IIEUNE IliBL COURANT EEN VERHEVENER NEG. BOND DE LITURGIE P. J. JANSSEN, Karpetten en Tafelkleeden DE OORLOG „La Olocfoe Roland?' FEUILLETHÜ „srtricte exacitude en ceque regarde la dé- Agnation des lieux, das dates, etc. Si „amais de« documents historiques peu- „vent avoir de la valeur, oe sont ceux-la." (Het onderzoek naar de gruwelen is door de leden der twee oommksiën ge daan die de plaatsen, waar de Duitschers zijn geweest, hebben bezocht en ter plaatse hebben vastgesteld wat er is voorgevallen. De rapporten onderscheiden zich door de meest strikte waarheid zoover het betreft de aanduiding der plaatsen, datums enz. Als er ooit historische documenten waar de kunnen hebben* dat ram zijn het deze rapporten.) Ik veronderstel dat de heeren Staatsmi nisters Cooreman en Goblet d' Alvielia die deel dezer commissies uitmaakten, wel vreemd zullen opgezien hebben, toen zij het boek des héeren Jörgensen lazen. Ik bon van 30 Juli 1914 tot 30 April 1910 niet buiten België geweest, tenzij op 30 Oc tober 1914 een uur in Roosendaal en zulks, met toestemming der Belgische militaire overheid, om eenig geld in ontvangst te ne men, wijl verzending naar Amsterdam on mogelijk was. Ik ben binnen den oorlogstijd voor Luik, voor Namen, voor Haelen, Dendermonde, Mechelen, Lier enz. enz. geweest. Als persman stond ik natuurlijk in relatie met de Belgische overheid. Ik kan echter verzekeren, dat die gruwelen-commissie nimmer te Aerschot of te Leuven geweest is en dat er enkele leden eenige oogenhlik- ken binnen Dendermonde geweest zijn, even wel zonder iemand te hooren. De commissie zetelde in die dagen perma nent te Antwerpen om getuigen te hooren. Om die verklaringen te beoordeelen moet men den geestestoestand der menschen uit die dagen gekend hebben. Wij waren eenvoudig allen zonder onder scheid, in booge mate aangetast door den „oorlogswaanzin"onze objectiviteit was verloren geraakt. Gelukkig heb ik ze spoe dig teruggevonden. In die dagen nu toen de vluchtelingen met "duizenden, waarvan wodero<m duizenden zonder eenige oorzaak, binnen de stad Antwerpen kwamen, meen de elke vluchteling over moorden en dood slagen der Duitschers te moeten spreken. De een had dit, de ander dat ondervonden. Van dat reort menschen wenden er velen door de commissie Cooremans als getuigen gehoord over vermeende „gruwelen". Maar welke waarde hebben zulke getuigenissen? Ik weet nog zeer goed, dat ganseh de be volking der gemeente Heyst op den Berg binnen Antwerpen gevlucht kwam! De uhla- nen haiddeu er ik weet niet wat gedaan!.... Ik wilde zien. Aan het station te Antwerpen was het mij onmogelijk een treinkaartje te krijgen, ver der van Lier. Van Lier vertelde de chef mij dat de trein doorging tot Heyst om de vluch telingen te halen en dat ik op eigen risico verder mocht gaan, doch een treinkaartje gaf bij niet. Tus-chen Lier en Heyst stond de trein misschien dertigmaal stil. Telkens zagen machinist en stoker of die gevreesde uhla- nen niet in de huurt waren. Eindelijk kwamen wij ter bestemming. Op mijne vraag hoe lang we hieven, ant woordde de conducteur: Zij zouden zien ef er nog vluchtelingen kwamen, echter als de uhlanen in het gezicht waren, dan wachtten zij niet. Ik zeide in elk geval naar het dorp te willen, nam een rijwiel van het onbeheerde station en reed er heen. Wat ik er zag?? Open huizen.... koeien, varkens en kip pen los op de straat loopend, en één, zegge één oud man, een boer die zeide: „ze zijn zot om te vluchten. Er is dezen morgen ben patrouille van uhlanen gepasseerd die .in het dorp sigaren en bier gekocht en betaald hebben." Ziedaar de werkelijke toestand.- De menschen waren onnoodig ge vlucht en de commissie Cooremansdie was intusschen te Antwerpen bezig om ge tuigen te hooren over de „gepleegde gru welen te Heyst op den Berg" Indien dus de heer Jörgensen die rappor ten historische documenten noemt, dan zeg ik: goed, het z ij n documented en inderdaad ze zijn historisch ook, al is de historie dan niet ddt wat er de wetenschappelijke we reld onder verstaat. En ofp deze (Literatuur bouwde Jörgen sen een boek om daarmede een neutrale na tie te bewerken en met zijn naam de be schuldigingen tegen de Duitschers van .ge pleegde gruwelen" in België en Frankrijk te dekken!.... Zeker, er kunnen in België hier en daar minder correcte zaken dooir Duitecho solda ten'of wel door officieren gepleegd zijn. Be wijst dat evenwel een systematisch werken, zooals Jörgensen het doet voorkomen?' Het is zeer goed mogelijk dat regimenten protestantsche soldaten naar België gezon den zijn. Ik zou zeggen: dat is van een volk, zooals het Duitsche, dat overweldigend pro testant is, nog al natuurlijk. Niemand met gezond verstand komt het evenwel in het 'hoofd om te beweren dat die er gezonden zijn ten einde de katholieken te vervolgenl Van den aanvang af zijn er binnen Bel gië ook geheel-katholiek Duitsche troepen geweest, o.a. het He Beyerscke Landwahr Infanterie Regiment, Waarom gebruikt Jörgensen dan toch zul ke middelen? Hij heeft zich laten misleiden om als agent der Belgische regeering of zeker als die der Verbondenen op te treden. Hoe komt hij anders aan de cliché van het .Garantietraktaat 1839? Dat zijn toch slechts stukken die men enkel ter beschikking van regeeringsagenten stelt. En als die menschen altijd zoo dan mond vol hebben over de verbreking van dat ga rantietraktaat dat, volgens mij, geen trak taat meer was, waarom fulmineeren zij dan toch niet tegen Engeland in -zake de Boe ren?? Of is er onderscheid omdat dit gruwelijk onrecht een vijftiental jaren ouder is? Of wel omdat enkele Boerenleiders geld voor hunne eieren gekozen hebben? Ik begrijp heel goed dat Johannes Jörrgen- sen die in zijn zielstrijd, in zijne overgang tot de Katholieke kerk; veel steun in België ondervonden heeft; dat hij, die bevriend was met Minister Carton de Wiart, met de bekende kunstenaarsfamilie Beipaire t.o 'Antwerpen en die tot de beschermelingen van Z.Em. Kar dinaal Mercier behoorde, die zoo nauw ver bonden was aan Leuven's beroemde Hooge- schooi en hare vernietigde bibliotheek en die zulke gelukkigde jaren- binnen Be'gië sleet, die-p geroerd is door het lot wat België ge troffen heeft. Wij allen die, als neutralen, banden met dit ongelukkig land hebben of hadden, wij allen zijn met diep medelijden bezield. Of wij nu daarom alles onvoorwaardelijk moeten gelooven wat ons van Belgische zijde zijde in deze dageri verteld worde? Ik zeg: nteenü Vele jaren verbleef ook ik binnen België. Ik heb als Jörgensen ook, ruimschoots, de gelegenheid gehad het Beigisch volk te b> studeeren. En als men mij nu vraagt: gelooft ge aan demogelijkheid dat er door groote getallen Belgen de franötireurs-oor.og gevoe.d is, dan zou ik moeten antwoordenh o- laas jal Was Jörgensen aanvang Augustus. 191.4 ook binnen België? Weet hij te- spreken van de ophitsing tegen Duitschers die geen militairen warein? Heeft hij het vertrek dier stumperds van uit Ant werpen gezien? Heeft hij gezien hoe men tegen Duitsche onderdanen te Gent en dé Oudenaerde gehandeld heeft? Weet hij dat Fransche invloeden den haat tegen de Duit schers zoo aanblaasdon dat men er te Gent overgedacht, ja over beraad ia gd heeft, om een aantal Vlamingen (dus Bejgen) in de gevangenis te werpen pandfit zij als flamingan ten, vóór den oorlog, voor hun Volk geen ver- fransching wenschten? Weet Jörgensen dat er in België op de tien huisgezinnen, in minstens 9 vuurwape nen waren? Kient hij het Belgisch vo lkskarakter? Weet hij dan niet hoe er voor den oorlog in België zoo goed als absoluut geen gezag bestond en hoe ieder, gelijk de Vlamingen zich uitdrukten, zijne goesting mocht doen? En dan de pers in de aanvangsdagon van den oorlog!. Werd er niet in begin Augustus 1914 ver teld dat er bijna geen Duitschers meer waren? Was het niet of de wereld van vreugde ver ging indien er een of twee of soms meer krijgsgevangenen binnen Antwerpen gebracht werden Moest er niet eenmaal door de Antwerp- sche politie, gesteund door soldaten, aan de Waesstatie te Antwerpen met veel moeite ruim baan gemaakt worden omdat een dui zendtal menschen één, zegge één, krijgsge vangene te lijf wilden?.... ïki als men dat alles bij elkander voegt, dan zou ik niet durven verklaren: er zijn géén franctireurs geweest. Tan slotte haalt Jörgensen oolc nog den Kerstbrief van Z.Em. Kardinaal Merc er arm. Dit is voor on3 Katholieken het moeilijkste punt. Wel is waar spreekt Z.Em. in zijne brieven qjs privaat persoon, dus niet als Kardinaal, gelijk Z. H. Raus Benedictus heeft uitgemaakt. Het blijft echIer moeilijk om in een dagbladartikel deae brieven te bespre ken. Enkel wil ik zeggen, .pp grond van wat door mij gezien en gehoord is, dat 'ik Z.Em. niet gaarne zou volgen en nog veel minder zijne brieven zou willen onderschftjven. Eén en ander neemt niet weg dat ik wil aannemen dat Z.Em. ganseh ter giteder trouw is. Ik heb gezegd dat Jörgensen's boek oen schotsschrift is. Ik herhaal dit. Een schotschrift is het omdat de schVijver tal van "beleedigingen neerschrijft, boleedi,- gingen die hij als „waarheden" voordraagt zonder dat hij in de gelegenheid is geweest, zelf fee zien en fee hooren. Bovenal een schotschrift, omdat hij in zijn boek geschiedenisjes vertelt aoor hem in Duitschland ondervonden toen hij als gast en bij vrienden aldaar verbleef. Openbaar uit intieme kringen vertellen is tendentieus en beleedigend. Van den katholiek Jörgensen had ik niet verwacht, dat hij tot zulke .middelen zijn toe vlucht zou nemen om den ouden haat zijner landgenoofeen tegen Duitschland aan te dia zen en ook niet dat hij zich met zulke mid delen populariteit in do TSntente landen heeft willen kioopenl Oh. A. B. OVER OORLOGSSCHAT TING EN SCHADEVER GOEDING. De kansen op een spoedig en vrede zijn, bij d-en nieuwen stand van zaken, weer als geheel vervlogen. Het lijkt er niet naar, zooals de toe stand nu is, dat zoo heel spoedig rekening zal moeten worden gehouden met de regelen van rechtvaardigheid en billijkheid bij het vaststel len van de schadevergoeding, welke de verlie zende partij zal hebben op te brengen. Wie do verliezende party zal zijn?.... Nie mand die hot weet. Toch bevat de „New-States- man" alreeds een beschouwing over de schade vergoeding, dio de Entente by bet sluiten van den vrede van Duitschland moet eischen. In 1870, zegt het blad,, weigerde Duitschland, zijn legers uiit Frankrijk terug te trekken, voor dat een schadevergoeding was betaald, die meer dan voldoende was, om al zijn oorlogsuitgaven te dekken, zoodat Frankrijk de kosten van beide partyen geheel had te betalen. Dit voor beeld kunnen de Geallieerden in herdenking brengen, maar zoj doen wel, indien zij het niet vo-lgen. Het zou rechtvaardig kunnen zijn, om de Centrale Mogendheden alle oorlogskosten te laten betalen, maar bet zou een kortzichtige en onverstandige soort rechtvaardigheid zyn. Ver onderstelt, dat het mogelijk zou zyn, het Duit sche volk zulk een onzaggelyke som te laten be talen (Oostenrijk zou slechts weinig "kunnen bijdragen), dan zou men het to-ch dwingen, aan zyn naburen voor langer dan een menschenge- alacht een groote schatting te betalen. Dit zou in Europa een toestand teweegbren gen, noch politiek, noch economisch duldbaar. Voordat de laatste stuiver betaald is, Zal de oorlog in werkelijkheid niet tot een einde zijn gekomen. Het bloedvergieten moge dan geëin digd zyn, maar de strijd zou op een ander ge bied mot rampspoedige psychologische gevol gen worden voortgezet. De hymne van haat tegen Engeland zou dan nog twintig jaar een krachtiger echo vinden in Duitsche harten dan heden. De Geallieerden moeten niet meer vragen, dan binnen een bepaald tijdperk kan worden betaald. Indien diit tijdperk redelijk kort wordt gesteld, is het duidelijk dat de Geallieerden (met wellicht een enkele uitzondering) moeten af zien van schadevergoedingen voor militaire en maritieme uitgaven, die.zy zelf hebben gewild. De eenige uitzondering is natuurlijk België. Zyn aanspraken staan boven die van alle bond- genooten. Het moet niet alleen vergoeding krijgen voor de schade, berokkend aan zyn steden en dorpen en voor de onwettige boeten, opgelegd aan zijn volk, maar voor alle uitgaven Mi verliezen, die bet gevolg zijn van den oorlog. Het is te hopen, dat de andere landen hun aanspraken willen beperken tot de schade, direct geleden door het geweld van den vijand, en de schatting van die schade zoo matigunoge- lyk te kunnen maken. Op dozen grondslag zouden de voornaamste aanspraken zyn, die van Frankryk, Polen en Servië. En ofschoon Frankrijk waarschijnlijk tevens de schatting van 1870 zou terugeischen, zou 't totaal niet zoo buitengewoon groot zijn, in vergelijking met de tegenwoordige nationale uitgaven. De kosten voor de herbouwing van een stad zyn een kleinigheid, vergeleken met de kosten voor zijn vernieling door de tegenwoor dige oorlogsmethoden. Italië en Groot Brittannië zouden practasch geen eisohen hebben, buiten dio van de vergoe ding vam hun verloren koopvaardijschepenen hiervoor zal geld na den oorlog van weinig nut zyn, daar de aanmaak van schepen waarschijn lijk voor vele jaren onmogelijk voldoende zal kunnen zijn voor de behoeften. Er schijnt daar om veel te zeggen voor het voorstel, voor ieder koopvaardijschip, hetzy van de Geallieerden of van de onzydigen, dat getorpedeerd is, zonder oorlogsdiensten te hebben gedaan, zooveel mogelyk een dergelijk sehip als schadevergoe ding te nemen van de Duitsche koopvaardij vloot. De Duitsche regeering meet da'n zelf maar zien, hoe de eigenaars dier sehepen tevre den te stellen. Als Engeland op do voorstellen van do „New Statesman" wil ingaan, is het met de overeen komst nog al vlug klaar. DE GRIEKSCHE VLOOT. Volgens de berichten van gisteren is do Griekscho vloot in handen der goal!teerden overgegaan, behalve de zwaardere schepen, cccxxx. PAUSKRONING. Na de pontifical# hoogmis verlaat de Paus de kerk met dezelfde plechtig® processie als die hem by het binnenkomen vergezelde. Gekomen aan da loggia der kerk zet Zyn Heiligheid zich neder op een troonzetel; de kardinaal-deken stort nu een gebed om do genade de# Heeren over den nieuwen Kerkvoogd van den hemel af te smeeken, opdat hy de Kerk goed besture, opdat hij een vader zy der vorsten en een herder der goloovigen. Vervolgens neemt da tweede. Kard/inaal-diaken hem den myter van het hoofd en de eerste zet hem de tiaar op, zeggende: „Ontvang de tiaar, van drie kronen voorzien, en weet, dat gij zyt de vader van vorsten en koningen, de bestuurder der wereld, op aarde de plaatsbekleeder. van onzen Zaligmaker Jezus Christus, aan Wien toekomt eer en glorie in de eeuwen' der eeuwen. Amen Hiermede is de eigenlijke kroning geschied. Zyn Heiligheid geeft tot flot zyn pauselyken. zegen en kondigt een vollen aflaat af voor de goloovigen. Wat de tiaar betreft, zy is het teeken van 's pausen koninklijke waardigheid; geen litur gisch hoofddeksel dus. Om deze reden .draagt de paus by godsdienstige plechtigheden niet de tiaar, doch den mijter van de tiaar be dient hij zich alleen op de daarvoor bepaalde dagen, op zijn weg naar en van de Kerk, ook ter gelegenheid van bijzonder gewichtige handelin gen, zooals byv. bij de heiligverklaringen. „Ten teeken zijner heerschappij," zegt Innocentius III, „bezigt de Paus de kroon," ten teeken van zijn priesterschap den mijter. Den mijter ge bruikt liij bij alle gelegenheden, altyd en overal de tiaar niet, noch altijd, noch overal want de priesterlijke macht is ouder, eerwaardiger en omvangrijker dan de heerscbersmacht." Den oorsprong van de tiaar moeten wij, ge lijk by alle kerkelijke gewaden, zoeken in de gewone buiten-liturgische kleedij. Evenals de mijter was by -oorspronkelijk een witte muts; sinds de 11e eeuw echter gold hii als een spe ciaal pauselijk hoofddeksel. Ofschoon hij zijn kegelvormige gedaante bewaarde, werd in lateren tijd een kleine verandering in de hoogte aangebracht, toen men atfhtereenovlgens er eenige gouden banden rondom been bevestigde. Deze banden drie in getal, werden omstreeks de 13e of 14e eeuw door drie gouden kronen vervangen. Op verschillende wijze is de betee- kènis dezer drievoudige kroon uitgelegd. Men heeft haar verklaard als het zinnebeeld der macht die de Paus bezit over de drievoudige Kerk (da strijdende, de lijdende en de zegepra lende) ook wel als het zinnebeeld zijner drie voudige bediening, van zijn leeraars-, priester- en herdersambt. Zelfs treft men bij sommige schrijvers neg meer gezochte verklaringen aan. 't Beste is, al deze uitleggingen als onwezenlijk' van de hand te wijzen. „Kilkis-," „Averof" en „Lemnos," dte zijn evenwel ontwapend. De kleinere schapen zul» len door bemanningen van Fransche sche pen, voor zoover hun equipages trouw aan do regeering te Athene blijven, naar SaLoniki worden gebracht, om ter beschikking te blij ven vim het Venizelistsci.e bewind aldaar.; Van de groote kruisers, die ontwapend wor», den, is de „Averof de belangrijkste, wel niet' de grootste, maar toch de nieuwste. Deze oor logsbodem is, naar het „N. v. d. D.herin nert, in 1910 gebouwd en meet 10.118 ton. De bemanning bestond uit 550 koppen. De „Averof" dankt zijn naam aan een Griek-' schen millionair, Giorgios Averof, in wiens' testament na zijn overlijden de beschikking stond, dat 3.600,000 gulden aan de Griekscho regeering nagelaten weid, tot uitbreiding van do vloot. De Grieksche regeering kocht daar op van Italië het nog naamlooie zusterschip van de „Pisa" voor 11.409,000 gulden. Het' scliip, een pantserkruiser, voert o.a. 4 ka nonnen van 23.5 c.M. eu 8 rnn 19 c.M. Wij noemen de „Averofde nieuwste van de groote kruisers gn houden geen rekening met do „Salamis" of zooals dit schip op sommige schepenlijsten voorkomt de „Wa- silef Georgios." Omtrent den bouw van dit schip was met de Vulkan-werf te Hamburg in 1912 een overeenkomst getroffen. Het sch.p zou in 1915 voltooid zijn en 19.500 ton me ten, 8 kanonnen van 35 c.M. en 12 van 15.2 c.M. voeren. Toen de oorlog uitbrak, is van de levering natuurlijk niets meer gekomen, en waarschijnlijk vaart de „Salamis" thans onder een Teutoonschen naam in een Duitseh smaldeel. De beide andexe krui ers, die d.or da En tente ontwapend worden, zijn de „Lemnos" en do „Kilkisj". Zij zijn beide grooter dan de „Averof," zij meten 14.700 Ion, maar zij zijn vijf jaar ouder en dateeren van 1905. In Juni 1914 werden zij in Amerika gekocht en hebben hun A uier .kaan sche namen, „Mis sissippi" en „Idaho," voor Grieksche moeien prijsgeven. Blijkbaar hebben zij nog juist vóór dein oorlog do reis van Amerika naar den Pireaus kunnen doen. Do andere schepen van do Grieksche vloot, die thans dus door de Eutente of door de Zaterdag 14 October Derde B!ad r door Johannes Jörgensen. Onze Belgische correspondent schrijft ons onder datum van 28 September 1916 het vol ken de: Een mijner vrienden zond mij het boek van den bekenden Deenschen rehrijver Johannes Jöraeniion „La oloohe Roland" uitgegeven Me publicatie door het comité Catholique de vropagande Fraacaise'a l'Etranger te Pa rijs. Nieuwsgierig, zelfs zeer neuwsgierig, om te weten wat Jörgensen, met wien ik per soonlijk bekend beu, over den oorlog te ver tellen had, heb ik niet gedraald, doch het Werk oogenblikkelijk opgesneden en gele ien. Gelezen.... drie achtereenvolgende malen en drie achtereenvolgende malen diep te- lourgesteld dat de schrijver, in zijne liefde voor België, er helaas toegekomen is een schotschrift in de wereld te zenden. Jörgensen de uit het protestantisme be keerdehij de vurige katholiek.... dé Wan die tooh zoo heerlijk mooi, zoo echt katholiek weet te vertellen, onze Heiligen levenszaak weet te schetsen, hij is opgestaan en heeft nu zieh in België's zaken gemengd zonder gezien te hebben, zonder het hoor en naderhoor te hebben toegepast, eenzijdig Voorgelicht met den vooropgezetten wil Duitschland te bekladden, in elk geval is dit een werk, hem, den gevierd en schrijver onwaardig. Jörgensen heeft zijn. boek in het Deensch geschreven, natuurlijk met het doel om den haat zijner landgenooten tegen Duitschland, immers hij zinspeelt er op, aan te wakkeren, pnieyw aan te blazen. Slee-iwijk-Holstein is hij nog niet vergeten. Om het doel te geraken gebruikt hij de bekende „gruwel rapporten" der Belgische «regeering en eenige werken van Belgen o.a. dat van Professor Emile Waxweiler die on langs te Londen overleed; Bin net, Nothom eu Mélot; dan eenige Fransche werkje® en dat van onzen landgenoot L. H. Grondijs, die als persman in zeer nauwe verbinding met de Entente-mogendheden staat. Ik vraag mij echter af: welke objectieve waarde hebben al die werkjes? Is de heer Mélot getuige geweest van de „gruweldaden" die hij zoo geraffineerd weet te beschrijven....? De heer advocaat Brunet, destijds te Brus sel, een z.g. socialist, zeer in aanzien bij zijne Partij, heeft zijne regeering thans» als ad vocaat verdedigd in de kwestie, of de Bel gis me regeering al of niet de neutraliteit zou geschonden hébben en zulks naar aan leiding der door de Duitsöhe regeering te Brussel gevonden stukken. Ik begrijp echter niet waar hij de middelen haalt om déze kwestie te bespreken. Vóór den oorlog werd hij trouw buiten de l regeer! ngsstukken gehouden. Hij is dus enkel gedocumenteerd nA het vinden der bewuste stukken en wel..,, door de Belgi sche regeering zelf. Zou er nu iemand ter wereld zijn, uitge nomen dan misschien de utopist Jörgensen, die van deze regeering, op de openbaring der stukken door de Duitsche regeering, als antwoord verwachtte: ja, wij hebben de overeenkomst willen daarstellen, de neutra liteit dus geschonden? Zoo naief kunnen enkel hoorende dooven zijn. Het zou mij veel tever voeren, al die boek jes te bespreken, doch één ding is zeker: al die schrijvers hebben de oorlogsdagen waar de kwestie overgaat, geen van allen bijge woond, met uitzondering van de heer René Ohambry, die een klein boekje over Leuven schreef en die, alhoewel binnen Leuven ver blijvende tijdens de ramp van 1914, toch nog in staat is te ontkennen of te bevestigen of er wel of niet door burgers geschoten is. Jörgensen schijnt zelf ook gevoeld te héb ben, dat zijn betoog op al die aangehaalde litteratuur niet sijfcerk, staat en daarom zegt bij van de officieeje gruwelrapporten: ,,L'enquête a été faite par les membres „des deux comités qui ont visité les en- „droits ou avaient été les Allemande et „ont eonstaté sur place ee qui s'etait passé. „Les rapporto se distingsent par la plus AKEGMQ hk. Warmoesstr. ENORME SORTEERING - 1010 FELICIA CURTIS. 8) Tegenwoordigheid was waarvoor deze eer biedige buiging geschiedde. Zij gevoelde rich nit op baar gemak en zy kreeg een VTeeanda gewaarwording. Zij stond op en ging naast hare hegeleidster staan. Ik dank u zeer voor uwe vriendelijkheid om mij toegang tot de kapel te hébben ver sohaft Ik was nooit in eene Katholiéke kerk geweest, zeide ee, dit was de reden, dat ■mï v^°ö* (^ea® Kapel te mogen bezichtigen. Ik zal de deur voor u opeluiten, zeide Mary ■Fitzgerald, op de haar eigene vriendelijke betris jammer, dat wij de deur al tijd gesloten moeten houden. Nooit! Neen nooit! ga ik meer in eén Ka tholieke kerk! Er valt niet» te zien dan eenl- (fe beelden, een altaar en een dwalimende olielamp. En dan, je krijgt een eigenaardigst gevoel «Jfe je met dat eoort menschen bont! Neen het al te dwaas! Juist kwam er een man voorbij, die een froote rol met papieren droeg en deze hier en daar aanplakte. Victoria bleef staan om te lezen wat er op gedrukt stond. Het luidde: AAN DE TROUWE ENGELSCHE ONDERDANEN. Eea processie, waaraan gij verzocht wordt deel te nemen, zal ten tien ure van het stad huis vertrekken, op Guy Fawkes' den 5den November (Gulby Fawkes werd in 1606 ter dood veroordeeld.) Zij zal naar de Parochie kerk gaan, *waar een dienst zal gehouden worden ter herdenking aan Engeland's be vrijding van de vorradarlijke kompletten der Papen. Komt op bij duizenden! Om vijf uur zal de Processie opnieuw wor den t aangesteld en dan naar „Linley Fieds" trékken, waar een reusachtig vreug devuur zal ontstoken worden en vele Guys worden verbrand. Het geheel zal met een reuzenvuurweik eindigen. „God save the Queen and down with the Pope"! (God spare de Koningin en weg met den Paus.) Het Stadhuis, een vuil gebouw, had men met vlaggedoeken behangen, toen Victoria huiswaarts keerde. Een jongen stond aan dén ingang en deelde strooibiljetten uit. Hij gaf er één aan het.jonge meisje, zii las het. al voortwandelende. Het was een uittreksel uit de „Times" van den 19don October 1850, de schrijver begon op melodramatisclien toon te ondervragen- „Is het dan bier, in Westminster, onder ons, en aan den voet van den Engelsclien tipon, goorloofd, dat een Italiaan.-eh pries ter zich aanmatigt de Staatskerk te willen hervormen, oneenigheid te storoien in de politieke samenleving, systematisch -de na tionale wijsheid en godsdiensa te ondermij nen en zoodoende afvalligen te maken? Kan er gróoter verraad in iemands herse nen opkomen? Wat is dat een dwaze drukte maken, voor zoo'n handjevol menschen! merkte Victoria ongeduldig op, zij frommelde het papier in elkaar en smeet bet^in do goot. Deze geschie denis moet de Fitzgerals onaangenaam aandoen. Ofschoon zij van „Fitzgerads" sprak, zoo had Victoria den jongen meester van „the" Solitude#' (tooh nog no-Gijt gesproken; zftp meende, dat de man, die zoo snel de deur van de Abdij was voorbijigeloopen, bij haar eer ste bezoek te Torrébrigg©, een jong kunste naar was, die daar m de buurt woonde. Zij wist, dat Mrs I iltzgerald een zoon had, en daobt er over na, of hij op zijne moeder zoude gelijken. Do wind was frisoh,. de. winterzon glin sterde in de golfjes der zee. De weg naar de Abdij lag vóór baar. Victoria ging dezen op en vond het aangenaam, dat do wind 'haar in 't aangezicht blies. Victoria rende, voortgedreven door den wind, de stijle hoog te op, zij was blij, nog een oogonblik tot hare beschikking to hébben, om zoodoende nog een bezoek aan de kapel te kunnen brengen. Juist wilde zij de kapel binnengaan, toon iemand naar buiten trad. „Ik vraag om verschooning! zeiden bei den tegelijk. Victoria opziende, -herkende onmiddellijk „den kunstenaar." IVdo HOOFDSTUK. Enid zoude ondor gelijke omstandigheden hare tvigeiiwoort\i,gtlieiid van geest geheel verloren hebben, zij zoude verlegen zijn blij ven staan niet neergeslagen oogen. Victoria daarentegen werd eeuigszins kortaf. Zij zag den jongeman aan, keek toen in de kapel, en den ezel bij de muur ziende staan, vroeg zij: „Ik vrees, dat ik onbescheiden ben. Ik biid u, zeg mij de waarheid, dit is zéker uw atelier? Denis glimlachte, en deze glimlach deed hem sterk op iemand gelijken. Victoria trachte zich te herinneren waar zij diezelfde uitdrukking gezien had. „Ik ben maór een kladder in kleuren geen artist, zeide hij vroolijk. Ik tracht een serie schetsen van de baai te maken voor mijne moedei-, "zij beeft er gaarne ééne van elke maand. Ht ia naar ik meen, juist het grootsohe en prachtige van de zee, dat zij iedere maand een anderen aanblik beeft. Mijne moeder, houdt veel van schetsen. Zij stond nog in de opening van de deur. De wind sneed Vic toria in ri gezicht, zij nam een pand van haar mantel en held deze tegen hare ooren. Een oogenblik Aarzelde izij toen ging B-ij eenige schreden verder de kapelaan, zeg gende: „Ik zoude graag uwe schetsen zien, wilt gij ze mij toonen? „Wel zeker." Denis nam eene uit den hoéfc en plaatste haar op den ezel. Het mis je be zag deze met bewondering. „Ik heb getracht, zeide zij, een schets van de baai in waterverf te maken een kopio naar een teekening, de oogen steeds op het doek gericht houdende. Ht was on alleron gelukkigste proef. Ik liéb ze te een oogen blik van wanhoop verbrand- „Gij zoudt betor gedaan hebben als gy on middellijk naar de natuur haat gewerkt, men ziet dan de kleuren veel beter, zeide haar metgezel, alhoewel men in alles wat men beproeft, altijd moer of minder fouten zal zien /Wordt vervolgd,).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1916 | | pagina 9