IIEUNE IliBL COURANT
EEN VERHEVENER NEG.
BOND DE LITURGIE
P. J. JANSSEN,
Karpetten en Tafelkleeden
DE OORLOG
„La Olocfoe Roland?'
FEUILLETHÜ
„srtricte exacitude en ceque regarde la dé-
Agnation des lieux, das dates, etc. Si
„amais de« documents historiques peu-
„vent avoir de la valeur, oe sont ceux-la."
(Het onderzoek naar de gruwelen
is door de leden der twee oommksiën ge
daan die de plaatsen, waar de Duitschers
zijn geweest, hebben bezocht en ter plaatse
hebben vastgesteld wat er is voorgevallen.
De rapporten onderscheiden zich door de
meest strikte waarheid zoover het betreft
de aanduiding der plaatsen, datums enz.
Als er ooit historische documenten waar
de kunnen hebben* dat ram zijn het deze
rapporten.)
Ik veronderstel dat de heeren Staatsmi
nisters Cooreman en Goblet d' Alvielia die
deel dezer commissies uitmaakten, wel
vreemd zullen opgezien hebben, toen zij het
boek des héeren Jörgensen lazen.
Ik bon van 30 Juli 1914 tot 30 April 1910
niet buiten België geweest, tenzij op 30 Oc
tober 1914 een uur in Roosendaal en zulks,
met toestemming der Belgische militaire
overheid, om eenig geld in ontvangst te ne
men, wijl verzending naar Amsterdam on
mogelijk was.
Ik ben binnen den oorlogstijd voor Luik,
voor Namen, voor Haelen, Dendermonde,
Mechelen, Lier enz. enz. geweest.
Als persman stond ik natuurlijk in relatie
met de Belgische overheid. Ik kan echter
verzekeren, dat die gruwelen-commissie
nimmer te Aerschot of te Leuven geweest
is en dat er enkele leden eenige oogenhlik-
ken binnen Dendermonde geweest zijn, even
wel zonder iemand te hooren.
De commissie zetelde in die dagen perma
nent te Antwerpen om getuigen te hooren.
Om die verklaringen te beoordeelen moet
men den geestestoestand der menschen uit
die dagen gekend hebben.
Wij waren eenvoudig allen zonder onder
scheid, in booge mate aangetast door den
„oorlogswaanzin"onze objectiviteit was
verloren geraakt. Gelukkig heb ik ze spoe
dig teruggevonden. In die dagen nu toen
de vluchtelingen met "duizenden, waarvan
wodero<m duizenden zonder eenige oorzaak,
binnen de stad Antwerpen kwamen, meen
de elke vluchteling over moorden en dood
slagen der Duitschers te moeten spreken.
De een had dit, de ander dat ondervonden.
Van dat reort menschen wenden er velen
door de commissie Cooremans als getuigen
gehoord over vermeende „gruwelen". Maar
welke waarde hebben zulke getuigenissen?
Ik weet nog zeer goed, dat ganseh de be
volking der gemeente Heyst op den Berg
binnen Antwerpen gevlucht kwam! De uhla-
nen haiddeu er ik weet niet wat gedaan!....
Ik wilde zien.
Aan het station te Antwerpen was het mij
onmogelijk een treinkaartje te krijgen, ver
der van Lier. Van Lier vertelde de chef mij
dat de trein doorging tot Heyst om de vluch
telingen te halen en dat ik op eigen risico
verder mocht gaan, doch een treinkaartje
gaf bij niet.
Tus-chen Lier en Heyst stond de trein
misschien dertigmaal stil. Telkens zagen
machinist en stoker of die gevreesde uhla-
nen niet in de huurt waren.
Eindelijk kwamen wij ter bestemming.
Op mijne vraag hoe lang we hieven, ant
woordde de conducteur: Zij zouden zien ef
er nog vluchtelingen kwamen, echter als de
uhlanen in het gezicht waren, dan wachtten
zij niet.
Ik zeide in elk geval naar het dorp te
willen, nam een rijwiel van het onbeheerde
station en reed er heen.
Wat ik er zag??
Open huizen.... koeien, varkens en kip
pen los op de straat loopend, en één, zegge
één oud man, een boer die zeide: „ze zijn
zot om te vluchten. Er is dezen morgen ben
patrouille van uhlanen gepasseerd die .in
het dorp sigaren en bier gekocht en betaald
hebben."
Ziedaar de werkelijke toestand.-
De menschen waren onnoodig ge
vlucht en de commissie Cooremansdie
was intusschen te Antwerpen bezig om ge
tuigen te hooren over de „gepleegde gru
welen te Heyst op den Berg"
Indien dus de heer Jörgensen die rappor
ten historische documenten noemt, dan zeg
ik: goed, het z ij n documented en inderdaad
ze zijn historisch ook, al is de historie dan
niet ddt wat er de wetenschappelijke we
reld onder verstaat.
En ofp deze (Literatuur bouwde Jörgen
sen een boek om daarmede een neutrale na
tie te bewerken en met zijn naam de be
schuldigingen tegen de Duitschers van .ge
pleegde gruwelen" in België en Frankrijk
te dekken!....
Zeker, er kunnen in België hier en daar
minder correcte zaken dooir Duitecho solda
ten'of wel door officieren gepleegd zijn. Be
wijst dat evenwel een systematisch werken,
zooals Jörgensen het doet voorkomen?'
Het is zeer goed mogelijk dat regimenten
protestantsche soldaten naar België gezon
den zijn. Ik zou zeggen: dat is van een volk,
zooals het Duitsche, dat overweldigend pro
testant is, nog al natuurlijk. Niemand met
gezond verstand komt het evenwel in het
'hoofd om te beweren dat die er gezonden
zijn ten einde de katholieken te vervolgenl
Van den aanvang af zijn er binnen Bel
gië ook geheel-katholiek Duitsche troepen
geweest, o.a. het He Beyerscke Landwahr
Infanterie Regiment,
Waarom gebruikt Jörgensen dan toch zul
ke middelen?
Hij heeft zich laten misleiden om als agent
der Belgische regeering of zeker als die der
Verbondenen op te treden.
Hoe komt hij anders aan de cliché van het
.Garantietraktaat 1839? Dat zijn toch slechts
stukken die men enkel ter beschikking van
regeeringsagenten stelt.
En als die menschen altijd zoo dan mond
vol hebben over de verbreking van dat ga
rantietraktaat dat, volgens mij, geen trak
taat meer was, waarom fulmineeren zij dan
toch niet tegen Engeland in -zake de Boe
ren??
Of is er onderscheid omdat dit gruwelijk
onrecht een vijftiental jaren ouder is? Of
wel omdat enkele Boerenleiders geld voor
hunne eieren gekozen hebben?
Ik begrijp heel goed dat Johannes Jörrgen-
sen die in zijn zielstrijd, in zijne overgang
tot de Katholieke kerk; veel steun in België
ondervonden heeft; dat hij, die bevriend was
met Minister Carton de Wiart, met de bekende
kunstenaarsfamilie Beipaire t.o 'Antwerpen en
die tot de beschermelingen van Z.Em. Kar
dinaal Mercier behoorde, die zoo nauw ver
bonden was aan Leuven's beroemde Hooge-
schooi en hare vernietigde bibliotheek en die
zulke gelukkigde jaren- binnen Be'gië sleet,
die-p geroerd is door het lot wat België ge
troffen heeft.
Wij allen die, als neutralen, banden met dit
ongelukkig land hebben of hadden, wij allen
zijn met diep medelijden bezield.
Of wij nu daarom alles onvoorwaardelijk
moeten gelooven wat ons van Belgische zijde
zijde in deze dageri verteld worde? Ik zeg:
nteenü
Vele jaren verbleef ook ik binnen België.
Ik heb als Jörgensen ook, ruimschoots, de
gelegenheid gehad het Beigisch volk te b>
studeeren. En als men mij nu vraagt: gelooft
ge aan demogelijkheid dat er door groote
getallen Belgen de franötireurs-oor.og gevoe.d
is, dan zou ik moeten antwoordenh o-
laas jal
Was Jörgensen aanvang Augustus. 191.4 ook
binnen België?
Weet hij te- spreken van de ophitsing tegen
Duitschers die geen militairen warein? Heeft
hij het vertrek dier stumperds van uit Ant
werpen gezien? Heeft hij gezien hoe men
tegen Duitsche onderdanen te Gent en dé
Oudenaerde gehandeld heeft? Weet hij dat
Fransche invloeden den haat tegen de Duit
schers zoo aanblaasdon dat men er te Gent
overgedacht, ja over beraad ia gd heeft, om
een aantal Vlamingen (dus Bejgen) in de
gevangenis te werpen pandfit zij als flamingan
ten, vóór den oorlog, voor hun Volk geen ver-
fransching wenschten?
Weet Jörgensen dat er in België op de
tien huisgezinnen, in minstens 9 vuurwape
nen waren?
Kient hij het Belgisch vo lkskarakter?
Weet hij dan niet hoe er voor den oorlog
in België zoo goed als absoluut geen gezag
bestond en hoe ieder, gelijk de Vlamingen
zich uitdrukten, zijne goesting mocht doen?
En dan de pers in de aanvangsdagon van
den oorlog!.
Werd er niet in begin Augustus 1914 ver
teld dat er bijna geen Duitschers meer waren?
Was het niet of de wereld van vreugde ver
ging indien er een of twee of soms meer
krijgsgevangenen binnen Antwerpen gebracht
werden
Moest er niet eenmaal door de Antwerp-
sche politie, gesteund door soldaten, aan de
Waesstatie te Antwerpen met veel moeite
ruim baan gemaakt worden omdat een dui
zendtal menschen één, zegge één, krijgsge
vangene te lijf wilden?....
ïki als men dat alles bij elkander voegt,
dan zou ik niet durven verklaren: er zijn
géén franctireurs geweest.
Tan slotte haalt Jörgensen oolc nog den
Kerstbrief van Z.Em. Kardinaal Merc er arm.
Dit is voor on3 Katholieken het moeilijkste
punt. Wel is waar spreekt Z.Em. in zijne
brieven qjs privaat persoon, dus niet als
Kardinaal, gelijk Z. H. Raus Benedictus heeft
uitgemaakt. Het blijft echIer moeilijk om in
een dagbladartikel deae brieven te bespre
ken. Enkel wil ik zeggen, .pp grond van wat
door mij gezien en gehoord is, dat 'ik Z.Em.
niet gaarne zou volgen en nog veel minder
zijne brieven zou willen onderschftjven.
Eén en ander neemt niet weg dat ik wil
aannemen dat Z.Em. ganseh ter giteder
trouw is.
Ik heb gezegd dat Jörgensen's boek oen
schotsschrift is. Ik herhaal dit.
Een schotschrift is het omdat de schVijver
tal van "beleedigingen neerschrijft, boleedi,-
gingen die hij als „waarheden" voordraagt
zonder dat hij in de gelegenheid is geweest,
zelf fee zien en fee hooren.
Bovenal een schotschrift, omdat hij in zijn
boek geschiedenisjes vertelt aoor hem in
Duitschland ondervonden toen hij als gast en
bij vrienden aldaar verbleef.
Openbaar uit intieme kringen vertellen is
tendentieus en beleedigend.
Van den katholiek Jörgensen had ik niet
verwacht, dat hij tot zulke .middelen zijn toe
vlucht zou nemen om den ouden haat zijner
landgenoofeen tegen Duitschland aan te dia
zen en ook niet dat hij zich met zulke mid
delen populariteit in do TSntente landen heeft
willen kioopenl
Oh. A. B.
OVER OORLOGSSCHAT
TING EN SCHADEVER
GOEDING.
De kansen op een spoedig en vrede zijn, bij
d-en nieuwen stand van zaken, weer als geheel
vervlogen. Het lijkt er niet naar, zooals de toe
stand nu is, dat zoo heel spoedig rekening zal
moeten worden gehouden met de regelen van
rechtvaardigheid en billijkheid bij het vaststel
len van de schadevergoeding, welke de verlie
zende partij zal hebben op te brengen.
Wie do verliezende party zal zijn?.... Nie
mand die hot weet. Toch bevat de „New-States-
man" alreeds een beschouwing over de schade
vergoeding, dio de Entente by bet sluiten van
den vrede van Duitschland moet eischen.
In 1870, zegt het blad,, weigerde Duitschland,
zijn legers uiit Frankrijk terug te trekken, voor
dat een schadevergoeding was betaald, die meer
dan voldoende was, om al zijn oorlogsuitgaven
te dekken, zoodat Frankrijk de kosten van
beide partyen geheel had te betalen. Dit voor
beeld kunnen de Geallieerden in herdenking
brengen, maar zoj doen wel, indien zij het niet
vo-lgen.
Het zou rechtvaardig kunnen zijn, om de
Centrale Mogendheden alle oorlogskosten te
laten betalen, maar bet zou een kortzichtige en
onverstandige soort rechtvaardigheid zyn. Ver
onderstelt, dat het mogelijk zou zyn, het Duit
sche volk zulk een onzaggelyke som te laten be
talen (Oostenrijk zou slechts weinig "kunnen
bijdragen), dan zou men het to-ch dwingen, aan
zyn naburen voor langer dan een menschenge-
alacht een groote schatting te betalen.
Dit zou in Europa een toestand teweegbren
gen, noch politiek, noch economisch duldbaar.
Voordat de laatste stuiver betaald is, Zal de
oorlog in werkelijkheid niet tot een einde zijn
gekomen. Het bloedvergieten moge dan geëin
digd zyn, maar de strijd zou op een ander ge
bied mot rampspoedige psychologische gevol
gen worden voortgezet. De hymne van haat
tegen Engeland zou dan nog twintig jaar een
krachtiger echo vinden in Duitsche harten dan
heden.
De Geallieerden moeten niet meer vragen,
dan binnen een bepaald tijdperk kan worden
betaald. Indien diit tijdperk redelijk kort wordt
gesteld, is het duidelijk dat de Geallieerden (met
wellicht een enkele uitzondering) moeten af
zien van schadevergoedingen voor militaire en
maritieme uitgaven, die.zy zelf hebben gewild.
De eenige uitzondering is natuurlijk België.
Zyn aanspraken staan boven die van alle bond-
genooten. Het moet niet alleen vergoeding
krijgen voor de schade, berokkend aan zyn
steden en dorpen en voor de onwettige boeten,
opgelegd aan zijn volk, maar voor alle uitgaven
Mi verliezen, die bet gevolg zijn van den oorlog.
Het is te hopen, dat de andere landen hun
aanspraken willen beperken tot de schade,
direct geleden door het geweld van den vijand,
en de schatting van die schade zoo matigunoge-
lyk te kunnen maken.
Op dozen grondslag zouden de voornaamste
aanspraken zyn, die van Frankryk, Polen en
Servië. En ofschoon Frankrijk waarschijnlijk
tevens de schatting van 1870 zou terugeischen,
zou 't totaal niet zoo buitengewoon groot zijn,
in vergelijking met de tegenwoordige nationale
uitgaven. De kosten voor de herbouwing van
een stad zyn een kleinigheid, vergeleken met de
kosten voor zijn vernieling door de tegenwoor
dige oorlogsmethoden.
Italië en Groot Brittannië zouden practasch
geen eisohen hebben, buiten dio van de vergoe
ding vam hun verloren koopvaardijschepenen
hiervoor zal geld na den oorlog van weinig nut
zyn, daar de aanmaak van schepen waarschijn
lijk voor vele jaren onmogelijk voldoende zal
kunnen zijn voor de behoeften. Er schijnt daar
om veel te zeggen voor het voorstel, voor ieder
koopvaardijschip, hetzy van de Geallieerden of
van de onzydigen, dat getorpedeerd is, zonder
oorlogsdiensten te hebben gedaan, zooveel
mogelyk een dergelijk sehip als schadevergoe
ding te nemen van de Duitsche koopvaardij
vloot. De Duitsche regeering meet da'n zelf
maar zien, hoe de eigenaars dier sehepen tevre
den te stellen.
Als Engeland op do voorstellen van do „New
Statesman" wil ingaan, is het met de overeen
komst nog al vlug klaar.
DE GRIEKSCHE VLOOT.
Volgens de berichten van gisteren is do
Griekscho vloot in handen der goal!teerden
overgegaan, behalve de zwaardere schepen,
cccxxx.
PAUSKRONING.
Na de pontifical# hoogmis verlaat de Paus
de kerk met dezelfde plechtig® processie als die
hem by het binnenkomen vergezelde. Gekomen
aan da loggia der kerk zet Zyn Heiligheid zich
neder op een troonzetel; de kardinaal-deken
stort nu een gebed om do genade de# Heeren
over den nieuwen Kerkvoogd van den hemel af
te smeeken, opdat hy de Kerk goed besture,
opdat hij een vader zy der vorsten en een herder
der goloovigen. Vervolgens neemt da tweede.
Kard/inaal-diaken hem den myter van het hoofd
en de eerste zet hem de tiaar op, zeggende:
„Ontvang de tiaar, van drie kronen voorzien,
en weet, dat gij zyt de vader van vorsten en
koningen, de bestuurder der wereld, op aarde
de plaatsbekleeder. van onzen Zaligmaker Jezus
Christus, aan Wien toekomt eer en glorie in
de eeuwen' der eeuwen. Amen
Hiermede is de eigenlijke kroning geschied.
Zyn Heiligheid geeft tot flot zyn pauselyken.
zegen en kondigt een vollen aflaat af voor de
goloovigen.
Wat de tiaar betreft, zy is het teeken van
's pausen koninklijke waardigheid; geen litur
gisch hoofddeksel dus. Om deze reden .draagt
de paus by godsdienstige plechtigheden niet
de tiaar, doch den mijter van de tiaar be
dient hij zich alleen op de daarvoor bepaalde
dagen, op zijn weg naar en van de Kerk, ook ter
gelegenheid van bijzonder gewichtige handelin
gen, zooals byv. bij de heiligverklaringen. „Ten
teeken zijner heerschappij," zegt Innocentius
III, „bezigt de Paus de kroon," ten teeken van
zijn priesterschap den mijter. Den mijter ge
bruikt liij bij alle gelegenheden, altyd en overal
de tiaar niet, noch altijd, noch overal want de
priesterlijke macht is ouder, eerwaardiger
en omvangrijker dan de heerscbersmacht."
Den oorsprong van de tiaar moeten wij, ge
lijk by alle kerkelijke gewaden, zoeken in de
gewone buiten-liturgische kleedij. Evenals de
mijter was by -oorspronkelijk een witte muts;
sinds de 11e eeuw echter gold hii als een spe
ciaal pauselijk hoofddeksel. Ofschoon hij zijn
kegelvormige gedaante bewaarde, werd in
lateren tijd een kleine verandering in de hoogte
aangebracht, toen men atfhtereenovlgens er
eenige gouden banden rondom been bevestigde.
Deze banden drie in getal, werden omstreeks
de 13e of 14e eeuw door drie gouden kronen
vervangen. Op verschillende wijze is de betee-
kènis dezer drievoudige kroon uitgelegd. Men
heeft haar verklaard als het zinnebeeld der
macht die de Paus bezit over de drievoudige
Kerk (da strijdende, de lijdende en de zegepra
lende) ook wel als het zinnebeeld zijner drie
voudige bediening, van zijn leeraars-, priester-
en herdersambt. Zelfs treft men bij sommige
schrijvers neg meer gezochte verklaringen aan.
't Beste is, al deze uitleggingen als onwezenlijk'
van de hand te wijzen.
„Kilkis-," „Averof" en „Lemnos," dte zijn
evenwel ontwapend. De kleinere schapen zul»
len door bemanningen van Fransche sche
pen, voor zoover hun equipages trouw aan
do regeering te Athene blijven, naar SaLoniki
worden gebracht, om ter beschikking te blij
ven vim het Venizelistsci.e bewind aldaar.;
Van de groote kruisers, die ontwapend wor»,
den, is de „Averof de belangrijkste, wel niet'
de grootste, maar toch de nieuwste. Deze oor
logsbodem is, naar het „N. v. d. D.herin
nert, in 1910 gebouwd en meet 10.118 ton.
De bemanning bestond uit 550 koppen. De
„Averof" dankt zijn naam aan een Griek-'
schen millionair, Giorgios Averof, in wiens'
testament na zijn overlijden de beschikking
stond, dat 3.600,000 gulden aan de Griekscho
regeering nagelaten weid, tot uitbreiding van
do vloot. De Grieksche regeering kocht daar
op van Italië het nog naamlooie zusterschip
van de „Pisa" voor 11.409,000 gulden. Het'
scliip, een pantserkruiser, voert o.a. 4 ka
nonnen van 23.5 c.M. eu 8 rnn 19 c.M.
Wij noemen de „Averofde nieuwste van
de groote kruisers gn houden geen rekening
met do „Salamis" of zooals dit schip op
sommige schepenlijsten voorkomt de „Wa-
silef Georgios." Omtrent den bouw van dit
schip was met de Vulkan-werf te Hamburg
in 1912 een overeenkomst getroffen. Het sch.p
zou in 1915 voltooid zijn en 19.500 ton me
ten, 8 kanonnen van 35 c.M. en 12 van 15.2
c.M. voeren. Toen de oorlog uitbrak, is van
de levering natuurlijk niets meer gekomen,
en waarschijnlijk vaart de „Salamis" thans
onder een Teutoonschen naam in een Duitseh
smaldeel.
De beide andexe krui ers, die d.or da En
tente ontwapend worden, zijn de „Lemnos"
en do „Kilkisj". Zij zijn beide grooter dan
de „Averof," zij meten 14.700 Ion, maar zij
zijn vijf jaar ouder en dateeren van 1905.
In Juni 1914 werden zij in Amerika gekocht
en hebben hun A uier .kaan sche namen, „Mis
sissippi" en „Idaho," voor Grieksche moeien
prijsgeven. Blijkbaar hebben zij nog juist vóór
dein oorlog do reis van Amerika naar den
Pireaus kunnen doen.
Do andere schepen van do Grieksche vloot,
die thans dus door de Eutente of door de
Zaterdag 14 October Derde B!ad
r
door Johannes Jörgensen.
Onze Belgische correspondent schrijft ons
onder datum van 28 September 1916 het vol
ken de:
Een mijner vrienden zond mij het boek van
den bekenden Deenschen rehrijver Johannes
Jöraeniion „La oloohe Roland" uitgegeven
Me publicatie door het comité Catholique de
vropagande Fraacaise'a l'Etranger te Pa
rijs.
Nieuwsgierig, zelfs zeer neuwsgierig, om
te weten wat Jörgensen, met wien ik per
soonlijk bekend beu, over den oorlog te ver
tellen had, heb ik niet gedraald, doch het
Werk oogenblikkelijk opgesneden en gele
ien.
Gelezen.... drie achtereenvolgende malen
en drie achtereenvolgende malen diep te-
lourgesteld dat de schrijver, in zijne liefde
voor België, er helaas toegekomen is een
schotschrift in de wereld te zenden.
Jörgensen de uit het protestantisme be
keerdehij de vurige katholiek.... dé
Wan die tooh zoo heerlijk mooi, zoo echt
katholiek weet te vertellen, onze Heiligen
levenszaak weet te schetsen, hij is opgestaan
en heeft nu zieh in België's zaken gemengd
zonder gezien te hebben, zonder het hoor
en naderhoor te hebben toegepast, eenzijdig
Voorgelicht met den vooropgezetten wil
Duitschland te bekladden, in elk geval is
dit een werk, hem, den gevierd en schrijver
onwaardig.
Jörgensen heeft zijn. boek in het Deensch
geschreven, natuurlijk met het doel om den
haat zijner landgenooten tegen Duitschland,
immers hij zinspeelt er op, aan te wakkeren,
pnieyw aan te blazen. Slee-iwijk-Holstein
is hij nog niet vergeten.
Om het doel te geraken gebruikt hij de
bekende „gruwel rapporten" der Belgische
«regeering en eenige werken van Belgen o.a.
dat van Professor Emile Waxweiler die on
langs te Londen overleed; Bin net, Nothom
eu Mélot; dan eenige Fransche werkje® en
dat van onzen landgenoot L. H. Grondijs,
die als persman in zeer nauwe verbinding
met de Entente-mogendheden staat.
Ik vraag mij echter af: welke objectieve
waarde hebben al die werkjes?
Is de heer Mélot getuige geweest van de
„gruweldaden" die hij zoo geraffineerd weet
te beschrijven....?
De heer advocaat Brunet, destijds te Brus
sel, een z.g. socialist, zeer in aanzien bij zijne
Partij, heeft zijne regeering thans» als ad
vocaat verdedigd in de kwestie, of de Bel
gis me regeering al of niet de neutraliteit
zou geschonden hébben en zulks naar aan
leiding der door de Duitsöhe regeering te
Brussel gevonden stukken. Ik begrijp echter
niet waar hij de middelen haalt om déze
kwestie te bespreken.
Vóór den oorlog werd hij trouw buiten de
l regeer! ngsstukken gehouden. Hij is dus
enkel gedocumenteerd nA het vinden der
bewuste stukken en wel..,, door de Belgi
sche regeering zelf.
Zou er nu iemand ter wereld zijn, uitge
nomen dan misschien de utopist Jörgensen,
die van deze regeering, op de openbaring
der stukken door de Duitsche regeering, als
antwoord verwachtte: ja, wij hebben de
overeenkomst willen daarstellen, de neutra
liteit dus geschonden?
Zoo naief kunnen enkel hoorende dooven
zijn.
Het zou mij veel tever voeren, al die boek
jes te bespreken, doch één ding is zeker: al
die schrijvers hebben de oorlogsdagen waar
de kwestie overgaat, geen van allen bijge
woond, met uitzondering van de heer René
Ohambry, die een klein boekje over Leuven
schreef en die, alhoewel binnen Leuven ver
blijvende tijdens de ramp van 1914, toch nog
in staat is te ontkennen of te bevestigen of er
wel of niet door burgers geschoten is.
Jörgensen schijnt zelf ook gevoeld te héb
ben, dat zijn betoog op al die aangehaalde
litteratuur niet sijfcerk, staat en daarom zegt
bij van de officieeje gruwelrapporten:
,,L'enquête a été faite par les membres
„des deux comités qui ont visité les en-
„droits ou avaient été les Allemande et
„ont eonstaté sur place ee qui s'etait passé.
„Les rapporto se distingsent par la plus
AKEGMQ hk. Warmoesstr.
ENORME SORTEERING
- 1010
FELICIA CURTIS.
8)
Tegenwoordigheid was waarvoor deze eer
biedige buiging geschiedde. Zij gevoelde
rich nit op baar gemak en zy kreeg een
VTeeanda gewaarwording. Zij stond op en
ging naast hare hegeleidster staan.
Ik dank u zeer voor uwe vriendelijkheid
om mij toegang tot de kapel te hébben ver
sohaft Ik was nooit in eene Katholiéke
kerk geweest, zeide ee, dit was de reden, dat
■mï v^°ö* (^ea® Kapel te mogen bezichtigen.
Ik zal de deur voor u opeluiten, zeide Mary
■Fitzgerald, op de haar eigene vriendelijke
betris jammer, dat wij de deur al
tijd gesloten moeten houden.
Nooit! Neen nooit! ga ik meer in eén Ka
tholieke kerk! Er valt niet» te zien dan eenl-
(fe beelden, een altaar en een dwalimende
olielamp.
En dan, je krijgt een eigenaardigst gevoel
«Jfe je met dat eoort menschen bont! Neen het
al te dwaas!
Juist kwam er een man voorbij, die een
froote rol met papieren droeg en deze hier
en daar aanplakte. Victoria bleef staan om
te lezen wat er op gedrukt stond. Het luidde:
AAN DE TROUWE ENGELSCHE
ONDERDANEN.
Eea processie, waaraan gij verzocht wordt
deel te nemen, zal ten tien ure van het stad
huis vertrekken, op Guy Fawkes' den 5den
November (Gulby Fawkes werd in 1606 ter
dood veroordeeld.) Zij zal naar de Parochie
kerk gaan, *waar een dienst zal gehouden
worden ter herdenking aan Engeland's be
vrijding van de vorradarlijke kompletten der
Papen.
Komt op bij duizenden!
Om vijf uur zal de Processie opnieuw wor
den t aangesteld en dan naar „Linley
Fieds" trékken, waar een reusachtig vreug
devuur zal ontstoken worden en vele Guys
worden verbrand. Het geheel zal met een
reuzenvuurweik eindigen.
„God save the Queen and down
with the Pope"!
(God spare de Koningin en
weg met den Paus.)
Het Stadhuis, een vuil gebouw, had men
met vlaggedoeken behangen, toen Victoria
huiswaarts keerde. Een jongen stond aan
dén ingang en deelde strooibiljetten uit. Hij
gaf er één aan het.jonge meisje, zii las het.
al voortwandelende. Het was een uittreksel
uit de „Times" van den 19don October 1850,
de schrijver begon op melodramatisclien
toon te ondervragen-
„Is het dan bier, in Westminster, onder
ons, en aan den voet van den Engelsclien
tipon, goorloofd, dat een Italiaan.-eh pries
ter zich aanmatigt de Staatskerk te willen
hervormen, oneenigheid te storoien in de
politieke samenleving, systematisch -de na
tionale wijsheid en godsdiensa te ondermij
nen en zoodoende afvalligen te maken?
Kan er gróoter verraad in iemands herse
nen opkomen?
Wat is dat een dwaze drukte maken, voor
zoo'n handjevol menschen! merkte Victoria
ongeduldig op, zij frommelde het papier in
elkaar en smeet bet^in do goot. Deze geschie
denis moet de Fitzgerals onaangenaam
aandoen.
Ofschoon zij van „Fitzgerads" sprak, zoo
had Victoria den jongen meester van „the"
Solitude#' (tooh nog no-Gijt gesproken; zftp
meende, dat de man, die zoo snel de deur van
de Abdij was voorbijigeloopen, bij haar eer
ste bezoek te Torrébrigg©, een jong kunste
naar was, die daar m de buurt woonde.
Zij wist, dat Mrs I iltzgerald een zoon had,
en daobt er over na, of hij op zijne moeder
zoude gelijken.
Do wind was frisoh,. de. winterzon glin
sterde in de golfjes der zee. De weg naar
de Abdij lag vóór baar. Victoria ging dezen
op en vond het aangenaam, dat do wind
'haar in 't aangezicht blies. Victoria rende,
voortgedreven door den wind, de stijle hoog
te op, zij was blij, nog een oogonblik tot hare
beschikking to hébben, om zoodoende nog
een bezoek aan de kapel te kunnen brengen.
Juist wilde zij de kapel binnengaan, toon
iemand naar buiten trad.
„Ik vraag om verschooning! zeiden bei
den tegelijk. Victoria opziende, -herkende
onmiddellijk „den kunstenaar."
IVdo HOOFDSTUK.
Enid zoude ondor gelijke omstandigheden
hare tvigeiiwoort\i,gtlieiid van geest geheel
verloren hebben, zij zoude verlegen zijn blij
ven staan niet neergeslagen oogen. Victoria
daarentegen werd eeuigszins kortaf. Zij zag
den jongeman aan, keek toen in de kapel,
en den ezel bij de muur ziende staan, vroeg
zij:
„Ik vrees, dat ik onbescheiden ben. Ik biid
u, zeg mij de waarheid, dit is zéker uw
atelier?
Denis glimlachte, en deze glimlach deed
hem sterk op iemand gelijken. Victoria
trachte zich te herinneren waar zij diezelfde
uitdrukking gezien had.
„Ik ben maór een kladder in kleuren
geen artist, zeide hij vroolijk. Ik tracht een
serie schetsen van de baai te maken voor
mijne moedei-, "zij beeft er gaarne ééne van
elke maand.
Ht ia naar ik meen, juist het grootsohe en
prachtige van de zee, dat zij iedere maand
een anderen aanblik beeft. Mijne moeder,
houdt veel van schetsen. Zij stond nog in
de opening van de deur. De wind sneed Vic
toria in ri gezicht, zij nam een pand van
haar mantel en held deze tegen hare ooren.
Een oogenblik Aarzelde izij toen ging B-ij
eenige schreden verder de kapelaan, zeg
gende:
„Ik zoude graag uwe schetsen zien, wilt
gij ze mij toonen?
„Wel zeker." Denis nam eene uit den hoéfc
en plaatste haar op den ezel. Het mis je be
zag deze met bewondering.
„Ik heb getracht, zeide zij, een schets van
de baai in waterverf te maken een kopio
naar een teekening, de oogen steeds op het
doek gericht houdende. Ht was on alleron
gelukkigste proef. Ik liéb ze te een oogen
blik van wanhoop verbrand-
„Gij zoudt betor gedaan hebben als gy on
middellijk naar de natuur haat gewerkt,
men ziet dan de kleuren veel beter, zeide
haar metgezel, alhoewel men in alles wat
men beproeft, altijd moer of minder fouten
zal zien
/Wordt vervolgd,).