milt MUL COMMIT
hl VERIEVENER REE
IMIIS-, CARBID, en 01IE1AMPEI vanaf S3 cl.
H. J. v. d. MEER,
Schagchelstraat7-9 bij it
FEUILLETON
Woensdag 11 October Tweede blad
DE DIOCESANE KATHOLIEKENDAG
TE ROTTERDAM.
(Van onzen eigen verslaggever.)
Per telegraaf.
Rotterdam, 11 October.
Echt herfstweer vandaag in de Maasstad.
En het is er, alsof je den guren wind er méér
voelt, dien je hoort gieren over de sdiuitnende,
hoog-opgewaaide rivier, die Rotterdam zoo mooi
maakt.
Zelfs in de werkstad, die Rotterdam is, is het
vandaag te merken dat er iets buitengewoons
gaande moet zijn. Want aan de Delftsche Poort,
net typische Rotterdamsche doorgangsstation, is
het veel drukker dan anders, en de gezichten
van vele oude bekenden uit ons Roomsche leven
zie-je er blij de stad in gluren, nu we om even
tien uur uit den trein stappen.
Er zijn goede maatregel! commissaris
sen van orde, met een witten band om den arm
als 'n brancardier op 't slagveld (vreemd toch,
dat je altijd om dien wereldoorlog moet denken,
zelfs vandaag!) aan het station: er is ook net
een trein uit het Zuiden aangekomen, die een
gezelschap Zeeuwen in de sierlijke Zuid-Beve-
landsche dracht heeft meegebracht' en we zien
die op het Stationsplein vóór ons tippelen, terwijl
een ijverige orde-commissaris zich verdienstelijk
maakt met inlichtingen die vooral de vrouwen,
met parapluie5s en karabiezen gewapend, be
langstellend vernemen.
De tram brengt ons heel gauw naar de kerk
in den' Houttuin, het hartje van de oude stad,
waar Monseigneur Callier om half elf de stille
H. Mis opdraagt;
De H. Mis.
In de kerk is het vol: veel vreemden al, en
hakjes van de kennissen uit heel het Bisdom,
die men op zoo'n dag weer bij elkaar ziet. De
Rotterdammers-zèlf zijn druk opgekomen en de
wel interessante kerk, die zoo verscholen ligt
•langs het drukke stadsgewoel, is bijna geheel vol.
In de stad.
Na de H. Mis was het, in de koffiehuizen
in de buurt vooral, reünie.
Groepjes hier, en gezelschapjes daar.
Hé, u óók in Rotterdam?.... Hoeveel
keeren ik dien uitroep wel gehoord heb!
En telkens zagen we weer nieuwe bekenden:
want de groote stroom bleek nü wel pas te komen,
om vóór één uur in de afdeelingsvergaderingen
te zijn.
Gezellige herinneringen aan den laatsten
Katholiekendag (alweer zoo lang geleden!) te
Vlissingen, werden opgehaald, en de vriend
schapsbanden die we daar sloten, worden weer
vaster aaneengeknoopt.
- De Zeeuwen, 'die zoo in hun schik waren met
dien Vlissingschen Katholiekendag, hebben
woord gehouden, dat zij in Rotterdam niet achter
zouden blijven: ik ontmoet ze bij tientallen, en
de voormannen uit Vlissingen, die het ons zoo
aangenaam maakten drie jaar geleden, zijn de
eersten die wij tegenkomen tegen den tijd van
koffiedrinken
Druk wordt er „geboomd",, en de niet-katho-
ilieke Rotierdammers die in hun zakendrukte
ongetwijfeld nooit van een Katholiekendag heb
ben gehooid, kijken zoo langs de straat, en in
de groote koffiehuizen langs Coolsingel'en op
het Beursplein, toch wel even verwonderd op,
nu ze zooveel vreemden op~bezoek hebben, en
vooral zoo'n menigte geestelijken, want daar zijn
heele secties priesters, en van de eersten uit het
Bisdom.
We zien professor de Groot, uit Amsterdam,
den president van het Groot-Seminarie te War
mond, Mgr. Jansen, deken van Amsterdam, heel
velen onzer Haarlemsche geestelijken en ook
pastoors en kapelaans uit de buurt. Pastoor van
Dam, van Nootdorp, wordt door tal van stadge-
nooten apart begroet: en zoo telkens kom je een
ouden kennis onder die priesters tegen, een die
nu al een poos buitenpastoor is, of die sinds
jaren uit Haarlem is verplaatst en dien je nu
plotseling weer begroet als ouden vriend
Pastoor Postma, de feestredenaar van vanmid
dag, beweeglijk en druk, is een van de „veel-
gezochten" onder de gasten, en Mr. Heerkens
Thijssen, den president dar Haarlemsche Katho
liekendagen, die de leiding weer heeft van dezen
dag, maar voor wien de voorbereiding zeker het
meeste werk gaf, zie ik in een kring van de
achtbaars te Katholieken uit het Bisdom de laatste
aanwijzingen geven
Het wordt langzamerhand tijd voor de afdee
lingsvergaderingen, waarover ik u straks nog
6einen zal.
Uw verslaggever zit met de moeielijkheid, dat
die vergaderingen in drie lokalen plaats hebben,
die een half uur uit elkaar liggen: op het Sta-
GRÖOTE PARTIJ
JASSESCHERKERS 69 cl.
- 1013
tionsplein 'bij de St. Jozefsgezellen vergadert
afdeeling I, in den Doelen, bij de Delftsche
Poort, zal afdeeling II bijeenkomen, en de
nieuwsgierigen die over „de Katholiek in zijn
ontspanning' willen hooren spreken (daar
schijnt liefhebberij voor te zijn!) moeten naar
Cafe Boneski op den Coolsingel, bij de Passage!
Maar de Roomsche Pers-mannèn helpen elkaar
graag, en met vereende krachten maken we de
historie in orde, zoodat ik u toch over alle drie
de vergaderingen straks wat melden zal.
De afdeelingsvergaderingen.
Tegen 1 uur zijn de groote stroomen van
katholieken aangekomen. Uit den omtrek ook
waren er veel: Schiedam en Delft, Dordt en het
Westland hebben heele menigten Katholieken-
dag-gangers geleverd, en zoo waren alle drie de
afdeelingen goed bezet om 1 uur.
EERSTE AFDEELING.
In de groote zaal van de St. Josephgezellen
was liet vol. Daar waren heel veel Haarlemmers
geen wonder, want Mr. Bomans was de spreker.
Dr. Febmers, zwarte figuur met scherpe oogen
achter de dikke brilglazen, opende om even 1
uur met den Christelijken groet en een kort wel
komst woord.
En daarna, onder applaus, betrad Mr.
Bomans den katheder.*
De katholiek in het openhaar
godsdienstig leven.
Spr. behandelde in het le deel zijner rede het
menschelijk opzicht en schetste in den breede hoe
menigmaal 't menschelijk opzicht, evenals bij de
verloochening van Petrus, dè Katholiek weer
houdt om in 't openbaar zich als katholiek te
betoonen 'en als katholiek op te treden.
De waarachtige katholiek aldus was daarbij
des sprekers slotsom zelfs hij, terugziende op
zijn lev hij moet erkennen zoo vaak, zoo
ontzettend vaak, eén speelbal geweest te zijn in
handen van den reus: het menschelijk opzicht,
en even vaak Petrus gevolgd te hebben in zijne
verloochening: ik ken dien mensch niet. Wij allen
hebben vaak Petrus gevolgd in zijn verlooche
ning; laten wij hem blijven volgen ook in zijn
onvervaarde verdediging der zaak Gods, in de
manmoedige belijdenis van Zijns Meesters leer,
waarvoor hij zelfs als Hij gekruisigd is.
Wij weten de taak van den moedigen, onver
schrokken, openbaar getuigenden Katholiek ten
zeerste moeilijk. Maar de> lasten zullen niet voor
niets gébracht, de kruisen niet voor niets gedra
gen. Aan Petrus werd het kruis deelachtig, zoo
ook aan u. Doch weet het: met dit hout is uw
brug tot den Hemel gebouwd op Golgotha, met
dat hout ook bouwt gij uw overgang tot uw
eeuwig heil.
Daarom, van nu af Petrus gevolgd in zijne
getuigenis. Wij behoeven niet alleen een Prins
der Apostelen te "gelijken, hoezeer wij hem in
zijn verloochening volgden, maar wij moeten toch
diep doordrongen zijn van de kracht, de schoon
heid, de noodwendigheid vap het leeken-aposto-
laat.
Van nu af geen aarzeling meer. De godslas
teringen tegengegaan, het vloeken bestreden, de
liederlijke en dubbelzinnige gesprekken gefnuikt,
de kerk met opgeheven hoofde binnengetreden,
de Roomsche krant ontplooid laat zien, uw
Maasbode, Rotterdammers den Zondag vrij
en blij gevierd volgens den wensch van ons aller
lieve Moeder de H. Kerk, haar rechten, haar
leer, haar priesters verdedigd door u, ook in het
alledaagsche léven, uw Katholieke uitwendige
teekenen niet afgelegd, üw kruisteeken geslagen
als een fiere getuigenis van die grootheid van
ziel, dien adel van ons bestaan, die vreugde van
ons leven, vervat ia onze woorden maar meer
nog in onze daden, schetsend onze glorie van
de wieg tot het graf, steeds en overal, deze onze
glorie: Godlof, wij zijn katholiek!
Het openbaar, godsdienstig leven is een bron
van genot. Daarin vinden wij de onvergetelijke
oogenblikken van ons leven; juist in die oogen-
blikken jubelt onze ziel in een mateloozen trots,
beleven wij de volheid van ons leven, waar wij,
hoog het hoofd, het aan een ieder zouden willen
toeroepen, een ieder willen doen deelen in ons
geluk: Wij zijn katholiek.
Haast u daarom, die onvergetelijke oogenblik
ken van machtig openbaar godsdienstig leven
te leeren kennen, haast u de uren te doorleven
van sterkende katholieke saamhoorigheid, de
uren van zielstritling voor God en Kerk, voor
Rome en den Paus, In die uren van katholieke
solidariteit, van openbaar en massaal godsdien
stig leven voelen wij ons allen de heldenzonen
onzer Moeder, de Zouaven van den Paus. En
eenmaal een held geweest zijnde, zult gij lachen
om het menschelijk opzicht, dat u als een vrees
bestormen wil, en gij zult zegevieren onder dien
strijdkreet der eeuwen van Petrus tot Benedictus:
Ik ben katholiek, maakt plaats voor God en
Kerk.
liet is, ging de spreker voort ter uiteen
zetting zijner tweede oonclusiè, voor geen
tegenspraak vatbaar, dat die daden slechts bij
voortduring en blijgemoed zullen gesteld wor
den, waartoe wij door een impuls der liefde wor
den aangespoord en gedrongen.
Maar de liefde tot ons heilig en dierbaar ge
loof zal, wil zij duurzaam zijn, allereerst moe
ten voortkomen uit de kennis van het voorwerp
onzer liefde. Onze godsdienst nu, wel gekend en
begrepen, met al zijn schoonheid, troost en ver
heven leerstellingen, zal ons tot vreugde zijn en
tot heilzaam voorwerp onzer liefde.
De kennis der geschiedenis van onze eeuwen
tartende Kerk zal deze aantrekkelijkheid nog ver
meerderen. Want langs dé heirbaan der eeuwen,
welke zich slingert door de wereldhistorie, zijn
onze katholieke monumenten als zoovele mijl
palen.
En, na een opsomming van al die rtionurnen-
ten vervolgde spr.: wij zien'geen einde van
de kennis des getoofs en des geloofshistorie kris
talliseert in ons hart in een onvergankelijke lief
de voor onze Moeder de H. Kerk.
De kennis der liturgie Oefent eveneens een aan-
sporenden invloed uit, daar ook hiér de schoon
heidredelijkheid en eerbiedwaardige oudheid
onze Moeder de H. Kerk meer doen begrijpen en
beminnen; maar buitendien is deze kennis van
groot practisch nut, daar juist op liturgisch ge
bied de vele vragen der andersdenkenden zich
bewegen en deze vragen als van zelf wel het
meest zullen gesteld worden aan den Katholiek,
die zijn Moeder eert in het openbaar godsdien
stig leven.
Waar de man der .twintigste eeuw vaak zoo
bitter veel moet leeren, wil hij in de wereld iets
vermogen, iets beduiden, iets vooruitkomen, moet
het ons niet te veel zijn steeds meer te willen
weten van onze Moeder de H. Kerk, die ons
zuiverde door de wateren des Doopsels, ons
sterkt door hare genademiddelen, heel ons leven
lang, en in de bange ure van onzen doodsstrijd
door stroom van liefde den rustigen glimlach
toovert om onze lippen.
Indien gij het nog niet hebt, schaft u een
boekje aan over de liturgische gebruiken der
Katholieke Kerk; schaft u meerdere werken aan
over de waarheden des geloofs en de kerkelijke
geschiedenis en voltooit uw uitrusting als miles
Christi, soldaat van Christus.
Handelende verder over den invloed van een
kloek getuigenis van den Katholiek op den an
dersdenkende, stelde spr. in 't licht, hoe tnoeielijk
het is de openbaar godsdienstige daad van wel-
dadigen invloed te doen zijn op den andersden
kende* Hiertoe behoort voorzichtigheid, beleid,
tact en gematigdheid, en wat juist het lastigste
is: natuurlijkheid; de Katholiek moet ongekun
steld zijn.
In dit verband wil ik, vervolgde de spreker,
vooral waarschuwen tegen den grootsten vijand
van den ongekunstelden katholiek, het „would-be*
katholicisme, het verkeerdelijk te pas en te onpas
gewilde katholicisme, hetwelk vaak nog het ge
brek heeft uitdagend ie zijn.
Zoo aangenaam mogelijk in gezelschap moet
de katholiek zijn. Ieder naar zijn aard, zijn aan
leg, zijn mogelijkerwijs kunnen. Door een aan
genaam man in gezelschap te zijn, wordt men
geacht en ban men veel meer doen dan anderen
overdreven gezegdhij mag alles. En zeker zijn
geloof vrij en frank belijden, niemand neemt het
hem kwalijk.
Doch wat meer zegt: hij, de katholiek, krijgt
er een zekere vrijheid, durf en fierheid door, hij
„voelfj zich en het komt niet in hem op, zich
voor zijne collega's te schamen; hij doet in volle
vrijheid wat hem belieft, en de katholiek toont'
zien ongekunsteld, niet aanmatigend, maar met
groote natuurlijkheid en ongedwongenheid, zoo-
als hij is: waarachtig katholiek.
Na eene opsomming van de plichten van den
Katholiek in het openbaar godsdienstig leven,
zette spr. uiteen dat, naast de vele kerkelijke
plichten,er ook nog andere zijn, waardoor het
openbaar godsdienstig leven zich moet kenmer
ken, en wel deze: het tegengaan en de afkeuring
van zondige gewoonten en uitingen, dwalingen
en verkeerde neigingen, zooals die veelal uit een
onchristelijke levensbeschouwing voortkomen; de
dronkenschap, vuile gesprekken, de pornografie,
het vloeken, de perveuse mode. Tegenover de
onchristelijke levensbeschouwing, de jammerlijke
oorzaak dezer uitingen, moeten wij een steeds
krachtdadiger, energieker, rijker en onbeschroom
der christendom stellen.
Want daarmede, Katholieken aldus spr.
redt gij de beschaving van aloud Europa en de
waarachtige cultuur. De verwildering bespringt
ons in de twintigste eeu w met vervaarlijke spron
gen; zij kent slechts één hinderpaal, één inter
nationalen slagboom, een onwrikbare rots van
tegenstand: Uw Kerk, Katholieken! Gij moe't met
•uw Kerk pal staan in het barnen der gevaren,
allereerst door innerlijke krachtsvermeerdering,
maar tevens door uw hechte aaneensluiting als
internationale macht, als wereldmacht.
Onbreekbaar, onbuigbaar is onze kracht in
Christus, onneembaar onze burcht, gebouwd op
Petrus' rots. Hoe talrijk, hoe vermetel, hoe v dsch
zelfs onze vijanden ook mogen zijnnooit zullen
zij ons vermeesteren, zoo wij schutse zoeken in
dien burcht van twintig eeuwenChristus' Kerk.
Onweerstaanbaar moet zijn onze kracht, want
met ons strijdt Christus tot de voleinding der
eeuwen en onze Kerk, Zijne Stichting, is dé
draagster der volle, ongerepte waarheid.
Zoo voelt gij het, KatholiekenGij verdedigt
een wereldzaak in uw katholieke daden. En in
het alledaagsche leven zijt gij het vooral, Katho
lieke leeken, die de vaan van Christus' rechten
hoog moet houden in der wereld dwarreling; uw
waarheid, Christus' woord, blijve ongerept en
steeds door u gedragen, aldoor dieper in de ran
gen; gij draagt in onwankelbare volharding
steeds verder het kruis te midden van het bloedig
tumult der twintigste eeuw, waarin de aloude
grondvesten beven en schudden, waarin de dwa
ling hoogtij viert, en onverstoorbaar redt gij wat
te redden valt: uw Christelijke beginselen, basis
der waarachtige cultuur, der oude Westersche
beschaving, gij plant het kruis, God wil het, en
in dezen kruistocht kan geen man, geen vrouw,
geen kind gemist.
Mogen wij allen na dezen heerlijken Katho
liekendag meer gevorderd zijn op den weg naar
God, altijd nader tot God door een kloeker, fier
der, onbeschroomder openbaar godsdienstig
leven!
De spreker kwam tot de volgende conclusies:
I. De Katholiek heeft in zijn openbaar gods
dienstig leven geen grooter hinderpaal, dan het
menschelijk opzicht. De vrees hiervoor is echter
frooter dan de werkelijkheid. Bij trotseering
lijkt, dat het gezond oordeel eerder prijst dan
afkeurt, mits de Katholiek zijne daden niet steels-
gewijze stelle.
II. De kennis des geloofs en voorts der litur
gie zal bij den Katholiek overtuiging en liefde
kweeken ook voor de openbaar godsdienstige
uitingen. En dit weder zat hem verre houden van
alle verloochening. Buitendien is die kennis nood
zakelijk ter beantwoording van vragen, welke
door de openbaar godsdienstige daden van zelf
worden uitgelokt.
III. In het openbaar godsdienstig leven, wil
het vruchtbaar zijn ook voor den anaerdenkende,
moet de Katholiek zijn: ongekunsteld, niet uit
dagend en zoo aangenaam mogelijk in gezel
schap.
IV. De openbare godsdienstige daad moet
zeker bestaan in het volgen der Katholieke ge
bruiken, waar het pas geeft, maar nog meer in
de handhaving der Katholieke beginselen door
het onbeschroomd afkeuren van zondige gewoon
ten en uitingen, dwalingen en verkeerde neigin
gen, zooals deze veelal uit een onchristelijke
levensbeschouwing voortkomen.
Van de discussie, die hierna gevoerd werd,
en waaraan ook de heer Hooij, uit Haarlem,
deel nam, schrijf ik u morgen meer.
TWEEDE AFDEELING.
In de z.g. „salon" van de Doejen (die alles
behalve een echte salon is) sprak Mr. Ledeboer,
de Advocaat-Generaal van den Hoogen Raad.
De katholiek in liet maatschap-
1 pelUk leven.
Dit onderwerp behandelde in deze afd. Mr.
R. B. Ledeboer.
Spr. betoogde dat nu in on8 land het openbaar
maatschappelijk leven een christelijke stempel
heeft, dat wij thans nog leven in een gemeen
schap, die nog duidelijk aanwijst, dat onze be
schaving van Christelijken huize is. Christelijke
beginselen hebben de ontwikkeling onzer maat
schappij, ook tot in haren huidigen toestand, in
het algemeen bepaald.
Tweeërlei moet daarbij echter bedacht worden.
Eensdeels dat, wanneer men in bijzonderheden
treedt, in menig opzicht zal blijken, dat van de
ware Christelijke beginselen gedurende de his
torische ontwikkeling onzer maatschappij is af
geweken, dat de Katholieke lijn dikwerf niet meer
is gevolgd, sinds het Pfuselijk oppergezag piet
algemeen meer werd erkend, anderdeels dat voor
al in den lateren tijd met erkenning veelal nog
van de schoonheid van het maatschappelijk ge
bouw, soms echter helaas reeds met miskenning
daarvan, getracht werd de fundamenten daarvan
weg te nemen en het te stellen op een basis, die
het niet kan dragen, zoodat het ten slotte onver
mijdelijk te gronde zou gaan.
Hij weidde breed uit over de gevaren, die de
maatschappij dreigen en ging na hoe de katho
liek daartegenover staat.
- Zijne plaats, uitteraard historisch te verklaren,
moet, betoogde spr. wordien bepaald door de
eischen van zijn tijd, dat is door de behoeften
der toekomst. Bij de historische, verklaring van
de plaats van den Katholiek, denk ik, zeide spre
ker, natuurlijk aan ons diocees. Omstreeks twee
en een halve eeuw Zijn wij katholieken hier ge
weest eene gedulde minderheid. Van deelneming
aan het bestuur van land en gewest uitgesloten,
kon onze invloed op het maatschappelijk leven
slechts gering ziin en is dan ook niet groot ge
weest. Met de later gevolgde gelijkstelling van
rechten van Roomsche en andere Staatsburgers
werd die toestand wel is waar een andere, maar
ook toen moesten in de eersie tijden alle krachten
worden aangewend om de kerkelijke Hiërarchie
te zien hersteld, de vrijheid van Katholieke op
voeding en Katholiek onderwijs te zien gewaar
borgd. In de latere decenniën pas zyen wij dan
ook op allerlei gebied de katholieke werkzaam
heid zich ontplooien.
Wat de eischen-der ioekomst betreft, waar
zullen wij die beter en vollediger vinden dan uit
den mond der Pausen? Leo XIII verklaarde: De
tegenwoordige maatschappij heeft de bovenna
tuurlijke orde en de Goddelijke Openbaring ver
worpen en daarmee zich onttrokken aan de heil
zame werking van liet Christendom en daarmede
is voor de wereld de verwarring geboren, die
haar thans omvangen houdt. In den schoot van
het christendom moet dus de van haar afgeweken
maatschappij terugkeeren om rust en behoud te
rug te vinden. Maar daarmee is niet alles ge
zegd die terugkeer zal niet een volledig en deug
delijk redmiddel blijken, tenzij men er aen terug
keer onder verstaat tot eene oprechte liefde voor
de eene heilige, katholieke en apostolische kerk.
En Paus Pius hief in dezen zelfden zin de leus
aan, die in alle katholieke harten heeft weer-
klonken: instaur&re omnia in Christo, alles ver
nieuwen in Christus.'
Het is niet alleen een veelomvaiiènd program
van actie, dat die groote Pausen ons hebben
voorgehouden, het is alles omvattend. Daarom is
eene krachtige en algemeene deelneming aan het
maatschappelijk leven van alle mannen en vrou
wen zoneter onderscheid gebiedend noodig.
Hij deed verder opmerken-dat op verdie
ping van ons godsdienstig' leven en op ver
sterking van onze eigen noodzakelijk*) in
stellingen steeds en allereerst ouzo blik ge-
richt moet zijn. Ons jong katholiek geslacht
zij aldus spr. voorwerp van onze aan
houdende zorg, verleenen van Boomsolie
hulp en steun aan zwakken en ongelukkigen
een eeretaak, bet instandhouden van echt
Roomsche gezinnen en echt Roomsch huise
lijk leven een ieders eereplicht, krachtige
en oprechte steun aan de economisch zwak
keren, ook in hunne vak- en stand vereen i-
gingen een met vertrouwen en vastheid var
wil welkome taak voor allen, die invloed
uitoefenen in die richting.
Maar om alles te vernieuwen is meer noo
dig. Wij moeten in het maatschappelijk le
ven in onzen tijd en in ons diocees ook wil
len inwerken op onze andersdenkende land-
genooten. Wij moeten trachten ook hen te
overtuigen van de juistheid onzer Room
sche beginselen en van den weldadigen in
vloed daarvan op de maatschappij. Wij mo
gen gerust erkennen, dat \éij niet alleec
willen behouden, maar ook t willen winnen:
doclr wij voegen or onsplitsbaar aan toe,
dat wij de maatschappij willen winnen niet
voor ons, maar voor haar zelve en bovenal
voor God.
Waar wij plichten te vervullen heb
ben van onzen godsdienst, daar aarzelo 'men
nooit met bescheiden besluitheid te bewer
ken, dat daarmede in onzen handel en wan
del met andersdenkend enrekening worde
gehouden. Daar móet het heen, dat men in
onze gemengde maatschappij het miet-ka-
tholiek zijn niet als het nor-male, het
Roomisoh-zijn als abnormaal verschijnsel
aanziet, maar dat men zich bewust zij van
ons volkomen gelijkgerechtigd samenleven.
Daarna legde spr. er den nadruk op, dat
een verdieping van het godsdienstig leven
noodig is.
De echte sensus catholicus moet, aldus
spr., ons doordringen en alle middelen daar
toe dienstig moeten wij aangrijpen. Onze
priesters leeren ons den koninklijken weg,
die daartoe 'leidt, ale leek zij het mij ver
gund, als een werkzaam middel vooral ook
te wijzen op de Roomsche lectuur, juist voor
hen» die in het maatschappelijk leven veel
met andersdenkenden in aanraking komen.
De Roomsche lectuur is als het ware noodig
als dagelijks brood; de Roomsche courant
is voor ons onmisbaar geworden. Ook onze
tijdschriften en onze Roomsche lectuur in
den meest ultgebreiden zin moeten onze be
langstelling wekken.
Do spreker eindigde zijn rede met do ver
klaring, dat hjj allerminst een gevoel van
ongerustheid had willen teweegbrengen bij
hen, die hier of daar tijdelijk een tekort
aan krachten meenen te bespeuren, neen,
met rustige vastberadenheid ga ieder aan
de taak, die hem of haar meer in 't bijzonder
aangewezen lijkt. Wij zullen daarin voldoe
ning smaken, als wij daardoor ieder een
steentje bijdragen tot de vernieuwing der
maatschappij in Christus, en wij dan, in tie
toekomst schouwend, die maatschappij hecht
gegrondvest zien en veilig beschut onder den
met liét kruis bekroonden koepel van den
Dom der Christelijke beschaving, ad majo-
rern Dei gloriam en het heil der geheelet
me-nschheid.
De inleider kwam tot do volgende Con
clusies:
I. Ook in ons land en in onzen tijd draagt
bet openbaar, maatschappelijk leven oen
christelijk stempel. I
H. Krachtige ou algemeene deelneming,
door Katholieke mannen en vrouwen (R. IC.
.Vrouwenbonden) aan het openbaar maat-,
schappelijk leven is eene noodzakelijke voor
waarde voor het behoud van het Christelijk
karakter van onze maatschappij.
III. Het streven zij daarbij gericht nieit
alleen op de erkenning van het recht op,
-©n op het behouden of verkrijgen van dip
mate van vrijheid van beweging, die nood
zakelijk is voor volledige ontplooiing en door
werking van de Roomsche beginselen, doch
ook van de juistheid dier beginselen en van
den weldadigen invloed der doorwerking daar»
van op het openbaar maatschappelijk loven.
IV. Verdieping van het godsdienstig leveii
en karaktervorming is voor hen, die deelno
men ban het openbaar maatschappelijk leven,
eeno noodzakelijke voorwaarde voor wel
slagen in hun werk.
DERDE AFDEELINO.
Bizonder vol was het in de derde Afdeeling,
in de mooie bovenzaal van BöneSki, waar Mr.
van den Bogaert uit Amsterdam, de sympathieke
oud-voorzitter van de Diocesane K. S. A., presi
deerde.
De breede figuur van Dr. Hoffman uit Gouda
zag ik daar, en de wethouder van Rotterdam, de
FELICIA CURTIS.
Hot meisje logde haai', schilderwerk o-p
tafel en bezag haar onafgemaakt werk met
tegenzin: van alles wat ik ooit maakte, is
deze het misselij'kste, het smakelooste en
&Itijd nog meer slechte bijvoegelijke naam
woorden uitende het slechte product.
vv'ierp het blad in het vuur, behoefte
oelonde aan eenig voorwerp bare woede te
koelen. Toen zette zij zich aan het venster.
eut 9®ening tussohen de boomen gaf haar
rWnJ i? op de Abdij, die op een rots,
^ven alles uitstak.
don anderen kant vielen de laatste
viola?8 - rijke geboomte zacht
«nr„ 'Krijs kleurden én schaduwen op 'den
wier-pen.
StnV te midden van een groot
'deaTte f i W£ai7aa slecljte een klein ge
land justiof Kemaakt, het pverige
Ih-aij f gebruikt voor bouwland, alles
goed onderhouden.
bezitting was afkomstig van den
oudsten broeder van Mr. Brent, een jong
gezel die invalide was en hier vele jaren
vertoefd had. Hij had de natuur boven de
kunst verkozen -in de aanleg van zijn ge
bied en de opbrengst er van gaf een ruim
bestaan aan zijne jonge nichten.
De schaduwen werden donkerder. Victo
ria nam haar hoed, vloog de stijle trap af,
<lié op een deur uitliep, waarvan zij alléén
den sleutel had. Deze gaf toegang tot een
verwaarloosd boschje, waar in het midden
zich een beeld bevond zonder hoofd.
Den oven-prikkelenden toestand waarin zij
zioh bevond, dood haar naar de eenzaam-
neid verlangen en naar do geheimzinnige
sombere schaduwen der groene hoornen. Zoo
langzaam ronddwalende, kwam zij eens
klaps uit op een met gras besproeiden weg,
die in den tuin van „the Solitude" uitkwam.
Zij wandelde met de handen op den rug
rustig voort.
Daar stiet op eens haar voet tegen een
glinsterend voorwerp. Zij bleef staan, keek,
en raapte een soort ketting met pareltjes
op kleine pareltjes in oud zilver gevat
zij waren aan elkander gehecht door een
ketting,"op gelijken afstand bevond zich een
grootere parel en onderaan hing een cruci
fix. Het meisje bekeek dit voorwerp met
eouigszins minachtende nieuwsgierigheid.
Nimmer te voren had zü een dergelijk
voorwerp gezien behalve op schilderijen
veel minder.' in de handen gehad dit
soort van papiatisclie bijgeloovigheid één
van de vele clwaa-hcden vrpr den afgoden
dienst. der Roomsche Kerk.
Hoe is het mogeRik, dat een ontwikkeld
mensch gebeden prevelt aan een kralen
snoer, zeide zij beklagend.
Het crucifix was niet van gewoon ge
smeed of gedreven zilver, zooals andere ro
zenkransen, maar'van zeer fijn en artistiek
bewerkt zilveremeediwork, het was wel 10
cM. lang; onder het kruis stond een inscrip
tie, maar daar liet reeds avond begon te
worden en de schaduwen van de 'hoornen het
weinige Sjicht benamèn, kon Victoria lliot
niet ontcijferen. Zij bleef een oogenfblik be
sluiteloos slaan eii liet de kralen langs hare
vingers glijden, doch zij had een gevoel als
of hare vingers er doior hesmet werden.
Het voorwerp mede naar huis te nemen,
daar viel niet aan te denken; liet weder op
den grortd te leggen, dat giijg o0k niet aan,
want dan kon het vertrapt worden. Er-
kwam een gevoel over haar, dat zij niet
verklaren kon.
Daar hoorde zij hot kraken van oen open
gaande poort. Een groote, statige vrouw,
gehuld in een zacht grijzen mantel, die ge
heel in overeenstemming was met de har-
monitiche avondschaduwen, kwam langzaam
vaq, „the Solitude" af. Behoedzaam stapte
zü voort, angstig rondziende, alsof zij iels
zocht. Victoria trad op haar toe.
Kan dit ook van u zijn? En zij toonde
haar den' rozenkrans.
O, duizendmaal daük, ja, hu is van mij.
Overal had ik reeds gezocht en teu einde
raad, was ik dezen \vcg opgegaan, allo koop
reeds opgevende. Dank u nogmaals!
Zij bekeek de spreekster half angstig, half
bewonderend. Dit was nu de meesteres van
„the Solitude", die zij zich als een oude,
onooglijke vrouw had voorgesteld, gekleed
zooals do vrouwen van pachters, met muts
en schort.
Wat was dat geheel anders! Deze was een
lieve dame,, met een zachte on welluidende
stem, haar gelaat leek op een dor Spaanse,he
Madonna's. Zij had donkere schitterende
oogen, een teere gelaatskleur en liovo, roze
roode lippen. Ook was het haar met zorg
opgemaakt, een schoone omlijsting vóórhaar
lief gelaat. Mrs. Fitzgerald had sedert den
dood van haar echtgenoot altijd hetzelfde
kapsel gedragen.
Victoria aarzelde een, oogenblik toen zij
haar den parelsnoer teruggaf.
Is dit Hu wat men een rozenkrans
noemt?
Do toon en de wijze waarop zij dit vroeg,
kwam er ecuigszins plotseliug uit.
Mrs. Fitzgerald begröep haar cu ant-
woordde, het meisje vriendelijk toelachend: I
Ja, het is een oude rozenkrans, door 1
een Spaanscben kunstenaar bewerkt Mijn
echtgenoot schonk hem mij op den dag van
ons huwelijk. Ik kan het mij nog niet be
grijpen, hoe het mogelijk was dat ik heru
verliezen kon.
Ik ben blij dat ik bom gevonden böb,
hernam Victoria met een lichte buiging en
keerde huiswaarts.
Hoe jammer dat deze dame een paap-
sche rs. Juist zoo'n 'buitengewone persoon
lijkheid, dio mij bevallen zou en waar ik
zoo gaarne mee zou omgaan.
Ik zal dit avontuur aan tafel vertellen!
Wat zal nicht'Ada woedend zijn! Zoo rede-
neorende, wandelde Iret aardige meisje huis-
waarts, met liet t wij leiachtig genot, de bel
voor liet middagmaal reeds te hooren lui
den, toen zij de poort van St. Hilarius open
deed.
Er ziin mensclien en Mr. Bent behoorde
tot dezen die in alles stipt zijn, en ver
langen, dat men op. het bepaalde uur der
maaltüdeu aanwezig is. Er werd noen soep.
noch vis eh warm gebonden voor Uem of
haar, die te laat kwam. Victoria Dracht
haar toilet in orde, terwijl zij vlug de trap
pen opliep en buiten adem aan tafel ver-
scheen; de vieoh werd reeds weggebracht.
(Wordt vervolgd.)