Kin SIIIL CISRUT
BERG-AF.
P. J. JANSSEN
DE OOFeLCO
BE WJ4LLEiliOE VROUW.
Loopers en Itfiaiten.
LACHEDIÜBETJE8.
FEUILLETON
Dor.iiardag 25 Januari - Tweede Blad
ii.
De Nederlandsche wet kent de echtscheiding.
Reeds hierin wijkt zij van het Canonieke af. Doch
de wet heeft het huweiijkspaleis goed gesloten:
eenmaal er in komt men er niet gemakkelijk meer
tiit. Althans door den hoofdingang. Geweldig
zwaar zijn de eischen om daarlangs terug te
mogen keeren. Evenwel waar de wetten gemaakt
schijnen te zijn om door de mazen heen te slui
pen. daar heeft ook ons huwelijkspaleis een
'achterdeurtje, waardoor men vrijelijk ontsnap
pen kan: de verstek-procedure. De zaak mag
bekend geacht. Op de geweldige eischen aan de
groote poort wordt heel niet meer gelet, Maar
het achterdeurtje ziet een uiterst druk vertier.
Het staat er niet stil. De interpretatie van het
Burg. Wetboek of liever van het Wbk. der Burg.
Rechtsvordering, hield rekening met den geest
des tijds: de huwelijksband is niet heilig meer,
de verslapping gelijkt op een verbreking. Het
egoïsme der ouders voelt geen rem meer in het
belang der kinderen.... bijaldien deze er zijn.
Bijaldien deze er zijn. Tweede heerlijkheid van
onzen tijd: het afschuwelijk Neo-Malthusianisme.
Zonde tegen de natuur en Gods uitdrukkelijk
gebod. De menschen „willen" hoogstens twee kin
dertjes. Het „Crescite et multiplicamini" schijnt
verouderd. Het egoïsme, de stofvergoding nevens
de verdoezeling van 's menschen plichtsgevoel
roepen dagelijks de straffen van Sodomah en
Gomorrah over onze hoofden. En toch durft men
blijven hopen op welvaart, geluk, voorspoed,
zegen en lacht men om een oorlog als „wrake
Gods". Er resten Hem nog pest en hongersnood.
Of een doodenzee.
En wanneer hier en daar de stem eens „geleer
den" zich verheft tegen het gebrek aan kinde
ren, vooral nu men méér kanonnenvleesch drin
gend noodig heeft, dan spreekt die stem slechts
over sociaal-economische gronden, over nationa
listische motieven, over absurditeiten, in één
woord, vergeleken bij de verkrachting der natuur,
de hoon jegens God, de vernedering der vrouw.
Is zij zichzelve niet bewust van haar val? Wij
vatten het niet, of liever zouden het niet vatten,
zoo wij de ideeën dezer wereld niet kenden.
In Frankrijk vooral, in leegbloedend Frank
rijk heeft men dringend behoefte aan meer „poi-
lus" en men herinnert zich plotseling dat deze
poilus eens kindertjes geweest zijn. Kindertjes.
drommels ja, dat is dom geweest. De schade
moet ingehaald. „Het redmiddel" wordt aange
wezen door het Parijsche blad „Le Rappel". Zij
stelt voor: „de invoering der polygamie in
Frankrijk". Families, bestaande uit één man en
meerdere vrouwen.
Zeiden wij te veel, Suzanna, toen wij u waar
schuwden dat er tijden van barbarisme kunnen
komen waarin naar den Romeinschen patria
Etestas en de Romeinsche familia terug ver-
igd kon worden? Want „Le Rappel" (zeg dit
aan Clara) verschijnt in haar hooggeroemd
Parijs, ville lumière, maar haar advies doet ons
meer denken aan de Malabaren of de duistere
binnenlanden der Afrikaansche Naïm-Naïm.
'Arme arme vrouwen. De één-cents roman van
;.den graaf (uwe hooge sprongen zijn uit, heer
graaf!) worden langzamerhand paedagogische
jongemeisjes-lectuur van hoog peil en verheven
moraliteit. Want die behielden altijd nog een
Westersch vernisje.
Maar die „Rappel", dat canaille, staat toch
alléén?
Hoop doet leven, freule, maar ik moet u teleur
stellen.
De schoone „Haagsche Post" had laatst een
artikeltje getiteld „Bigamie op komst"? Hoe
schuchter! Nog maar een vraag. De „H. P."
moet iedereen te vriend houden. Dwaas toch om
bij zulk een zuiver neutraal weekblad nóg de
leuze te durven handhaven: Leest alléén de
katholieke Pers!
En wat stond er in dat stukje? Vreeselijk voor
zichtig: er was maar iets overgenomen uit „The
Star", Indianopolis, dus uit de nieuwewereld.
Oud en nieuw geven elkaar reeds de hand. Dat
blad gaf al cijfers, echte statistische cijfers, waar
mede ik u niet zal vermoeien, maar waarvan het
resultaat was dat bewezen werd een groot over
schot van vrouwen in Frankrijk en Engeland.
„The Star" vraagt dan„Wat zullen die landen
„doen Dienen zij geen speciale wetten te maken,
„waarbij polygamie door den Staat min of meer
„zal worden erkend en geregeld?"
Arme, arme vrouwen. Haremwetten. Leve het
vrouwenkiesrecht. Hoera
Nog meer stemmen pro Harem? Zooals u
wilt:
Een Oostenrijksch blad „Die Brücke" meent
ANEGANG hk. Warmoesstr.
ENORME SORTEERING
6800
dat de Staat (de Staat kan alles) de buiten
echtelijke geboorten moet bevorderen en wettigen.
Een citaat
„De vraag hoe eene daling van het geboorte
cijfer is tegen te gaan, wordt dus een vraag
„hoe een zoo groot mogelijk getal vrouwen voor
„het Geburtengeschaft kan benut worden,"
etc. etc.
Men kan niet alles in de N. H. Ct. schrijven.
Hoort gij het vrouwen? Geburtengeschaft.
Geschaft. Arme, arme vrouwen.
Luide betuigden de „Rcichenberger Zeitung"
en het „Prager Tageblait" hunne instemming
met de uitgesproken vrouwonteerende meening
van „Die Brücke". In Nederland zijn „zij" nuch
ter: daar denken „zij" er wel zoo over, maar zij
zeggen het nog niet. Verbeeld je, wat een genot.
doen wat zij nu doenmaar zonder opspraak
dan, plichtmatig zelfs(!), gesanctioneerd door
papa Staatarme vrouwenmaar zij
zeggen het niet, zie je, nóg niet, nu schreeuwen
zij nog slechts van vrouwenkiesrecht, alle-mensch-
kiesreeht, gelijk voor de wetin afwachting
der Harem-ordonnantiën.
Dan krijgen wij besluiten over vrouwen-aantal.
Koninklijke Besluiten, ministeriëele beschikking
ter uitvoering van de „wet op de Polygamie",
alles in progressieven zin: f 1000 inkomen één
vrouw, f 2000 twee vrouwen, 3000 vier vrou
wen (begin je dienstboden uit te sparen) enz..
tot een maximum, ongeacht het inkomen, van
vijf-en-twintig (zegge 25) vrouwen.
Suzanna, zeg aan Clara, dat wij leven in een
Christelijke maatschappij.
Zeg ook aan Clara dat onze wet op het Lager
Onderwijs nog altijd eischt het aanleeren van
Christelijke deugden.
En zeg haar ook, dat slechts de helft van het
volk op de voortdurende handhaving dezer
christelijkheid gesteld is.
En laat haar dan stemmen als het zoover is.
Maar zoover moet het niet komen.
Hierover dus nog iets. Arme, arme vrouwen!
Mr. BO MANS.
HET VRELES WAAGSTUK.
De tekst van president
Wilson's boodschaD aan
den Senaat.
De Duitsche bladen bevatten den volledi-
gen tekst van de belangrijke rede, welke pre
sident Wilson j.l. Maandag Ln den Senaat
heeft gehouden, waaraan het volgende is
ontleend:
Den 18en December, van het vorige jaar,
heb Ik een eensluidende nota aan de regeerin
gen der naties, die in den oorlog gewikkeld
lijn, gezonden en haar daarin verzocht, duide
lijker dan tot dusverre door een der groe
pen oologvoerenden was gedaan, de voor
waarden uiteen te zetten, waarop zij het mo
gelijk zouden achten vrede te sluiten.
Ik sprak ten gunste der mensehheid en
voor de rechten van alle neutrale naties,
zooals wij, bij wie groote levensbelangen door
den oorlog op het spel worden gezet.
De centrale mogendheden zonden een ge
meenschappelijk antwoord, waarin zij slechts
meedeelden, dat zij bereid waren op een con
ferentie de vredesvoorwaarden met de tegen
standers te bespreken. De Entente-mogendhe-
den hebben veel stelliger geantwoord en, zij
't dan ook in algemeene bewoordingen maar
toch met voldoende duidelijkheid om alle
bijzonderheden te omvatten, de overeenkom
sten, waarborgen en daden van herstel aan
geven, welke zij voor een bevredigende op
lossing onvoorwaardelijk noodig achten.
Wij zijn veel nader tot een bespreking van
den vrede, die dezen oorlog zal beëindigen.
Wij zijn ook veel nader tot de óver den inter
nationalen bond, die later den vrede in de
wereld moet bandhaven.
Bij zulke vredesonderhandelingen, die dezen
oorlog moeten beëindigen, wordt voorop ge
steld, dat de vrede gevolgd moet worden door
een samenwerking tusschen de mogendheden,
welke 't onmogelijk zal maken, dat een der
gelijke catastrofe ons nogmaals zal overval
len. Ieder, die de mensehheid lief heeft en
ieder verstandig en nadenkend menscli moet
dat als vaststaand aannemen.
Het is ondenkbaar, dat het volk der Ver.
Staten in dit gToote werk geen rol al spelen.
Deze zaak is de volgende: Het volk der Ver-
eenigde Staten moet zijn gezag en macht bij
het gezag en de macht van andere naties voe
gen om den vrede en de rechtvaardigheid in
de geheele wereld te waarborgen. Zulk een
oplossing kan nu niet lang meer worden uit-
gestld. Het is billijk, dat alvorens zij komt,
onze regeering openhartig haar voorwaarden
formuleert, waarop zij zicht gerechtigd ge
voelt het volk te vragen, dat het de formeele
en plechtige toetreding tot een vredesbond
goedkeurt.
De verdragen en de overeenkomsten, die
den oorlog beëindigen, moeten zulke voor
waarden bevatten, dat zij een vrede schep
pen, welke waard is gewaarborgd en gehand
haafd te worden, een vrede, die de goedkeu
ring van de geheele mensehheid kan verweid
ven en niet slechts de afzonderlijke belangen
en onmiddellijke doeleinden van de in den
oorlog gewikkelde naties zal dienen.
Wij zullen onze stem niet doen gelden om
die voorwaarden te doen vaststellen, maar
wel zullen wij, daar ben ik zeker van, onze
stem verheffen, als vastgesteld moet worden
of zij duurzaam worden gemaakt of niet, door
de waarborgen van een algemeen verbond.
Ons oordeel over de voorwaarden, welke als
fundamenteel en essentieel aan den duurza-
men vrede vooraf kunnen gaan, moet nu uit
gesproken worden en niet later, als het wel
licht te laat is.
Ik stel voorop, dat louter vredesvoorwaar-
den tusschen de oorlogvoerenden den oorlog
voerenden zelf niet zouden voldoen. Overeen
komsten alleen kunnen den vrede niet verze
keren. Het is absoluut noodzakelijk een
macht in bet leven te roepen ais waarborg
voor het bindend karakter der overeenkomst,
een macht zóóveel grooter dan de macht van
eenige natie, die thans in den strijd is gewik
keld, of van eenig bestaand of voorgenomen
verbond, dat geen natie of eventneele combi
natie van mogendheden haar zou trotseeren
of weerstaan. Wil de binnenkort te sluiten
vrede, duurzaam zijn, dan moet hij verzekerd,
worden door de georganiseerde macht der
mensehheid.
De voorwaarden, waarop de vrede zal ge
sloten worden, zullen bepalen, of het een
vrede is, waarvoor zulk een waarborg ge-
teekend kan worden. De vraag, waarvan de
geheele toekomstige vrede en de politiek der
wereld afhangt, is deze:
Is de tegenwoordige strijd er een voor een
billijken en duurzamen vrede of slechts voor
een nieuw machtsevenwicht?
Gelukkig hebben wij in dit opzicht zeer
stellige verzekeringen gekregen. De politici
van beide groepen naties, die tegenovr el
kaar staan, hebben in bewoordingen, die tot
geen misverstand kunnen leiden, verklaard,
dat het doel, dat zij zich voor oogen hebben
gesteld, geenszins ig hun tegenstanders te
vernietigen. Wat deze verzekeringen inhou
den is wellicht allen niet even duidelijk. Het
is ook mogelijk, dat mén er aan weerszijden
der zee een andere heteekenis aan hecht.
Ik meen, dat het raadzaam zal zijn, als ik
uiteenzet, welke opvatting wij hieromtrent
hebben.
De eerste eisch, i3 dat er een vrede zonder
overwinning moet zijn. Ik verzoek, dat men
toestaat mii eigen meening daarover te heb
ben eu dat men goed versta, dat ik geen
andere interpretatie in de gedachte heb. Ik
streef er slechts naar, de werkelijkheid ondier
het oog te zien en dat wel zonder verbloe
ming.
Overwinning zou beteekenen een vrede, den
verliezer opgedrongen, de voorwaarden van
den overwinnaar, den overwonnene opgelegd.
Zij zouden aanyaard worden met diepe ver
nedering ondraaglijke opoffering en een
wrok een wreede herinnering achterlaten,
waarop de vredesvoorwaarden niet duur
zaam, maar als op drijfzand zouden rusten.
Hut gaat om niets hoogers dan gelijkheid
van rechten tusschen georganiseerde staten.
Geen vrede kan of mag duurzaam zijn, als hij
het beginsel niet erkent, dat de regeeringen
al haar wettige macht bekleeden met toe
stemming van hen, die geregeerd worden en
dat nergens het recht bestaat volkeren van
potentaat aan potentaat over te leveren, als
waren zij persoonlijk eigendom.
Ik mem aan, als ik een enkel voorbeeld
mag aanhalen, dat alle staatslieden het er
over eene zijn, dat een vereenigd, onafhanke
lijk en autonoom Fclen moet bestaan en dat
van nu af aan onbeperkte vrijheid van leven,
godsdienst, indng+ricele en sociale ontwikke
ling £c ovnorborgd moet worden voor alle -vol
keren, dio tot nu toe onder de macht van re-
geeriugen, welker geloof en doel strijdig is
met het hunne hebben gestaan.
Dè wereld kan slechts dan vreedzaam zijn,
als haar leven op duurzame grondslagen be
rust en een duurzafne gronds'ag kan niet
voorhanden zijn, waar de wil zich verzet,
waar geen geestelijke rust en geen gevoel
van rechtvaardigheid, vrijheid en recht be
staat.
Zooverre mogelijk, moet bovendien ieder
groot volk, dat nu naar de volle ontwikke
ling van zijn hulpmiddelen streeft, een recht-
streeksche uitgang naar de groote wegen der
zee verzekerd zijn. Waar dit niet door af
stand van gebied kan bereikt werden, zal het
zeker kunnen bereikt worden door het neu-
traliseercn van de toegangswegen onder al-,
gemeene garantie, wat op zich zelf reeds een
verzekering van den vrede zou beteekenen.
Geen natie mag van den toegang tot de open
wegen van den wereldhandel verre gehouden
worden. De zeeweg moet zoowel door wet
telijke bepalingen, als door de werkelijkheid
vrij zijn.
De vrijheid der zeeën is eene „conditio
sine qua non" voor den vrede, eene gelijk
heid van samenwerken. Vele indertijd gel
dende regelen van internationaal recht zullen
ongetwijfeld moeten worden onderworpen aan
een radicale omwerking, om de vrijheid der
zeeën inderdaad te waarborgen en het ge
meenschappelijk gebruik er van voor de men
schen onder alle omstandigheden te verze
keren. Maar de beweegreden tot invoering
van dergelijke veranderingen is overtuigend
en van dwingende kracht; zonder deze wij
ziging kunnen er geen vertrouwen en geen
goede betrekkingen tusschen de volkeren
bestaan. Het voortdurend vrije onbedreigde
verkeer van volk tot volk is een wezenlijk
deel van den vrede en het ontwikkelingspro
ces. Het behoeft niet moeilijk te wezen de
vrijheid der zeeën te definieeren of te waar
borgen, wanneer de regeeringen der geheele
wereld den oprechten wil hebben het hier
over eens te worden. Dit is een vraagstuk,
dat met de beperking der oorlogstoebereid-
selen ter zee en het samenwerken van de
vloten der geheele wereld, om de zeeën vrij
en veilig te houden, eng verband houdt,
En het vraagstuk der beperking van de
oorlogstoebereidselen ter zee brengt ook het
grootere en wellicht moeielijker vraagstuk
te berde, hoe voorde landlegers en voor elk
program van militaire toebereidselen eene
beperking kan worden gevonden. Hoe moeie-
lijk en vol voetangels en klemmen deze
vraagstukken ook wezen mogen, zij moeten
met volstrekte onbevooroordeeldheid be
schouwd en in den geest van eene werke
lijke tegemoetkoming worden opgelost, wil
de vrede eene verbetering brengen en duur
zaam zijn.
Zonder offers en concessies is de vrede
onmogelijk. De geest van rust en zekerheid
zal nimmer onder de volkeren leven, wan
neer groote, zwaar drukkende uitrustings
maatregelen ook in de toekomst genomen
worden en zullen worden voortgezet. De
staatslieden der wereld moeten voor den
vrede werken en de volkeren moeten hun
politiek aan dit standpunt aanpassen zoo
als zij zich tot dusver hebben voorbereid
op den oorlog, op den onbarmhartigen oor
log en den wedijver. De kwestie der oorlogs
uitrustingen, zoowel te water als te land,
is een kwestie, die zoo onmiddellijk en zoo
beslissend mogelijk met het toekomstig lot
van de volkeren en van het menschen-ge-
slacht verbonden is.
Ik heb over deze groote dingen zonder
voorbehoud en met de grootste duidelijkheid
gesproken, wijl mij zulk een optreden nood
zakelijk scheen, yyil het groote verlangen van
de wereld naar vrede vrij aan het woord en
tot uiting komen. Ik ben misschien de eenige
mensch in een hooge verantwoordelijke po
sitie onder alle volkeren der aarde, die zich
vrij kan uitspreken en niets behoeft te ver
zwijgen. Ik spreek als particulier man en
toch natuurlijk tegelijk als verantwoordelijk
hoofd van een groote regeering. Ik ben over
tuigd, dat ik gezegd heb wat het volk der
Vereenigde Staten van mij verwacht.
Als ik de verwachting uitspreek, dat volk
en regeering der Vereenigde Staten en de
overige beschaafde volkeren der aarde zich
ter verzekering van een blij venden. vrede op
den grondslag van de door mij uiteengezette
voorwaarden kunnen vereenigen, spreek ik
met des te grooter koenheid., en met des te
grooter vertrouwen, daar het voor iederen
denker duidelijk is, dat in een dergelijke
toestemming geen afwijking, noch van vrije
nationale overleveringen, n.och van onze na
tionale politiek gelegen is, maar dat daarin
veeleer de vervulling ligt van alles, wat wij
verkondigd en waarvoor wij gestreden heb
ben.
Ik stel daarom voor, dat de volkeren een
stemmig zich d e leer van president Monroe
als wereldleer zullen eigen maken, n.l. datl
geen volk er naar streven moet om zijn re-
geeringsvorm en zijn ontwikkelingsgang on
verhinderd en onbedreigd, onverschrokken
zelf te bepalen.
Ik stel voor, dat alle volkeren er in jde
toekomst van zullen afzien, zich in bondge
nootschappen te zullen verwikkelen, welke
hen in den wedijver om de macht te drij
ven en hen in een net van intriges en
egoistische concurrentie verstikken en hun
eigen belangen door invloeden verwarren,
welke hun van buiten opgedrongen worden.
Ik stel den regeeringen, met toestemming
van de geregeerden, die vrijheid ter zee
voor, die op de internationale conferentie
ook de vertegenwoordigers van het volk der
Vereenigde Staten met welsprekendheid, als
overtuigde aanhangers der vrijheid, bepleit
hebben en een beperking van de oorlogstoe
rustingen, die uit de legers en vloten alleen
een werktuig van orde, maar geen werktuig
voor een aanval of een zelfzuchtige geweld
daad maakt.
De nota van de Bulgaarsclie
regeering.
Naar aanleiding van het antwoord, dat de
entente heeft gegeven op het vredesvoorstel
van 12 December, heeft de Bnlgaarsche re
geering, naar reeds is gemeld, zich tot de
neutrale landen gewend met een nota als
antwoord op de weigering van de Entente.
De nota luidt als volgt:
Den 14den van deze maand heeft de Ko
ninklijke regeering de eer gehad, door de
hoffelijke bemiddeling van Z.E. den Spaan-
sehen gezant te Sofia het antwoord van de
entente te ontvangen op de nota van 12 De
cember, in welke nota Bulgarije en zijn bond-
genooten zich bereid verklaarden, in vredes
onderhandelingen te treden.
LANGS EEN OMWEG,
De „Vorwltrts" meldt, dat volgens het Arm
sterdamsche „Algemeen Handelsblad" de be
richtgever van de „Morning Post" te Was
hington, de Duitsche minister Zimmerman
aan een redacteur der „Ass. Press" een
verklaring zou hebben gegeven van zijn mee-
ning over de nota der Entente.
Dat had de „Vorwfirts" korter kunnen heb
ben.
Want de minister Zimmermann woont toch
te Berlijn? De omweg Washington—Londen
—Amsterdam—Berlijn schijnt wat lang als
de weg Lindenstrasse—Wilhelmstrasse te lis-
reiken is I
VOOR WIE ZE BIJZONDER GESCHIKT
ZIJN.
Gelezen te Arnhem voor een etalagekas'
„Sterke portemonnaie, zeer plat in den zi j-
Geschikt voor H.H. ofiieieren."
HIJ HAD GELIJK.
„Maar meneer, u zit hier met een siga n
in een niet-rook-coupé."
„Wat zou dat! U hebt toch zeker weieens
zonder een sigaar in een rook-couné gezeten?"
Evenals zijn bondgenooten heeft de ko
ninklijke regeering het zich tot plicht gesteld
dat antwoord nauwgezet te bestudeeren. Zij
heeft er de zekerheid uit geput, dat de mede-
deeling van de vijandlijke mogendheden, zoo-,
wel wat vorm als inhoud betreft, elk direct
antwoord onmogelijk maakt.
Evenwel stelt de regeering er prijs op, om,
indachtig aan haar plichten jegens de
mensehheid en bet eigen volk en ook cm de
verantwoordelijkheid, die een voortzetting
van de vijandelijkheden, die de houding des
vijands op haar laadt, van zich af te wente
len, om aan de neutrale regeeringen haar
standpunt inzake den toestand, zooals die nu
geworden is, uiteen te zetten.
De tegenstanders van Bulgarije hebben ge
weigerd rekening te houden met het voor
stel der vier verbondenen, d.d. 12 December,
onder het voorwendsel, dat het te kort schoot
in oprechtheid en dat het veeleer de strek
king had van een oorlogsmanoeuvre, met
het oogmerk, invloed te oefenen op de ont
wikkeling van den veldtocht, dan van een
vredesvoorstel: De manoeuvre zon n.l. bedoe
len, de openbare meening in hun eigen lan
den (der entente) in verwarring te brengen,
en tevens de openbare meening in de landen
der neutralen te bedriegen of zelfs te inti-
mideeren.
Gedwongen tot en gesleept in den huidige»
oorlog aoor huren, die vanaf zijn (Bulgaria's)
ontstaan, op niets anders tut zijn geweest
dan op zijn verbrokkeling, laat Bulgarije het
op dit punt eensgezind met zijn bondige-
nooten aan de geschiedenis over, de ver
antwoordelijkheden vast te stellen. Maar
reeds heden teekent 't met alle kracht verzet
aan tegen een dergelijke uitlegging (door de
entente gegeven) van de motieven, die tot
het vredes voorstel van 12 December hadden
geleid.
De spoed waarmee de vier verbonden mo
gendheden hebben geantwoord op de uitnoo-
diging van den president van de Vereenigde
Staten en op den stap van de regeering van
Zwitserland ie het beste bewijs van de op
rechtheid van hun v mrstei
De koninklijke regeering hoopt stellig, dat
haar zienswijze door de regeeringen val Ie
aeuv.uie staten zal waroen gedeeld, die lw r
zullen moeten toegeven, dat eerst na een ge-
da tb ten wisseling, zcoals door de verbom!
regci ringen voorgestel Ce entente met re i t
van spreken zonde hebben kunnen oordeelen
over de ware strekking van het vredesaanbod
van den 12den.
Bulgarije en zijn bondgenooten hebben een
loyale poging gedaan een einde te maken a n
den oorlog en den weg te bereiden tot een
overeenkomst tusschen' de oorlogvoerenden.
De koninklijke regeering merk' <m <1 - - het
alleen aan zijn tegenstanders was, dezen v. eg
te betreden om tot vrede te komen- De vijan
delijke regeeringen hebben geweigerd. Het
is dus op hen, dat de volle verantwoordelijk
heid valt van het nieuwe bloedvergieten.
Vertrouwend op hun goed recht en met
volledige overeenstemming met hun vo'kui
zijn de vier verbonden mogendheden gedw n
gen om de worsteling voort te zetten totdat,
een vrede kan worden gesloten, die eer, be
staan van vrijheid van ontwikkeling van hun
volken waarborgt en die tegelijkertijd a n
de staten van het Europeesche vast el ni de
weldoende mogelijkheid verzekert met we-
derzijdsche achting samen te werken (op een
voet van volkomen gelijkheid) aan de op
lossing van de groote vraagstukken der b
schaving.
VERSPREIDE BERICHTEN
Van vrijhandelaar protectionist.
De En gelach e minister van arbeid, John
Hodge, een lid van de arbeiderspartij, heeft
dezer dagen te Rotherham een rede gehouden,
waaruit blijkt dat hij het vrijh andelsbegi n pc 1
blaar het Frauseh van PIEK RE GOURDDN.
Geautoriseerde vertaling door N. J. K.
27)
Hij stak het geld bij zich, omhelsde z'n
luster, kuste haar op beide wangen en ver
trok fluitend.
Buiten stak hij een sigaret op en flaneer
de naar het midden van Parijs.
„Ik* geloof toch dat ik haar een beetje
opgemonterd heb,1" dacht hij. „Suusje had
mij moeten laten begaan...."
Opeens s choot een gedachte door z'n brein,
die nog niet in hem was opgekomen.
„Waarom wil ze niet clat ik er mij mee
bezig houd?"
Hij peinsde en zocht maar vond het niet.
Driftig wierp hij z'n eindje sigaret weg.
,,'n Vrouwengril. Suzanna hoopt zelf
haar echtgenoot te bekeeren.hahal"
Hij trad een sigarenwinkel binnen om een
nieuw doosje sigaretten te koopen. Dan liet
hij z'n onderbroken gedachtenloop weer vrij
baan.
„Zij heeft groot ongelijk. Ik zou het goed
voor haar opgeknapt hebben!"
Ondanks z'n lichtzinnigheid, ondanks z'n
vroolijk luchthartig leven, betreurde hij het
ln z'n hart, dat het huwelijk van zijn zuster
en z'n vriend een bron van ellende was ge
worden, en een vaag gevoel van wroeging
kwam in hem op. 't Was toch alles zijn
werk. Men zou het hèm verwijten.
„Wacht 1 Daar ben ik al aan het station
Saint-Lazare... Ik heb gezworen mij niet met
dit geval te bemoeien, maar ik heb niet be
loofd er niemand iets van te vertellen.. Ray-
mondl"
Hij hield een huurrijtuig aan en riep den
koetsier het adres van den afgevaardigde toe.
„Rue (Blarbet-de-Jony 1"
Zonder hartelijkheid begroetten de beide
broeders elkaar.
„Zoo, ben je daar? Heb je geld noodig?"
Raymond was juist bezig een nieuwe re
devoering te maken. Het bezoek van z'n
broer kwam hem slecht gelegen.
Daniël werd door deze vraag niet ontmoe
digd.
„Burger-afgevaardigde," sprak hij op. def-
tigen toon, „ik geloof dat jij het arme volk
niet erg democratisch behandeld. Verwaar
dig je mij aan te hooren, want ik heb een
ernstige tijding voor jel"
„Spreek, maar gauw een beetje," beet Ray
mond hem toe, al kwaad door het sarrend
langzame spreken. 1
Daniël wachtte zich wel, haast te maken1.
Hij liet zich in een stoel vallen, sta,k een
nieuwe sigaret aan, kruiste de béenen over
elkaar en hernam: „Met mijn financiën valt
niet de spot te drijven. Op, 't oogenblik, op
den dag van heden, op dit nu ben ik rijk... 1"
Driftig onderbrak Raymond hem: „Als je
hier gekomen bent om nonsens te vertellen
en mij m'n kostbaren tijd te doen verliezen....
ga dan heen. Vanmiddag moet ik in de Ka
mer al genoeg zotteklap hooren."
„Geduld," riep Daniël uit. „Geloof je dat
jou redevoeringen altijd zoo aangenaam zijn?
Luister, ook maar eens naar anderen. Jk
kom ter zake. Het betreft mij niet, maar
Suzanna.
Ons zusje heeft ontdekt dat haar man niet
waardig is geweest gekroond te worden als...."
„Wat kan ik eraan doen?"
De jongste sprong overeind, kruiBto z'n
armen en zeide op verontwaardigden toon:
Zoo, mijnheer de afgevaardigde interesseert
zich dus niet meer voor zijn familie? Mijn
heer spot er dus mee, beklaagt die arme
kleine niet?"
„Waarlijk wel," sprak Raymond overtuigd-
„Riquetet is een schurk. Reeds lang wist ik
dat. Ik ken zijn streken beter dan jij.
Laatst heeft hij Suzanna naar mij toe ge
stuurd opdat hij zich bij gelegenheid van mij
zou kunnen bedienen. I
Ik- wacht mij voor zijn1 geldzaken'.even
goed alia voor zijn liefdeshistories.
Trouwens, met de la i .d ia mij niet
bezig en.jij zoudt goed doen met evenzoo
te handelen."
„Wat wil je zeggen?.. Waarom?"
„M'n waarde, ik ben zeer goed ingelicht,
maar houd me nu niet langer op, want.
Daniël stoof woedend overeind.
„Wat?... Wat zeg je?.,. Wat weet je;
„Ik zeg wat ia weet."
De beide broeders keken elkaar' vorschend
in de oogen. Daarna greep de oudste z'n
hoed, trek z'n jas aan en schoof een groote
zwarte portefeuille onder z'n arm.
„Ik heb nog een onderhoud met den vice-
president van mijn aideeling.
„O, dat hindert niet. Ik ga zoover met je
mee." i
Samen liepen ze de straat op..
„Weet je dat de werklieden op Ilonce nog
steeds staken?"
„Ja, en dat verwondert mij niet. Men heeft
met hen onderhandeld." 1.
„Zou jij niei .e-.e.vcu zijn?"
„Ik? Nooit. Hun eischen zijn onmogelijk
in te willigen." i
De jongste bleef verwonderd staan'.
„En je mooie theorieën ten gunste van
de proletariërs?? Waartoe leiden die dan..
„Zij leiden naar iets anders," ant-vyoordde
de afgevaardigde koel spottend, terwijl hij met
een breeden armzwaai in de richting wees
van het Paleis-Bourbon en de ministerie-ge
bouwen die het omringen.
Op een toon dien men aanslaat wanneer
men iemand kwijt wil wezen, voegde hij er
aan toe: „Tot ziens, Daniël."
De ander antwoordde half spottend, halt
geraakt: „Tot ziens, Raymond."
y Terwijl de oudste naar de rue de Varenne
ging, keerde Daniël naar de rue de Baby-
lone terug. Een onverklaarbaar Qnbehagelijk
gevooel kwam over hem. Het aandringen van
zijn zuster om niet tusschenbeide te komen,
hetzelfde denkbeeld ook door Raymond in
andere woorden uitgedrukt, ze schenen hem
duister en onbegrijpelijk maar toch droevig.
Hij werd toorniger naarmate hij zich tot de
overtuiging voelde komen dat z'n goede be
doelingen miskend werden.
XX.
Op de kamers van het huis-in de rue de
Focqueville bleef het rommelig van open dro
zen en half ingepakte koffers.
De rokken van Suzanna, het linnengoed
van 4en kleinen Gerard lag opgestapeld op
stoelen en tafels in het salon.
„Vertrek je nog niet," had Tony verrast,
gevraagd.
„Neen. Ik ben niet goed in orde. Ik wad
nog enkele dagen."
M
(Wordt vervolgd).