milt MUL COMMIT hl VERIEVENER REE IMIIS-, CARBID, en 01IE1AMPEI vanaf S3 cl. H. J. v. d. MEER, Schagchelstraat7-9 bij it FEUILLETON Woensdag 11 October Tweede blad DE DIOCESANE KATHOLIEKENDAG TE ROTTERDAM. (Van onzen eigen verslaggever.) Per telegraaf. Rotterdam, 11 October. Echt herfstweer vandaag in de Maasstad. En het is er, alsof je den guren wind er méér voelt, dien je hoort gieren over de sdiuitnende, hoog-opgewaaide rivier, die Rotterdam zoo mooi maakt. Zelfs in de werkstad, die Rotterdam is, is het vandaag te merken dat er iets buitengewoons gaande moet zijn. Want aan de Delftsche Poort, net typische Rotterdamsche doorgangsstation, is het veel drukker dan anders, en de gezichten van vele oude bekenden uit ons Roomsche leven zie-je er blij de stad in gluren, nu we om even tien uur uit den trein stappen. Er zijn goede maatregel! commissaris sen van orde, met een witten band om den arm als 'n brancardier op 't slagveld (vreemd toch, dat je altijd om dien wereldoorlog moet denken, zelfs vandaag!) aan het station: er is ook net een trein uit het Zuiden aangekomen, die een gezelschap Zeeuwen in de sierlijke Zuid-Beve- landsche dracht heeft meegebracht' en we zien die op het Stationsplein vóór ons tippelen, terwijl een ijverige orde-commissaris zich verdienstelijk maakt met inlichtingen die vooral de vrouwen, met parapluie5s en karabiezen gewapend, be langstellend vernemen. De tram brengt ons heel gauw naar de kerk in den' Houttuin, het hartje van de oude stad, waar Monseigneur Callier om half elf de stille H. Mis opdraagt; De H. Mis. In de kerk is het vol: veel vreemden al, en hakjes van de kennissen uit heel het Bisdom, die men op zoo'n dag weer bij elkaar ziet. De Rotterdammers-zèlf zijn druk opgekomen en de wel interessante kerk, die zoo verscholen ligt •langs het drukke stadsgewoel, is bijna geheel vol. In de stad. Na de H. Mis was het, in de koffiehuizen in de buurt vooral, reünie. Groepjes hier, en gezelschapjes daar. Hé, u óók in Rotterdam?.... Hoeveel keeren ik dien uitroep wel gehoord heb! En telkens zagen we weer nieuwe bekenden: want de groote stroom bleek nü wel pas te komen, om vóór één uur in de afdeelingsvergaderingen te zijn. Gezellige herinneringen aan den laatsten Katholiekendag (alweer zoo lang geleden!) te Vlissingen, werden opgehaald, en de vriend schapsbanden die we daar sloten, worden weer vaster aaneengeknoopt. - De Zeeuwen, 'die zoo in hun schik waren met dien Vlissingschen Katholiekendag, hebben woord gehouden, dat zij in Rotterdam niet achter zouden blijven: ik ontmoet ze bij tientallen, en de voormannen uit Vlissingen, die het ons zoo aangenaam maakten drie jaar geleden, zijn de eersten die wij tegenkomen tegen den tijd van koffiedrinken Druk wordt er „geboomd",, en de niet-katho- ilieke Rotierdammers die in hun zakendrukte ongetwijfeld nooit van een Katholiekendag heb ben gehooid, kijken zoo langs de straat, en in de groote koffiehuizen langs Coolsingel'en op het Beursplein, toch wel even verwonderd op, nu ze zooveel vreemden op~bezoek hebben, en vooral zoo'n menigte geestelijken, want daar zijn heele secties priesters, en van de eersten uit het Bisdom. We zien professor de Groot, uit Amsterdam, den president van het Groot-Seminarie te War mond, Mgr. Jansen, deken van Amsterdam, heel velen onzer Haarlemsche geestelijken en ook pastoors en kapelaans uit de buurt. Pastoor van Dam, van Nootdorp, wordt door tal van stadge- nooten apart begroet: en zoo telkens kom je een ouden kennis onder die priesters tegen, een die nu al een poos buitenpastoor is, of die sinds jaren uit Haarlem is verplaatst en dien je nu plotseling weer begroet als ouden vriend Pastoor Postma, de feestredenaar van vanmid dag, beweeglijk en druk, is een van de „veel- gezochten" onder de gasten, en Mr. Heerkens Thijssen, den president dar Haarlemsche Katho liekendagen, die de leiding weer heeft van dezen dag, maar voor wien de voorbereiding zeker het meeste werk gaf, zie ik in een kring van de achtbaars te Katholieken uit het Bisdom de laatste aanwijzingen geven Het wordt langzamerhand tijd voor de afdee lingsvergaderingen, waarover ik u straks nog 6einen zal. Uw verslaggever zit met de moeielijkheid, dat die vergaderingen in drie lokalen plaats hebben, die een half uur uit elkaar liggen: op het Sta- GRÖOTE PARTIJ JASSESCHERKERS 69 cl. - 1013 tionsplein 'bij de St. Jozefsgezellen vergadert afdeeling I, in den Doelen, bij de Delftsche Poort, zal afdeeling II bijeenkomen, en de nieuwsgierigen die over „de Katholiek in zijn ontspanning' willen hooren spreken (daar schijnt liefhebberij voor te zijn!) moeten naar Cafe Boneski op den Coolsingel, bij de Passage! Maar de Roomsche Pers-mannèn helpen elkaar graag, en met vereende krachten maken we de historie in orde, zoodat ik u toch over alle drie de vergaderingen straks wat melden zal. De afdeelingsvergaderingen. Tegen 1 uur zijn de groote stroomen van katholieken aangekomen. Uit den omtrek ook waren er veel: Schiedam en Delft, Dordt en het Westland hebben heele menigten Katholieken- dag-gangers geleverd, en zoo waren alle drie de afdeelingen goed bezet om 1 uur. EERSTE AFDEELING. In de groote zaal van de St. Josephgezellen was liet vol. Daar waren heel veel Haarlemmers geen wonder, want Mr. Bomans was de spreker. Dr. Febmers, zwarte figuur met scherpe oogen achter de dikke brilglazen, opende om even 1 uur met den Christelijken groet en een kort wel komst woord. En daarna, onder applaus, betrad Mr. Bomans den katheder.* De katholiek in het openhaar godsdienstig leven. Spr. behandelde in het le deel zijner rede het menschelijk opzicht en schetste in den breede hoe menigmaal 't menschelijk opzicht, evenals bij de verloochening van Petrus, dè Katholiek weer houdt om in 't openbaar zich als katholiek te betoonen 'en als katholiek op te treden. De waarachtige katholiek aldus was daarbij des sprekers slotsom zelfs hij, terugziende op zijn lev hij moet erkennen zoo vaak, zoo ontzettend vaak, eén speelbal geweest te zijn in handen van den reus: het menschelijk opzicht, en even vaak Petrus gevolgd te hebben in zijne verloochening: ik ken dien mensch niet. Wij allen hebben vaak Petrus gevolgd in zijn verlooche ning; laten wij hem blijven volgen ook in zijn onvervaarde verdediging der zaak Gods, in de manmoedige belijdenis van Zijns Meesters leer, waarvoor hij zelfs als Hij gekruisigd is. Wij weten de taak van den moedigen, onver schrokken, openbaar getuigenden Katholiek ten zeerste moeilijk. Maar de> lasten zullen niet voor niets gébracht, de kruisen niet voor niets gedra gen. Aan Petrus werd het kruis deelachtig, zoo ook aan u. Doch weet het: met dit hout is uw brug tot den Hemel gebouwd op Golgotha, met dat hout ook bouwt gij uw overgang tot uw eeuwig heil. Daarom, van nu af Petrus gevolgd in zijne getuigenis. Wij behoeven niet alleen een Prins der Apostelen te "gelijken, hoezeer wij hem in zijn verloochening volgden, maar wij moeten toch diep doordrongen zijn van de kracht, de schoon heid, de noodwendigheid vap het leeken-aposto- laat. Van nu af geen aarzeling meer. De godslas teringen tegengegaan, het vloeken bestreden, de liederlijke en dubbelzinnige gesprekken gefnuikt, de kerk met opgeheven hoofde binnengetreden, de Roomsche krant ontplooid laat zien, uw Maasbode, Rotterdammers den Zondag vrij en blij gevierd volgens den wensch van ons aller lieve Moeder de H. Kerk, haar rechten, haar leer, haar priesters verdedigd door u, ook in het alledaagsche léven, uw Katholieke uitwendige teekenen niet afgelegd, üw kruisteeken geslagen als een fiere getuigenis van die grootheid van ziel, dien adel van ons bestaan, die vreugde van ons leven, vervat ia onze woorden maar meer nog in onze daden, schetsend onze glorie van de wieg tot het graf, steeds en overal, deze onze glorie: Godlof, wij zijn katholiek! Het openbaar, godsdienstig leven is een bron van genot. Daarin vinden wij de onvergetelijke oogenblikken van ons leven; juist in die oogen- blikken jubelt onze ziel in een mateloozen trots, beleven wij de volheid van ons leven, waar wij, hoog het hoofd, het aan een ieder zouden willen toeroepen, een ieder willen doen deelen in ons geluk: Wij zijn katholiek. Haast u daarom, die onvergetelijke oogenblik ken van machtig openbaar godsdienstig leven te leeren kennen, haast u de uren te doorleven van sterkende katholieke saamhoorigheid, de uren van zielstritling voor God en Kerk, voor Rome en den Paus, In die uren van katholieke solidariteit, van openbaar en massaal godsdien stig leven voelen wij ons allen de heldenzonen onzer Moeder, de Zouaven van den Paus. En eenmaal een held geweest zijnde, zult gij lachen om het menschelijk opzicht, dat u als een vrees bestormen wil, en gij zult zegevieren onder dien strijdkreet der eeuwen van Petrus tot Benedictus: Ik ben katholiek, maakt plaats voor God en Kerk. liet is, ging de spreker voort ter uiteen zetting zijner tweede oonclusiè, voor geen tegenspraak vatbaar, dat die daden slechts bij voortduring en blijgemoed zullen gesteld wor den, waartoe wij door een impuls der liefde wor den aangespoord en gedrongen. Maar de liefde tot ons heilig en dierbaar ge loof zal, wil zij duurzaam zijn, allereerst moe ten voortkomen uit de kennis van het voorwerp onzer liefde. Onze godsdienst nu, wel gekend en begrepen, met al zijn schoonheid, troost en ver heven leerstellingen, zal ons tot vreugde zijn en tot heilzaam voorwerp onzer liefde. De kennis der geschiedenis van onze eeuwen tartende Kerk zal deze aantrekkelijkheid nog ver meerderen. Want langs dé heirbaan der eeuwen, welke zich slingert door de wereldhistorie, zijn onze katholieke monumenten als zoovele mijl palen. En, na een opsomming van al die rtionurnen- ten vervolgde spr.: wij zien'geen einde van de kennis des getoofs en des geloofshistorie kris talliseert in ons hart in een onvergankelijke lief de voor onze Moeder de H. Kerk. De kennis der liturgie Oefent eveneens een aan- sporenden invloed uit, daar ook hiér de schoon heidredelijkheid en eerbiedwaardige oudheid onze Moeder de H. Kerk meer doen begrijpen en beminnen; maar buitendien is deze kennis van groot practisch nut, daar juist op liturgisch ge bied de vele vragen der andersdenkenden zich bewegen en deze vragen als van zelf wel het meest zullen gesteld worden aan den Katholiek, die zijn Moeder eert in het openbaar godsdien stig leven. Waar de man der .twintigste eeuw vaak zoo bitter veel moet leeren, wil hij in de wereld iets vermogen, iets beduiden, iets vooruitkomen, moet het ons niet te veel zijn steeds meer te willen weten van onze Moeder de H. Kerk, die ons zuiverde door de wateren des Doopsels, ons sterkt door hare genademiddelen, heel ons leven lang, en in de bange ure van onzen doodsstrijd door stroom van liefde den rustigen glimlach toovert om onze lippen. Indien gij het nog niet hebt, schaft u een boekje aan over de liturgische gebruiken der Katholieke Kerk; schaft u meerdere werken aan over de waarheden des geloofs en de kerkelijke geschiedenis en voltooit uw uitrusting als miles Christi, soldaat van Christus. Handelende verder over den invloed van een kloek getuigenis van den Katholiek op den an dersdenkende, stelde spr. in 't licht, hoe tnoeielijk het is de openbaar godsdienstige daad van wel- dadigen invloed te doen zijn op den andersden kende* Hiertoe behoort voorzichtigheid, beleid, tact en gematigdheid, en wat juist het lastigste is: natuurlijkheid; de Katholiek moet ongekun steld zijn. In dit verband wil ik, vervolgde de spreker, vooral waarschuwen tegen den grootsten vijand van den ongekunstelden katholiek, het „would-be* katholicisme, het verkeerdelijk te pas en te onpas gewilde katholicisme, hetwelk vaak nog het ge brek heeft uitdagend ie zijn. Zoo aangenaam mogelijk in gezelschap moet de katholiek zijn. Ieder naar zijn aard, zijn aan leg, zijn mogelijkerwijs kunnen. Door een aan genaam man in gezelschap te zijn, wordt men geacht en ban men veel meer doen dan anderen overdreven gezegdhij mag alles. En zeker zijn geloof vrij en frank belijden, niemand neemt het hem kwalijk. Doch wat meer zegt: hij, de katholiek, krijgt er een zekere vrijheid, durf en fierheid door, hij „voelfj zich en het komt niet in hem op, zich voor zijne collega's te schamen; hij doet in volle vrijheid wat hem belieft, en de katholiek toont' zien ongekunsteld, niet aanmatigend, maar met groote natuurlijkheid en ongedwongenheid, zoo- als hij is: waarachtig katholiek. Na eene opsomming van de plichten van den Katholiek in het openbaar godsdienstig leven, zette spr. uiteen dat, naast de vele kerkelijke plichten,er ook nog andere zijn, waardoor het openbaar godsdienstig leven zich moet kenmer ken, en wel deze: het tegengaan en de afkeuring van zondige gewoonten en uitingen, dwalingen en verkeerde neigingen, zooals die veelal uit een onchristelijke levensbeschouwing voortkomen; de dronkenschap, vuile gesprekken, de pornografie, het vloeken, de perveuse mode. Tegenover de onchristelijke levensbeschouwing, de jammerlijke oorzaak dezer uitingen, moeten wij een steeds krachtdadiger, energieker, rijker en onbeschroom der christendom stellen. Want daarmede, Katholieken aldus spr. redt gij de beschaving van aloud Europa en de waarachtige cultuur. De verwildering bespringt ons in de twintigste eeu w met vervaarlijke spron gen; zij kent slechts één hinderpaal, één inter nationalen slagboom, een onwrikbare rots van tegenstand: Uw Kerk, Katholieken! Gij moe't met •uw Kerk pal staan in het barnen der gevaren, allereerst door innerlijke krachtsvermeerdering, maar tevens door uw hechte aaneensluiting als internationale macht, als wereldmacht. Onbreekbaar, onbuigbaar is onze kracht in Christus, onneembaar onze burcht, gebouwd op Petrus' rots. Hoe talrijk, hoe vermetel, hoe v dsch zelfs onze vijanden ook mogen zijnnooit zullen zij ons vermeesteren, zoo wij schutse zoeken in dien burcht van twintig eeuwenChristus' Kerk. Onweerstaanbaar moet zijn onze kracht, want met ons strijdt Christus tot de voleinding der eeuwen en onze Kerk, Zijne Stichting, is dé draagster der volle, ongerepte waarheid. Zoo voelt gij het, KatholiekenGij verdedigt een wereldzaak in uw katholieke daden. En in het alledaagsche leven zijt gij het vooral, Katho lieke leeken, die de vaan van Christus' rechten hoog moet houden in der wereld dwarreling; uw waarheid, Christus' woord, blijve ongerept en steeds door u gedragen, aldoor dieper in de ran gen; gij draagt in onwankelbare volharding steeds verder het kruis te midden van het bloedig tumult der twintigste eeuw, waarin de aloude grondvesten beven en schudden, waarin de dwa ling hoogtij viert, en onverstoorbaar redt gij wat te redden valt: uw Christelijke beginselen, basis der waarachtige cultuur, der oude Westersche beschaving, gij plant het kruis, God wil het, en in dezen kruistocht kan geen man, geen vrouw, geen kind gemist. Mogen wij allen na dezen heerlijken Katho liekendag meer gevorderd zijn op den weg naar God, altijd nader tot God door een kloeker, fier der, onbeschroomder openbaar godsdienstig leven! De spreker kwam tot de volgende conclusies: I. De Katholiek heeft in zijn openbaar gods dienstig leven geen grooter hinderpaal, dan het menschelijk opzicht. De vrees hiervoor is echter frooter dan de werkelijkheid. Bij trotseering lijkt, dat het gezond oordeel eerder prijst dan afkeurt, mits de Katholiek zijne daden niet steels- gewijze stelle. II. De kennis des geloofs en voorts der litur gie zal bij den Katholiek overtuiging en liefde kweeken ook voor de openbaar godsdienstige uitingen. En dit weder zat hem verre houden van alle verloochening. Buitendien is die kennis nood zakelijk ter beantwoording van vragen, welke door de openbaar godsdienstige daden van zelf worden uitgelokt. III. In het openbaar godsdienstig leven, wil het vruchtbaar zijn ook voor den anaerdenkende, moet de Katholiek zijn: ongekunsteld, niet uit dagend en zoo aangenaam mogelijk in gezel schap. IV. De openbare godsdienstige daad moet zeker bestaan in het volgen der Katholieke ge bruiken, waar het pas geeft, maar nog meer in de handhaving der Katholieke beginselen door het onbeschroomd afkeuren van zondige gewoon ten en uitingen, dwalingen en verkeerde neigin gen, zooals deze veelal uit een onchristelijke levensbeschouwing voortkomen. Van de discussie, die hierna gevoerd werd, en waaraan ook de heer Hooij, uit Haarlem, deel nam, schrijf ik u morgen meer. TWEEDE AFDEELING. In de z.g. „salon" van de Doejen (die alles behalve een echte salon is) sprak Mr. Ledeboer, de Advocaat-Generaal van den Hoogen Raad. De katholiek in liet maatschap- 1 pelUk leven. Dit onderwerp behandelde in deze afd. Mr. R. B. Ledeboer. Spr. betoogde dat nu in on8 land het openbaar maatschappelijk leven een christelijke stempel heeft, dat wij thans nog leven in een gemeen schap, die nog duidelijk aanwijst, dat onze be schaving van Christelijken huize is. Christelijke beginselen hebben de ontwikkeling onzer maat schappij, ook tot in haren huidigen toestand, in het algemeen bepaald. Tweeërlei moet daarbij echter bedacht worden. Eensdeels dat, wanneer men in bijzonderheden treedt, in menig opzicht zal blijken, dat van de ware Christelijke beginselen gedurende de his torische ontwikkeling onzer maatschappij is af geweken, dat de Katholieke lijn dikwerf niet meer is gevolgd, sinds het Pfuselijk oppergezag piet algemeen meer werd erkend, anderdeels dat voor al in den lateren tijd met erkenning veelal nog van de schoonheid van het maatschappelijk ge bouw, soms echter helaas reeds met miskenning daarvan, getracht werd de fundamenten daarvan weg te nemen en het te stellen op een basis, die het niet kan dragen, zoodat het ten slotte onver mijdelijk te gronde zou gaan. Hij weidde breed uit over de gevaren, die de maatschappij dreigen en ging na hoe de katho liek daartegenover staat. - Zijne plaats, uitteraard historisch te verklaren, moet, betoogde spr. wordien bepaald door de eischen van zijn tijd, dat is door de behoeften der toekomst. Bij de historische, verklaring van de plaats van den Katholiek, denk ik, zeide spre ker, natuurlijk aan ons diocees. Omstreeks twee en een halve eeuw Zijn wij katholieken hier ge weest eene gedulde minderheid. Van deelneming aan het bestuur van land en gewest uitgesloten, kon onze invloed op het maatschappelijk leven slechts gering ziin en is dan ook niet groot ge weest. Met de later gevolgde gelijkstelling van rechten van Roomsche en andere Staatsburgers werd die toestand wel is waar een andere, maar ook toen moesten in de eersie tijden alle krachten worden aangewend om de kerkelijke Hiërarchie te zien hersteld, de vrijheid van Katholieke op voeding en Katholiek onderwijs te zien gewaar borgd. In de latere decenniën pas zyen wij dan ook op allerlei gebied de katholieke werkzaam heid zich ontplooien. Wat de eischen-der ioekomst betreft, waar zullen wij die beter en vollediger vinden dan uit den mond der Pausen? Leo XIII verklaarde: De tegenwoordige maatschappij heeft de bovenna tuurlijke orde en de Goddelijke Openbaring ver worpen en daarmee zich onttrokken aan de heil zame werking van liet Christendom en daarmede is voor de wereld de verwarring geboren, die haar thans omvangen houdt. In den schoot van het christendom moet dus de van haar afgeweken maatschappij terugkeeren om rust en behoud te rug te vinden. Maar daarmee is niet alles ge zegd die terugkeer zal niet een volledig en deug delijk redmiddel blijken, tenzij men er aen terug keer onder verstaat tot eene oprechte liefde voor de eene heilige, katholieke en apostolische kerk. En Paus Pius hief in dezen zelfden zin de leus aan, die in alle katholieke harten heeft weer- klonken: instaur&re omnia in Christo, alles ver nieuwen in Christus.' Het is niet alleen een veelomvaiiènd program van actie, dat die groote Pausen ons hebben voorgehouden, het is alles omvattend. Daarom is eene krachtige en algemeene deelneming aan het maatschappelijk leven van alle mannen en vrou wen zoneter onderscheid gebiedend noodig. Hij deed verder opmerken-dat op verdie ping van ons godsdienstig' leven en op ver sterking van onze eigen noodzakelijk*) in stellingen steeds en allereerst ouzo blik ge- richt moet zijn. Ons jong katholiek geslacht zij aldus spr. voorwerp van onze aan houdende zorg, verleenen van Boomsolie hulp en steun aan zwakken en ongelukkigen een eeretaak, bet instandhouden van echt Roomsche gezinnen en echt Roomsch huise lijk leven een ieders eereplicht, krachtige en oprechte steun aan de economisch zwak keren, ook in hunne vak- en stand vereen i- gingen een met vertrouwen en vastheid var wil welkome taak voor allen, die invloed uitoefenen in die richting. Maar om alles te vernieuwen is meer noo dig. Wij moeten in het maatschappelijk le ven in onzen tijd en in ons diocees ook wil len inwerken op onze andersdenkende land- genooten. Wij moeten trachten ook hen te overtuigen van de juistheid onzer Room sche beginselen en van den weldadigen in vloed daarvan op de maatschappij. Wij mo gen gerust erkennen, dat \éij niet alleec willen behouden, maar ook t willen winnen: doclr wij voegen or onsplitsbaar aan toe, dat wij de maatschappij willen winnen niet voor ons, maar voor haar zelve en bovenal voor God. Waar wij plichten te vervullen heb ben van onzen godsdienst, daar aarzelo 'men nooit met bescheiden besluitheid te bewer ken, dat daarmede in onzen handel en wan del met andersdenkend enrekening worde gehouden. Daar móet het heen, dat men in onze gemengde maatschappij het miet-ka- tholiek zijn niet als het nor-male, het Roomisoh-zijn als abnormaal verschijnsel aanziet, maar dat men zich bewust zij van ons volkomen gelijkgerechtigd samenleven. Daarna legde spr. er den nadruk op, dat een verdieping van het godsdienstig leven noodig is. De echte sensus catholicus moet, aldus spr., ons doordringen en alle middelen daar toe dienstig moeten wij aangrijpen. Onze priesters leeren ons den koninklijken weg, die daartoe 'leidt, ale leek zij het mij ver gund, als een werkzaam middel vooral ook te wijzen op de Roomsche lectuur, juist voor hen» die in het maatschappelijk leven veel met andersdenkenden in aanraking komen. De Roomsche lectuur is als het ware noodig als dagelijks brood; de Roomsche courant is voor ons onmisbaar geworden. Ook onze tijdschriften en onze Roomsche lectuur in den meest ultgebreiden zin moeten onze be langstelling wekken. Do spreker eindigde zijn rede met do ver klaring, dat hjj allerminst een gevoel van ongerustheid had willen teweegbrengen bij hen, die hier of daar tijdelijk een tekort aan krachten meenen te bespeuren, neen, met rustige vastberadenheid ga ieder aan de taak, die hem of haar meer in 't bijzonder aangewezen lijkt. Wij zullen daarin voldoe ning smaken, als wij daardoor ieder een steentje bijdragen tot de vernieuwing der maatschappij in Christus, en wij dan, in tie toekomst schouwend, die maatschappij hecht gegrondvest zien en veilig beschut onder den met liét kruis bekroonden koepel van den Dom der Christelijke beschaving, ad majo- rern Dei gloriam en het heil der geheelet me-nschheid. De inleider kwam tot do volgende Con clusies: I. Ook in ons land en in onzen tijd draagt bet openbaar, maatschappelijk leven oen christelijk stempel. I H. Krachtige ou algemeene deelneming, door Katholieke mannen en vrouwen (R. IC. .Vrouwenbonden) aan het openbaar maat-, schappelijk leven is eene noodzakelijke voor waarde voor het behoud van het Christelijk karakter van onze maatschappij. III. Het streven zij daarbij gericht nieit alleen op de erkenning van het recht op, -©n op het behouden of verkrijgen van dip mate van vrijheid van beweging, die nood zakelijk is voor volledige ontplooiing en door werking van de Roomsche beginselen, doch ook van de juistheid dier beginselen en van den weldadigen invloed der doorwerking daar» van op het openbaar maatschappelijk loven. IV. Verdieping van het godsdienstig leveii en karaktervorming is voor hen, die deelno men ban het openbaar maatschappelijk leven, eeno noodzakelijke voorwaarde voor wel slagen in hun werk. DERDE AFDEELINO. Bizonder vol was het in de derde Afdeeling, in de mooie bovenzaal van BöneSki, waar Mr. van den Bogaert uit Amsterdam, de sympathieke oud-voorzitter van de Diocesane K. S. A., presi deerde. De breede figuur van Dr. Hoffman uit Gouda zag ik daar, en de wethouder van Rotterdam, de FELICIA CURTIS. Hot meisje logde haai', schilderwerk o-p tafel en bezag haar onafgemaakt werk met tegenzin: van alles wat ik ooit maakte, is deze het misselij'kste, het smakelooste en &Itijd nog meer slechte bijvoegelijke naam woorden uitende het slechte product. vv'ierp het blad in het vuur, behoefte oelonde aan eenig voorwerp bare woede te koelen. Toen zette zij zich aan het venster. eut 9®ening tussohen de boomen gaf haar rWnJ i? op de Abdij, die op een rots, ^ven alles uitstak. don anderen kant vielen de laatste viola?8 - rijke geboomte zacht «nr„ 'Krijs kleurden én schaduwen op 'den wier-pen. StnV te midden van een groot 'deaTte f i W£ai7aa slecljte een klein ge land justiof Kemaakt, het pverige Ih-aij f gebruikt voor bouwland, alles goed onderhouden. bezitting was afkomstig van den oudsten broeder van Mr. Brent, een jong gezel die invalide was en hier vele jaren vertoefd had. Hij had de natuur boven de kunst verkozen -in de aanleg van zijn ge bied en de opbrengst er van gaf een ruim bestaan aan zijne jonge nichten. De schaduwen werden donkerder. Victo ria nam haar hoed, vloog de stijle trap af, <lié op een deur uitliep, waarvan zij alléén den sleutel had. Deze gaf toegang tot een verwaarloosd boschje, waar in het midden zich een beeld bevond zonder hoofd. Den oven-prikkelenden toestand waarin zij zioh bevond, dood haar naar de eenzaam- neid verlangen en naar do geheimzinnige sombere schaduwen der groene hoornen. Zoo langzaam ronddwalende, kwam zij eens klaps uit op een met gras besproeiden weg, die in den tuin van „the Solitude" uitkwam. Zij wandelde met de handen op den rug rustig voort. Daar stiet op eens haar voet tegen een glinsterend voorwerp. Zij bleef staan, keek, en raapte een soort ketting met pareltjes op kleine pareltjes in oud zilver gevat zij waren aan elkander gehecht door een ketting,"op gelijken afstand bevond zich een grootere parel en onderaan hing een cruci fix. Het meisje bekeek dit voorwerp met eouigszins minachtende nieuwsgierigheid. Nimmer te voren had zü een dergelijk voorwerp gezien behalve op schilderijen veel minder.' in de handen gehad dit soort van papiatisclie bijgeloovigheid één van de vele clwaa-hcden vrpr den afgoden dienst. der Roomsche Kerk. Hoe is het mogeRik, dat een ontwikkeld mensch gebeden prevelt aan een kralen snoer, zeide zij beklagend. Het crucifix was niet van gewoon ge smeed of gedreven zilver, zooals andere ro zenkransen, maar'van zeer fijn en artistiek bewerkt zilveremeediwork, het was wel 10 cM. lang; onder het kruis stond een inscrip tie, maar daar liet reeds avond begon te worden en de schaduwen van de 'hoornen het weinige Sjicht benamèn, kon Victoria lliot niet ontcijferen. Zij bleef een oogenfblik be sluiteloos slaan eii liet de kralen langs hare vingers glijden, doch zij had een gevoel als of hare vingers er doior hesmet werden. Het voorwerp mede naar huis te nemen, daar viel niet aan te denken; liet weder op den grortd te leggen, dat giijg o0k niet aan, want dan kon het vertrapt worden. Er- kwam een gevoel over haar, dat zij niet verklaren kon. Daar hoorde zij hot kraken van oen open gaande poort. Een groote, statige vrouw, gehuld in een zacht grijzen mantel, die ge heel in overeenstemming was met de har- monitiche avondschaduwen, kwam langzaam vaq, „the Solitude" af. Behoedzaam stapte zü voort, angstig rondziende, alsof zij iels zocht. Victoria trad op haar toe. Kan dit ook van u zijn? En zij toonde haar den' rozenkrans. O, duizendmaal daük, ja, hu is van mij. Overal had ik reeds gezocht en teu einde raad, was ik dezen \vcg opgegaan, allo koop reeds opgevende. Dank u nogmaals! Zij bekeek de spreekster half angstig, half bewonderend. Dit was nu de meesteres van „the Solitude", die zij zich als een oude, onooglijke vrouw had voorgesteld, gekleed zooals do vrouwen van pachters, met muts en schort. Wat was dat geheel anders! Deze was een lieve dame,, met een zachte on welluidende stem, haar gelaat leek op een dor Spaanse,he Madonna's. Zij had donkere schitterende oogen, een teere gelaatskleur en liovo, roze roode lippen. Ook was het haar met zorg opgemaakt, een schoone omlijsting vóórhaar lief gelaat. Mrs. Fitzgerald had sedert den dood van haar echtgenoot altijd hetzelfde kapsel gedragen. Victoria aarzelde een, oogenblik toen zij haar den parelsnoer teruggaf. Is dit Hu wat men een rozenkrans noemt? Do toon en de wijze waarop zij dit vroeg, kwam er ecuigszins plotseliug uit. Mrs. Fitzgerald begröep haar cu ant- woordde, het meisje vriendelijk toelachend: I Ja, het is een oude rozenkrans, door 1 een Spaanscben kunstenaar bewerkt Mijn echtgenoot schonk hem mij op den dag van ons huwelijk. Ik kan het mij nog niet be grijpen, hoe het mogelijk was dat ik heru verliezen kon. Ik ben blij dat ik bom gevonden böb, hernam Victoria met een lichte buiging en keerde huiswaarts. Hoe jammer dat deze dame een paap- sche rs. Juist zoo'n 'buitengewone persoon lijkheid, dio mij bevallen zou en waar ik zoo gaarne mee zou omgaan. Ik zal dit avontuur aan tafel vertellen! Wat zal nicht'Ada woedend zijn! Zoo rede- neorende, wandelde Iret aardige meisje huis- waarts, met liet t wij leiachtig genot, de bel voor liet middagmaal reeds te hooren lui den, toen zij de poort van St. Hilarius open deed. Er ziin mensclien en Mr. Bent behoorde tot dezen die in alles stipt zijn, en ver langen, dat men op. het bepaalde uur der maaltüdeu aanwezig is. Er werd noen soep. noch vis eh warm gebonden voor Uem of haar, die te laat kwam. Victoria Dracht haar toilet in orde, terwijl zij vlug de trap pen opliep en buiten adem aan tafel ver- scheen; de vieoh werd reeds weggebracht. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 5