NiEQWE mml cumin
DE GRAVEN VU UK
P. J. JANSSEN,
KATHOLIEK HAARLEM.
SPOTKOOPJES
FEUILLETON
Donderdag 7 Sept. Tweede blad
Alle betalende trtxmnés op dit Blad, die
Sn het bezit zijn van eene Verzekeringspolis,
*Sjn, volgens de bepalingen op de polissen
vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor:
f 4000 bij levensl, ongeschiktheid tot werker
bij overlijden
- sea bij veriies van een hand ot voet
150 bij verlies van een oog
100 bij verlies van een dula
bij breuk van een arm ot been
60 bij verlies van een wijsvinger
25 bij verlies van een anderen vin ge»
"De ultkesrlng dezer bedragen wordt gega
randeerd door de „Hollandsche Algemeen*
Verzekeringsbank" te Schiedam.
De vóór 1 October 1911 uitgegeven polliMS
*>in niet geldig.
i.
De koppeling dezer namen is U als een strijd
kreet geworden, Haarlemsclie Katholieken, er
gloeit iets in uw borst, de liefde voor uw Kerk,
de lief .Ie voor uw stad, maar in de koppeling
verdubbelt ook de liefde en deze als prikkel voor
uwen arbeid, deed de daden zien, de machtige
daden van Katholiek Haarlem.
Trouw aan het geloof onzer vaderen, die een
St. Bavo wrochtten, te midden van Haarlem heb
ben de kinderen een nog schooner St. Bavo
gesticht, als eene getuigenis van die waarheid
der eeuwen dat het jonge katholieke leven altijd
ontspruit uit de puinhoopen van vijandschap en
haat, roof en vervolging, en altijd weer getooid
met Roomsche schoonheid, Roomsche blijdschap.
En in een krans van nieuwe parochiekerken
toonde Roomsch Haarlem de kracht harer belij
denis, haar machtig geloof in een onvervaard
kunnen, en daarin niet alleen.
Want onder de schutse van roemrijk bestu
rende beminde bisschoppen heeft de bisschops
stad haar Roomsch leven ontplooid op alle
gebied en streeft naar den eerenaam van volheid,
van ongereptheid: Haarlem, de stad, het voor
beeld voor gansdl het Haarlemsclie diocees.
In godsdienstzin en daadwerkelijke belijdenis,
in werken van naastenliefde en barmhartigheid,
op het gebied van kleeding, pers en organisatie,
m bedevaarten en processiën, op sociaal en poli
tiek terrein: Roomsch Haarlem vóórop, Roomsch
Haarlem ten voorbeeld aan hare grootere en.
kleinere zusters, en ons hart zwelt van fierheid
en vreugd en alweder met blij gemoed en over
tuigd van ons kunnen slaan wij de handen aan
den ploeg, immer voorwaarts, Haarlem blijve
vóór-
Haarlem zal vóór blijven, wij zijn het verplicht
aan onze roemruchtige eere van bisschopsstad,
maar wij voelen ook onzen plicht van den strijd-
haftigen katholiek, die weet dat rusten roesten
heet, die steeds zijne wapenrusting betert,
paraat voor den strijd, offensief, jubelend voor
waarts tot Christus' eer, defensief tot stut en
behoud van onze heiligste goederen en belangen
tegen de onverpoosde aanvallen onzer vijanden.
En terugziend op Haarlem's laatste jaren trilt
het hart van trots en vreugde, maar reeds blik
ken wij vooruit en de vanen van Chritus' regi
menten ontplooiend in onze schoone stad worde
de opmarsch ingezet: Er moet nog méér, nog
veel gedaan worden!
Dankbaar stemt ons de terugblik.
Op elk gebied is Katholiek Haarlem gegroeid,
gestevigd, versierd. Geen enkele instelling, geen
enkele vereeniging heeft achteruitgang te betreu
ren, integendeel, wat ziek was werd gezond, wat
zwak was werd sterk en flink, wat minder schoon
was werd gesierd en opgetuigd.
De daden der Roomsche Charitas in de jaren
der mobilisatie ontplooiden zich onder zorg en
druk, en daarom des te schooner.
De inhoud der kerken getuigt steeds meer van
Roomsche gulheid, gevolg der liefde voor het
aloud geloof, het geloof onzer vaderen.
De R.-K. militaire vereeniging had een mach
tig arbeidsveld in deze dagen en kweet zich
kranig van haar taak.
De nieuwe lokalen getuigden van den drang
jaar buiten waarnaar de innerlijke grootheid
smachtte.
De Josephgezellen betrokken hun nieuw ver
eenigingsgebouw ën groeien in aantal en durf,
een steun voor de toekomst.
De energieke „Spaarnestad" bleef niet achter
en deed ook andersdenkend Haarlem verbaasd
staan door het machtig nieuw gebouw van
waaruit de Nieuwe Haarlemmer haar gezegen-
den arbeid stort over ons lief Kennemerland
en de Kath. Illustratie in tienduizenden exem
plaren over Roomsch Nederland; verspreidt.
Vanuit de Nassaulaam gewordt ons geestelijk en
letterlijk de Roomsche diepdruk.
En de arbeiders, kloek en krachtig, sierden
hun schoon vereenigingsgebouw met goed ge
ziene vernieuwing en verbouwing en al deze
daden schreeuwen het uit: wij groeien, Roomsch
Haarlem groeit! Wij zien nog lang geen einde!
Dankbaar stemt ons de terugblik.
Op sociaal terrein groeien wij staag en regel
matig. En beleefden heerlijke vergaderingen. De
katholieke massa staat in Haarlem vast aaneen
gesloten, en wat de tegenstanders ook pogen ai
knoeien, het vertrouwen in de leiders ongeschokt,
blijft katholiek Haarlem haar rustelooze op
marsch doorzetten op sociaal terrein.
Op politiek gebied beleefden wij de hoogste
geestdrift, onkreukbare trouw en verkwikkende
resultaten. Katholiek Haarlem is het welke de
eenige uitholling schiep van de roode stemmen-
stijging in heel het land. Overal elders was dié
wasdom opmerkelijk, maar niet in Haarlem, niet
in Schoten, integendeel, daar viel inzinking te
constateeren als éénige uitzondering in heel het
'and en de Katholieke Haarlemmers en Kenne-
mers voelen zich allen tot voorbeeld en zij
juichen in rechtmatige trotsZiet naar Haarlem!
Op gebied van volksontwikkeling en volksver
heffing deden geestelijken en leeken hun plicht
met het geschreven en gesproken woord, en zij
deden het alweder meer dan elders. Zij ging
vóórop: Roomsch Haarlem.
In het bestuurscollege van onze stad zijn wij
waardig en eerbied-afdwingend vertegenwoor
digd, in den Raad mogen wij met gerustheid op
onze sterke en energieke fraaie vertrouwen, in'de
werking naar buiten laat Katholiek Haarlem
zich hooren in vergaderzaal en pers en het is
alweder voor onze heerlijke familie der Room-
schen in onze stad dat vreugde en dank ons
benadert, daar op den Haarlemschen Katholie
kendag te Rotterdam nevens den Bisschip, vanuit
Haarlem gekomen, en nevens den voorzitter,
waarop Haarlem groot gaat, nog een Haar-
emrner het woord tot zijne geloofsgenooten mag
voeren. Haarlem alweder vóórop, Katholiek
Haarlem vooraan.
In onze scholen, patronaten, Elisabeth- en
Vincentiusvereenigingen in onzen R.-K. Kring,
in Geloof- en Wetenschap, nevens al de Vereeni-
gingen op sociaal en politiek terrein, reeds
uoemd gelijk in onze Pers, in ooze H. Familie
en vele Congregatiën, in onze bedevaarten en
ommegangen, in §1 deze Haarlemsche werken
bloeit onverflauwd het kraditige Roomsche
leven, en in de dankbaarheid herkennen wij onzen
plicht: arbeiden.
Behouden wat wij hebben en altoos streven
naar meer.
Nooit rusten, maar voortgaan als in de laatste
jaren, Roomsch Haarlem is schoon, maar alleen
door voortdurende actie en indien dit woord u
neigen doet tot zelfgenoegzaamheid, dan is het
verkeerd verstaan, want het wil slechte zijn de
oprakeling van uw geestdrift, en deze voerend tot
liefde, maar deze wederom als bron van actie.
Roomsch Haarlem aibeide voort in rusteloos
streven.
De betrachting van dien arbeid zij een nieuwe
bron van genot.
Haarlem. Mr. BOMANS.
GROOTE OPRUIMING VAN
Karpetten, Vloerzeilen en Tafelkleeden bij
ANEGANG ZIE DE PRIJZEN.
4010
DE OORLOG
DEK
DE TAALSTKI.ro
VLAMINGEN.
VERSPREID6 ^ERIchTEM
OORL0GS-ALLERLEI
Satyriek verhaal van Mark Twain.
(Uit het Amerika anech).
„Ja, nog pas kort "geleden."
Na zei de kolonel bij zichzelf: „Deze be
lichaamde liegt, alsof het gedrukt staat. Zulk
port door vuur te louteren zal niet baten. Ik zal
aem nog wat verder uithooren." Toen zeide hij
iverluid op een toon van ironie:
„Zeker om ons land voor'uitspanning en ver-
paak te bezoeken? Ik denk, dat net reizen in de
Uitgestrekte prairieën van het Verre Westen
„Ik ben niet in het Verre Westen geweest en
heb mij ook volstrekt niet aan vermaak gewijd.
Eigenlijk is het mijn eenig doel, den kost te
Verdienen. Een artist moet werk hebben, geen
uitspanning."
„Een artist!" zeide Hawkins bij zichzelf, ter-
Vijl hij aan de bestolene Bank dacht. „Dat is
•an ai een zonderling soort van artist!
..Zijt ge dus een artist?" vroeg de kolonel en
pegde er in zich zelf bij: „Nu zal ik hem wel
beetkrijgen."
„Nu ia, zoo wat."
„Welk vak?" vervolgde de sluwe veteraan.
„Kunstschilder."
„Nu heb ik hem beet," zeide Sellers oij zich
zelf. Toen overluid: „Dat treft gelukkig. Zou
ik u ook mogen verzoeken, eenige van mijne
schilderijen te restaureeren, die daaraan behoefte
hebben
„Dat zal mij genoegen doen. Mag ik ze eens
zien?"
De kolonel liet geenerlei verlegenheid of ont
roering blijken. Hij bracht Tracy naar eene
schilderij, die door een vroegere eigenaar erg
beschadigd was, en zeide terwijl hij met de hand
naar de schilderij wees:
„Deze Del Sarto
„Is dat een Del Sarto?"
De kolonel sloeg op Tracy een verwijtenden
blik en hernam toen, alsof hij niet in de rede
gevallen was:
„Deze Del Sarto is misschien het eenige origi-
neele werk van dien grooten meester in ons land.
Ge ziet zelf, dat het werk zoo uiterst fijn is,
dat het gevaar om om zoudt gè niet
een kleine proeve van uwe bekwaamheid willen
geven, voordat wij
„Met alle genoegen met alle genoegen. Ik
zal een van deze wonderen kopiëeren."
Waterverf nog een overblijfsel uit den
schooltijd van Sally Sellers werd nu voor
den dag gehaald. Tracy zeide, dat hij beter met
olieverf kon schilderen, maar het toch eens met
waterverf zou probeeren. Hij Werd dus alleen
gelaten. Hij begon zijn werk, maar de aantrek
kingskracht van defA„PLn Luas,,voor hem
machtig en hij stond alles eens rond,
betooverd en ook verwonderd.
XIX.
t „„«Een de graaf en-Hawkins een
Inmiddels voe elkander. De graaf zeide:
levendig gespre. jk mij maar niet weet te
verklaren8 is waar M zim anderen arm van-
daan heek mi]- ook al a{_ En er is nog
iete anders chit" niij
verschijning is uit Engeland afkomstig. Hoe
verklaar je dat, kolonel?
„Eerlijk gezegd:1 Hawkinsl
ik weet het waarlijk ni
„Zou je misschien <4b^ken' dat we den ver
keerden belichaamd heoben
,,Den verkeerden? En hoe verklaar je dan de
kleederen?"
„De' kleederen zijn in orde: daar is geen
kwestie van. Wat zullen we nu d<)en? We kun_
nen den uitgeloofden pnjs niet krijgen. De be-
looning is voor een eenarmigen Amerikaan. En
we hebben een twee-annigen Engelschman."
„Nu, misschien maakt dat geen bezwaar. Zie
je, hij is niet minder uan de gevraagde. Hij js
meer, en dus
Maar hij zag zelf in, dat dit argument wel
wat zwak was, en liet het dus varen. De beide
vrienden zaten eenieen iiid zwihrend over hmme
moeilijkheden na te denken. Eindelijk begon het
gelaat van den graaf van geestdrift te gloeien
en zeide hij:
„Hawkins, dit belichamen is eene grootere en
edeler wetenschap dan wij gemeend hadden We
hebben er weinig gedachte op gehad, welk een
ontzettend, iets wij gedaan hebben. Het geheele
geheim is mij nu volkomen duidelijk, klaar als
de dag. Ieder mensch is samengesteld uit atomen
en deelen van zijne voorouders. Deze tegenwoor
dige belichaming is onvolledig. We hebben het
misschien niet verder gebracht dan tot het begin
dezer*
Wat bedoel je kolonel?" vroeg Hawkins, van
onrust ver™fd Vier de woorden van den ouden
m*Dit: we hebben den voorvader van dezen
dief belichaamd."
„Och kom! Zeg dat niet! Dat zou verschrik-
k^Maar het is waar, Hawkins; ik weet het. Let
maar op de feiten. Deze verschijning komt uit
Engeland. Zij spreekt goed Engelsch. Zij is een
artfst Zij heeft ae manieren en de houding van
een fatsoenlijk man. Waar blijft nu je dief? Be
antwoord mij die vraag eens!"
„Rossmore, dat is verschrikkelijk! Het is te
verschrikkelijk om er aan te denken."
„Wij hebben niets anders dan'de kleeding van
dien dief in het aanzijn geroepen niets an
ders."
De kolonel sloeg met zijn vuist op de tafel en
zeide: Vv
„Mijne meening komt hierop neerDe belicha
ming was voorbarig; de dief is ons ontsnapt,
dit is niets anders dan een verwenschte voor
vader
Hij stond op en liep het vertrek op en neer.
Hawkins zei klagend:
,,'t Is een bittere, bittere teleurstelling!"
„Dat weet ik, dat weet ik, senator. Ik gevoel
dat zoo diep, als iemand maar zou kunnen doen.
Maar we moeten er ons aan onderwerpen op
zedelijke gronden. Ik heb geld noodig, maar de
hemel weet, dat ik niet arm genoeg en niet
gemeen genoeg ben om de hand te leenen tot
het straffen van iemands voorvader voor de mis
daad, door den nakomeling van dien voorvader
gepleegd."
„Maar kolonel," smeekte Hawkins, „denk eens
na; wees niet te overijld; je weet, dat dit de
eenige kans is om het geld te krijgen, en boven
dien, de Bijbel zegt zelf, dat de nakomeling
schap tot in het vierde geslacht zal gestraft
worden, voor de zonden en de misdaden, door
voorvaderen gepleegd; en dus ia het niet meer
dan billijk, dat wij dien regel otnkeeren."
De kolonel stond verbaasd over de strenge
logica van deze stelling. Hij liep het ver .rek op
en neer en dacht over de zaak na. Eindc,ijk zeide
hij: l -
ir.
Naar aanleiding van een bericht uit HavTe,
dal de Belgische regeerdng het plan van de
vervlaamsohing der hoogeachool te Gent, waar
zij vóór den oorlog moe bezig wat, algauw weer
ter studie hao genomen kort na den eersten
tijd van ontreddering door den oorlog veroor
zaakt en dat deze studie op het oogexiblik reeds
zooverre gevorderd is, dat men verzekeren kan
dat, bij 't sluiten van den vrede, het gouver
nement gereed zal zijn om een volledig wetsont
werp en plan fan inrichting in dien zin aan
de Kamers vóór te leggen, schrijft L. Pioard
aan de „N. R. Ct.":
Dergelijke beloften zijn aan de Vlamingen
reeds zeer dikwijls gedaan: de flaminganten
alle flaminganten zijn er slechts erg.... bang
voor.
Inderdaad, een regeeringavoorstel ter inrich
ting van eenige Vlaamsche leergangen te Gent,
dat in onze Kamers met enthousiasme zou ge
stemd worden door de franskiljons en door de
schare der tamme "regeeringsgezinden, is de
ergste slag die de beweging ter vervlaamscliing
der Geatsche Hoogeschool zou kunnen treffen.
Alle goede flaminganten (Prof. Mac Leod,
Lod. De Raet, Frans Van Cauwelaert, Prof W.
De Vreese, Hyp. Meert, Louis Franck, Prof.
Hoffmann, Prof. Persijn, Kam. Huysmans,
ene.) hebben dan ook moer dan eens, en op de
meest plechtige wijze verklaard, dat de ge
deeltelijke of zelfs algeheele verdubbeling der
leergangen, door de Vlamingen nooit als een
oplossing mocht aanvaard worden.
In Maart 1914 hebben de Vlaamsche studen
ten Van Öepl, in ben ad Koe belègjdé vërgjadë-
ring, plechtig béloofd nooit met enkele Vlaam-
sohe leergangen vréde te nemen, of zelfs maar
die leergangen te willen volgen Zoolang het
princiep der algeheele vervlaamsohing niet
aanvaard was.
En in „De Vlaamsche Hoogeschool," orgaan
der Hoogeschooicommissie, leaen wij;:
„Het belang van hét Vlaamsche Volk als
onderdeel van den Nederlandschen Stain met
het oog op de handhaving van zijn zelfstandig
heid, en het weren van de verb asterende if-
vlooden, die als een kanker die zelfstandigheid
ondermijnen, wordt alleen gediend door do Ver
vlaamsohing1 der Hoogeschool-van Gent."
Nochtans, het regesringsontwerp dat door
het bericht wordt in uitzicht gesteld, is zeer
waarschijnlijk (men zou wel mogen zeggen: ia
stellig) oen ontwerp ter ontdubbeling van leer
gangen,
Inderdaad in Februari 1914 werd het ontwerp
der hoogesohpoloommïssie in de Kamerafdee-
lingen besproken. De premier, Dé Broqueville,
heeft toen in de le afdeeling een dergelijke re-
geeringsoplossing aangekondigd; in het verslag
der besprekingen lezen wij
„M. de Broqueville verklaarde ten volle par
tijganger te zijn van het beginsel eener Vlaam
sche Hoogesenool. Dé regeering wat> zinnens
daarover zelf een ontwerp in te dienen, doch
zij heeft er van afgezien uit hoffelijkheid
jegens de onderteekenaars van het wetsvoor
stel. Do regeering zou echter amendementen
voorstellen, welke in hoofdzaak strekken zouden
tot ontdubbeling der loergangen."
Minister I ml lot ontwikkelde dezelfde
ideeën in de tweede afdeeling.
Van do aoht overig^ ministers waren er drie
afwezig, (drie Walen: Hubert, Renlrin, Ber-
ryex), twee, Carton de Wiart en Davigndn,
verklaarden zich tegen en drie, Seghérs, Helle
putto en van de Vyvere, voor het princiep der
vervlaamsohing; de laatste echter voegde erbij,
dat hij de amendementen der regeering zou
stemmen!
Sinsd'ien is Davignon's plaats door Bn.
Beyens ingenomen, en zijn er drie ministers
van links benoemd Hymans Van der Velde en
Goblet,
Van het standpunt dat Baron Beyens tegen
over do Vlaamsche kwesties inneemt, weten wij
niets. Hymans echter heeft het noodig geoor
deeld eenige maanden voor den oorlog alle
Vlamingen uit te dagen, door op een vraag, die
hem gesteld was, te antwoorden„la flamandi-
sation, jamais!" en. Goblet en Van der Velde
hebben bij de bespreking in de afdeeling zich
tegen de vervlaamsohing verklaard.
ij weten dus wat wij van de huidige regee
ring kunnen verwachten.
Terecht stellen de Vlaamsche leiders dan ook
geen vertrouwen in die regeering, waar het
gaat om de oplossing der Vlaamsche zaak.
Daarom ijveren de flaminganten voor het doen
slagen der vervlaam&óhing in dezen tijd. Daar
om hebben gezaghebbende leiders bestuurs
leden van het A. N. V. al« Hyp. Meert, Mr.
Thelen, Dr. RudeLahéim, Dr. Doussy voorman-
nen der Katholieke Vlamingen als Dr. Speleers,
Prof. Persyn, Mr. Dosfel; Vlaamoohe geleer
den als Dr. Bauwens, Dr. Jan Denuce, Prof.
Bellefroid, etc. hunne sympathie betuigd
met die vervlaamaehing. Daarom hebben tot
hiertoe reeds meer dan twintig Vlam/ingen een
professoraat aanvaard, onder wie er rijn wier
namen niet alleen in wetenschappelijke kringen
goed klinken, maar dlie ook groote socialen in
vloed hebben: zooals Dr. de Keeramaeker, Dr.
CJaixs, Dr. J. de Decker, ezu».
I>e „Kölnisohe Ztg*." naar aanleiding; van
hetzelfde bericht, de plannen -der Belgische
regeering tot vervlaamaehing der Gentsohe
universiteit besprekend, meent dat de Belgi
sche regeering, die de Gentsohe hoögleeraren
Hofmann, Haerens en Lahousee van de lijst der
Leopoldsorde heeft geschrapt, omdat zij aan de
vervlaamsching van de hoogeschool door de
Duitschera hun medewerking verleen en, blij
mocht zijn, dat het Duitsche bestuur tijdens
haar afwezigheid haar een handeling bespaart,
welker rechtmatigheid zij meer dan ooit te
voren zelf erkent. De vervlaamsohing geschiedt
thans op een tijdstip, dat zij de minste opwin
ding en tweespalt onder d© Belgen zal gaande
maken. Eigenlijk wil Davro hetzelfde-als Brus
sel, maar het wil het zelf doen en gunt Brussel
de eer niet. Deze onzakelijke houding zal eohter
bij verstandige Belgen geen instemming vin
den, denkt de „Kölnisohe Ztg.»
Hindenburg en Ludendorf.
In het „Berliner Tageblatt" schrijft de vroe
gere minister Dernbnrg een artikel over Hin
denburg en Ludendorf-Hu zeg$ daarin dat deze
beide mannen, in wier handen thans de leiding
der oorlogsoperaties beiden den indruk
maken van groote zake ïjkheid, welke vertrou
wen inboezemt. Bovendien wekt Hindenburg
den indruk van groot® wijsheid, goedheid en
een vaderlijk inzicht, en udenderf, zijn helper,
dlien van een schep vernuft en onverwoest
bare werkkracht.
Hindenburg had i® zljn &o®Prek met Dern-
burg vooral over de Y00"r do soldaten ge-
Sproken. „Gé' moet eens naar Libatr gaan"
had hij gezegd „en daar 'de fabriek gaan
bekijken, die niet anders dan kleine kachel
tjes maakt voor de loopgraven, kant en klaar
in kisten verpakt, duizenden, tienduizenden,"
en de warme voldoening had hem uit de oogen
gestraald, terwijl hij sprak van zijn manschap-
P®b.hoe flink en dapper ze gowesot waren.
had verteld van. het begin van den oorlog
en hoe hij .werkloos in Hannover zat, een.
beetje bittor gestemd, dat hij rijn diensten
niet aan Koning en vaderland, kon wijden en
hoe hij volkomen onverwacht op ©en middag
het telegram kreeg, dat hij was aangewezen
cm de Russen te bestrijden, die Oost-Pruisen
verwoestten. Diezelfden nacht nog, om twee
uur, zou hij op het station genera;.; majoor
Ludendorf aantreffen, die hem ali chef van
zijn otaf zou vergezellen.x Zoo hadden beiden
in de ochtendschemering in hun salonwagen
gezeten, op weg naar het oorlogstorrein, ge
bogen over hun stafkaarten, en allerlei bere
keningen gemaakt, en in dien naolit werd de
slag van Tannenhurg ontworpen.
B(j deize veldheeren is er zegt Dernburg
geen „het zal wel losloopen," maar een
positief; „zoo moet het."" In den oorlog kan
men de dingen al even weinig vooruit bere
kenen als in het dagelijk&eh leven, en zonder
te wagen wordt ook daar geen succes verkregen
maar groot en duurzaam succes wordt slechts
d&n behaald, wanneer niets aan het gelukkig
toeval wordt overgelaten, maar wanneer zoo
wel de goede als de kwade kansen worden over
wogen, toevalligheden rijn buitengesloten, de
bracht, van den vyand eer wordt overschat dan
onderschat, en wanneer elk besluit, groot, en
klein, een weerspiegeling is van de ontzaglijke
verantwoordelykheid, welke da leiders dra,-en
tegenover een volk, dat om zyn bestaan vecht.
„Dat zoowél Hindenburg als Ludendorf on
ophoudelijk die verantwoordelijkheid gevoe
len, dat rij in hun hooge positie niets voor zich
zelf zoeken, dat zü niet om iemand ter wille
te zijn of omdat zij tegen iemand zijn hun be
sluiten nemén en dat zij daarbij mannen van
groote technische bekwaamherid en wetenschap
zyn, dat gevoelt het Duïtsehe volk en daarom
stelt men in beiden zulk een onbegrensd ver
trouwen.
„In Hindenburg heeft het Duitsche volk, de
overbiddelijke militaire, maar rechtvaardige
hand erkend en een deel van zijn eigen aard en
wezen en van zijn eigen ethiek."
Met twee maten
Onder het opschrift „Doortastende maatre
gelen der Entente" bevat ,/le Telegraaf" het
volgende, aan de „Times" ontleende, bericht uit
Athene
„Na de aanvaarding, door de Grieksche re
geering, van de drie reeds beleende eischen der
Entente, gingen Engelsche politieagenten
dadelijk over tot de arrestatie van een groot
aantal personen, waaronder! verscheidene
Grieksche journalisten.
Von Sohenck, de bekende leider der Duit
sche propaganda, barricadeerde zreh in zijn
woning. Dé secretaris dei' Oostenrijksohe le
gatie vertrok Zaterdag naar Cantharos, om de
vloot der geallieerden te gaan bespionnoeren.
Achtervolgd door de auto's dor Engelsche po
litie,'werd hij na een korte worsteling gearres
teerd, waarbij een zijner metgezellen gewond
werd.
Eveneens werden twee Duit&ehe leeraren
aan de arohaeologische school gearresteerd."
Dit geschiedde in een door de En'gelsohen
„vriendschappelijk" bezet en „bevriend" land
en heeten nu „doortastende ma itregelen."
- Hoe zou da „Telegraaf" dorgeiyke maatrege
len noemen, door de Duitechers genomen in
het „vijandelijk" bezet gebied van een vijan
dige" natie?I
Grieksche maatregelen, ingevolge Eng<c
instructies.
Aan de „Daily News" wordt uit Athene ge
seind: Zaimis eh de Engelsche "gezant hebben
Maaidag een samenspreking gehad. Besloten
is, dat in den vervolge alle maatregelen in var-
band met de uitzetting van Duitsche agenten
door de Grieksche politie zullen worden geno
men. Personen,die reeds door den Engelsch-
I ransehen geheimen dienst in hechtenis zijn ge
nomen, ziullen worden overgeleverd aan de
Grieksche autoriteiten. De bondgenooten zul
len een lijst van personen overleggen, aan wier
werkzaamheden rij een eind wensehen te zien
gemaakt.
Gisteren werd nog uit Athene aan de „Daily
Telegraph" geseind: Baron Sohenck heeft aan
Grieksche journalisten medegedeeld dat hij een
bezoek heeft gebracht aan het Engelsche ge
zantschap en zich onvoorwaardeiyk ter beschik
king van den gezant heeft gesteld. Deze ant
woordde dat hy naar Londen zou seinen om in
structies. Deze oplossing is waarschijnlijk ver
kregen door bemoeienis uit hoogen kring.
Voorbereiding voor den vrede in Engeland,
lie „Local Gouvernement Board" heeft aan de
plaatseiyke autoriteiten een rondsohrijven ver
zonden, met verzoek om de noodige gegevens
te willen verzamelen omtrent het werk, dat na
den oorlog voor de dan vrijkomende werkkrach
ten beschikbaar zal zyn. In de eerste plaats
wenscht de„Local Gouvernement Board" te ver
nemen welke, werken de plaatselijke autoritei
ten y é'kjiSl #iiTen en Kunnen ondernemen,
n i 1 woede -euscht hy een opgave vooi
zoc es» mogelijk van dén particulieren arbeid
die na den oorlog beschikbaar zal zy'n. De be-:
dealing is een re 'ster aan te leggen ten eindé
een overzicht te krijgen van do vermoedelijk
bonoodigdo krachten.
De Noorsche neutraliteit in gevaar.
Ingevolge Engelsche voorschriften is nu id
Noorwegen de uitvoer van visch verboden.
Daarop schrijft de „Norddeutsehe Allgemeina
Zeitung":
Men kan in Noorsche regeeringskringen om
mogelijk aannemen, dat Duitsohland op den
duur kalm zal toezien, hoe Engeland roet be-'
hulp van het onzijdige Noorwegen allen toe-
voei naar DnitschJand tracht te stuiten. Even.
man kan de Noorsche pers en de grootindustrie
er in het onzekere van rijn, waarheen dergelyke
„onzijdige politiek ten slotte moet leiden. Maar
in de eerste plaats behoort de Noorsche regee
ring te begrijpen, dat er de Duitsche regeering
weer niets overblijft dan, zoo Engeland voort
gaat met op die wijze den Noorschen handel op
Duitsohland in te binden en Noorwegen zreb
door dio Engelsche uithongeringspolitiek als
werktuig iaat gebruiken, er overcenkwusrige
maatregelen tegen to nemen.
Belgic's toekomst.
De „Fortnightly Review" bespreekt Sé fte;
komst van België en komt tot do volgende slot
som: Niet ten koste van Nederland, maar van.
Duiteehland zal België in Malmedv, langs liet
Ei/elgcbergte, en in ztfn eigen verloren, maar
gellefdo provincie Luxemburg de territoriale
uitbreiding ontvaneren, welke zyn positie noo
dig maakt. Het zal niet alleen een kleine
schadeloosstelling rijn voor België's lyden,
maar het zal België in staat stellen een groo
tere rol te spelen by het bewaren van den toe-
kcmatigen vrede van Europa. Duze overweging
zal in den Raad der geallieerden van het groot
ste gewicht zijn.
- SERGEANT SIMONDS.
In een reeks schetsjes 'uit een gevangenen
kamp door een Duitseli soldaat die daar tolk
geweeet is, vindt men dé volgende beschrijving
van een Engelsch gevangene:
Sergeant Simmonds is 39 jaar. Hij is een
oude koloniale krijgsman. Nog is geen plooi in
zyn bruin perkament soldatengezicht. Zoo moe
ten de trappers uit de Indianenboeken onzer
jeugd er hebben uitgezien. Na vyf maanden ba-
raldfordeven toont nog iedere pas van den in
(•.port en oorlog en in de zon van alle hemelstre
ken geharde krygsman de stalen veerkracht
van rijn lichaam. Fier, hoogmoedig staat hij
daar, eleganter dan een van zyn Fransche mede
gevangenen en toch is hy slechts In een reeds
zoef versleten khaki-uniform gekleed.
Ik kyk naar zyn ry medailles.
„Hoelang rijt ge thans soldaat Simmonds?"
„19 jaar sir."
„IIebt g voor dezen oorlog reeds ergens mee-
gevoöbten
Een dorre glimlach. „O zeker sir. In Indië
tegen oproerige Sepoys en tegen de Afghamen.
In Soedan tegen Negers, van Aden uit tegen de
Beniselin, in Oost-Afrika tegen de Kaffers, it
Zuid-Afrika tegen de Boeren, in China te.. 1 d«
Boxers.
„En nu tegen de Duitschers?"..sir.*
„Gelooft ge niet dat men zooveel oo wee
ren ook militairisme zou kunnen noeme;
„Ik weet het niet. Ik ben geen polith s."
„Dat is juist, hij is werkelyk geen por eus.
Als er groot nieuws van het corlogsterrein
komt, dan is de barak met Franschen plotseling
een gonzende byenkorf. Sergeant Simmonds
blyft echter onverschillig en kykt naar bet
springen van zyn vriend Finnings, die in trai
ning is. Ey is soldaat en anders niet. Voor hesui
bestaan er sodert 19 jaar geen twyfel, geen.
kwesties (behalïe in de sport), geen proble
men. Alleen bevelen. Hy is naar China en naad
Basoetoeland gegaan omdat het bevolen was.
Hy ia nu gevangene, omdat de oorlog dat zoo
gewild heeft. Hy staat nu met zijn oorlogs
medailles op de borst in het kamp fier, bewè-"
gingloos naar het trainen van zyn vriend Fin
nings te kyken, tot het bevel komt, dat hem
eens naar de Straits Settlements of ergens in
de koloniën zal zenden om agn sport en aan
oorlog te doen.
De Franschen wachten in dof of zenuwachtig
ongeduld, storten zich als haviken op ieder ge
rucht-, ieder bericht, iedere mogelijkheid. Sim
monds wacht niet. Waar hy staat, daar is zijn
plaats. De rest van de wereld interesseert hem
niet.
HINDENBURG EN DE GELD-
LEENING.
Hindenburg reisde over 't veroverde Po
len. Op de markt van een stadje trof hy
een gToote menigte menschen samen.
„Wat is hier aan dé hand?" informeerde
de veldheer.
„Dat zijn geldleeners," werd hem geant
woord.
Geldleeners. Zouden die hem ook geld wil
len leenen? Dat moet de veldheer eens be
proeven.
i AN aar tplnnél (leuk i£ uiaaxliilt
t\i/nrAi VAryplfd.