrepent? Wij zijn op den rand. De kogels fluiten ons over het hoofd, wij liggen pint op den grond, die door de obussen omgeploegd is. De offi cieren deelen de laatste bevelen uit. Gereed, jongens? Een ieder voor zichzelf. Volgt mij echter, zooveel mogelijWij die ver dwalen, moeten vóór het aanbreken van den dag present zijn Vooruit. In looppas! Maar neen. Nog niet. Hebben zij ons gehoord! Of weten zij, dat de aflossing plaats heeft Een' spervuur breekt los. De mannen kruipen in de kuilen. Hier en daar kreten en gekerm Wacht nog zeggen de wegwijzers, blijft lig gen. Wanneer het vuren ophoudt; dan snel voor uit. Voor eenige minuten zullen zij ons met rust laten. - En overal in het rond slaan obussen van 77, 88 105, 150 en 210 in en ontploffen. Het vuren verzwakt. Wij rennen vooruit in den donkeren nacht. Er wordt niet gelachen. Ik verzeker het u Er wordt niets gezegd Weer val len er gewonden en dooden. Vooruit! Vooruit! Op den grondGauw! Een vuurpijlDe mitrail- leuse-kogels fluiten. De vuurpijl is gedoofd. Snel, snel. Loopt wat je kunt! En wij rennen weer verder. Nu zijn de man nen verspreid over de vlakte. Zij storten zich tel kens in een kuil, zij wankelen, zij vallen, zij ver wonden zich. Werkelijk, waarde collega, er wordt niet gelachen! Eindelijk komen wij bij de voorste linies Hij gend, bedekt met zweet en stof, springen de man nen in de kuilen, vlak bij degenen, welke zij komen aflossen. Op eenige meters afstand moeten ook in kui len, de Duitschers zitten. Het is 'moeilijk om precies te zeggen waar. Overal zijn kuilen, even als wij, zitten zij ook, met hun vieren, vijven in de trechters gedoken. Degenen, die wij afgelost hebben, rennen terug naar het ravijn, waar zij eenige beschutting vinden tegen de vijandelijke projec tielen. Zij zullen ook enkele makkers verliezen, dooden en gewonden Overdag wordt er in de voorste linie niet ge werkt. De mannen wachten den nacht af. Zij wachten tot de vijand uit zijn kuilen te voor schijn komt. Dan grijpen zij hun wapens en schieten. Ieder graaft voor zich een gat.'Men waakt. De nachten zijn lang. Nauwelijks tien woorden worden er gewisseld heel zacht. Wan neer worden wij afgelost? Vandaag? Of mor gen? •Wegwijzers, \oopers, die alleen des nachts aankomen, brengen bevelen. De hospitaal-solda ten kruipen over le aarde, halen de gewonden we£\. Wij ondergaan een gestadig bombardement. Enkele kuilen storten inmannen worden levend begraven. De overgeblevenen kruipen dichter bij elkander. Het wachtwoord isstand houden, geen voetbreed wijken. En ,wij houden stand De zenuwspanning is zoo hevig, dat niemand aan slapen denkt, zelfs niet gedurende de oogenblik ken van kalmte. Wij hebben het koud, wij heb ben het warm, wij zijn koortsig. Wij zijn bedekt met aarde. Telkens worden Wij overgoten met steenen en aardkluiten, door de granaten, die vlakbij ontploffen. En voortdurend, die verschrik kelijke stank Soms is er alarm. De een of ander meent ge rucht te hooren m een vijandigen kuil. Men staat gereed met iisndgrsnaten. Maar er gebeurt niets Een andermaal zien wij duidelijk een gedaante op de vlakte vóór ons. Zij komt nader verdwijnt in een gat, verschijnt weer. Het is een Duitscher! Hij schijnt naar ons toe te komen v ~,^ilte, mompelt de officier.' De Duitscher Hl] struikelt Wij grij- Ëel - Z'Jt» arm,eIn' zijn boenen, zijn iT deni Het is een Duitscher die water of levensmiddelen was gaan-halen voo^ zijn makkers en die verdwaald is in den don keren nacht. Men kan in de duisternis een Fran schen kuil niet onderscheiden van een Duitschen De gevangene wordt naar den commandant ge- voerd, die ook in een kuil zit. Vóór het aanbreken daJï> leidt men hem naar de kantonne- ^5", ok zoo'n avontuur wekt onze lachlust slechte voor enkele seconden. Een zeer korie ont- ™ii! wiimoeten oplettend waken, welijke stank maar door' die afschu" OP HET SLAGVELD VERDWAALD. De „Daily Mail" geeft de volgende "beschrij ving van een soldaat, die 's nachts op hef slagveld verdwaalde: "r-en aardbeving had de geheele landstreek- graf aehr*1 .^rl den £rond gaapten donkere, tot in zifn\leplée d- df geheele-aarde8ch'een Kleine ^oode bakstenen 2^ te gruis geslagen; de machinerie vanWind molen hing boven een ledige ruimte en vorm- looze muren stonden gescheurd en doorboord in de lucht te trillen, gereed om by het eerste windstootje ineen te storten. t Overal waar er kuilen waren in den grond, wa'en vormlooze hoopen wit krijt omhoog ge- vAllt-611 6Q naast e®n daarvan lag een batterij a nonnen in een on ontwarbaren, rommel aooreen. De roestige stalen snuiten der kanon- nen gen er uit grotesk en verwrongen; de vernielde gedekte schuilplaats, waarin de ka nonniers eens geWd hadden> e]Jen(Je zand zaker6n balk ^scheurden Overal in het rond lagen er lijken in de m<riW houdingen en onbedekt. et laatste peleton van het bataillon mar- o eer e m oen enkel gelid langs de doode lichamen en ging de eerste loopgravenrij in, waar het regiment, dat die verdedigd had, met de velerlei noodzakelijke werkzaamheden bezig was. De nacht was zeer stil; die onheilspel lende stilte, die dikwijls een slag vooraf gaat of er op volgt maakte de wereld stom. In die stilte waren de glanzende lichtpijlen slechts een dwaze bespotting. De infanterist Trone volgde zijn kameraden. Zfj waren nu uit het gezicht geraakt, maar hij wist dat hij ze in een paar'minuten zou inhalen. Maar Trone had zich misrekend. Vijf minuten later stond hij alleen in een 'verlaten loop graaf en begreep hij, dat het tijd was om terug te gaan. „Wel, voor den donder," zei hij; en even later: „Ik ben ook verdwaald!" Hij begreep in hoe moeilijke positie hij zich bevond en voelde zich onaangenaam te moede. „Waar ben ik nu?" vroeg hij zich af. „Wiens lichtpijlen zijn dat, van ons of van hen?.... Waar is onze linie?" Hij keek naar een lijk, dat daar dicht bjj hem lag en sidderde. Toen schouderde hij zijn geweer en ging naar rechts de loopgraaf naast hem in. „Dat klopt!" mompelde hij, toen hij een ge vallen dekbalk van een ingestorte schuilplaats zag. „Hier ben ik een minuut geleden langs gekomen.maar dat niet!" Hij maakt zich onhandig los int de groep slap neerliggende lijken, waarin hij gestrom peld was en keerde snel terug naar het kruis punt, waar de donkere loopgraven den weg wezen naar onbekende mysteries. Trone leunde vermoeid tegen den muur en dacht over aller lei dingen na. „Als ik over dep rand klim, wat gebeurt er dan vroeg hij zich af. „Dan kom ik misschien in een Duitsehe patrouille terecht of in een van onszelf en dan schieten ze me .natuurlijk dadelijk neer zoodra ze me zien. Als ik die loop graaf doorga kom ik misschien in de Duitsehe linie terecht. Dat gaat dus- ook niet. Ik zat als een rat in de val... maar ik moet er uit... Maar hoe?" Bij die vraag bemerkte hij een zonderling gevoel in het binnenste van zijn lichaam en dat gevoel was angst. Hij mompelde allerlei dingen in zichzelf met een dof brommend geluid.... Vervolgens klom hij zonder aan de gevaren te denken die hem dreigde; over de borstwering en liep over het open veld, terwijl hij zijn geweer meenam. Het eerste wat zijn aandacht trok was een man die "voorover op den. grond lag. Hp zou erop hebben kunnen zweren, dat de man be woog en een geweer op hem richtte. Trone ging overeind staan en schoot tweemaal op hem, tot hij ontdekte dat hij een ljjk met kogels door boorde Toen ging hij vlak op den grond liggen om het machinegeweervuur dat op zijn schoten volgde té ontwijken en wachtte tot dat opge houden had. Een eindje van Trone af lag een doode sol daat in een houding alsof het een daar neer gesmeten ledige zak was. Het machinegeweer ovejeind, keek in het rond en luisterde scherp. Ergens diehtby kon hij het geluid van hamer» en van spaden hooren en hp maakte daaruit op, dat er een groepje soldaten aan grondwerk bezig was. Het was onmogelijk uit te maken tot welke partij zij behoorden. Het konden Duit schers zijn. De loopgravenreeksen waren daar zeer ver-, ward en saillanten staken hier en daar als vo gelbekken naar voren en op sommige plaatsen liep de borstwering terug tot op een 500 meters afstand van de tegenoverliggende. Nooit heeft iemand zich zoo verlaten gevoeld als die arme, met modder bedekte infanterist Trone op dat oogenblik. En de nacht was vol geheimzinnig gefluister, geluid, gekraak en geritsel- Geesten leken over de woeste aarde te zweven de lucht leek vel zonderlinge wezens. De voorwerpen in de onmiddellijke nabijheid namen vreemde, groteske gedaanten aan, vol komen in overeenstemming -m0t de ffroteske fantaisiè van den oorlog. Plotseling meende Trone erg en» dichtbij hem de seherpe-klik van een geweer grendel to hoo ren. Ilij keek oni en rende terug naar de loop graaf, waar hij pas uitgekomen was. ITet leek nu een heelen afstand, dien hij moest afleggen en hij liet zich over de borstwering rollen en kwam boven op iets zachts terecht, dat plotse ling de bekende vloeken begon uit te stoofen. „Wat héb ik. npu an de handWat mot dat hé.Ben ie keelemaa.1 §chreeuwde een ruw uit zijn slaap gewekte sol daat, dio uit de modder opstond. Toen volgde er ophelderingen en tien minuten later was Trone terug bij zijn bataillon. KINDERARBEID ik oorlogstijd. Fransche bladen doen soms aardige en alles behalve geloofwaardige verhalen van 1 lausche kinderen, die zich in een of ander bedrijf' ver dienstelijk maken nu vader in den oorlog is. Zoo vertelt de „Matin" van het gezin van den hak ker van Croneels, bij Troyes-Gérard. De hakker moest natuurlijk dienen;-de vrouw hierf achter met drie kinderen, een jongen vaD vpftien, een meisje van negen en een klein kindje van twee- en-een-half jaar. - J>o moeder en de zoon hebben toen het werk in de bakkerij op zich genomen; daarvoor staan lederen nacht om één uur op- En wie zou het rood rondbrengen naar de dory-en St. André, Rosirea en Viélaines? De moeder spande het TOor den wagen, laadde het met zware brood en en, het dochtertje van negen jaar klom op den bok en nam de teugels. Naast deze koet- •16r m t&* k,eine kind van twèe-en-een-half jaar Iemand moest er toch op passen. Het oudste dochtertje, Céline, is nu elf jaar geweest, de^ kleine Marie-Thérêse is vier jaar oud. Noch 's winters, noch zomers hebben de kinderen één morgen verzuimd. VERHEUGENDE .VERSCHIJNSELEN. [Weliswaar wordt er hier. en daar. jiog. veel geleden onder den toestand van ge heele of gedeeltelijke werkloosheid, maar er zijn verschijnselen, aldus doet „Het Kath. Volk" opmerken welke erop wijzen, dat onze Nederlandsche industrie over het: al gemeen een goeden tijd doormaakt en dat de toekomst nog meer vooruitgang zal bren gen. Volgens den Ned. Aannemersbond werd in de eerste helft van dit jaar voor 14.6 millioen gulden voor particulieren gebouwd en niet minder dan 30 pCt. van dat be drag werd besteed aan nieuwbouw, verbouw en bijbouw van fabrieken. Dit wijst stellig op vooruitgang in menig bedrijf. Ook het bouwbedrijf in 't algemeen stond er goed voor: het totale bedrag der aan bestedingen wij ontleenen deze gegevens aan „Handelsbelangen," maakte in het al'geloopen halfjaar ruim 26 millioen gulden uit, wat niet alleen bijna 50 pCt. meer is dan in het eerste halfjaar 1915, maar zelfs nog ruim 2.3 millioen meer dan in de eerste zes vredesmaanden van 1914. Natuurlijk is er meer uitgegeven voor materialen en loo- nen, maar de cijfers wijzen toch wel uit, dat er druk geb'odwd is. In verschillende andere bedrijven, ook in land- en tuinbouw, was er eveneens groote drukte. Dit geldt vooral voor de metaal nijverheid .en speciaal voor de machine-fa- bricage. Op dit laatste vestigen wij de volle aandacht; want buitengewone aanmaak van machines wijst op drukte in vele andere fabrieken. Natuurlijk moet hier ook weer rekening gehouden worden met verminder den aanvoer uit het buitenland, maar zelfs dat in aanmerking genomen, is d§ drukte in onze machinefabrieken opmerkelijk. Welsprekend zijn ook de cijfers omtreftt het verkeerswezen. Alle spoorwegmaat schappijen hadden hoogere inkomsten clan in gewone tijden en het tramverkeer be reikte hut enorme cijfer van 60.295.000 in het verloopen halfjaar, ruim 11 millioen meer dan in het eerste halfjaar 1914. Verder verdient de aandacht, dat er 4306 geïnterneerde buitenlandsche militairen in de Nederlandsche nijverheid werden te werk gesteld, wegens gebrek aan andere werk krachten. Het index-cijfer der werkloos heid, dat in 1915 tot 12 steeg, daalde in Juni j.l. tot 4.4 en, de diamantbewerkers niet medegerekend, zelfs tot 1.9. Het aantal on gevallen-aangifte in de industrie overtrof jn drie der zes maanden van dit jaar het aantal van 1914 en was geregeld belangrijk'hoocer dan in 1915. De bedragen der ingeiegde gelden op de Rijkspostspaarbank stonden in Juni van dit jaar boven die van Juni 1914, en de op brengst der posterijen is zelfs met een mil lioen gestegen in het nu verloopen half jaar, vergeleken met de eerste 6 maanden van 1915. Dit zijn verheugende verschijnselen, welke alle bewijzen, dat de economische toestand des lands over het algemeen gunstig is. Trouwens dit is ook bewezen door den bui tengewonen groei der vakorganisatie, welke die van' 1915 belangrijk overtrof. Laten wij hopen, dat dit zoo voort mag gaan en dat er geen plotselinge teruggang komt, wegens gebrek aan materialen. ONS GOED EEGHT VAN VELJE VISCHVANGST. De „Maasbode" stelt in 't licht, dat 't con tract, dat is gesloten tusschen de Britsche regee ring en de Reedersvereeniging, in zich houdt de erkenning van ons goed recht van vrije visch- vangst in de Noordzee. Ze schrijft o. m. Reeds van den beginne af, toen onze haring schepen in Juli naar Engeland werden opge bracht, wees het feit, dat de Britsche regeering zich niet. van schadeloosstelling aan de respec tieve reederijen afkeerig toonde, uit, dat Enge land zich bewust was een machtshandeling, doch geen rechtshandeling te stellen. Immers was En geland ooit van zijn recht in zake de opbrenging onzer haringschepen doordrongen geweest, °dan ware nooit aanstonds van schadeloosstelling gesproken. Nochtans stonden we van den anderen kant voor het feit, dat sir Robert Cecil tegenover den Londenschen correspondent van het Handel* haring- Vfr> r> J.n de Noordzee gevangen harde»'-wpk r-PU-tschland bestemde contra- harir.Vchri ,mtlaim£ de opbrenging onzer te kwalificeeren 601 rechtshandelin« bedoelde Wanneer we echter een oogenblik stil staan dij hetgeen de pers tot op heden gepubliceerd heeft omtrent de tusschen Engeland en de Ree dersvereeniging gevoerde onderhandelingen en bij de bekend geworden punten van de tusschen beide partijen afgesloten overeenkomst, dan wordt het duidelijk, dat Engeland,-bewust van het onrechtmatige zijner machtshandeling, ten slotte geretireerd heeft en recht boven macht heeft doen gelden. Ons wil het hierbij voorkomen, dat Engeland tot dezen terugtocht moet hebben besloten mede tengevolge van het destijds door minister Lou don uitgebrachte protest tegen Engeland's wijze van zien om de door onze visschers in de Noordzee gevangen visch tijdens het vervoer naar Nederland als contrabande te beschouwen. Meer wellicht ten gevolge van dit protest, dan ten gevolge van de met de Reedersvereeniging gevoerde onderhandelingen, al hebben deze na tuurlijk het hare tot den terugtocht bijgedragen. Daarna haalt ze eenige bepalingen uit het contract aan, -om dan te vervolgen: Wanneer we ten slotte uit het contract nog vernemen, dat 20 pet. der haring naar Duitsch land mag geëxporteerd worden, en we beden ken dat Robert Cecil den maatregel van opbren ging der schepen eens verdedigde met verwijzing naar het doel „om den invoer van visch in Duitschland te beletten," dan komt het ons voor, dat de terugtocht van Engeland een dui delijke erkenning is van ons goed recht der vrije vangst op de Noordzee. Men kan weliswaar opmerken, dat de terug tocht niet volledig geschied is. Immers het con tract is door Engeland afgedwongen, want het zou uit eigen beweging niet aldus zijn aan gegaan, en Engeland kan het eenzijdig op zeggen. Daartegenover staat, dat Engeland en Schotland als tegenpraestatie voor deze gebon denheid der Reedersvereeniging, de voor de vis- scherij benoodigde artikelen, welke gewoonlijk uit die landen betrokken worden, leveren zullen. Eindelijk moge ook de schadeloosstelling „be^ vredigend" zijn. maar niet ten volle het door' de onrechtmatige ophouding geleden verlies goed maken, tnen bedenke, dat een stap terug- waarts, In casu door Engeland, steeds moeilijk te zetten is, en vooral, dat de oorlog aan oorlog voerende partijen het wezen van „recht" zoo moeilijk in volkomen hélder licht kan doen zien. Ons doet echter in een tijd van rechtsverkrach ting elke schrede in de richting naar herstel van verkracht recht reeds wel aan. EEN NIEUWE VERBINDINGSWEG NAAR 'DE STREEK. Een commissie is benoemd bestaande^ uïiS de burgemeesters der dorpen Andijk, Groo tebroek en Bovenkarspel en de lieeren J„ Tensch en S. Gpoot, leden der Prov. Sta ten, benevens 3 bestuursleden van de ver- eeniging Vooruitgang, te Andijk, om te jio- men tot een verbindingsweg van .Wervers- hoofd en Andijk naar de Streek. Mochten de plannen tot verwezenlijking komen, dan zal een groot werk in den polder verricht worden. Ook het waterschap Drecliterland zal langs den Noorderdijk te Andijk een rijweg aanleggen, waar-voor een honderdtal woningen moeten worden onteigend. Een gecompliceerd brandje. In den Stads schouwburg te Amsterdam is, tijdens de feest- voorstelling ter gelegenheid van den verjaardag van II. •m. de Koningin, een begin van brand ontstaan, echter zonder dat de bezoekers der voorstelling er iets van bemerkt hebben. Trou wens bet brandje „woedde" ver van de zaal, n.l. in de portierswoning aan de zijde der Mar- nixstraat. Tegen den gevel van den schouwbu/rg, ia aaD de zijde der Marnixstraat een schakelkast dei gemeentetram geplaatst. Daarin ontstond kort- sluiting. Het gevolg was, dat de naburige transformator van de eleetrische geleiding in den Stadsschouwburg buiten dienst raakte; daardoor kwam een stroom van te groote sterk te in die geleiding. In de woning van den por tier van den Stadsschouwburg hangt een kroon, die zoowel yoor electrisch licht als voor gas» dient. Door den t$ sterken stroom ontstond kort sluiting in de eleetrische geleiding en begon de ijzeren gasleiding te smelten. Het gas stroomde uit en vatte vlam ten gevolge van dé kortsluiting, waardoor de zoldering bescha digd werd. Gloeiende metaaldeelen van de gas leiding vielen op een paar dekens in de por tierswoning, waardoor deze beschadigd werden. Met een natten dweil werd het gat in de gas leiding gedicht en daarop wérd de meter afge draaid. Daarmede behoorde dit geconjpliceerdé brandje tot het verleden. De brandweer waarschuwde "de Gepieente Electriciteitswerken, en tram en de gasfabriek. De ingenieurs van die diensten stelden een onderzoek in. Het deel van de verlichting van den 'Stadsschouwburg, dat op bedoelden trans formator was gesteld, werd onmiddellijk over gezet op de accumulatorenbatterijen, in den schouwburg aanwezig. Het publiek in de zaal bleef daardoor onkundig van het brandje. Een doodeljjk oqgeval. Uit Eindhoven meldt men ons: De eerste reserve-luitenant deï cavalerie P. de Weyer is gisternacht met zijn motorrijwiel onder St. Oederode tegen een boonï gereden. Gistermorgen is zijn lijk aan den weg gevonden. EEN BRUTALE ROO*. De heer J. J. v. B. schrijft aan de Nieuwe G'ks Ook onder de vogels is meestal de verwoeds-W strijd die, welke tusschen de individuen van dezelfde soort onderling gevoerd wordt. Een gevecht tusschen roofvogel en prooi daaren tegen is gewoonlijk reeds van te voren beslist. Of de aangevallene ontvlucht, of zij wordt vrij zeker afgemaakt. In 't laatste geval ia de strijd gewoonlijk niet van 'langen duur, daarvoor zijn van zelfsprekend de wapenen te ongelijk. Wel lezen wij dikwijls beschrijvingen van geweldi gen strijd op leven en dood tusschen een roef- dier en zijn slachtoffer, maar zulks behoort toch meestal tot de zeldzaamheden. En dat moet wel. Immers, indien een diefj soort steeds zoozeer met gevaar voor eigen leven zich haar voedsel moest verschaffen, zon zij spoedig uitgeroeid zijn, en dit des te spoedi ger naarmate haar verhoudingskans om als overwinnaar uit- het strijdperk te treden, on gunstiger zou zijn. Doch een enkele maal kan den roover het vuur toch wel eens zéér na aan de schenen gelegd voorden en wordt hij zelfs wel eens gedwongen af te deinzen. Vooral kan 't hem heel lastig gemaakt wor den, indien verscheidene zwakke tegenstanders elkaar te hulp komen, hetgeen ook in de vogeJ- wereld wel voorkomt. Een klein voorval, dat van 't voorjaar plaats greep, moge hier mede tot bewijs strekken. Een groote, zwarte kraai had het voorzien op enkele juist het nest ontvloden jong» spreeuwen en was daartoe neergestreken op een tak van een hoogen boom in de nabijheid van het spreeuwenhroed, om eerst eens andera zou zij waarachtig geen kraai geweest zijn de plaats van handeling, te verkennen. Op hef angstgeroep van jongen en ouders, was inmid dels reeds een geheele troep spreeuwen luid krijschend aan komen zetten. Door het lawaai naderbij gelokt, kon neï juist nog waarnemen, hoe de kraai eensklaps tot den aanval overging. Ondanks het geweldig spektakel en dreigend gefladder onmiddellijk om haar heen, wist zij een jeugdig exemplaar te bemachtigen en vloog er mee weg, luii schreeuwend uitgeleide gedaan door de w®ew dende spreeuwenbende. Ja, brutaal als een kraai eenmaal is, kwam aft zelfs, belust op nieuwe prooi, na eenigen tijÜ terug. Maar ditmaal had ze buiten den waai3 gerekend. £ij had nu een bestrijder meer gek ré» gen, welke haar terngkomst voorzien had, ea met een schot hagel een flinke streep door haar rekening haailde. Dank zij een overhaasten aïi tocht, kwam zij er ditmaal nog ongedeeld aï, doch was tevens zoo verstandig zich vooreer»?! niet meer in de nabijheid te laten zien- Kield geleidelijk op. en do jongen kwam weer

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 10