NIEUWE IU1L HIIUI
Hl VERHEVENER WEU.
P. J. JANSSEN
buitenland
SSfiFJ JSüTSSS hu
HAAGSCHE BRIEVEN.
Loopsfs en Bilatteni
BE HOftLGQ
FEUILLETON
Dinsdag 5 December. - Tweede Blad
ANEGANG lik. Warmoesstr.
ENORME SORTEERING
VERSPREiBE /BERICHTEN
40)
i De heer Mr. Anton Van Gijn heeft aan
Hare Majesteit de Koningin ontslag ge
vraagd als Minister van Financiën en of dat
ontslag wordt aangenomen of geweigerd,
,het is goed, om nog eens precies na te gaan
de omstandigheden, waarin de aanleiding
tot het vi'a gen is gelegen, want er is in groo-
jte en kleine liberale-, socialistische- en neu
trale pers zoo'n ordinair kabaal ontstaan
over het conflict tusseben de Eerste Kamer
en den Minister, dat zelfs een nuchter toe
schouwer onder den indruk van het ge-
schreeuw zou komen en denken, dat er heel
wat aan de hand is.
En toch is dat heusch het geval niet,
De heer Mr. A. Van Gijn is een eenvoudig
en beminnelijk man, maar in even groote ma
ti onstuimig en opvliegend. Hij heeft jaren
lang op den hoogsten ambtenaarestoel geze-
f~ten in 't Departement van Financiën aan den
Kneuterdijk en daar evenals alle hooge de-
'partementalo satrapen natuurlijk een hart-
grondigen afkeer gekregen voor „die kerels
.op bet Binnenhof."
Dat is nu eenmaal niet anders en voor
iedergngewijde gemakkelijk te begrijpen. Die
Kamerleden doen immers niets anders dan
vitten en kritiseeren. Zij meenen overal ver
stand van te hebben en luchten hun wijsheid
bij iedere gelegenheid.
Zij maken het „onzen" Minister een
goed ambtenaar beschouwt zijn Minister al-
'tijd als een slachtoffer, dien hij tegen de Ka
mer in bescherming moet nemen altijd
maar lastig, maken aanmerkingen op zijn
wetsontwerpen, snnffelen in zijn begrooting,
stellen hem mondeling en schriftelijk^ de las-
jtigste vragen en loopen de mat van 't Min.-
Kabinet plat, om baantjes voor hun gunste
lingen.
i Zoo beschouwen de ambtenaren, vooral de
hoogere en hoogste de volksvertegenwoordi
gers.
„Par manière de dire," zij hebben meer
respect voor de minste schoonmaakster van
fhet departement, dan voor den invloedrijk-
eten afgevaardigde. Komt zoo een echter op
.het departement, dan doen zij heel lief en
welwillend tegen hen en als er salarisver-
hooging aan de orde ie, dan wordt hij zelfs
«geflikflooid. Zoo is het nn eenmaal en het
is begrijpelijk.
Een booge ambtelijke mandarijn voelt
zich. Wat is een Minister bij een Secretaris-
Generaal Een Minister zonder Seeretarla-
Generaal is erger dan een hulpeloos kind op
een drukke veemarkt. Een secretaris-Gene
raal zonder Minister voelt zich zoo lekker
lals kip. Dan knapt hij de zaken alleen op en
alles loopt toch, of het gesmeerd is.
Mr. Anton Van Gijn was jarenlang thesau
rier-Generaal. „Nourri)(dans le serail, n en
ïonnaissait les détours."
besliste, wie er zuinig moest zijn, wie geld
'mocht uitgeven. Hij maakte of liet maken ce
wetsontwerpen, die nieuwe middelen moes
ten scheppen, als er tekorten waren. Hij
'bleef, de Ministers wisselden.
Toen de zwakke Bertling regeerde, tracht
te hij liem over de moeilijkheden heen to
helpen. Was de Minister eigenzinnig, dan
liet het departement liem in de steek.
Toen de oorlogscrisis uitbrak, pakte de
heer Bertling zijn biezen voor de nieuwe on
geëvenaarde moeilijkheden, de heer au. Gun
■bleef rustig achter zijn bureau. Toen Trenb
nijdig wegliep, stond Van Gijn er weer alleen
voor.
Niemand durfde de portefeuille aan vol
komen begrijpelijk hij alleen sprong Oort
,v. d. Linden bij ook volkomen begrijpelijk.
De aanvaarding van de portefeuille beteeken
de immers voor hem niets anders dan ver-
hi.izen van de eene Kamer naar de ander*
Niemand was zoo geschikt om de schatkist
Var aanzien te doen behouden te midden
van de jammerlijke tijden, dan de oud-tne-
eairi er-generaal.
Laat Van Gijn de baas en voor de grootste
uitgaven zal hij de middelen weten te vin
den. Zijn schatkist is zijn afgod. Hij zal zijn
tijd, zijn genoegens, zijn gezondheid, zijn
leven desnoods offeren aan zijn ideaal: voor
de duiten t© zorgen. Er was maar één zwart
wolkje aan zijn ministershemeldat was die
vomaledijd© volksvertegenwoordiging.
Aan den eenen kant dringt zij altijd op meer
uitgaven aan, ieder harer rodevoeringen
kost, om zoo te zeggen, geld; aan den ande
ren 'kant zuigt zij op iedere belastingwet, of
daar niet wat af kan.
Dat alleen maakt hem prikkelbaar en ze
nuwachtig. Zijn temperament was er overi
gens ook niet naar, om veel van de hoeren af
te wachten. Ik kende dien nieuwopgetreden
Minister persoonlijk heel goed uit hoofde
van andere betrekkingen en ik zei al onmid
dellijk tegen de collega's: „let eens op, of die
niet binnen zes maanden groote ruzie heeft."
Dit is geen opsnijderij achteraf, want ik zou
de getuigen kunnen aanvoeren. Het heeft In
plaats van zes maanden tien maanden ge
duurd, daarin heb ik mij dus vergist. Op 8
F dhr. 1916 aan het bewind gekomen, vroeg
hij 80 Nov. d.o.v. al zijn ontslag. Hij geeft het
op. Waarom? Omdat hij zich niet langer op
gewassen voelt tegen zijn taak? Welueen, hij
is nog monter en friscih, heeft de overtui
ging, dat hij koerden van de beurs zal weten
aaneen te knoopen, als zij door de dure tijden
soms gesprongen zijn.
Dat is dus de rede niet Maar„die ke
rels sturen den boel in de war." Juist, daar
hebt gij precies, wat ik boven zei. Minister
Van Gijn beschouwt de Kamerleden nog net,
zot als hij hen beschouwde, toen hij nog amb
tenaar was, als dwarskijker, muggensiftei's,
betweters, bemoeiallen, lastige lui. Toen had
hij er nog maling aan, kon op hen schelden
binnen de veilige departémentsnuiren, over
hen mopperen of zich vroolijk maken met
zijn Minister; maar nu heeft hij direct met
hen te maken en hij de eerste de beste gele
genheid, dat zij hem voor de voeten loopen,
zegt hij: stdoe het zelf"
De lezer heeft natuurlijk begrepen, dat ik
geen geschiedenis schrijf dat ik niet 's Mi
nisters vertrouweling hen maar dat ik
bracht een psychologische analyse van het
geval te geven. En dan durf ik dit wel te
zeggen, dat mijn epistel, komende onder de
oogen van „insiders," zeer zeker als psycholo
gisch juist zal worden gewaarmerkt.
Daarom is de oplossing van het conflict
ook zoo moeilijk. Juist, omdat het zoo ge
makkelijk ontstaan is. De Eersite Kamer
verwerpt met 22 tegen 18 stemmen het ont-
werp-successiobelasting. I I
Staat de Kamer prineipiëel tegen het halen
van meer geld uit de erfopvolging?
•Neen!
De heer Reekers (R.K.) kon den dag na
het conflict dan ook gerust zeggen;
„dat op geen enkele manier is te kennen
gegeven door den heer Van Lansehot,
dat er bezwaren waren tegen een wijzi-
ziging van de Successie-wet in het alge
meen" (Hand. E. K. hl. 91>.
En de heer v. d. Berg (C.H.):
„Het door (den Minister) aangeboden
ontwerp tot wijziging van de Successie
wet, bevat, behalve dan de twee punten die
ik' noemde (recht op schenkingen en le
vensverzekering) ook naar mijne mee-
ning onderscheidene verbeteringen"
(Hand. hl. 92.)
Zijn dat uitingen van menschen, die met
den Minister niet willen mee werken, om
meer belasting uit de successie te halen? Ab
soluut niet. De Eerste Kamer heeft toch
zeker nog wel het recht om de wetsontwer
pen naar hnn eigen mérites objectief te be
oordeel en? Anders, zei een heer Reekers
volkomen juist: „doet de vraag zich voor,
wat vrij hier eigenlijk doen."
In hetgeen gebeurd is, lag dus niet opge
sloten, dat het conflict zoo scherp was, dat
daarom de Minister moest heengaan. Hem
was volstrekt geen votum van wantrouwen
toegezonden, zelfs niet van minder vertrou
wen. Er was geen politiek verschil, slechts
een van economischen en fiscalen aard.
Daarom dat de heea-en ook zoo verwonderd
waren over de nervuuse agitatie van den Mi
nister en zijn onstuimig verzoek om schor
sing der beraadslaging.
De heer Reekers zei den velgenden dag:
„Ik meen ook uit naam van mijn poli
tieke vrienden in deze Kamer te kunnen
zeggen, dat ons niets aangenamer zal zijn
dan dat wij nog meer met dezen Minister
van Financiën zaken kunnen behandelen
en dat hij van onzen kant allerminst een
prineipieële oppositie, doch integendeel
de grootste bereidwilligheid om mede te
werken, zoover als onze beginselen dat
veroorloven, kan verwachten."
En de heer v. d. Berg:
„Zooals de vorige geachte afgevaardig
de reeds gezegd heeft, is het votum van
gisteren ten minste wat mij betreft
geenzins geweest een daad van politiek
wantrouwen tegenover den Minister van
Financiën."
Dit waren geen excuses of flauwe uit
vluchten d© heer Reekei's heeft die met
verontwaardiging afgewezen dit waren
alleen verduidelijkingen.
Die verduidelijkingen waren absoluut niet
ncodig geweest als de Minister eenige parle
mentaire „flair" had bezeten.
Men stelt zijn portefeuille niet beschik
baar, omdat van de gevraagde acht millioen
een paar millioen, geweigerd worden. En dan
nog 'n paar millioen die de Kamer op andere
wijze zeker gaarne gewillig zou gegeven heb
ben.
De heer VanLanschot gaf immers tal
van middelen aan, om een compensatie .te
vinden voor het gekritiseerde deel der Suc
cessie-wet.
De Minister was echter boos, op zijn teenen
getrapt en hij kreeg hetzelfde gevoel als dat
hij had, toen hij nog als thesaurier-generaal
de opvolgende Ministers bijstond hij het ma
ken en verdedigen van liun wetsontwerpen.
Het conflict is er intusschen. En het zal
zoo moeilijk zijn op te lossen, juist omdat
het zoo gemakkelijk oplosbaar is. Dit schijnt
een paradox maar wie mijn beschouwingen
volgde, zal begrijpen, dat het er geen is.
Zal de Minister-President, de grijze Cort
v.d. Linden de onstuimigheid van zijn jongen
collega kunnen bedwingen? Zal Hare Majes
teit hem weten te beduiden, dat zijn dien
sten Haar nog noodig zijn?
Hoewel op dit oogenblik de profetie wat
gewaagd lijkt, durf ik toch voorspellen, dat
er wel wat op_ gevonden zal worden.
En als dit niet gebeurt, dan rust de ver
antwoordelijkheid er voor op de ongevraagde
adviseurs in het Parlement en daarbuiten
in de lawaaimakende pers. Die hebben tot
nog toe geen moeite ontzien, om het conflict
toe te spitsen.
Waarom?
Uit liefde voor 's lands welzijn?
Och, kom!
Alleen omdat er nn een praohtgelegenheid
is, om op die gehate rechtsche meerderheid
in het Hcogerhuis te schelden.
Daarvoor gaat zelfs de deftige „Nieuwe
Courant" zich aan ordinaire straattaal te
huiten. Daarvoor gaat nota bene 't is
om te lachen de S. D. A. P. een groote
meeting houden, waar zelfs de groote Troel-
'stra spreken zal.
Diezelfde socialisten hebben tien maanden
geleden Treub weggejaagd!!!
't Is toch 'n komedie in de wereld! Dat is
'echter precies het eenige, wat ik den politici
van de Eerste Kamer kwalijk neem, n.1. dat
zij zoo weinig politiek zijn geweest, dat ze
Kun rol zoo slecht gespeeld hebben, dat ze om
»en onnoozele paar millioen de anti-christe
lijke propaganda zulke prachtige wapens
hebben verschaft.
Knap zijn de heeren wel. „Wat knap" zegt
het joodje „wat geeft me al die knapheid,
goochem mot jè wezen."
Dat zullen -wij, rechtechen, nooit leeren!
's-Graven'hage, 8. Dec. 1916.
VREDESKLANKEN.
Theodor Wolff schrijft: Ofschoon het schijnt,
dat Wilson pogingen tot vredesbemiddeling
thans doelloos acht, nadert misschien weder het
zoogenaamde psychologische moment. Voor de
eerste maal kon van een dergelijk psychologisch
moment worden gesproken in het begin van het
jaar 1915, toen Engeland aarzelde, om een
nieuwe krachtsinspanning te beproeven en de
Fransche regeering om de ontwaakte vredesnei-
gingen tegen te gaan, een officieel rapport liet
publiceeren over Duitsche gruwelen. Het jaar
1916 werd in Frankrijk beschouwd als het jaar
dat de overwinning moest brengen en dat nu
eindigt met de nederlaag van Roemenië. De pers
van de Ententelanden geeft toe, dat het bezit van
het rijke graanland nieuwe kracht aan Duitsch-
land en Oostenrijk verleent. Tegelijkertijd onder
zoekt de pers de geringste mededeeling over de
burgerlijke mobilisatie en. overal kan men tus-
schen de regels bezorgdheid lezen, die de vraag
baart, of men in staat zal zijn, in het volgend
voorjaar de door Duitscliland vervaardigde ge
weldige massa's munitie en de nieuwe troepen
machten met voldoende kracht te keer te kunnen
gaan. Wolff wijst dan op de verlangens in
frankrijk om de burgerlijke mobilisatie van
Duitschland na te volgen, op het kolengebrek en
op de beperking van vleeschgebruik, in het kort
op het feit, dat de oorlog ook aan de Entente
zorgen gaat baren van economischen aard. Het
voortdurend tegeft elkaar opbieden in het bren
gen van offers en in het dragen van lasten, kan
niet zonder gevolgen blijven. Ofschoon openlijk
wordt toegegeven, dat onder de Engelsche arbei
ders de vredesbeweging veld wint, erkent Wolff
dat voorloopig overal de oorlogspartijen nog het
sterkst staan. Daarna bespreekt hij de kans op
vrede en zegt:
Een vrede, geheel op den grondslag van het
status quo ante wordt nergens gaarne gezien en
is ook onmogelijk tengevolge van de schepping
van het koninkrijk Polen. Veeleer zal het moeten
komen tot een zakelijken vrede, waarbij men met
nabijgelegen en verre ruil-objecten werkt. De
wereld is vol van dergelijke panden en het schijnt
geenszins onmogelijk, op deze wijze een neder
laag te verdoezelen en bet te doen voorkomen
alsof een overwinning is behaald, zoodat ten
slotte elk volk op een winst zal kunnen bogen.
De schrijver legt er nogmaals den nadruk op,
dat gebleken is dat men afkeerig is van de
annexatie van zelfstandige of aan politieke zelf
standigheid gewende volkeren en wijst er met
voldoening op, dat het aantal van diegenen, die
België zouden wenschen te annexeeren, is ver
minderd, terwijl de aanhangers van een eventueel
scheidsgerecht zijn toegenomen. Ten slotte kant
zich Wolff tegen de bewering, dat dergelijke
besprekingen door de Entente-pers als teeken van
zwakheid zouden worden beschouwd en wijst er
op, dat niet de woorden van Scheidemann in
stemming vonden bij de Entente-pers, maar wel
de redevoeringen in de commissie, waarin Schei
demann werd terechtgewezen. Uit deze redevoe
ringen sprak nl. zucht tot verovering en zij wer
den als een goede vondst gebruikt, daar deze
redevoeringen buitengewoon geschikt waren, om
den vrienden van den vrede in Frankrijk en
Engeland het zwijgen op te leggen. Wolff besluit
met te zeggen: Er ontstaat geen indruk van
zwakheid, wanneer verzoenende woorden gepaard
gaan met sterke daden. Iedereen ziet in, dat
hier de vrede vurig wordt verlangd, maar niet uit
gebrek aan adem of uit afmatting.
De Roemeensche stad. Giurgiu.
In de Berliner Zeitung am Mittag" locst
men het volgende over het door de Duit-ch rs
en Bulgaren bezette Giurgiu: Giurgiu ij hot
oude Theodoropolis. Het télt 21000 inwoners
en is tegenover het Bulgaarsche Roestjoek
gelegen. Het is een van de gewichtigste pan
ton aan de Beneden-Donau, hoofdstapelp.aats
van den handel op de Beneden-Donau en
haven van Boekarest, waarmee het door een
spoorweg verbonden is. De 1200 meter b.ee-
de stroom gaat daar door een ongedeelde
bedding. De oever is droog en de bergh lfn-
gen, »*ie aan belde zijdon het dal Van de
rivier volgen, komen daar dicht bij liet wa
ter. De rechteroever is hooger dan d j linker.
Van de Bulgaarsch-Roemeensche Lobroeds-
ja-grens ligt de plaats nog slechts veei-tig
K.M. verwijderd. Het tegenwoordge Giurgiu
is onder ïteu naam San Giurgoi ïn de veer
tiende eeuw door de Genueoz n, die den han
del aan den Beneden-Donau in handen hadden
op (de puinhoopen van Theodoropolis gebouwd.
Op het Donau-eiland werd een sterke cit dol
aangelegd In de zes.tiende eeuw kwam de
stad in het bezit der Turken. In alle Tuik-
sehe oorlogen speelt deze plaats als over
gang van don Donau een gewichtige ïol". In
het jaar 1771 ontwikkelde zich hardnekkige
vtoijd tusschen Turken en Russen om het
bezit vanuit bruggeniioold In het jaar 1778
werden de Oostenrijkers die de stad aan
vielen, met zware verliezen door da Turk n
teruggeslagen. In 1800 veroverden do Russen
de vesting. Zij bezetten tegelijkertijd Roots-
joek en sloegen alle a invaJei der Tui k n
ai'. Bij den vrede van Adrianopei in 182V
werd de vesting Giurgiu gesloopt, én werd de
stad ge:rokken' bij Walachj©, dat onder Os-
manische heerschappij bleef, maar onder Rus-
sclie bescherming kwam. In 1853 bezetten
wederom Russische troepen de stad, maar
worden in 1854 door do Turken onder Omcr
Psaa vorslgen. In lj873 was Giurgiu hooxd
etappe van het Russische léger.
De wereld 100 jaar achteruit.
Uit Zurich wordt het volgende schetsje uit
een brief van den Parijsolien correspondent der
„Neue Ziircher Ztg." medegedeeld
Ala men 's avonds na zes uur door de straten
van Parijs wandelt, lieeft men de visie van liet
Parijs van voor honderd jaren. Op do toonbank
van den banketbakker, in het kantoor van den
boekhandelaar vlamt een kaars; do bloemenhan
delaars en do goudsmeden zetten een Venetiaan-
sche lantaarn in hun uitstalkast; vooral de
naar den uurwerkmaker Carcel genoemde lamp
komt weer overal in gebruik, en wordt met 21)
frank en meer betaald. Als het eenige moderne
licht is het acetyleen nog overgebleven. Zijn
bloeke vlammen herinneren aan het waterstof-
gras, dat omstreeks 1815 ontdekt werd, en dat
heel Parijs naar do Passage des Panoramas
lokte, waar volgens de berichten van een tijdge
noot, de suikerbakker Fel ik, de papierhandelaar
Susse, leverancier van den prins de Talleyrand,
en de wapenhandel „Aux Arme3 de Werther"
een lichtglans uitstraalden, die de geïllumi
neerde feesten van Yersaille in het duister stel
de. De Parijsehe huisvrouwen, die vreezen,
dat men haar ook het armelijke kaars- of olio-
lioht binnen de vier wanden zal voorschrijven,
mogen zich de woorden vanLaBruyèreherinne
ren, die van de spaarzame vrouwen oener vorige
eeuw schreef: „On no es voyalt point seclairer
aveo des bougies et se chauffer ua petit feu
la cive était kantel et pour le Louvre.
1814—1914.
De „Echo de Paris" bracht dezer dagen de
woorden in herinnering, die Schwarzenberg in
1814 gesproken heeft, toen hij, om Frankrijk
binnen te vallen langs de poort van Belfort,
de neutraliteit van Zwitserland schond. Wat
in 1914 de Duitsche kanselier beweerde aan 't
adres van België, had do Pruisische generaal
reeds geantwoord op het protest der Zwitser-
sehe regeering, een hcelo eeuw tevoren.
De loop der gebeurtenissen aldus Schwar
zenberg noodzaakt do verbonden legers hun
weg te nemen door Zwitserland; in t oog or
wereld is deze noodzakelijkheid gerechtvaar-
digfd, omdat onze strijd rechtvaardig^ ie. it e
maatregel, dien de Zwitserache regeering togen
onzen opmarsoh nemen zal, zal door de mogend
heden als een onverstandige daad, en bijgevolg
als een vijandelijkheid worden aangemerkt.
Eén verschil was er noohtans. De Zwitsohor-
sche batallons maakten haastig rechtsomkeert,
de Belgische soldaten stierven voor het recht.
Hooglceraarsbenoemingen aan de Gentsohe
Iloogcschool.
Naar het „Vlaamaehe Nieuws" verneemt zijn.
nog tot hoogleeraar aan de Gentsohe Hooge-
scliool benoemd: Do heer Heyndriekx, doctor,
in de rechten te Sint-Nikolaas (Waas) tot ge
woon hoogleeraar in bestuursrecht, en dr. Ten
Horn, arts, voormalig bestuurder der heelkun
dige en urologische afdeeling van het marine
hospitaal in Den Helder (Nederland), tot bui
tengewoon hoogleeraar in de heelkunde.
Geen oorlogstransporten via Noorwegen.
Uit Kristiania wordt aan de „Frank. Ztg.n
bericht, dat de geruchten, in Z-weedsche en
Duitsche bladen verspreid, als zou door Noor
wegen heen oorlogsmateriaal voor een van de
oorlogvoerende mogendheden zijn vervoerd, vol
komen ongegrond zijn. Noch voot Rusland,
noch voor Roemenië, noch voor eenig ander land
zijn in havens van Noorwegen krijgsbehoeften,
munitie, of iets van dien aard opgeslagen of
opgeslagen geweest. Een directe doorvoer van
Noorwegen-naar Rusland zou onmogelijk zijn,
zonder Zweedsch grondgebied té passeeren.
Wanneer dus Zweedsche bladen beweren, dat
via Narvik oorlogsbehoeften naar Rusland zijn
vervoerd, waardoor de Zweedsche bladen de
neutraliteit van Noorwegen in verdenking wil
len brengen, dan brengen zij daardoor hun
eigen neutraliteit- in opspraak, aangezien de
van Narvik naar Rusland bestemde transporten
slechts via Zweden naar Rusland kunnen ko
men. Even onjuist is de bewering, dat te Nar
vik de uit Amerika en Engeland aangevoerde
voorraden oorlogsmateriaal zouden zijn opge
slagen, om met schepen verder door naar Rus
land te worden gezonden, daar de Russische
havens in de IJszee reeds lang dichtgevroren
zijn en de scheepvaart van Noorwegen naar de
Russische kust aan de IJszee, gelijk men weet,
is gestaakt.
ITALIË.
Toespraak ties Pausen in het geheim
Consistorie.
Z. II. do Paus heeft gistermorgen in het
Vaticaan het geheim consistorie gehouden
om kardinalen en bisschoppen te benoemen.
Aanwezig waren 28 kardinalen ondei wie
■de kardinalen Amette, Billot, Bourne, Ca-
brières, Gasquet en Van Rossum.
Do Paus hield, naar aan de „Msb.' wordt
geseind, de volgende toespraak.
Na opgemerkt te hebben, dat niet alle' za
ken der Kerk in het consistorie behandeld
kunnen worden, zegt de H. Vader nochtans
de prijzenswaardige gewoonte te willen nana-
haven om de bijeengeroepen kardinalen
plechtig too te spreken over datgene, waarin
geheel de Christenheid belang stelt.
Een dezer gebeurtenissen, die m de ge
schiedenis een weerklank vinden zal, is de
codificatie van het kanonieke recht en de
Paus acht zich gelukkig, te kunnen aankon
digen, dat binnenkort het nieuwe wetboek zal
worden uitgevaardigd, in overeenstemming
met het verlangen, dat hem door het H. Col
lege op den dag zeiven Zijner kroning werd
te kennen gegeven.
Na de beweegredenen te hebben uiteenge
zet, die bet noodzakelijk maakten de talrijke
en verschillende kerkelijke wei ten in één
enkel wetboek to vereenigen en na gewezen
te hebben op do moeiliiklie-uen» die den IT.
Stoel belet hcibben, dit werk te ondernemen,
zogt de Paus, dat de verdienste van dit werk
to zijn begonnen en het niet bewonderens
waardige krachtdadig- en vastberadigheid te
hebben voortgezet, teekomt aan Pius X. Hem
komt de eer toe van bet nieuwe wetboek, dat
Zijn naam zal plaatsen naast die der grooote
Pausen-wetgevers.
Do Paus brengt ten shotte liai telyk dank
aan de kardinalen, prelaten, priesters en
leekeu, die medewerkten aan het oprichten
van dit röemrijk gebouw en brengt in het
bijzonder hulde en dank aan kardinaal Gas-
porri, die van den beginne af het grootste
gewicht van den zwaron arbeid droeg, zich
daaraan wijdende met helder verstand, zeld
zame kennis er leer en onvermoeibaren stu
die-ijver, die nooit verzwakte.
De Paus drukte vervolgens de overtuiging
uit, dat de codificatie slagen zal en er zeer
veel toe zal bijdragen om de kerkelijke dis
cipline te versterken en bevestigen, waarvan
de naleving zoo bevorderlijk is voor liet beu
der zielen en de ontwikkeling en uitbreiding
der Kerk.
Een feit immers is het, dat m e.ke men-
sohelijkc gemeenschap en zelfs m do interna
tionale gemeenschap met den vrede voor
spoed en vooruitgang lieerschen, als de wet
ten worden gehandhaafd en nageleeld, ter
wijl integendeel, als het gezag der wetten
wordt miskend of verwaarloosd, met do wan-
orde en willekeur, ook openbare en particu-
liere verwikkelingen zich doen gelden.
Een bewijs daarvan heeft men in het ver
schrikkelijk conflict, dat in onze dagen
Europa teistert, en aantoont, tot welke bui
tensporigheid en tot welke rampen de min
achting en schending der wetten, die de be-
FELICIA CURTIS.
Ralph Merlon gevoelde lederen dag groo-
tere achting voor zijns jonge Nicht, iw inner
hij zag hou l.oldevoi en geduldig zij zich
Jegens Nicht Ada gedroeg. Hij zelf' begon
tnaar den 21ste verjaardag van zijn jonge
Nicht te verlangen, den dag der beslissing.
Langzamerhand keerden de notabelen van
hunne buitenplaatsen naar Londen terug; het
t»ene feest volgde het and re, en het hu s was
.weldra met gasten- gevu.d.
Victoria kreeg menig mooi toilet.
Te oordeelen naar de brieven, van Nicht
Ada," schreef End, am hare zuster, komt
0i' geen enüde aan de hofieiijkh d n, die
Je te beurt vallen er lag iets minder fijn
.voelend in den toon, waarop zij aan hare z s-
ter schreef het schijnt dat je een zwtnn
'van mooie mannen ontmoet. Je bent nu (waar
lijk in de gelegenhe-d om eene go de partij'
tie daan, Vie. Malcolm heeft verklaard, dat
Wat er 'ook in het testament van oom Brent
moge staan, ons huwelijk niet zal .worden
'uitgesteld tot dien datum. Nicht Ada schreef
mij nog, dat Sir 'James Harker je bizonder
het hof maakt; ik wilde, dat Malcolm ook
een titel bezat, het moet een aangenaam
gevoel zijn, om „My-lady genoemd te woi-
Sir James Harker werd al'een aangehaald
door Enid, alsof hij de eenige ware dre aan
hare zustér blijken van genegenheid g;|i
maai' Victoria's kanten waren menigvuldig.
Haar oom waakte liefdevol over haai' en
bemerkte met voldoening hare stand vastig
heid, want ieder aanzoek werd van de hand
gewezen.
Ongemerkt was men tijd van Kerstmis ge
naderd. Op lcn morgen dat Victoria, haai
dagboek nog eens doorbladerde, Ls zij het
geen zij had aangeteekend betreffend', een
bezoek aan eene kerk in een stal. Zij be
sloot dien dag, na de lunch een bezoek te
brengen aan deze plaats.
„Heb je wel eens gehoord van eene. Kerk,
die in 'n stal gebouwd moet zijn, Rugg?" vroeg
zij terwijl hare dienstbode naar behulpzaam
bij het aandoen van haar pelsmantel.
„Ja, madame, Ik geloof, dat er e no Is."
,Woet je ook waar zij is, en of je haar
zoudt kunnen vinden?"
Ik geloof het wel, madame.
Zij gingen op Weg en vonden waarlijk
deze kerk. Toen zij ti&ar binnen kwam, zag
zij eene lamp hangen voor het altaar, dte
Ijikkerde gelijk eene ster. Zjj tt'adlt aan de
Ster van Bethlehem, die boven den stal ver
scheen voor een'go eeuw n geleden. Zij na
derde het Altaar en. bleef in gedachten ver
diept, ten- voor staan.
Aan allen zij dien ZÜ vrouwen üio ge
knield lagjen en hunne aangezichten -met die
handen bedekten, ook waren ei- enkele man
nen. Eindelijk verscheen een kleine jongen,
in een zwart kleed met kort wit kleeding-
stuk daarboven, die de kandelaars aanstak.
Victoria maakte heruit op, dat er een denst
ging plaats hebben. Zij zag oan naar Rugg
en vond haar zittende achter een pilaar.
„Weet je ook, vroeg zij haar, of Prote
stanten tot den dienst worden toegelaten?
tk zou zoo graag Roomseh Katholie
ken forenst bijwonen.'
„Ik geloof, dat iedereen hier mag blij
ven, madame."
„Het hindert je tocl1 met om hierbij te
genwoordig te zij.11' 13 't wel? Wanneer je
hot liever 'niet doet, Rugg, wacht mij dan
buiten."
„Neen, madame, antwoordde de vrouw met
een liohte, even merkbare aandoening, ik
ik heb er ni®'18 tegen om hier .te
blijven." l
'En de plechtigheid ving aan.
Do Perk was nu geheel met menschen ge
vuld maar Victoria had slechts oqgien voor
hetgeen O» het Altaar plaats gicep. Nu Btond
dfi&r''de schitterende Monstrans, jgMr dei
grootste Glorie in werd uitgesteld; dnwa
keurig zonk Victoria op hare knioen. Jtff
kwam een ongekende ka'm e over naar, zoo
iets als een zieke gevoelt wanner hu een
pijnstillend middel heeft gebruikt en et
oogenblik zegent, dat de smarten die hij
leed, ophouden.
Zij keek rond en zag Rugg maar met
de Rugg, die zij. te voren had gekend, kalm,
aonder eenige gewaarwording die zich op
haar gelaat teekent, maar een vrouw in diepe
aanbidding, geheel verzonken in de groot
ste godsvrucht die oogen gevud mot tranen,
die opzagen tot het Allerheiligste boven het
Altaar. Het was hier, dat Victoria begreep,
hetgeen zij slechts bad bevroed, dat deze
waarlijk geloofde en afle Katholieken met
haar het ware Geloof bezaten.
Mi:
HOOFDSTUK XVHI. 1 1
I
„Ik was in de gelegenheid een gelukkige
ontdekking te doen, Victoria. Hot toeval
bracht mij bij een van je vrienden.
Het meisje zag hem vragend aan. Het
was op een morgen, acht d ;gen na haar
bezoek aan de Kerk in den stai. Rugg was
weer even als vroeger, ondoorgrondelijk.
Victoria liet haar niets blijken vau hetgeen
zij 'in de kerk had, opgemerkt. Rugg, die,
alhoewel uiterlijk altijd even koud en om
verschil!iff schéén, werd toch tor do an
dere dienstboden zeer bemind. lederen mor
gen was zij reeds vroeg op de been en
maakte nog vóór het ontbijt eene wande
ling. Victoria begreep nu waarheen deze wa
ren in den vreegen kouden wintermorgen,
„Ja, zeide Ralph nadenkend, een geluk
kig toeval heeft mij twee- of dnemaal je
vriend Mr. St. John doen ontmoeten."
„O, wat VQrneugt mfj dat! riep Victoria
blij uit. Zoo dikwijls heb ik aan hem ge
dacht en wat er van hem geworden kon
zijn. Ik durfde hem n'e schrijven, omdat,
vader het verboden h -T
'Zij ze'de niets van de giiten, de zij liem
in hot geheim had doen toekomen. De moed
van dit echtpaar had een grooton indruz ge
maakt op de dochter van Mr. Brent
Nu ik beloof, dat zij een zwaar leven
hA wlnFT Wf van den honger kijkt
fau en dan hunne woning binnen, inderdaad,
ik zag nooit iemand, die zoo veranderd was
hij en zijne vrouw: beiden: misachten gaan
zij hu betere dagen tegemoet, alhoewel zij
hun vroeger bestaan verloren hebben."
Victoria dacht bij zichzelf, dat zij' mis
schien in het bedtvan een klein vermogen
waren gekomen.
(Wordt vervolgd.)