Kin SIIIL CISRUT BERG-AF. P. J. JANSSEN DE OOFeLCO BE WJ4LLEiliOE VROUW. Loopers en Itfiaiten. LACHEDIÜBETJE8. FEUILLETON Dor.iiardag 25 Januari - Tweede Blad ii. De Nederlandsche wet kent de echtscheiding. Reeds hierin wijkt zij van het Canonieke af. Doch de wet heeft het huweiijkspaleis goed gesloten: eenmaal er in komt men er niet gemakkelijk meer tiit. Althans door den hoofdingang. Geweldig zwaar zijn de eischen om daarlangs terug te mogen keeren. Evenwel waar de wetten gemaakt schijnen te zijn om door de mazen heen te slui pen. daar heeft ook ons huwelijkspaleis een 'achterdeurtje, waardoor men vrijelijk ontsnap pen kan: de verstek-procedure. De zaak mag bekend geacht. Op de geweldige eischen aan de groote poort wordt heel niet meer gelet, Maar het achterdeurtje ziet een uiterst druk vertier. Het staat er niet stil. De interpretatie van het Burg. Wetboek of liever van het Wbk. der Burg. Rechtsvordering, hield rekening met den geest des tijds: de huwelijksband is niet heilig meer, de verslapping gelijkt op een verbreking. Het egoïsme der ouders voelt geen rem meer in het belang der kinderen.... bijaldien deze er zijn. Bijaldien deze er zijn. Tweede heerlijkheid van onzen tijd: het afschuwelijk Neo-Malthusianisme. Zonde tegen de natuur en Gods uitdrukkelijk gebod. De menschen „willen" hoogstens twee kin dertjes. Het „Crescite et multiplicamini" schijnt verouderd. Het egoïsme, de stofvergoding nevens de verdoezeling van 's menschen plichtsgevoel roepen dagelijks de straffen van Sodomah en Gomorrah over onze hoofden. En toch durft men blijven hopen op welvaart, geluk, voorspoed, zegen en lacht men om een oorlog als „wrake Gods". Er resten Hem nog pest en hongersnood. Of een doodenzee. En wanneer hier en daar de stem eens „geleer den" zich verheft tegen het gebrek aan kinde ren, vooral nu men méér kanonnenvleesch drin gend noodig heeft, dan spreekt die stem slechts over sociaal-economische gronden, over nationa listische motieven, over absurditeiten, in één woord, vergeleken bij de verkrachting der natuur, de hoon jegens God, de vernedering der vrouw. Is zij zichzelve niet bewust van haar val? Wij vatten het niet, of liever zouden het niet vatten, zoo wij de ideeën dezer wereld niet kenden. In Frankrijk vooral, in leegbloedend Frank rijk heeft men dringend behoefte aan meer „poi- lus" en men herinnert zich plotseling dat deze poilus eens kindertjes geweest zijn. Kindertjes. drommels ja, dat is dom geweest. De schade moet ingehaald. „Het redmiddel" wordt aange wezen door het Parijsche blad „Le Rappel". Zij stelt voor: „de invoering der polygamie in Frankrijk". Families, bestaande uit één man en meerdere vrouwen. Zeiden wij te veel, Suzanna, toen wij u waar schuwden dat er tijden van barbarisme kunnen komen waarin naar den Romeinschen patria Etestas en de Romeinsche familia terug ver- igd kon worden? Want „Le Rappel" (zeg dit aan Clara) verschijnt in haar hooggeroemd Parijs, ville lumière, maar haar advies doet ons meer denken aan de Malabaren of de duistere binnenlanden der Afrikaansche Naïm-Naïm. 'Arme arme vrouwen. De één-cents roman van ;.den graaf (uwe hooge sprongen zijn uit, heer graaf!) worden langzamerhand paedagogische jongemeisjes-lectuur van hoog peil en verheven moraliteit. Want die behielden altijd nog een Westersch vernisje. Maar die „Rappel", dat canaille, staat toch alléén? Hoop doet leven, freule, maar ik moet u teleur stellen. De schoone „Haagsche Post" had laatst een artikeltje getiteld „Bigamie op komst"? Hoe schuchter! Nog maar een vraag. De „H. P." moet iedereen te vriend houden. Dwaas toch om bij zulk een zuiver neutraal weekblad nóg de leuze te durven handhaven: Leest alléén de katholieke Pers! En wat stond er in dat stukje? Vreeselijk voor zichtig: er was maar iets overgenomen uit „The Star", Indianopolis, dus uit de nieuwewereld. Oud en nieuw geven elkaar reeds de hand. Dat blad gaf al cijfers, echte statistische cijfers, waar mede ik u niet zal vermoeien, maar waarvan het resultaat was dat bewezen werd een groot over schot van vrouwen in Frankrijk en Engeland. „The Star" vraagt dan„Wat zullen die landen „doen Dienen zij geen speciale wetten te maken, „waarbij polygamie door den Staat min of meer „zal worden erkend en geregeld?" Arme, arme vrouwen. Haremwetten. Leve het vrouwenkiesrecht. Hoera Nog meer stemmen pro Harem? Zooals u wilt: Een Oostenrijksch blad „Die Brücke" meent ANEGANG hk. Warmoesstr. ENORME SORTEERING 6800 dat de Staat (de Staat kan alles) de buiten echtelijke geboorten moet bevorderen en wettigen. Een citaat „De vraag hoe eene daling van het geboorte cijfer is tegen te gaan, wordt dus een vraag „hoe een zoo groot mogelijk getal vrouwen voor „het Geburtengeschaft kan benut worden," etc. etc. Men kan niet alles in de N. H. Ct. schrijven. Hoort gij het vrouwen? Geburtengeschaft. Geschaft. Arme, arme vrouwen. Luide betuigden de „Rcichenberger Zeitung" en het „Prager Tageblait" hunne instemming met de uitgesproken vrouwonteerende meening van „Die Brücke". In Nederland zijn „zij" nuch ter: daar denken „zij" er wel zoo over, maar zij zeggen het nog niet. Verbeeld je, wat een genot. doen wat zij nu doenmaar zonder opspraak dan, plichtmatig zelfs(!), gesanctioneerd door papa Staatarme vrouwenmaar zij zeggen het niet, zie je, nóg niet, nu schreeuwen zij nog slechts van vrouwenkiesrecht, alle-mensch- kiesreeht, gelijk voor de wetin afwachting der Harem-ordonnantiën. Dan krijgen wij besluiten over vrouwen-aantal. Koninklijke Besluiten, ministeriëele beschikking ter uitvoering van de „wet op de Polygamie", alles in progressieven zin: f 1000 inkomen één vrouw, f 2000 twee vrouwen, 3000 vier vrou wen (begin je dienstboden uit te sparen) enz.. tot een maximum, ongeacht het inkomen, van vijf-en-twintig (zegge 25) vrouwen. Suzanna, zeg aan Clara, dat wij leven in een Christelijke maatschappij. Zeg ook aan Clara dat onze wet op het Lager Onderwijs nog altijd eischt het aanleeren van Christelijke deugden. En zeg haar ook, dat slechts de helft van het volk op de voortdurende handhaving dezer christelijkheid gesteld is. En laat haar dan stemmen als het zoover is. Maar zoover moet het niet komen. Hierover dus nog iets. Arme, arme vrouwen! Mr. BO MANS. HET VRELES WAAGSTUK. De tekst van president Wilson's boodschaD aan den Senaat. De Duitsche bladen bevatten den volledi- gen tekst van de belangrijke rede, welke pre sident Wilson j.l. Maandag Ln den Senaat heeft gehouden, waaraan het volgende is ontleend: Den 18en December, van het vorige jaar, heb Ik een eensluidende nota aan de regeerin gen der naties, die in den oorlog gewikkeld lijn, gezonden en haar daarin verzocht, duide lijker dan tot dusverre door een der groe pen oologvoerenden was gedaan, de voor waarden uiteen te zetten, waarop zij het mo gelijk zouden achten vrede te sluiten. Ik sprak ten gunste der mensehheid en voor de rechten van alle neutrale naties, zooals wij, bij wie groote levensbelangen door den oorlog op het spel worden gezet. De centrale mogendheden zonden een ge meenschappelijk antwoord, waarin zij slechts meedeelden, dat zij bereid waren op een con ferentie de vredesvoorwaarden met de tegen standers te bespreken. De Entente-mogendhe- den hebben veel stelliger geantwoord en, zij 't dan ook in algemeene bewoordingen maar toch met voldoende duidelijkheid om alle bijzonderheden te omvatten, de overeenkom sten, waarborgen en daden van herstel aan geven, welke zij voor een bevredigende op lossing onvoorwaardelijk noodig achten. Wij zijn veel nader tot een bespreking van den vrede, die dezen oorlog zal beëindigen. Wij zijn ook veel nader tot de óver den inter nationalen bond, die later den vrede in de wereld moet bandhaven. Bij zulke vredesonderhandelingen, die dezen oorlog moeten beëindigen, wordt voorop ge steld, dat de vrede gevolgd moet worden door een samenwerking tusschen de mogendheden, welke 't onmogelijk zal maken, dat een der gelijke catastrofe ons nogmaals zal overval len. Ieder, die de mensehheid lief heeft en ieder verstandig en nadenkend menscli moet dat als vaststaand aannemen. Het is ondenkbaar, dat het volk der Ver. Staten in dit gToote werk geen rol al spelen. Deze zaak is de volgende: Het volk der Ver- eenigde Staten moet zijn gezag en macht bij het gezag en de macht van andere naties voe gen om den vrede en de rechtvaardigheid in de geheele wereld te waarborgen. Zulk een oplossing kan nu niet lang meer worden uit- gestld. Het is billijk, dat alvorens zij komt, onze regeering openhartig haar voorwaarden formuleert, waarop zij zicht gerechtigd ge voelt het volk te vragen, dat het de formeele en plechtige toetreding tot een vredesbond goedkeurt. De verdragen en de overeenkomsten, die den oorlog beëindigen, moeten zulke voor waarden bevatten, dat zij een vrede schep pen, welke waard is gewaarborgd en gehand haafd te worden, een vrede, die de goedkeu ring van de geheele mensehheid kan verweid ven en niet slechts de afzonderlijke belangen en onmiddellijke doeleinden van de in den oorlog gewikkelde naties zal dienen. Wij zullen onze stem niet doen gelden om die voorwaarden te doen vaststellen, maar wel zullen wij, daar ben ik zeker van, onze stem verheffen, als vastgesteld moet worden of zij duurzaam worden gemaakt of niet, door de waarborgen van een algemeen verbond. Ons oordeel over de voorwaarden, welke als fundamenteel en essentieel aan den duurza- men vrede vooraf kunnen gaan, moet nu uit gesproken worden en niet later, als het wel licht te laat is. Ik stel voorop, dat louter vredesvoorwaar- den tusschen de oorlogvoerenden den oorlog voerenden zelf niet zouden voldoen. Overeen komsten alleen kunnen den vrede niet verze keren. Het is absoluut noodzakelijk een macht in bet leven te roepen ais waarborg voor het bindend karakter der overeenkomst, een macht zóóveel grooter dan de macht van eenige natie, die thans in den strijd is gewik keld, of van eenig bestaand of voorgenomen verbond, dat geen natie of eventneele combi natie van mogendheden haar zou trotseeren of weerstaan. Wil de binnenkort te sluiten vrede, duurzaam zijn, dan moet hij verzekerd, worden door de georganiseerde macht der mensehheid. De voorwaarden, waarop de vrede zal ge sloten worden, zullen bepalen, of het een vrede is, waarvoor zulk een waarborg ge- teekend kan worden. De vraag, waarvan de geheele toekomstige vrede en de politiek der wereld afhangt, is deze: Is de tegenwoordige strijd er een voor een billijken en duurzamen vrede of slechts voor een nieuw machtsevenwicht? Gelukkig hebben wij in dit opzicht zeer stellige verzekeringen gekregen. De politici van beide groepen naties, die tegenovr el kaar staan, hebben in bewoordingen, die tot geen misverstand kunnen leiden, verklaard, dat het doel, dat zij zich voor oogen hebben gesteld, geenszins ig hun tegenstanders te vernietigen. Wat deze verzekeringen inhou den is wellicht allen niet even duidelijk. Het is ook mogelijk, dat mén er aan weerszijden der zee een andere heteekenis aan hecht. Ik meen, dat het raadzaam zal zijn, als ik uiteenzet, welke opvatting wij hieromtrent hebben. De eerste eisch, i3 dat er een vrede zonder overwinning moet zijn. Ik verzoek, dat men toestaat mii eigen meening daarover te heb ben eu dat men goed versta, dat ik geen andere interpretatie in de gedachte heb. Ik streef er slechts naar, de werkelijkheid ondier het oog te zien en dat wel zonder verbloe ming. Overwinning zou beteekenen een vrede, den verliezer opgedrongen, de voorwaarden van den overwinnaar, den overwonnene opgelegd. Zij zouden aanyaard worden met diepe ver nedering ondraaglijke opoffering en een wrok een wreede herinnering achterlaten, waarop de vredesvoorwaarden niet duur zaam, maar als op drijfzand zouden rusten. Hut gaat om niets hoogers dan gelijkheid van rechten tusschen georganiseerde staten. Geen vrede kan of mag duurzaam zijn, als hij het beginsel niet erkent, dat de regeeringen al haar wettige macht bekleeden met toe stemming van hen, die geregeerd worden en dat nergens het recht bestaat volkeren van potentaat aan potentaat over te leveren, als waren zij persoonlijk eigendom. Ik mem aan, als ik een enkel voorbeeld mag aanhalen, dat alle staatslieden het er over eene zijn, dat een vereenigd, onafhanke lijk en autonoom Fclen moet bestaan en dat van nu af aan onbeperkte vrijheid van leven, godsdienst, indng+ricele en sociale ontwikke ling £c ovnorborgd moet worden voor alle -vol keren, dio tot nu toe onder de macht van re- geeriugen, welker geloof en doel strijdig is met het hunne hebben gestaan. Dè wereld kan slechts dan vreedzaam zijn, als haar leven op duurzame grondslagen be rust en een duurzafne gronds'ag kan niet voorhanden zijn, waar de wil zich verzet, waar geen geestelijke rust en geen gevoel van rechtvaardigheid, vrijheid en recht be staat. Zooverre mogelijk, moet bovendien ieder groot volk, dat nu naar de volle ontwikke ling van zijn hulpmiddelen streeft, een recht- streeksche uitgang naar de groote wegen der zee verzekerd zijn. Waar dit niet door af stand van gebied kan bereikt werden, zal het zeker kunnen bereikt worden door het neu- traliseercn van de toegangswegen onder al-, gemeene garantie, wat op zich zelf reeds een verzekering van den vrede zou beteekenen. Geen natie mag van den toegang tot de open wegen van den wereldhandel verre gehouden worden. De zeeweg moet zoowel door wet telijke bepalingen, als door de werkelijkheid vrij zijn. De vrijheid der zeeën is eene „conditio sine qua non" voor den vrede, eene gelijk heid van samenwerken. Vele indertijd gel dende regelen van internationaal recht zullen ongetwijfeld moeten worden onderworpen aan een radicale omwerking, om de vrijheid der zeeën inderdaad te waarborgen en het ge meenschappelijk gebruik er van voor de men schen onder alle omstandigheden te verze keren. Maar de beweegreden tot invoering van dergelijke veranderingen is overtuigend en van dwingende kracht; zonder deze wij ziging kunnen er geen vertrouwen en geen goede betrekkingen tusschen de volkeren bestaan. Het voortdurend vrije onbedreigde verkeer van volk tot volk is een wezenlijk deel van den vrede en het ontwikkelingspro ces. Het behoeft niet moeilijk te wezen de vrijheid der zeeën te definieeren of te waar borgen, wanneer de regeeringen der geheele wereld den oprechten wil hebben het hier over eens te worden. Dit is een vraagstuk, dat met de beperking der oorlogstoebereid- selen ter zee en het samenwerken van de vloten der geheele wereld, om de zeeën vrij en veilig te houden, eng verband houdt, En het vraagstuk der beperking van de oorlogstoebereidselen ter zee brengt ook het grootere en wellicht moeielijker vraagstuk te berde, hoe voorde landlegers en voor elk program van militaire toebereidselen eene beperking kan worden gevonden. Hoe moeie- lijk en vol voetangels en klemmen deze vraagstukken ook wezen mogen, zij moeten met volstrekte onbevooroordeeldheid be schouwd en in den geest van eene werke lijke tegemoetkoming worden opgelost, wil de vrede eene verbetering brengen en duur zaam zijn. Zonder offers en concessies is de vrede onmogelijk. De geest van rust en zekerheid zal nimmer onder de volkeren leven, wan neer groote, zwaar drukkende uitrustings maatregelen ook in de toekomst genomen worden en zullen worden voortgezet. De staatslieden der wereld moeten voor den vrede werken en de volkeren moeten hun politiek aan dit standpunt aanpassen zoo als zij zich tot dusver hebben voorbereid op den oorlog, op den onbarmhartigen oor log en den wedijver. De kwestie der oorlogs uitrustingen, zoowel te water als te land, is een kwestie, die zoo onmiddellijk en zoo beslissend mogelijk met het toekomstig lot van de volkeren en van het menschen-ge- slacht verbonden is. Ik heb over deze groote dingen zonder voorbehoud en met de grootste duidelijkheid gesproken, wijl mij zulk een optreden nood zakelijk scheen, yyil het groote verlangen van de wereld naar vrede vrij aan het woord en tot uiting komen. Ik ben misschien de eenige mensch in een hooge verantwoordelijke po sitie onder alle volkeren der aarde, die zich vrij kan uitspreken en niets behoeft te ver zwijgen. Ik spreek als particulier man en toch natuurlijk tegelijk als verantwoordelijk hoofd van een groote regeering. Ik ben over tuigd, dat ik gezegd heb wat het volk der Vereenigde Staten van mij verwacht. Als ik de verwachting uitspreek, dat volk en regeering der Vereenigde Staten en de overige beschaafde volkeren der aarde zich ter verzekering van een blij venden. vrede op den grondslag van de door mij uiteengezette voorwaarden kunnen vereenigen, spreek ik met des te grooter koenheid., en met des te grooter vertrouwen, daar het voor iederen denker duidelijk is, dat in een dergelijke toestemming geen afwijking, noch van vrije nationale overleveringen, n.och van onze na tionale politiek gelegen is, maar dat daarin veeleer de vervulling ligt van alles, wat wij verkondigd en waarvoor wij gestreden heb ben. Ik stel daarom voor, dat de volkeren een stemmig zich d e leer van president Monroe als wereldleer zullen eigen maken, n.l. datl geen volk er naar streven moet om zijn re- geeringsvorm en zijn ontwikkelingsgang on verhinderd en onbedreigd, onverschrokken zelf te bepalen. Ik stel voor, dat alle volkeren er in jde toekomst van zullen afzien, zich in bondge nootschappen te zullen verwikkelen, welke hen in den wedijver om de macht te drij ven en hen in een net van intriges en egoistische concurrentie verstikken en hun eigen belangen door invloeden verwarren, welke hun van buiten opgedrongen worden. Ik stel den regeeringen, met toestemming van de geregeerden, die vrijheid ter zee voor, die op de internationale conferentie ook de vertegenwoordigers van het volk der Vereenigde Staten met welsprekendheid, als overtuigde aanhangers der vrijheid, bepleit hebben en een beperking van de oorlogstoe rustingen, die uit de legers en vloten alleen een werktuig van orde, maar geen werktuig voor een aanval of een zelfzuchtige geweld daad maakt. De nota van de Bulgaarsclie regeering. Naar aanleiding van het antwoord, dat de entente heeft gegeven op het vredesvoorstel van 12 December, heeft de Bnlgaarsche re geering, naar reeds is gemeld, zich tot de neutrale landen gewend met een nota als antwoord op de weigering van de Entente. De nota luidt als volgt: Den 14den van deze maand heeft de Ko ninklijke regeering de eer gehad, door de hoffelijke bemiddeling van Z.E. den Spaan- sehen gezant te Sofia het antwoord van de entente te ontvangen op de nota van 12 De cember, in welke nota Bulgarije en zijn bond- genooten zich bereid verklaarden, in vredes onderhandelingen te treden. LANGS EEN OMWEG, De „Vorwltrts" meldt, dat volgens het Arm sterdamsche „Algemeen Handelsblad" de be richtgever van de „Morning Post" te Was hington, de Duitsche minister Zimmerman aan een redacteur der „Ass. Press" een verklaring zou hebben gegeven van zijn mee- ning over de nota der Entente. Dat had de „Vorwfirts" korter kunnen heb ben. Want de minister Zimmermann woont toch te Berlijn? De omweg Washington—Londen —Amsterdam—Berlijn schijnt wat lang als de weg Lindenstrasse—Wilhelmstrasse te lis- reiken is I VOOR WIE ZE BIJZONDER GESCHIKT ZIJN. Gelezen te Arnhem voor een etalagekas' „Sterke portemonnaie, zeer plat in den zi j- Geschikt voor H.H. ofiieieren." HIJ HAD GELIJK. „Maar meneer, u zit hier met een siga n in een niet-rook-coupé." „Wat zou dat! U hebt toch zeker weieens zonder een sigaar in een rook-couné gezeten?" Evenals zijn bondgenooten heeft de ko ninklijke regeering het zich tot plicht gesteld dat antwoord nauwgezet te bestudeeren. Zij heeft er de zekerheid uit geput, dat de mede- deeling van de vijandlijke mogendheden, zoo-, wel wat vorm als inhoud betreft, elk direct antwoord onmogelijk maakt. Evenwel stelt de regeering er prijs op, om, indachtig aan haar plichten jegens de mensehheid en bet eigen volk en ook cm de verantwoordelijkheid, die een voortzetting van de vijandelijkheden, die de houding des vijands op haar laadt, van zich af te wente len, om aan de neutrale regeeringen haar standpunt inzake den toestand, zooals die nu geworden is, uiteen te zetten. De tegenstanders van Bulgarije hebben ge weigerd rekening te houden met het voor stel der vier verbondenen, d.d. 12 December, onder het voorwendsel, dat het te kort schoot in oprechtheid en dat het veeleer de strek king had van een oorlogsmanoeuvre, met het oogmerk, invloed te oefenen op de ont wikkeling van den veldtocht, dan van een vredesvoorstel: De manoeuvre zon n.l. bedoe len, de openbare meening in hun eigen lan den (der entente) in verwarring te brengen, en tevens de openbare meening in de landen der neutralen te bedriegen of zelfs te inti- mideeren. Gedwongen tot en gesleept in den huidige» oorlog aoor huren, die vanaf zijn (Bulgaria's) ontstaan, op niets anders tut zijn geweest dan op zijn verbrokkeling, laat Bulgarije het op dit punt eensgezind met zijn bondige- nooten aan de geschiedenis over, de ver antwoordelijkheden vast te stellen. Maar reeds heden teekent 't met alle kracht verzet aan tegen een dergelijke uitlegging (door de entente gegeven) van de motieven, die tot het vredes voorstel van 12 December hadden geleid. De spoed waarmee de vier verbonden mo gendheden hebben geantwoord op de uitnoo- diging van den president van de Vereenigde Staten en op den stap van de regeering van Zwitserland ie het beste bewijs van de op rechtheid van hun v mrstei De koninklijke regeering hoopt stellig, dat haar zienswijze door de regeeringen val Ie aeuv.uie staten zal waroen gedeeld, die lw r zullen moeten toegeven, dat eerst na een ge- da tb ten wisseling, zcoals door de verbom! regci ringen voorgestel Ce entente met re i t van spreken zonde hebben kunnen oordeelen over de ware strekking van het vredesaanbod van den 12den. Bulgarije en zijn bondgenooten hebben een loyale poging gedaan een einde te maken a n den oorlog en den weg te bereiden tot een overeenkomst tusschen' de oorlogvoerenden. De koninklijke regeering merk' <m <1 - - het alleen aan zijn tegenstanders was, dezen v. eg te betreden om tot vrede te komen- De vijan delijke regeeringen hebben geweigerd. Het is dus op hen, dat de volle verantwoordelijk heid valt van het nieuwe bloedvergieten. Vertrouwend op hun goed recht en met volledige overeenstemming met hun vo'kui zijn de vier verbonden mogendheden gedw n gen om de worsteling voort te zetten totdat, een vrede kan worden gesloten, die eer, be staan van vrijheid van ontwikkeling van hun volken waarborgt en die tegelijkertijd a n de staten van het Europeesche vast el ni de weldoende mogelijkheid verzekert met we- derzijdsche achting samen te werken (op een voet van volkomen gelijkheid) aan de op lossing van de groote vraagstukken der b schaving. VERSPREIDE BERICHTEN Van vrijhandelaar protectionist. De En gelach e minister van arbeid, John Hodge, een lid van de arbeiderspartij, heeft dezer dagen te Rotherham een rede gehouden, waaruit blijkt dat hij het vrijh andelsbegi n pc 1 blaar het Frauseh van PIEK RE GOURDDN. Geautoriseerde vertaling door N. J. K. 27) Hij stak het geld bij zich, omhelsde z'n luster, kuste haar op beide wangen en ver trok fluitend. Buiten stak hij een sigaret op en flaneer de naar het midden van Parijs. „Ik* geloof toch dat ik haar een beetje opgemonterd heb,1" dacht hij. „Suusje had mij moeten laten begaan...." Opeens s choot een gedachte door z'n brein, die nog niet in hem was opgekomen. „Waarom wil ze niet clat ik er mij mee bezig houd?" Hij peinsde en zocht maar vond het niet. Driftig wierp hij z'n eindje sigaret weg. ,,'n Vrouwengril. Suzanna hoopt zelf haar echtgenoot te bekeeren.hahal" Hij trad een sigarenwinkel binnen om een nieuw doosje sigaretten te koopen. Dan liet hij z'n onderbroken gedachtenloop weer vrij baan. „Zij heeft groot ongelijk. Ik zou het goed voor haar opgeknapt hebben!" Ondanks z'n lichtzinnigheid, ondanks z'n vroolijk luchthartig leven, betreurde hij het ln z'n hart, dat het huwelijk van zijn zuster en z'n vriend een bron van ellende was ge worden, en een vaag gevoel van wroeging kwam in hem op. 't Was toch alles zijn werk. Men zou het hèm verwijten. „Wacht 1 Daar ben ik al aan het station Saint-Lazare... Ik heb gezworen mij niet met dit geval te bemoeien, maar ik heb niet be loofd er niemand iets van te vertellen.. Ray- mondl" Hij hield een huurrijtuig aan en riep den koetsier het adres van den afgevaardigde toe. „Rue (Blarbet-de-Jony 1" Zonder hartelijkheid begroetten de beide broeders elkaar. „Zoo, ben je daar? Heb je geld noodig?" Raymond was juist bezig een nieuwe re devoering te maken. Het bezoek van z'n broer kwam hem slecht gelegen. Daniël werd door deze vraag niet ontmoe digd. „Burger-afgevaardigde," sprak hij op. def- tigen toon, „ik geloof dat jij het arme volk niet erg democratisch behandeld. Verwaar dig je mij aan te hooren, want ik heb een ernstige tijding voor jel" „Spreek, maar gauw een beetje," beet Ray mond hem toe, al kwaad door het sarrend langzame spreken. 1 Daniël wachtte zich wel, haast te maken1. Hij liet zich in een stoel vallen, sta,k een nieuwe sigaret aan, kruiste de béenen over elkaar en hernam: „Met mijn financiën valt niet de spot te drijven. Op, 't oogenblik, op den dag van heden, op dit nu ben ik rijk... 1" Driftig onderbrak Raymond hem: „Als je hier gekomen bent om nonsens te vertellen en mij m'n kostbaren tijd te doen verliezen.... ga dan heen. Vanmiddag moet ik in de Ka mer al genoeg zotteklap hooren." „Geduld," riep Daniël uit. „Geloof je dat jou redevoeringen altijd zoo aangenaam zijn? Luister, ook maar eens naar anderen. Jk kom ter zake. Het betreft mij niet, maar Suzanna. Ons zusje heeft ontdekt dat haar man niet waardig is geweest gekroond te worden als...." „Wat kan ik eraan doen?" De jongste sprong overeind, kruiBto z'n armen en zeide op verontwaardigden toon: Zoo, mijnheer de afgevaardigde interesseert zich dus niet meer voor zijn familie? Mijn heer spot er dus mee, beklaagt die arme kleine niet?" „Waarlijk wel," sprak Raymond overtuigd- „Riquetet is een schurk. Reeds lang wist ik dat. Ik ken zijn streken beter dan jij. Laatst heeft hij Suzanna naar mij toe ge stuurd opdat hij zich bij gelegenheid van mij zou kunnen bedienen. I Ik- wacht mij voor zijn1 geldzaken'.even goed alia voor zijn liefdeshistories. Trouwens, met de la i .d ia mij niet bezig en.jij zoudt goed doen met evenzoo te handelen." „Wat wil je zeggen?.. Waarom?" „M'n waarde, ik ben zeer goed ingelicht, maar houd me nu niet langer op, want. Daniël stoof woedend overeind. „Wat?... Wat zeg je?.,. Wat weet je; „Ik zeg wat ia weet." De beide broeders keken elkaar' vorschend in de oogen. Daarna greep de oudste z'n hoed, trek z'n jas aan en schoof een groote zwarte portefeuille onder z'n arm. „Ik heb nog een onderhoud met den vice- president van mijn aideeling. „O, dat hindert niet. Ik ga zoover met je mee." i Samen liepen ze de straat op.. „Weet je dat de werklieden op Ilonce nog steeds staken?" „Ja, en dat verwondert mij niet. Men heeft met hen onderhandeld." 1. „Zou jij niei .e-.e.vcu zijn?" „Ik? Nooit. Hun eischen zijn onmogelijk in te willigen." i De jongste bleef verwonderd staan'. „En je mooie theorieën ten gunste van de proletariërs?? Waartoe leiden die dan.. „Zij leiden naar iets anders," ant-vyoordde de afgevaardigde koel spottend, terwijl hij met een breeden armzwaai in de richting wees van het Paleis-Bourbon en de ministerie-ge bouwen die het omringen. Op een toon dien men aanslaat wanneer men iemand kwijt wil wezen, voegde hij er aan toe: „Tot ziens, Daniël." De ander antwoordde half spottend, halt geraakt: „Tot ziens, Raymond." y Terwijl de oudste naar de rue de Varenne ging, keerde Daniël naar de rue de Baby- lone terug. Een onverklaarbaar Qnbehagelijk gevooel kwam over hem. Het aandringen van zijn zuster om niet tusschenbeide te komen, hetzelfde denkbeeld ook door Raymond in andere woorden uitgedrukt, ze schenen hem duister en onbegrijpelijk maar toch droevig. Hij werd toorniger naarmate hij zich tot de overtuiging voelde komen dat z'n goede be doelingen miskend werden. XX. Op de kamers van het huis-in de rue de Focqueville bleef het rommelig van open dro zen en half ingepakte koffers. De rokken van Suzanna, het linnengoed van 4en kleinen Gerard lag opgestapeld op stoelen en tafels in het salon. „Vertrek je nog niet," had Tony verrast, gevraagd. „Neen. Ik ben niet goed in orde. Ik wad nog enkele dagen." M (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1917 | | pagina 5