HECHE IUIL tlllUT
t-
Dl SRHEN 111 KM
RIJWIELBANDEN
Grondwetsherziening.
Goedkoopst Adres
H. J. v. d. KEER,
Schagchelstraat 7-9 liij ie taps.
EE OGRLBG
FEUILLETON
TKÏ T«»Wg kwam
'Maandag 4 Sept.
Tweede blad
i betalende abonnês op dl! Blad, die
jln het bezit zijn vaneene Verzekeringspolis,
volgens de bepalingen op de polissen
gemeld, tegen ongelukken verzekerd voor:
4000 bil levensl. ongeschiktheid tot werken
000 bij overlijctan
30® bij veriies van een hand ol voet
150 bij verlies van een oog
100 bij verlies van een duim
75 bij breuk van een arm of been
00 bij verlies van een wijsvinger
25 bij verlies van een anderen vinger
Oe uitkeering dezer bedragen wordt gega
randeerd door de „Hollandsche Algemeens
Verzekeringsbank" te Schiedam.
De vóór 1 October 1911 uitgegeven polissOff
'tin niet geldig.
Verschenen is de Memorie van Antwoord op
het V.V. der Tweede Kamer inzake het W. O. tot
Grondwetsherziening.
Het kiesrechtvraagstuk enz.
Het le deel er van handelt over de regeling
van het kiesrechtvraagstuk en wat daarmede ver
band houdt.
De Minister van Binnenlandsche Zaken zegt
daarin den aandrang om andere onderwerpen
dan het kiesrecht- en onderwijsvraagstuk in deze
herziening te betrekken, te moeten weerstaan,
omdat hij alleen in beperking kans van slagen
ziet. Een uitzondering maakt hij voor de herzie
ning van art. 89. Hij erkent dat de bepalingen
van dat artikel verouderd zijn en dat nieuwe
regeling, nu het kiesrechtvraagstuk aan de orde
18 We' gemotiveerd is.
Hij doet verder opmerken, dat de Regeering
door harerzijds ook een voorstel tot herziening
,van art. 192 aanhangig te maken, zij verder is
gegaan, dan zij in 1913 meende in uitzicht te
mogen stellen.
De Minister verwacht nu ook, zonder in het
'minst te zinspelen op eenige door de rechterzijde
aangegane verbintenis en de geheele vrijheid der
rechterzijde erkennende, op grond van het in
1913 gehouden politiek debatdat deze bereid
zal zijn de consiliante houding der Regeering
met een even consiliante houding in het kies
rechtvraagstuk 4e beantwoorden. Hij -meent daar
op te mogen vertrouwen, omdat blijkens verkla
ring van meer dan een lid der rechterzijde, de
uitbreiding van het kiesrecht voor hen niet is een
zaak van recht, maar van opportuniteit.
De Minister verdedigt daarna de stelling dat
'het toekennen vair algemeen kiesrecht aan de
mannen in overeenstemming is met de uitspraak
der kiezers en gaat na welke argumenten pleitten
voor de toekenning van vrouwenkiesrecht. Daar
aan echter vóegt hij toe, dat naar zijne meening,
.al die argumenten niet voldoende .zijn m thans
reeds alle vrouwen tot het kiesrecht ie roepen,
maar dat zij, z. i. wel ten volle wettigen, dat aan
den gewonen wetgever worde overgelaten tol in
voering van het kiesrecht over te gaan; voor
zoover de maatschappelijke toestanden dat zul
len rechtvaardigen.
Daarbij vergete men niet aldus ae Min.
dat handhaving van den Grondwettelijken slag
boom zal leiden tot nieuwen aandrang tot
grondwetsherziening. Zou echter de Grondwet
niet in waarde verliezen indien zij niet door de
groote meerderheid van het volk als onaantast
bare grondslag van onze Staatsinrichting en van
onze Staatskundige rechten werd aanvaard?
Ten slotte zet de Minister er uiteen dat de
vraag ook een politieke beteekenis heeft, tiet ie
een feit dat de toekenning van het vrouwenkies
recht bij een groot deel althans der rechtsche
Staatspartijen weinig instemming vindt. Maar
het is evenzeer een feit dat bij de sterkte dei-
politieke partijen in ons land aan een grond
wetsherziening zonder eenige concessie over en
weer niet ie denken valt. Ook dit i3 een reden
waarom van invoering van het vrouwenkiesrecht,
zelfs van een partiëele of na een zekeren ter
mijn in werking tredende regeling, behoort te
worden afgezien.
Toekennning van het passieve kiesrecht der
Vrouw is door den Minister beschouwd als een
weinig ingrijpende hervorming, die gelijk terecht
m het Voorioopig Verslag word opgemerkt, het
leven der vrouw in het algemeen niet raakt. Voor
een toevloed van-vrouwen in onze vertegenwoor
digende vergadering behoeft stellig niet te wor-
den gevreesd. Anderzijds echter is het in het
;tmeen belang dat vrouwen die door haren
.aatseliappelijken arbeid op den voorgrond tra
den, zoozeer dat zij boven andere candidaten
worden gekozen, niet wegens hare sexe worden
uitgesloten.
Wat aangaat de uitsluitingen, handhaaft de
Min. de vervalling-verklaring van de door hem
voorgestelde, Hij neemt verder alsnog als uit-
sluitingsgrond op: de ontzetting uit de ouder
lijke macht.
In den breede verdedigt de minister de even
redige vertegenwoordiging en 't stelsel dat dooi
de Regeering is uitgekozen. Hij stelt o. a. In 't
licht, dat wat aangaat de wijze van stemmen en
vap het vaststellen van den uitslag het voorstel
zeer tot de techniek van de Belgische wet nadert
en verder, dat die leden, die in het V. V. verde
digden een stelsel waarin de overdracht van de
stemmen, die een candidaat boven het kies-quo-
tient heeft verkregen geregeld wordt niet naar
de volgorde van de lijst, maar naar het aantal
stemmen dat de overige candidaten li ebben ver
kregen, zoodat telkens voorgaat de candidaat die
het grootste aantal stemmen op zich heeft ver-
eenigd, voorbijzien dat dan de stemmen-over-
dracht elke beteekenis zou missen en zulk stelsel
eenvoudig zou neerkomen op de verkiezing van
de candidaten; die de meeste stemmen hebben
gekregen, maar dat stelsel werkt gebrekkig.
De zeer populaire candidaten der a zou
den veel meer stemmen trekken dan voo. hun ver.
kiezing noodig is. Op de minder bekende candi
daten zouden slechts betrekkelijk weinig stemmen
worden uitgebracht, ze dat tusschen hen ver
schillen van eenige weinige stemmen den door
slag zouden, gaan geven en ook de gekozene zijn
verkiezing zou danken aan een luttel aantal
stemmen. Jn zoodanigen uitslag openbaart zich
nóch de wil der kiezers, nóch die der partij.
De Minister concludeert dat het voorgedragen
stelsel afdoende de decentralisatie waarborgt en
daarmede uit den aard der zaak tevens het locaal
verband tnsschen gekozenen en kieskring Het
verdient z. i. ook in dit opzicht de voorkeur
boven een, indeeling in kiesdistricten in den-
eigenlijken ri-n des woords.
Na overneming van het ten deze in het Voor
ioopig Verslag aangevoerde en na de met de
Commissie van Rapporteurs gevoerde bespreking,
vindt de Minister vrijheid alsnog tot invoering
van sternplicht het initiatief te nemen. Misschien
is de laatste alinea van art. 80 gewijzigd en is
onaerdc additioneele artikelen een aan het slot
der Memorie toegelicht aanvullingsvcorstel in
dezen geest opgenomen.
Daarentegen kan de Regeering niet meewerken
tot invoering van het meervoudig kiesrecht. Wel
ke criteria men daarvoor ook zou kiezen, men
zou weer vervallen in een stel van willekeurige
bepalingen, als thans juist staan verlaten te
worden.
De Regeering blijft van oordeel dat bij deze
electorale hervorming van eene wijziging van
de Staatsrechtelijke positie der Eerste Kamer
geen sprake mag zijn. De invoering van een één
kamerstelsel ligt buiten hef terrein der politieke
mogelijkheden. Ook de wensch van sommige
leden om de leden der Eerste Kamer te doei
verkiezen door dezelfde kiezers die de leden der
Tweede Kamer benoemen hun zittingsduur gelijk
te stellen met dien der leden van de Tweede
Kamer en alle leden der Eerste Kamer tegelijk
te doen aftreden, moet onvervuld blijven.
Ook aigezien van principiëele overwegingen
zou de gewensebte hervorming bij de tegenwoor
dige politieke constallatie niet voor verwezenlij
king vatbaar zijn. Dat de verruiming van de
verkiesbaarheid zal leiden tot een vergroofing-
van den politieken invloed der Eerste Kamer,
vreest de Regeering niet.
Na deze meer algemeene beschouwingen treedt
de Minister daarna in de bij de artikelen gedane
opmerkingen. Meerendeels gelden dit qiiaesties
van redactie. Wat aangaat meer principiëele
aangelegenheden teekenen wij aan, dat de Regee
ring van meening is, dat er geen voldoende
aanleiding bestaat thans eene wijziging voor de
stellen en het standpunt door den Grondwetgever
ingenomen tegenover kiesbe voegde militairen en
dat de Minister zich geenszins kan vereenigen
met de gedachte om den gewonen wetgever vrij
heid te laten het getal Kamerleden te vermeer
deren.
En, verder, dat de Regeering nader te rade
is gegaan, dat de schadeloosstelling voor de
leden der Tweede Kamer en de vergoeding voor
reis- en verblijfkosten wijziging behoeft. "Over
eenkomstig de op initiatief van het vorig Kabi
net aanhangig gemaakte voorstellen, wordt thans
een schadeloosstelling van 300 's jaars voor
gedragen en een betere vergoeding voor reiskos
ten. Mede is overgenomen het denkbeeld om den
afgetreden leden pensioen le verzekeren,'maar
het mag wenscheiijk heeten de grondslagen
daarvan in de grondwet zelve vast te leggen.
Voorgesteld wordt het betrekkelijk artikel' (89)
te lezen: J
„De leden ontvangen voor het bijwonen van de
vergaderingen der Kamer of van hare oommis
siën, vergoeding van reiskosten volgens regels
door de wet te stellen.
„Als verdere schadeloosstelling wordt hun toe
gelegd eene som van 3000 's jaars, benevens
na hunne aftreding indien en zoolang deze niet
met een herkiezing gevolgd wordt, een bed ran
van t 100 's jaars voor elk vol zittingsjaar
dat zij lid der Kamer waren tot een maximum
van f 3(K)0.
„De in het vorig lid bedoelde schadeloosstel
ling wordt niet genoten door de léden die het
ambt van Minister bekleeden, noch ook, voor den
tijd der zitting door hen die gedurende de ge
heele zitting afwezig bleven."
Dan zegt de Regeering geheel in te stemmen
met de leden, die geen voldoende reden zagen
om het Kamerlidmaatschap onvereenigbaar te
verklaren met het ministerschap.
De endervrüs bevrediging.
In de tweede plaats komt de Minister op de
opmerkingen gedaan ter zake van het W. O tot
wijziging van art. 192 der G. W. (het onder-
wijs-artikel.)
De Minister geeft daarin als zijne meening te
kennen, dat bij eene onveranderde handhaving
van riet üfond wetsartikel de schoolstrijd wordt
bestendigddoch bij aanneming van het Regee-
ringsvoorstel beëindigd
Verschillende bezwaren tegen de voorgestelde
regeling vinden hun grond in eene, naar de
meening van den Minister van Binnenl. Zaken,
onjuiste tegenstelling van 0penbaar en bijzonder
onderwijs. De opvoeding der kinderen is, betoogt
de Minister, in de eerste plaats de taak der
ouders. Dc Overheid, het onderwijs ter hand ne
mend, verschaft den ouders bijstand om him
eigen taak te vervullen, zooals 's lands belano-
diteischt.
Tegen openbaar onderwijs, onderwijs van
overheidswege, bestaat dus op zichzelf geen be
zwaar.
De strijd hier te lande gevoerd, is in het wezen
der zaak niet eert Strijd, tusschen openbaar en
bijzonder onderwijs, maar tuscchen neutraal en
confessioneel onderwijs.
In een land met zoo uiteenloopende geestes
richting als het onze kan het overheidsonderwijs
niet anders zijn dan neutraal. Voor een groot
deel der natie is dit ouderwijs echter niet over
een te brengen met de taak der ouders zooals
godsdienst en geweten die voorschrijven.
De overheid zeideGij zijt vrij maar gij be
kostigt uw -ïgen onderwijs en tevens dat van
uwe medeburgers. Deze ongelijke verdeeling van
^ew^>vLfieV,0el<* als een onrechtvaardigheid.
Ifen vrede brengen. onderwi}? kan
vSm^r'1^Her!.c -so?im£e voorstanders van het
bijzonder erwijs dat, in overeenstemming met
het voorstel van het Ministerie-Heemskerk in de
Grondwet zal worden uitgedrukt, dat het bijzon
der onderwijs regel, het openbaar onderwijs "aan
vulling moet zijn, komt voort, naar het den Mi
nister toeschijnt, uit eene onjuiste opvatting van
De overheid die zich ten taak stelt voor alle
b«rgf/s gelegenheid j0j schoolonderwijs te-ver
schaffen, mag de vervulling van die taak niet
afhankelijk stellen van het ontbreken van par
ticulier initiatief.
oorkeur voor de bijzondere school mag geen
motief zijn om der Overheid haar taak voor te
schrijven.
Onjuist is aan dén anderen kant de beden
king van e«iige voorstanders van het openbaar
onderwijs, dat de gelijkstelling aan het bijzon
der onderwijs een voorsprong verschaft, omdat
de offervaardigheid, die 'den mensch eigen is,
bij voortduring Werkzaam zal olijven ten behoeve
van het bijzonder onderwijs, terwijl zij zich ten
behoeve van openbare scholen niet uiten kon.
Bedoelt men dat het neutraal onderwijs ten
achter zal raken bij liet cosifessioneele, dan moet
deze overweging beantwoord worden door de op
merking, dat het niet tol de Staatszaak behoort
partij te kiezen tusschen beide methoden van
onderwijs.
De openbare school is niet neutraal omdat
neulialiteit de beste vorm van onderwijs is, maar
omdat de openbare school geen ander dan neu
traal onderwijs kan geven.
De openbare school mag niet ontaarden in
een propagandamiddel tegen het confessioneel
onderwijs.
Men voerde nog aan dat uit het Grondwets
artikel zou behooren te blijken, dat aati de con-
gregatiescho.len het subsidie ten aanzien van de
traktementen niet zal -worden berekend naar den
maatstaf van de traktementen der openbare on
derwijzers, omdat een deel der salarissen, die
bij de Congregatie-sciiQ.gn aan broeders en zus
ters worden "toegekend niet hun ten goede komt,
maar voor kerkelijke doeleinden wordt gebezigd.
Het zou een zonderling voorschrift zijn in een.
Grondwetsartikel hetwelk bevrediging ten doel
heeft, lezen we in de M. v. 1. voor zooveel met
bindende belofien rekening is te houden, I<an
dit c. q. op het voetspoor der Staatscommissie
geschieden wanneer de uitweiking var. de sala-
risregeling door den gewonen wetgever wordt
ter hand genomen-
Wat aangaat de Tastte van de gelijkheid
van eischen voor t l 1 ar- en het bijzonder
onderwijs zegt de V e*ene gelijkheid van
eischen alleen dan is F?™tvaardigen, intJien
vaststaat, dat door die I, eJd de inhoud van
het onderwijs 0)1£tan^irj! doch dit is niet
't geval. En, waar vreesde, dat de weten
schappelijkheid van Iiet .®"derwlJ,s zender gelijk
heid van eischen z«a kunnen hjden, voert de
Minister aan:
Het is de vraag wat men onder wetenschap
pelijkheid van het laf"Jnde™bs verstaat. Wil
men niet dat het onderwijs rekening houdt met
hetgeen volgens den Bijbel of de traditie der Kerk
wordt geacht vast te staan, dan wil men in het
wezen der zaak de vrijheid van onderwijs niet.
Zij die den staat, geroepen achten partij te
kiezen en op grond van de wetenschap de onaan-
t istbaarheid van leerstellingen op de lagere
school niet willen erkennen, moeten zich verzet
ten niet alleen tegen de gelijkstelling maar even
eens tegen elke subsidie. Doch zij die de vrijheid
van onderwijs willen eerbiedigen moeten niet
verlangen, dat die vrijheid door middel van
deugdelijkheids-eischen wordt ondermijnd.
De Minister laat er dan verder de nadruk op
vallen, dat het voorgestelde artikel een compro
mis is en dat de aanvaarding van dit compromis
't onderwijs ten goede zal komen.
Wat aangaat het verband van het Grondwets
artikel mei de voorstellen der Staatscommissie,
verklaart de Minister:
Een onverbrekelijk verband tusschen het thans
voorgestelde art. 192 der Grondwet en de overige
voorstellen der Staatscommissie zou op staafs-
redhterlijken grond moeten worden afgewezen
over voorstellen tot uitvoering eener grondwet
telijke bepaling die nog niet is aangenomen,, is
debaj pilgesloten.
Dergelijke voorstellen zijn dan ook wel door
de Staatscommissie gedaan, maar zij zijn door
de regeering niet overgenomen. Indiening van
dergelijke voorstellen zou ook daarom geen zin
hebben, omdat de Staten-Generaal in hunne te
genwoordige samenstelling daarover niet te be
slissen hebben.
Het doel met de instelling der Staatscommis
sie was te beproeven of door gemeen overleg en
bespreking van alle concrete vraagslulTen, die
zich bij een wettelijke regeling hoofdzakelijk van
het lager onderwijs kunnen voordoen, een grond
slag zou kunnen worden gevonden voor een com
promis, dat de verschillende partijen zou kunnen
bevredigen.
Mocht dit gelukken, dan zou ook een grond
wettelijke bepaling kunnen worden ontworpen,
waarop verder kan worden voortgebouwd. De
poging is boven verwachting geslaagd Doet
men nu, ttEt Qrondw6iScirt'ii,.el aan nemende tc^c-
lijkertijd uitspraak 'over de overige voorstellen
der Staatscommissie? Zeer zeker niet.
Het gezag dat aan de leden der Staatscom
missie toekomt is waarborg, dat de partijen zich
in hoofdzaak aan het gesloten compromis zullen
houden. In dien zin geeft het Grondwetsartikel
een belofte voor de toekomst.
De Minister herhaalt ten slotte nog eens, dat
hij overtuigd is, dat de politieke schoolstrijd'door
aanneming van het Regeeringsartikel zal zifn ge
ëindigd. -
ROEMENIE ONDER BRATIA-
iMU'S bestuur tot den
00RL00 GEBRACHT.
In een beschouwing ovei' de oorlogszuch
tige propaganda - van den Roemeen&chen
minister-president, hebben wij dezer dagen
doen opmerken, dat Bratiauu slechts uit
politieke oogmerken en wel met de bedoe
ling om op liet juiste oogenblik, dat er voor
Roemenië lie4 grootste voordeel in den oor
log zou zijn te behalen, in te grijpen, hef
toetreden tot een der oorlogvoerende par
tijen bad uitgesteld.
Aan een schets jover de politieke loopbaan
van Bratianu, in „Der Tag" ontleenen wij
bef v.olgende,. waaruit blijkt dat zijn poli
tiek er altijd een is geweest van eerzucht
en overheersehijig:
Toen in Augustus 1914 de beslissing tiis-
e-olren Rusland eu do Centrale» was geval
len, moest Roemenië, dat met de beide laat-
Sien verdragen gesloten bad, positie nemen.
Koning Carol wilde een beslssing in deze
niet alleen .door het ministerie laten tref
fen. Daarom riep hi.i, belmlvo do ministers,
nog een aantal aanzienlijke politici en vroe
gere partijleiders samen tot een vergade
ring te Sinaia. Ook de toenmalige troon
opvolger, de tegenwoordige kening, nam
aan de beraadslagingen deel. De koning las
een zeer lang stuk voor, waarin hij zón op
vatting, gegrond óp óverwogingen van go-
sc ïedkundi.gen en diplomatieke» aard, uit
eenzette. Hij wilde Roemenië met Rusland
m oorlog brengen en rekende zeker te zijn
van de toestemming van den minister-pre
sident Bratianu, van Cosiinescu en van den
vroegeren minister Take Jonescu. Het was
hard voor den koning, dat juist deze twee
natelen en met ben de vernl etterende meer-
eibeid van den zgn. kroonraad, zich met
beslistheid tegen 's Konings plannen ver-
k-aaitten. Reeds toen bad Bratianu zich door
den Russischen gezant in Boekarest laten
verleiden tot bet doen van beloften betref
fende de politieke houding der Roemeen-
sche regeering.
Bratianu was toen nog niet lang minis
ter-president. Zijn ministerie 'volgde kort
nu de conferentie van Boekarest in Ï913 bet'
conservatieve kabinet van Majorescn op,
dat ment den Koning gedurende de beide
Balkan-oorlogen een zec-r gematigde poli
tiek had gevolgd; Roemenië behieid slechts
een klein deel van bet gebied, dat zijn legers
in den zomer van 1913 hadden bezet. Een
krachtige oppositi-e-partü, hiermee aller
minst tevreden riep Majoreseu in cta Ka
merzittingen, die op den vrede i Boeka
rest volgden, ter verantwoording. Leider
der oppositie was Bratianu; hij wist de lei
ding met bekwaamheid en zonoer rhetoriek
te behomlen. De Kamer sloot zich welis
waar geheel bij Majoreseu aan, maar deze
achtte bet toch geraden om af te treden en
plaats te maken voor een liberaal minis
terie, aan welks hoofd Bratianu stond. Op
bet programma der oppositie-partij stonden
in hoofdzaak binnenlandsebe hervormingen,
onteigeningen van het particulier grondbe
zit naar het voorbeeld van de maatregelen
van Lloyd George in Engeland.
Bratianu echter was buitengewoon eer
zuchtig; de Koning was oud en ziekelijk, de
troonopvolger scheen niet zeer krachtig;
dus zag Bratianu ook in de bnitenlandsehe
politiek een voor hem vruchtbaar arbeids
veld.
Voornamelijk berustte het prestige van
Bratianu op bet feit, dat bij zich verre hield
van Filipescu en Jonescu, eu wel des te
meer naarmate bij bet oogenblik voelde na
deren, waarop bij de vruchten van bun pro
paganda dacht te plukken.
Bratianu bad, toen-hij de leiding van bet
kabinet kreeg, geen minister van oorlog
naast zich gesteld, maar zelf de leiding van
dat departement in handen .genomen. Lang-
zaam-aan maakte hij bet leger, dat in den
herfst van 1914 nog overwegend pro-Duitseh
was, volkomen Russiseb-gezind. Hij had er
zorg voor gedragen, dat zijn minister van
bui ten landsche zaken hem niet kon dwars-
boomen in zijn plannen. Porombarn toch,
die door hem tot deze. functie was geroepen,
was een nul.
Zijn streven heeft Brafiann duidelijk weer
gegeven aan een vreemd politicus, en later
in den senaat: ..Roemenië moet or.dcr dc-
Balkanvolkcrcn de beslissende si '-ij-
gen, en iel door vergrooting van zijn ge
bied."
VERSPREIDE BERICHTEN
Bnlgarjjc en de centrale mogendheden.
De hoofdredacteur van het „Berliner Tage
Watt" heeft een onderhoud gehad met- den Bul-
gaarschen gezant te Berljjn, dr. Eizow, die a.
het vo'gendo gezegd beeft
„Ofschoon ik zeer goed begrijp, dat het Duit-
ache publiek na de ondervinding, die het met
Italië en Roemenië heeft opgedaan, tot voor
zichtigheid geneigd is, beeft mij toch gegriefdj
dat ik hier en daar niet in de leidende krin
gen, die onze bodoelingen precies kt den, maar
elders toch wel hier en daar twijfel heb
hooren opperen omtrent de houding van Bul
garije. Bulgarije is niet tot ontrouw in staat en
zal, wat ook moge gebeuren, to.t h«t einde toe
nauw met Duitsehland en Oostenrijk-Hongarije
verbonden blijven. Maar n.et alleen deze mo-
reele, voor ons vanzelf sprekende reden moet
iederen twijfel opheffen. Reeds de logica der
politiek spreekt daarvoor.
Het geheele Bulgaarsehe volk weet precies,
dat Roemenië niets ter wereld zoozeer haat als
ons en dat het de gedachte niet kan verdragen,
dat er na den oorlog een krachtig, groot Bul
garije zal bestaan en nog wel een Bulgarije,
dat de bondgenoot van een overwinnend
Duitachlad en een sterker geworden Oostenrijk-
Hongarij zou zijn.
Iedereen in Bulgarije is dan ook overtuigd,
dat de ovorwinning van Rusland het einde der
Bulgaarsehe onafhankelijkheid zou beteekenen,
want als Rusland heer en meester is te Konstan-
tincpel, heeft het den verbindingsweg te land
noodig en die weg zou door Bulgarije loopen.
Er was dus voor ons afgezien nog van de
moreele gronden en het vs»- elf sprekende feit,
dat Bulgarije nooit verre - u plegen geen
•andere mogelijkheid dan ook in den strijd tegen
Roemenië aan de zijde van Duitschlar 1 en
Oostenrijk-Hengarije te blijven. Dat wij afge
wacht hebben, tot Roemenië den eersten vijan
delijke» atnp deed, zal men, hoop ik, begrijpen.
Onze betrekkingen met Griekenland zijn ge
lukkigerwijze goed,de Grieksehe reg> ug
hooft zieh tegenover ons correct gedragen en
wij wilden niet, dat de tegenstanders der Griek-
nche regeeriDg in staat zouden zijn, zich te 1 -
s'oopen op de overeenkomsten, die tusschen
Griekenland en Roemenië tot ondersteuning
van bet Yerdrag van Boekarest, bestaan. Wij
wilden Yenizelos en rijn aanhangers dit argu
ment niet in bande» geven.''
Getei-torde streken.
£en der jongste nummers van het offieieehi
blad ,-,The American" bevat een raming van de
hosten der herstellingen n de landstreken, die
door den oorlog zijn geteisterd.
Men berekent, dat de t aarde der vernielde
Belgische machines 900.000.000 dollar is en de
verwoeste gebouwen een waarde van 140.000.000
dollar hebben. Voor het bezette gebied van
Frankrijk komt men "tot e«n bedrag van
600:000.000 dollhr. Voor een bedrag van
250 millioen dollar kan men de spoorwegen
weder aanleggen.
De aangerichte schade in Polen en GalliciS
is op z'n minst 600 millioen. In deze getellen
zijn de kosten voor den wederopbouw van brug
gen, fabrieken en wegen niet begrepen. Belgifl
Satyriek verhaal van Mark Twain.
(Uit bet Amerikaansch).
39
»Och ja, we leven in een verwonderlijken tijd.
elementen zijn vol weldadige krachten zoo
's het altijd geweest maar voor het thans
levend geslacht is het weggelegd, ze ten alge
menen nutte dienstbaar te maken. Och, Haw
kins, alles is bruikbaar niets behoeft verloren
te gaan. Neem bijvoorbeeld maar eens riolengas.
Riolengas is tot dusverre altijd verspild: niemand
heeft ooit eene poging aangewend om riolengas
te verzamelen je kunt mij zoo iemand niet
noemen. Is het niet zoo?"
„Ja, het is zoo maar ik heb nooit ik zie
eigenlijk niet in, waarom iemand...."
„Er voordeel in zou zien om het le verzamelen
Nu, dat zal ik je vertellen. Zie je deze kleine
uitvinding hier? Dat is een samenpersen Ik geef
je mijn woord van eer, dat ik, als je mij een huis
aanvvijst, dat eene voldoende hoeveelheid riolen
gas in één dag oplevert, mij wil verbinden om
unjn samenperser daarop te zetten en te maken,
dat dat huis honderdmaal die hoeveelheid riolen
gas in minder dan een half uur zal voortbren
gen."
„Lieve hemel! Maar waar zou men dat voor
gebruiken
„Waarvoor gebruiken? Luister, en je zult zir-n
Ik wil het gebruiken tot besparing. Want riolen
gas kost geen cent Men plaaist zijn samenperser
maar op een riool, en klaar is kees! Men laat
maar gewone gaspijpen aanbrengen en dat
zijn ook alle onkosten. Begrijp eens! Wel, majoor
binnen den tijd van vijf jaren zal je geen huis
aantreffen, dat niet door riolenga° verlicht is
Iedere natuurkundige, dien it spreek, beveeii het
aan, en iedere loodgieter ook."
„Maar is het niét gevaarlijk?"
„O ja, min of meer, maar alles is dat
steenkolengas, petroleum, electrisch licht - er is
niets, dat zonder gevaar is."
„Het geeft zeker goed licht, niet waar?"
•„O, prachtig."
„Heb je het al eens goed geprobeerd?"
„Neen, nog niet zoo heel best. Polly is bevoor
oordeeld, en zij wil het mij hier niet laten aan
brengen; maar ik doe pogingen om het in de
woning van den President aangebracht te krij
gen, en dan zal het zich wel spoedig verder
verspreiden daar twijfel ik niet aan. Ik zal
dit vooralsnog niet noodig hebben; je kunt het
naar het een of ander kosthuis- overbrengen, en
het daar laten probeeren, als je wilt."
XVI1L
Washington huiverde eenigszias hij dit voor
stel -inen nam zijn gezicht eene peinzende uit-
drakklïgS <f«" P"»8 Selto
WaaWeteuhhierover Heb je eenig geheim pfan
;n" .lat den sfeim van eene Bank van
Engeland vèreisebt cm het te doen slagen?;'
De kolonel loonde eene levendige verwondering
e" Maar Hawkins, je een gedachtelezer?"
te? Ik heb nooit aan zoo iets gedacht."
Maar hoe kom je dan op dat idee? Het is
toch gedachtenlezen. J^oon ie het misschien
zelf ntet weet. ^b werkelijk een geheim
plan, dat eene Tan Engeland tot oieun
vereischt. Hoe Jam 1 - aden Wat was je
mij maar zoo eens ee .kbeeld in het hoofd.
Hoeveel zou er a0° °m M of mij een
onbezorgd leven te d eiden? Honderd dui
zend dollars. Toch v 'K je, dat twee of drie
van je uitvindingen eenige bil]ioenen zullen op
leveren. Als je nog tien millioen dollars wenschte
te hebben, zou ik net Kunnen begrijpen dat
ligt binnen de menscnehjke grenzen; maar bil-
lioenenDat gaat aRe palen te buiten. Er moet
zeker een bepaald plan achter zitten
De belangstelling en de-verwondering van den
graaf namen met ieder woord toe en toen Haw
kins had uitgesproken, zeide hij in bewondering
opgetogen:
rwssderhjk geredeneerd,
.Hei is
Washington. Dit bewijst, dat hetgeen ik denk wel
te begrijpen is. Want je hebt het geraden. Nu zal
ik je de geheele zaak vertellen, en dan zal ie
alles begrijpen. ïk behoef je we! niet te vragen
alles voor je zelf te houden, omdat je zult zien;
dat het plan des te beter zal slagen, als het
geheim gehouden, wordt. Heb je wei eens opge-
merkt, hoeveel brochures en boeken ik daar heb
die op Rusland betrekking liebben
„ja, ik denk, dat iedereen dat wel zou opmer
ken, die niet ziende blind is."
„Welnu ik heb mij goed op de hoogte ge
bracht. Dat is eene groote en prachtige natie,
die vrij verdient gemaakt te worden. Hij zweeg
even, toen voegde hij er op een gewiehtigen toon
bij„Als ik dit geld krijg, zal"ik het vrij maken."
„Groote goedheid!
„Vanwaar die uitroep^v§n verwondering?"
„Wel, als je zulk eene opmerking gaat maken,
moest je iemand daarmee niet zoo onverwachts
op het lijf vallen, maar hem daarop behoorlijk
voorbereiden. Je moet zulk een reusachtig plan
als dit niet maar zoo leukweg vertellen. Maar
ga nu maar voortIk ben nu weer kalm. Vertel
er mij alles van! lk ben geheel gehoor en vol
belangstelling."
„Welnu, ik heb mij van alles eens o-p de hoogte
gesteld en ben tot het besluit gekomen, dat de
methoden van de Russische patriotten niet de
beste, althans niet de vlugste zijn. Zij doen po
gingen om Rusland, van binnen te beginnen, tot
revolutie aan te sporendat gaat zeer langzaam.
zie je, en kan ieder oogenblik verhinderl worden
en is vol gevaar voor hen, die haar tot stand
willen brengen. Weet je, hoe Peter de Groote
zijn leger'bijeenbracht! Hij bracht dit niet bijeen
in het land zelf onder de neuzen der Sirelitzen;
neen, hij bracht dit in het buitenland op de been
maar één regiment, ziet ge, en hij bouwde
daarop voort. Toen de Strelitzen er het eerst van
hoorden, was het regiment al tot een leger aan
gegroeid. Juist dat idee heeft aanleiding gegeven
tot het ergste van alle despotismen, dat de wereld
ooit gezien heeft. Hetzelfde idee kan dit vernie
tigen. Ik zal mijn plan uitwerken op de manier,
waarop Peter dit gedaan heeft."
„Dat is machtig interessant, Rossmore. Wat
zal je dan doen?"
-„Ik zal Siberië koopen en er eene republiek van
maken."
„Het koopen?"
„Ja, zoodra ik er het geld voor heb. Het kas
mij niet schelen, wat de prijs is, ik zal het koopen
Ik kan dit doen en zal het ook doen. Welnu, ga
zelf eens na! Je hebt daar zeker nooit aan ge
dacht. Waar is het land, waar twintigmaal meer
mannelijkheid, heldenmoed, zelfopoffering, toe
wijding aan verheven idealen, aanbidding der
vrijheid en verstand gevonden wordt, dan eenig
ander land weet aan te wijzen?"
„Siberië."
„Juist zoo."
f
Wordt vervolgd.)
GC otclcltStclciK.