WAT ANDEREN ZEGGEN LETTEREN EN KUNST EEÜÜEÜLMO STATEN-GOHERAAL JL ¥11 EMMERIK, voorloopige Grieksche regeering voor den strijd tegen den gemeenschappelijken vijand gebruikt kunnen worden, zijn: De „Psara," een slagschip van 5000 ton, gebouwd. in 1890 en herbouwd in 1897. De „Spetsai'1 en de „Hydra," beide eveneens 5000 ton, gebouwd in 1889. De „Helle" een gepantserde kruiser van 2600 ton en in 1912 gebouwd. Voorts een .viertal oude kanonneerbooten, twee van het jaar 1881, een van 1860 en een van 1859, oude schuiten, die dan ook alleen nog maar gebruikt worden om officieren en bemannin gen naar de verschillende oorlogsschepen te brengen. Verder heeft de Grieksche vloot nog Ürie mijnenleggers, 14 torpedo jagers (6 van 1911, 8 van 19U7), en 17 torpedo booten, waarvan 6 van 1913. De Grieksche vioot bezit ook twee duikbooten in 1911 en 1912 voltooid, 'de „Delphin en de „Siphias." OORLOGS*ALLERL£l DE TANKS BIJ THIEPVAL. De „Westminster Gazette" drukt een brief van den bekenden oorlogscorrespondent Phi lip Gibbe af, waarin hij o.a, zegt: „Waar zijn nu die Tanks?" riepen onze mannen en keken achterzich om, om te zien of zij ze ook konden in het oog krij gen. Het is heerlijk, onze mannen te zien glimlachen, telkens als zij over de Tanks spreken. Hoe groote moeilijkheden zij ook doorstaan hebben, dadelijk worden zij vroo- lijk en Lachen zij op een bijzondere, komieke manier als zij er aan denken, want de Tank is een buitengewoon krachtig opwekkings middel voor de geestkracht der soldaten en tegelijk een onvergelijkelijke, mop, die zijn botten neus in de bittere ernst van dezen strijd steekt. Langzaam was een tank sjokkend komen aanschuiven, kruipend over de taliooze gra- naattrechters, in en door en over .en uit de vroegere Duitsche loopgraven scharrelend, nu eens met den neus diep in de weeke aarde gestoken, en dan weer knorrend overeind komend om ergens op een borstwering te gaan zitten als om eens op adem te komen na al tSat getob en vervolgens weer voort te waggelen achter de infanterie aan. Toen "stond hij voor de bouwvallen van een oud kasteel en bleef dat een heele poos zorgvuldig aankijken, alsof hij overwoog of hij het zou opeten of verpletteren. Onze man schappen hadden dekking gezocht achter den rand van granaattreehters, bukkend om de machinegeweerkogels te ontwijken en ver zochten den Tank voort te maken. Deze ging Weer vooruit op zijn monsterachtige manier, naar rechts noch links uitwijkend, maai- ntet schokken verdergaand als een draak die aan indigestie lijdt, maar steeds met iets wilds. Uit zijn neusgaten stroomde vuur. De Duitsche machinegeweren besproeiden zijne zijden mot kogels, die wegge kaatst wer den en niet in staat waren hem tegen te hou den. Hij ging over den vijandeiijkon loop graaf zitten, liep er langs, drukte de borst wering plat, en besproeide de geheele stel ling mot vuur. De Duitsche machinegeweien zwegen en toen onze mannen achter den Tank aankwa men, al juichend en schreeuwend, vonden zij nog maar enkele Duitsche artilleristen, die de handen omhoog hadden gestoken ten teekec van overgave aan het monster, dat hen overvallen had," EEN BLENDE TROM PETTER.. Over een binden trompetter schrijft het „Petit Journal" Deze trompetter is eon held. Ik sted hem aan u voor: Poirier, genaamd Totor, trompetter bij het 19e bataljon ja- gers-te-voet, geboren te Gennevilliers in 1893, vrijgezel. De oorlog verrast hem bij zijn regiment» Van den eersten dag af is hij aan die grens, blakend van moed en vroolijkheid, lachende om de granaten, de kogels verach tend, voorziet hij opgeruimd do geheele com pagnie van goed humeur. De terugtocht breekt aan. Al lachende trekt hij terug; de Parijsehe blague doodt den bangert, zegt hij zelf. Het gevecht aan de Mame vindt hem te Blesme, aan de rivier met zijn bataljon in de vuurhel, in eene hand het geweer, de beslagen maar helder klinkende trompet in' de andere. De beroemde dagorder van Joffre "bluscht zijn blague ternauwernood twee mi nuten, dan schertst hij weer. VoorurtI Den 7en September woedt de aanval L Poirier brengt de trompet naar den mond: „La monteras-tu la cöfce. De charge is uitgevoerd. Poirier hangt het instrument om zijn hals, en de bajonSt op 't geweer, gaat 't op den vijand tos. „Je spreekt nog wel van honderd meter," zegt hij tegen me. Een brandwond aan het rechterbeen het is nietseen kogel in do kuit Wij hollen altijd maar door iu een klaverveld. Uit al zijn macht toetert hij. Dan roept hij: „Een blauwe boon!"' Dozen keer kan hij zich niet meer oprichten. Maar hij is nog flink. Hij grijpt de trompet, en, op de linkerelleboog steunende, onvermoeid, met al zijn-adem, glimlacht hij, onvermoeid blazende: La monteras-tu la cute. Het zijn geen nietsdoeners, zij klimmenJ Maai- de machinegeweren doen hun werk. 'Een kogelregen verbrijzelt het instrument en de dappere trompetter van het 19e bataljon, door drie kogels bij neus en oogen getroffen, legt rich, voor altijd blind in hét koele gras neer. Hij bljjft daar vier dagen. Do onzen ne men hem den llen op. De veldslag is ge- Wonnen, Totor is tevreden. Hij is nu blind. Rij heeft dezelfde vroo- lijkhêid behouden, Hjj ringt anderen hoop in, roemrijke blinden als hij en hjj leert lal zingende te .werken. OP DEN ROODEN TOREN PAS. In een artikel van Max O shorn in de „Voe- lische Ztitung" leeet men: In 'bewegelijke golving was de slag over het land gegaan. Het had niets van den verwoeden en hardnekkigen loopgravenoorlog, dien ik ge durende jam en dag in Frankrijk en Vlaanderen (had beleefd. Hier waren geen metersdiepe, gfr- |paat3erde aardgroeven, geen sappen en mijn gangen en velden van prikkeldraad. Hier ia nog 'poidog van het oud© soort. van op elkaar bot sende togerna-ft&saV. in open t-errein met geweer salvo's nit bosscfaen en van heuvels, met jagen.- den aanval, met op het open veld opgestelde batterijen, waaT de commandanten en man schappen bijna zonder kunstmatige dekking hun dienst doen. Ds •artillerie echter heeft in dezen strijd en bok dit is nieuw voor dlengesn. dl© nit bat wm. ten komt, niet de wilde hoofdmelodië gespeeld, idle haar ginds te beurt valt. Het was meer haar tank de ouverture te donderen. Toen deze inlei ding de Roemeniërs in de ooren had gedreund, namen geweren, machinegeweren en bajonetten het motief over. Zoo bleef, het schoone land, dat nu ook medegesleept is in. het wereld ge- mcord, tenminste bevrijd voor de ergste ver schrikkingen van de vernieling. De vruchtbare koren-, rnais- en mijn velden, d'e weiden en bos- sehen onder den strijd niet al te erg to lijden gehad. Zelfs menig dorp, waar do storm over heen ging, bleef bijna ongedeerd. Men ziet dat met een nieuwe, ongewone-vreugde .Deze vreug de is voor den Duitscher te grooter, omdat het in hun kern Duitsche stadjes en dorpen zijn, die er zoo goed afkwamen. Duitsche namen en opschriften ziet men op do huizen, Duitsche bouwtrant in do hoekige sloppen, in den schilderachtig onregdmatigen aanlog'; in het godrang van kk'ne gebouwtjes om de oude eerwaardige kerken, die in eigen- aardigpa Zevenbergseken trant door beschut tende muren en torens omgeven zijn. Duitseh sprekende mannen en vrouwen staan op de straten en begroeten jubelend de doortrekkende troepen. Vermanende herinneringen aan den strijd hebben ons echter toch ook hier onophoudelijk begeleid. Nu echter, nu wij verder zuidwaarts kernen, stapelen zij zich reeds dreigender op tot ontzaggelijk fantastische, schrikwekkende en groteske tooneelen. In Talmosj, waar een bloedige strijd in de straten werd gevoerd en in het boeck gebied dat aansluit aan de stad, hadden de Roemeniërs het langst getracht zioh te handhaven en zich met taaie dapperheid verdedigd. Plotseling kregen zij het bericht, dat da terugtochtaline bedreigd was. Met schrik hcorden zij, dat in het oosten en hot zuiden de Duitschens stonden. Zij waren omsingeld, van alle kanten aangepakt. Toen brak de tegenstand en één gedachte slechts be zielde hen: te redden, wat te redden was. De troepen raakten door elkaar. De weg, die ginds naar den pas gaat, bewijst hoe wild de paniek was, die er uitbrak. En daardoor heen gloeide het prachtige landschap, dat in alle gloeiende kleuren van den herfst schittert. In jagend en angst lieten die Roemeniërs alles liggen en staan wat hen in hun vluoht ken tegenhouden. Voor waarts! Terug! Over de bergen in het zuidoos- aen, dlie misschien nog vrij zijn. Of indien het nog mogelijk is, zioh door slaan naar den pus- weg. Wanneer men er maar het naakte leven mee bergt. Daar, waar de Fogoras en het Zibin-geberg- ten hun steile hellingen naar elkaar toeschui ven en in het diepe dal, dat beide vormen, waar de Altrivier zich een weg baant naar het zui den, rijst bij het dorpje Baieza de dikke, vier kante, roodgeverfde toren, die den paa den naam gaf. Tegen de. invallende Turken dcor de Zevenbergers gebouwd in de vijftiende eeuw, zou de toren, naar de sage wil, destijds rood gekleurd zijn mot Turkenbloed. Nu weer joeg de heksensabbath langs dezen toren. Rondom, zoo ver het oog reikt, ziet men do sporen van den slag en dg vlucht. Honderden wagen staan er met de bagage, met hot proviand en de ammu nitie van de gevluchte Roemeniërs. Dikwijls in dichte rijen achter elkaar, zooals do colonnes aangemaroheerd kwamen. Dan weer enkele wagens, verstrooid, omgevallen, zoodat de ge heele lading er als een waterval uit rolt. Zij staan en liggen aan beide oevers van de rivier, op de straat, op de weiden, in het water. In een aardappelveld verheft zich een berg van puin. De rest van een omlaag geschoten Roemeensche vliegmachine, verbogen, gescheui'd, vernield. Verder voorwaart» is het ravijn van den pas. Wat moet het hier in vreedzame tijden heerlijk wandelen geweest zijn. Nu is de weg bezaaid met lijken en paarden, met weggesmeten ran sels, geweren, patroontasschan, mantels, kepis, bajonetten, kleedingetukken van alle mogelijke soort. Alles fonkelnieuw, nauwelijks gebruikt, dikwijls nog netjes bij elkaar gebonden of woest door elkaar gesmeten. Dikke wellen handschoenen, bonten vesten, bloedige lappen liggen oiveral. Dan weer duiken karren en wagens op. Een automobiel met het roode kruis verspert den weg. Een hospitaalhond, die er bij- behoort, snuffelt rood. Aan den weg ligt een dcodanoo paard; dat sterven wil. Een ander staat er bij stil, alsof het den gewonden kame raad wilde helpen. Gruwelijkheid na gruwelijk heid. E..n.de rood en bruin gekleurde fonkelende kronen van de eikenboomen op de hellingen kijken naar dezen weg van ellende... Een nieuw tooneei eerst onbegrijpelijk. Een. geheele menagerie schijnt hier af te dalen. Een reusachtige bont door elkaar geworpen verzameling van dieren," koeien, kalveren, Zevenbergsok vee met lange horens, daartus- schen zwarte buffels en paarden, die mee dra ven. Het is het kostbare bezit van de Hongaar- scke en Duiteohe dorpen, dat de Roemeniërs wil den meesleepen, en dat nu zonder toezicht, in het wilde dwaalt. Men denkt aan oude oorlogen tnaschen herdersvolkeren, toen do vijandelijke stammen de kudden verdreven. Steeds nieuwe bataljons viervoeters rukken aan. Vele kunnen er niet meer mee komen, liggen dood, door een projectiel getroffen, de pooten in de hoogte. Andere rijn in hun nood de hellingen opge klauterd, ossen, koeien, Roemeensche trein- en cavaleritopaardeu door elkaar en moeten nu door Duitsche soldaten er afgehaald worden, die lachend met den stok zwaaien. Wij komen bij een bocht van den weg. Hier mondt een zijdal in den pas uit. Een beek, zendt zijn murmelend water in de rivier; bij een brug woedde den 28 September een wild geveoht. Duitsche jagers versperdien den weg en vochten tegen de van het noorden vluchtende Roemeniërs. Een groep van deze jagers staat nog hier, prachtige jongens, door de zon ge bruind. Om hen la het een duivelsehe chaos van lijken en doodie dieren en dingen. Ook van ons liggen hier dooden, dlie nu door de kameraden begraven worden. Onze mannen onderzoeken de Roemeensche kisten en koffers, waaruit de blikje» met ver duurzaamd vlecaob, suikerzakken en beschuit- rollen. Zjj vertellen van hun avontuurlijken marsch door die bergen, over de kammen in den rug van den vijand. Van de heete gevechten met de over den pas vluchtende Roemeniërs, die zioh wanhopig verdedigden. Van de tochten in de gebergten, waar zaj nu nog op verdwaalde Roemeniërs atooten. Want steeds dwalen daar boven nog kleine afdeelingen, die door de wil dernis trachten te ontkomen. Het knalt en knet tert. door het dal, uit het kreupelhout, van de hoogten, Een paar maal hooren wij den inslag aohter on»'.. Vanwaar komen deze schoten? Van vijanden, die zich verborgen honden? Of van zoekende Duitsche patrouilles? Maar nieta is te zien; De bergen blijven zwijgen en schitteren verder in de herfstzon. Nu din wii aande grens. Hat blauw-fl:ael-.iaod geverfde hek van den tolwackter staat open. Wij zijn op., Roemeensch grondgebied. Rondom knalt en knettert het verder. In het zuiden, in de bergen, waar de Beieren reeds staan, bromt artillerie. Nog steeds tracht de Roemeen zich daar te weren. Het helpt hem niets. Wat hij vei loor, blijft verloren. ZUINIGHEID? De beroemde Commissie van Bijstand in zake de Distrifcutiewet heeft de pennen hoofdzakelijk bezig gehouden van wege zijn voorzitter, den heer Schim van der Loeif. Thans is de aangelegenheid tot rust gekomen, nu een ander den Dordlschen Kamerzetel bezet en het tijdelijk ambt van den heer Van der Loeft niet meer zoo den schijn kan hebben van een faveur. Ook over 's mans hoog salaris willen wij zwijgen. Indien hij is „the right man on the right place" kan hij ons land ontzaglijke dien sten bewijzen, zoodat hij het dubbele van zijn salaris waard lean zijnaldus de Msbde. Daar is echter nu weer wat anders met die Commissie van Bijstand. Zij wordt dezer dagen geïnstalleerd en dat schijnt te geschieden met een vorstelijke praal, welke de belastingbetalers waarlijk wel wat min der zouden willen «zien. Behalve de weiasche installatie hindert ons vooral de duurte van het perceel, waar deze commissie zetelen zal. Geen duurder stand in de residentie ware bij mogelijkheid uit te denken geweest, dan nu voor dem commissie is geko zen. Zij wordt gehuisvest in het perceel van de Rot- terdamsche Bankvereeniging aan den Kneuter dijk, een perceel, dat eenige maanden geleden door die vereeniging tegen extra-vagant hocgen prijs (men noemde ons den prijs van drie ton) gekocht is en thans door deze firma, natuurlijk op commerciëele voorwaarden, tijdelijk aan de Regeering wordt afgestaan. Zoo kan men zich eenigermate een idee vor men van de huur, welke voor dit pand zal gestort worden. Op eenvoudiger stand ware dit bureau voor de helft van den prijs ondergebracht. Aldus wordt maar weer met de duizenden om gesprongen. Als onze regeeringspersonen zulke opvattin gen beginnen te krijgen omtrent de waarde der belastingpenningen, is er wel reden tot onge rustheid. LAFFE LASTER. S. Schrijft in „Het Katholiek Schoolblad": Iemand, dte zich „Een katholiek onderwijzer" durft noemen schrijft in „De Vrijzinnig-Demo craat" over Art. 192 der Grondwet en de Ka tholieken. Van welk gehalte zijn geschrijf is, blijke uit de volgende citaatjes, uit het artikeltje, dat ook afgezien van den inhoud niet veel bijzonders is, woordelijk overgenomen: „Onder de Katholieke onderwijzers is 't alge meen bekend, dat de tegenwoordige Katholieke staatspartij alleen om 't lieve geld met de Cal vinistische partijen meegaat. ,,'t Is ook algemeen bekend, dat débijzondere (onderwijzers) wat gaarne (naar de openbare school) zouden overgaan, als ze 't voor 't zeg gen hadden. „De kennismaking met de bijzondere school besturen valt weinig mee en ik geloof, dat dit bij de christelijke scholen evenzeer het geval is." We moeten wel veronderstellen, dat de gemas kerde schrijver werkelijk is, wat hij zich noemt, „Een katholiek onderwijzer Doch dan zou het ons wat waard zijn. te weten, welke lasteraar zich achter dezen eère- titel schuil houdt Om onmiddellijk al onzen invloed aan te wen den, ten einde hem uit onze geledéren te doen verwijderen. Want een „katholiek onderwijzer," die zóó met inkt durft knoeien, is een schande voor ons corps, is een wolf in schaapskleeren, te midden van Jezus' liefste kudde, de Roomsche jeugd! Laat hij zich ontmaskeren, als hij durft, de lafaard NATIONAAL OF LANDELIJK. Terzake, van het on-Hollandsch gebruik van „landelijke" bonden, waar wij ons al jaren aan geërgerd hebben, schrijft H. L. in het „Katholiek Sociaal Weekblad" hei volgende behartenswaar- dige stukje, dat wij met volkomen instemming overnemen „Steeds meer dringt het gebruik door, ook in niet-socialistische kringen, om te spreken van „landelijke" bonden, „landelijke" overeenkom sten, enz. Dit schijnt on-Hollandsch en anti-nationaal. On-hollandsch want het woord „landelijk^ worodt hier gebruikt in eene beteekenis, die het niet heeft. Landelijk beteekentwat betrekking heeft op het land, in tegenstelling tot de stlden. Een landelijke woning is een woning op het land, en die een speciaal karakter vertoont. Spreekt men echter van een „landelijken" bond, dan zou dit kunnen beteekenen een boerenbond of een land- en tuinbouwbond, maar het beteekent niet, wat men er mee wil uitdrukken: een bond voor 't geheele land. Anti-nationaal, want dit verkeerde gebruik van het woord „landelijk" is ingeslopen onder invloed van socialisten, die bet woord „natio naal" willen vermijden, om aan te duiden, dat het „vaderland" maar larie is; en nationaal heeft ook een zweempje van koningsgezindheid, omdat in ons land de natie en het Vorstenhuis, Goddank f, nog door de overgroote meerderheid van het volk als een éénheid, als onverbrekelijk bij elkaar behoorend worden beschouwd. Maar aan een dusdanige onvaderlandslievende en anti nationale grappenmakerij moeten wij weigeren mee te doen. Wij spreken van provinciale bonden, welnu, dan spreken wij ook van nationale of Nederland- sche bonden. Een „landelijke" woning is een duidelijk be grip; een „landelijke" overeenkomst is onzin. Een „nationale" overeenkomst is duidelijkhet is een overeenkomst, die voor 't geheele land geldt, - in tegenstelling met een provinciale of mdmdueele overeenkomst, die maar voor één provincie, of tusschen twee personen gesloten is. Nu in onze dagen ook vele socialisten minder anti-nationaal zijn gaan denken en voelen, moge ook 't dwaze woord „landelijk", waar men be doelt: nationaal, verdwijnen. Of dit vermaan helpen zal? Wij vreezen 1 BB ABDITIONEEU3 ARTIKELEN. Ook de Maasbode gaat thans aandringen ojj ad,dltloneele artikelen Inzake het onder- wijs evenals de Standaard! "dat reeds deed. Het blad merkt op, dat al zoo menigmaal getoond is, dat een grondwetsbepaling op belangrijke uiteenloopende wijze kon wor den uitgelegd én dat 't daarom alom gebil lijkt zal worden, dat het nieuwe kiesrecht niet alleen in de Grondwet wordt neerge legd, maar dat ook „additioneele artikelen" de nadere regeling in de Kieswet terstond vastleggen. En daarna gaat het voort: Nu echterenet nieuwe onderwijsartikel. Biedt dat soms zooveel meerdere zeker heid Heeft dat soms hoogere kracht dan ande re grondwetsartikelenl' Zweeft ook niet op onderwijs-gebied neen: juist op onderwijsgebied een on zichtbare 'hand nog tusschen grondwet en wet? Is daar niet juist velerlei nadere uitleg en uitwerking denkbaar? Waarom dan niet de evenredigheid voort gezet, welke voluit aldus luidt: het kies- rechtartikel der Grondwet staat tot zijn uit werking in de additioneele artikelen gelijk het onderwijsartikel in de Grondwet tol zijn additioneele artikelen. Wanneer dat laatste lid in de evenredigheid maar bleef ontbreken, wat zou men dan denken moeten van een zoo in het oog vallende lacune? Op zich zelf zegt het reeds, dat men de finan- ciëele gelijkstelling op onderwijsgebied wil schen ken, doch ongedetermineerd, onbepaald, alleen nog slechts in beginsel. En in een wereld van goed vertrouwen kon men daar aanstonds volledig vrede mee nemen. Van het „beginsel" der gelijkstelling kan de bijzondere school niet levenzij vlast op de gelijk stelling zelve, wettelijk en werkelijk. Stond men nu tegenover elkander in het blank- ste vertrouwen, dat beloften in de hoogste loyauteit zoo goed en zoo spoedig mogelijk zouden worden uitgevoerd, dan ware misschien de zaak gezond. Tenminste als dan bij de totstandkoming der grondwetswijziging nog wel en terdege uitkwam, welke zin en beteekeni3 aan de nieuwe bepaling te hechten was. In de werkelijke politieke wereld van het oogenblik ontbreekt vooreerstde algemeene, heldere opvatting, waartoe de nieuwe grondwets bepaling ten aanzien van het onderwijs wel bindt. Vervolgens het wordt misschien wel wat snood gezegd hebben wij voor beloften in het politieke leven een grooten schroom. Op politiek gebied is er zooveel mogelijk van wat men immer voor uitgestoten hield. Zoodra §r eenige jaren verloopen zijn waarin de beloften welke thans zullen gedaan worden nog niet zijn vervuld", zijn er de gevaarlijke „veranderde om standigheden"; dan verschijnen er vele nieuwe persoonlijkheden op het politiek tooneei; dan zijn er 'zooveel gunstige factoren, die op dit oogen blik nog tot onderwijsvrede dringen, werkeloos geworden. Aldus leert de werkelijkheid te vreezen voor een schoolvrede alleen „in beginsel", alleen In de Grondwet. Ook van een andere zijde kan men de zaak bezien. Wanneer de Regeering en de met haar ver- eenigde linkerzijde wèl voorstellen een wette lijke uitvoering van het kiesrechtartikel, maar niet van het onderwijsartikel, dan is het aan haar om aan te wijzen, waarom niet wordt geleverd, wat toch naar analogie van het kiesrechtartikel en naar redelijkheid te verwachten was. Nog steeds hebben wij afdoende redenen voor deze vreemde uitzondering niet vernomen. Zoo is te begrijpen, waarop wij aandringen. Er is voor den schoolvrede meer noodig dan het grondwetsartikel, "niet iets, dat materieel meer geeft, dat wij voor ons in artikel 192 zouden lézen, maar wel iets dat formeel meer vastheid levert. Verstaan wij de „Standaard"; welke op dit punt bij herhaling wees, goed, dan zal de anti revolutionaire partij liever niet meewerken aan de grondwetsrevisie, dan genoegen te nemen met een schoolvrede simpel en alleen in de Grondwet. Die houding zal stellig door zeer velen gebil lijkt worden. Zelfs zou het niet vreemd wezen, indien in dit opzicht onze partij naast haar bond- genoote post vatte. De vraag is dus naar additioneele onderwijs artikelen; artikelen, welke in het compromis der Staatscommissie gereed liggen. GEWISSELDE STUKKEN. Begrooting Posterijen en Telegrafie. In de Memorie van Toelichting' op het wets ontwerp tot regeling van de inkomsten en uit gaven van de Posterijen, de Telegrafie en Tele fonie voor het dienstjaar 1917, zegt de Min., dat de raming van de inkomsten is opgemaakt op den grondslag van .te tegenwoordige om standigheden. De ten vörigen jare bestaande achteruitgang bij de posterijen is geleidelijk ver dwenen; de opbrengst neemt steeds toe, zoodat zij over het le halfjaar 1916 pl.m. 200,000 is gekomen boven het bedrag van het aan het uit breken van den oorlog voorafgaande le half jaar 1914, De aanzienlijke vermeerdering in de ontvang sten der telegraphic is blijven bestaan, behou dens eenige vermindering in het Europeesch en buiten-Europeesch verkeer, inzonderheid met Noord-Amenika, zoodat voor 1917 buiten ta- riefsverhooging niet meer dan voor 1916 valt te ramen. De interlocale telephoondlenst onder vindt geen nadeeligen invloed van den oorlogs toestand. Het ten vorige jare reeds bestaande accres houdt aan. Voor verbetering van de jaarwedden van het personeel is uitgetrokken een bedrag van 833,335. De Minister merkt daarbij op dat hjj over tuigd ia, dat de salarissen in alle rangen drin gend herziening behoeven en dat het noodig is zoo spoedig mogelijk te komen tot eene rege ling, waarbij do gebreken welke aan de huidige kleven, zooveel doenlijk worden weggenomen, doch het onderling verband der jaarwedden zooveel mogelijk .wordt behouden. Het ligt in de bedoeling den kindertoeslag voor het personeel van logeren en middelbaren rang te handhaven, daarentegen vaft op besten diging van de inkomsten wegens overwerk niet te rekenen. Betaling voor overwerk moest nood gedrongen ingevoerd worden toen er een be langrijk tekort aan personeel was ontstaan, zon der dat het in korten tijd was aan te vullen Zoodra editor hot personeel op voldoende sterk te zal zijn gekomen, moet dio betaling vervallen. De iaarwpdri©n_Min-2lS». Kantoorbedienden Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage: 400—1350Je. 2e, 3e en 4d klasse 4001250; Be, 8e, 7e en 8e klasse 400—1150; Telegrafisten: Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage: 4001350; le, 2e, 3e en 4e klasse 4001250; 5e, 0e, 7e en 8e klasse 400—1150. Telephonisten, Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage: 4001100; le, 2e, 3e en 4e klasse 4001050; 5e, 6e, 7e en 8e klasse 400 —1000. Bestellers, Amsterdam, Rotterdam en 's-Gra venhage: 400-1000.; Ie en 2e klasse 400 9503e en 4e klasse 4009005e en 6® klasse 400850; 7e en 8o klasse 400825. Kantoorknechts en zaalwachters 100 meer dan bestellers. Hoofdbestellers, conducteurs en assistenten: 150300 meer dan bestellers. Postboden65 per jaar per uur of 32.50 per jaar per half uur, met verhooging beneden 300 van 35—10; van 300 tot beneden 390 5020; van 390 of meer 7515. Met standplaats Amsterdam, Rotterdam en 's-Gra- venbage 8015 en 45 extra voor die in laatstgenoemde plaatsen. Postboden met. minder dan 6 uur dienst per dag verhooging van 50 25 voor dienstjaren en voor die van 8 en meer uren dienst 7525 voor dienstjaren. Verder worden nog verbeteringen voorge steld van de wedden van: brievengaarder» (totaalkosten per ^jaar achter iedere categorie vermeld) 83,000; concierges en portier 100; vaste werklieden, 12,000; instrumentmakers 7600; monteurs, 2500; lijnwaehtere, 12,200. Het geraamde saldo-winst op do exploitatie bedraagt 1,631,027, de inkomsten 32,316,900, do uitgaven 30,685,873. Suppletoire Waterstaats- begrooting voor 1916. Ingediend is een weisontwerp om in de Wafer- staaisbegrooting voor 1916 in te lasschen een artikel ad f 430,000, voor onteigening ten be hoeve van de uitbreiding van het gebouw van de Tweede Kamer der Sta ten-Generaal. Daartegenover staat een vermindering met gelijk bedrag van het artikel TOor kanalisatie van de rivier de Maas. KweekeHj - Ooodweg SCHOTEH bij HAARLEM. TUlü-HEieHITEGTUUSIt 1099 INGEZONDEN. Voor den inhoud dezer rubriek stelt d Redactie zich niet aansprakelijk. VAN BARBAREN GESPROKEN.... Een onzer lezers uit liet noorden des lands schrijft ons: Velen zijn geroepen, weinigen zijn uit verkoren. Ik behoor vermoedelijk bij de laatsten, immers ik ontving binnen één week tijds 26, zegge zes-en-twintig stuks, bro chures, vermoedelijk alle uitgegeven dooi het katholiek comité voor Fransche propa ganda in den vreemde. Wie mijn St. Nikolaas is, weet ik niet. Bij nader inzien blijkt mij dat er littera tuur bij is, die nu juist niet door een ka tholiek comité moest gepropageerd worden. Ik bedoel hier Mme. Emmanuel Colombel's Journal d'une Infirmière d'Arras (dagboek eecer ziekenverpleegster te Arras) versohe nen met voorwoord van Mgr. Lobbeddy. Me vrouw Colombel geeft haar wedervaren in een ambulance van begin Augustus tot 22 October 1914. Tijdens het bombardement van Arras, schrijft zij, werd er eindelijk besloten, de ge wonden in veiligheid te brengen. Na veel wederwaardigheden vertelt zij: „de redding van al de gewonden is geëin digd" (blz. 113) (het vetgedrukte van mij. H) „Zij brachten een nacht vol verschrikking door, temeer waar de hommen rondom het ziekenhuis vielen." Van den volgenden dag vertelt zij: „dat er de© morgens van de dertig gewonden, verscheiden overleden waren." „Er was, vervolgt zij,-onder de gewonden een zeer jong Duitscher, hier, voor eenige dagen, met slaapzucht aangekomen. „Men had hem, ondanks de granaten, bin nengelaten, omdat men liem verloren acht teHij leefde nog en scheen te willen le ven en na eenigen arbeid, gelukte zij er in den bewustelooze eenig suikerwater tusschen de gesloten tanden te geven." „Sommigen bekijven mij den Duit-cker te verzorgen. Ik vermeende echter, het was mijn plicht." Tot zoover mevronw Colombel. Wij hebben hier nu toch een staaltje vat, bijzondere geestesgesteldheid. Volgens de verklaringen van de schrijf ster was zij in dien nacht mpt Roode Kruis- verpleegsters en eenige geneeskeeren aan wezig. De Fransche gewonden, er staat niet bij of er ook negers onder hen waren, wer den in veiligheid gebracht; de eenige Duitscher laat men leven, men achtte hem toch verloren. En als men dan den volgen den dag ziet dat de arme kejfel nog leeft eii zij gaat hem verplegen danwordt zij ge blameerd, omdat zij bem helpt. En dan moe-^ ten wij vooral toch niet vergeten dat de' Fransche pers regelmatig spreekt over bar barisme en de Fransöhen zich voorstellen 'als de vertegenwoordigers der werkelijke^ „beschaving!" Zulk een manier van handelen ale men in dat gasthuis deed, is misschien „Fransd!/" doch katholiek is zij niet. Telkenmale als ik die offieieele entente verklaringen over gruwelen lees, dan komt mij het spreekwoord van den balk en derf splinter in de gedachten. H. A. GIESEN. t Te Rijswijk is in den ouderdom van 73 ja ren overleden de heer A. Giesen, hekend componist en musicus. De overledene was jaranlang erganlsit en koordirecteur der St. Theresia-kerk te 's-Gravenhage en had vee} naam als toondichter, van tal van kerkelijke liederen. Voortri zijn „Domiue Salvam fad jj alom bekend. "■"TOIIUU.'.J1- Telefoon Ho. 2S86. Speciaal adres voor

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 10