Htm MAIL. GBUftANT
BUITENLAND
BINNENLAND
WARE ADELüGM
2LT2ppen.6n b;eek> zo°bleek'dat
lets over Nekkramp.
De Kanker als volksziekte.
WAT DE PERS ZEGT
FEUILLETON
Woensdag 9 Mei Tweede Blad
Nekkramp is een ziekte, die vroeger
hier onder dezen naam. niet bekend was,
maar in den laatsten tijd veelvuldig voor
komt. Haast geen dag gaat er voorbij of er
zouden gevallen van nekkramp te rapporteeren
?'ln enj dikwijls met doodelijken afloop. Alleen
m Maart kwamen 70 gevallen voor, waarvan
dit moge tot geruststelling dienen slechts
met doodelijken afloop.
Wellicht dat bijzonderheden over de weinig
bekende, en daarom zoo angstwekkende ziekte,
kunnen medewerken om de bevattelijkheid voor
de ziekte te verminderen. Want een krachtig
W'.l zeggen niet belangrijkste voorbehoedmid
del is het weerstandsvermogen van het lichaam.
Dit nu wordt sterk verzwakt door 'n overdreven
vrees voor de ziekte, een vrees, die bovendien
ongegrond is.
Wel is nekkramp een besmettelijke ziekte, maar
lang niet in die mate ais cholera of pest b. v.
De bacterieën, die de ziekte veroorzaken de
meningokokken zijn uiterst teer. Buiten het
menschelijk lichaam sterven zij bijna onmid
dellijk. Zoo gaf onderzoek van flaconnetjes met
ruggemergsvocht nooit resultaat, als ze per
post naar Utrecht waren gezonden. Zij moeten
door personen worden overgebracht om op tem
peratuur 37 gr. te kunnen blijven.
Hieruit volgt dat men niet anders besmet kan
worden dan door een vrij onmiddellijke aan
raking met iemand, die de meningokokken tot
gast heeft in zijn lichaam. Dat wil zeggen dat
besmetting door eetwaren of voorwerpen, bijna
niet plaats heeft. Met de cholera-bacillen is dat
anders, zooals men weet; deze tieren vooral in 't
water èn weten zich een weg te banen naar het
lichaam door middel van het drinkwater of door
middel van de voorwerpen, die in besmet water
zijn omgespoeld of gewasschen.
Waar huizen nu de nekkramp-bacillen: de
meningokokken? De beantwoording van die
vraag is ook van belang voor de beoordeeling
der mate en van de wijze van besmetting dezer
ziekte. De nekkramplijders dragen de fatale
diertjes in de vloeistof tusschen hersen- en rug-
gemergsvliezen. Hoe zij daar komen is nog niet
niet zekerheid vastgesteld, doch men vermoedt
dat zij uit de neus-keelholte (achter in de keel)
zich een weg naar de hersenen banen, door mid
del van het bloed of door kleine weefselspleten.
Dit staat vast: dat lijders aan nekkramp geen
meningokokken meer in de keel hebben en dus
ook niet besmettelijk zijn. Dit is zoo sterk dat
onlangs dokter Aldershof verklaarde nekkramp
lijders wanneer dat noodig mocht zijn, tusschen
andere zieken te durven leggen. Maar de ge
vaarlijke menschen zijn de bacillendragers, de
ïezonden, die de meningokokken in de keel
lebben.
Al lachende, pratende, hoestende en niezende
verpen zij de gevaarlijke beestjes naar buiten.
In de lucht blijven zij nog wat zweven, worden
wellicht ingeademd, misschien is er zelfs een
vriendelijk mensch die ze zijn buurman onmid
dellijk in den mond niest of hoest, en één bacil,
die den overtocht levend volbrengt, kan in de keel
van zijn nieuwen gastheer een nieuwen haard
van besmetting vormen, die op zijn beurt enz.
De verschijnselen der ziekte worden als volgt
in „Rofcjah" beschreven:
Ofschoon meestal jonge menschen door nek
kramp worden aangetast, worden oudere niet
gesnaard en kan de ziekte zelfs op 60-jarigen
leeftijd en later voorkomen. In den regel wordt
het eerste opgemerkt, dat iemand, die anders
volkomen gezond was, droomerig begint te wor
den of liever minder opmerkzaam dan anders.
In piaais van opgewekt zijn plicht te doen, ge
voelt hij lust om in een gemakkelijken stoel zich
neer te zetten, met zijn hoofd achterover en
als men hem vat vraagt, geeft hij half slaperig
antwoord. Hij gevoelt zich niet lekker, maar over
bepaalde hoofdpijn klaagt hij in den regel niet.
In deze periode heeft hij reeds een lichte tempe-
ratuursverhooging, de patiënt maakt over het
geheel den indruk van iemand, die een heel
gewone influenza heeft. Al spoedig volgt echter
<-en zwaarder hoofdpijn begint patient te
klagen over pijnen in andere deelen van het
lichaam, vooral in den rug en de beenen.
Zooals men ziet, vertoonen de verschijnselen
weinig bijzonders, waardoor men aan nekkramp
zou kunnen denken In vele gevallen ontstaat
dan echter een verschijnsel dat in bijzondere mate
verdacht is, hoewel het niet den doorslag geeft:
de patiënt braakt namelijk eene vloeistof met
lichtgroene kleur. Dit braken geschiedt zonder
veel inspanning, zooals in den regel het geval is
bij braken, dat door prikkeling van de hersenen
ontstaat. Zoodra men dit groene braaksel waar
neemt, heeft men een zeer belangrijk verschijn
sel, waarbij men altijd aan de mogelijkheid van
nekkramp moet denken.
De koorts blijft bestaan, maar behoeft niet
hoog te zijn, soms heeft men plotseling rijzen
van de temperatuur, maar zonder koude rillin
gen. De pijnen over het geheele lichaam en vooral
in de beenen nemen dan toe en kunnen soms zoo
hevig worden, dat men ternauwernood eenig deel
van 't lichaam kan aanraken, zonder dat de
patiënt het uitschreeuwt van de pijn. Ook wordt
de hoofdpijn erger en is bijna niet uit te houden,
de patient wordt suffer en suffer en men kan
soms ook krampen of stuipen verwachten. De
dood kan m drie of vier dagen intreden;
wan
neer de patiënt echter goed behandeld wordt,
kan de ziekte nog eenigen tijd duren, soms een
week of tien dagen, en soms nog tot zes weken
of zelfs langer. Indien de verschijnselen van nek
kramp voortduren, dan kan de dood elk oogen-
blik intreden.
In de eerste periode van de ziekte is genezing
altijd mogelijk, ook als men met ee" ernstige
graad van infectie te doen heeffr~Somrmge
patiënten kunnen nog twee of 3 maanden blijven
leven terwijl de verschijnselen van ontsteking
blijven bestaan. Van de acute gevallen sterven
de meeste patiënten echter heel spoedig, terwijl
slechts enkele genezen na een ziekte van twee
of drie weken.
In het begin der ziekte komt, behalve het ge
wone braaksel, nog een ander verschijnsel voor,
dat zeer dikwijls ook zeer verdacht is voor de
ziekte. De patiënt heeft namelijk kleine blaasjes,
zoogenaamde herpes, op de lippen, zooals dit
ook" bij longontsteking pleegt voor te komen.
Soms heeft hij bovendien ook nog uitslag op
andere deelen van het lichaam, waaraan de
medicus altijd bijzondere aandacht wijdt.
Niet alle bacillendragers worden door nek
kramp aangetast. Zeer dikwijls komt het voor dat
de besmetten absoluut intact blijven en dat hun
slachtoffers worden aangetast. Kinderen zijn
niet meer, tenzij dat de hulpoorzaken sterk mede
werken. Deze hulpoorzaken zijn: groote ver
moeidheid, sterke afwisseling van temperatuur,
vermidnering van lichamelijke weerstand. Ook
plotselinge verandering in de leefwijze werkt de
nekkramp in de hand en dit is waarschijnlijk
een der oorzaken dat vele soldaten, vooral recru-
ten, worden aangetast. Voor deze laatste denke
men, behalve aan de verandering van leefwijze,
vooral bevattelijk, menschen boven 25 jaar bijna
ook aan vermoeidheid, minder groote zindelijk
heid der woonlokalen en de grootere kans op
overbrenging uit besmette huizen, daar elke
soldaat in de kazerne als het ware een familie,
een huis vertegenwoordigt. De sterk afwisse
lende temperatuur zou oorzaak zijn, dat de
ziekte ook veel bij mijnwerkers voorkomt.
Is nekkramp geconstateerd, dan worden de
personen in de onmiddellijke omgeving onder
zocht, of zij ook bacillendragers zijn. Dit is
vooral noodig, omdat juist deze menschen de
gevaarlijke personen zijn.
Wij zullen er niet verder over uitweiden. Er
is toch geen ernstiger kwaal dan de „Imagina-
ria", d. i. de inbeelding dat men ziek is. Hoe
veel dokters weten daarvan mee te praten? En
nu hopen wij van harte dat deze korte uiteen
zetting niet dit ongewenschte resultaat heeft, dat
morgen een aantal onzer lezeressen of lezers
naar hun dokter loopen in de stellige overtui
ging, dat zij lijdende zijn aan nekkramp.
De groote vrees toch voor die ziekte is abso
luut ongegrond. En een lichte influenza of ver
koudheid maakt nog geen nekkramp.
Bovendien, al is de naam nieuw: de ziekte is
het niet. Nekkramp is niet anders dan een an
dere naam voor hersenvliesontsteking of menin
gitis, veroorzaakt door de meningokokkus.
Deze sinjeur is in 1886 „ontdekt", niet uit-
fevondendoor Weichselbaum. Maar meer dan
onderd jaar geleden heerschte er reeds een epi
demie van die ziekte te Genève, die keurig be
schreven is.
Een nieuwigheid is zij dus niet. Mogen deze
enkele bijzonderheden dan alleen tot resultaat
hebben dat iedereen die voorzorgsmaatregelen
neemt, die in het belang van zijn gezondheid
kunnen zijn.
Vooral zij men vcoorzichtig voor kinderen
die, zooals gezegd, zeer besmettelijk zijn. Zelf
is men zeer dikwijls gezond, hoewel bacillendra
ger, doch zoo licht brengt men de ziekte over;
men kusse daarom de kinderen nooit op den
mond; men bijte b.v, niet in een boterham of in
'n vrucht en geve het daarna den kinderen enz.
Wij vergaten nog te vertellen, dat meningitis
vooral in het voorjaar optreedt. In de maand Mei
doen zich in den regel weinig gevallen meer voor.
Een reden te meer dus om zich niet noodeloos
ongerust te maken.
In een dezer dagen gehouden vergadering
van „Het Nederlandsche Kankerinstituut"
hield Prof. W. M. de Vries een belangrijke
rede over de verbreiding ©n toeneming van
de kankerziekte. Aan het verslag daarover
in de Tel. ontleenen wij het volgende:
In 1900 werd in Nederland het aantal
kankerlijders op 15 October op 1460 ge
schat; in dat jaar echter stierven 4733 men
schen in Nederland aan kanker, de schat
ting van liet aantal lijders is zeker te laag.
De statistieken geven weliswaar zeer be
langrijke gegevens aangaande de ziekte, zij
geven echter geen zuiver beeld van het aan
tal kankergevallen, dat zich bij de bevolking
voordoet en evenmin van de verdeeling van
den kanker over de verschillende organen.
Wil men dus weten, hoe veelvuldig de kan
ker bij de bevolking voorkomt, dan heeft
men de sterftestatistieken te raadplegen.
Deze leeren ons verschillende dingen. In
Nederland stierven in 1915 79.613 menschen,
daarvan C939 aan kanker, d.i. 10.83 per lO.OOQ
inwoners. Deze cijfers worden alleen over
troffen door de iongtuberculo.se, met 7039
overledenen, d.i. 11.01 per 10.000 inwoners.
In Amsterdam stierven in 1913 736 men
schen aan kanker. Kanker is dus een belang
rijke ziekte.
Verder blijkt, dat er duidelijk verband be
staat met den leeftijd. Slechts ongeveer 4
pCt. der sterfgevallen aan kanker komen
beneden het 40ete jaar voor. Spreker ver
toont eenige grafische voorstellingen, waar
uit blijkt, dat sterfte aan kanker van ver
schillende organen (vooral maag) sterk stijgt
met liet toenemen vau den leeftijd tot in
lioogen ouderdom toe.
In de derde plaats blijkt, dat nagenoeg
overal de kankersterfte geregeld hooger
wordt, en het is de vraag of deze toeneming
echt is of schijnbaar; mén was wel geneigd
om aan te nemen, dat de vermeerdering
van de kennis aangaande den kanker/meer
gevallen dan vroeger als zoodanig deed her
kennen, zoodat gevallen, die vroeger onder
een andere diagnose werden geboekt,, thans
als kankergevallen worden herkend; de toe
neming zou dan een schijnbare zijn. Het is
niet onbelangrijk dat. zooals de statisticus
Hoffmann vermeldt, dit zelfde largument reeds
in 1844 gebruikt is, om de toenmaals waar
genomen stijging in de kankersterfte te ver
klaren.
Ook blijkt, dat in verschillende landen de
kankersterfte verschillend is. Zwitserland en
Nederland geven de hoogste cijfers, Spanje,
Hongarije, Japan belangrijk lagere. Ook in
ons land zijn belangrijke verschillen waar
te nemen, het grootst tusschen Friesland en
Limburg. Ook hier valt te denken aan de mo
gelijkheid, dat ruimere geneeskundige hulp
den kanker-in sommige streken veelvuldiger
doet herkennen dan in andere, en dat ook
deze verschillen schijnbaar zouden zijn.
Spreker noemde eenige argumenten, die er
voor pleiten, dat de kankersterfte inderdaad
toeneemt. De verbetering in de diagnostiek
is niet te miskennen; baar invloed zal zich
echter vooral uiten in een vroeger herken
nen der kankergevallen. De diagnose op het
eind van het leven echter, als de ziekte ver
js voortgeschreden, is niet zóó moeilijk, dat
de medicus van 25 jaar geleden haar zóó
veel minder goed zou stellen dan thans.
Ook blijkt uit het onderzoek van dr. Deel
man, dat in de laatste 25 jaren de kanker
sterfte in sommige streken van ons land
maar weinig, in andere zeer belangrijk is
gestegen. Zou men dan moeten aannemen,
dat in de eerstbedoelde gedeelten van ons
land de doktoren vroeger reeds ongeveer
knap als nu waren, olthans nog ongeveer
even dom als toen zijn?
Ook in de wijze, waarop de carcinoom in
verschillende landen over de verschillende
organen is verdeeld, kan men een argument
vinden voor de meening, dat deze verschillen
niet schijnbaar, maar°écht zijn.
Spreker vroeg ten slotte of er reden voor
ongerustheid zou zijn, indien mocht blijken,
dat de kanker inderdaad toeneemt, en in de
eene streek meer het eene orgaan, in de an
dere streek meer het andere orgaan aantast;
hij meent, dat dit niet het geval behoeft te
zijn. Juist de verschillen die men vindt, zul
len ons kunnen helpen ontdekken, welke fac
toren deze verschillen beheerschen, en een
aanwijzing kunnen geven, welke de oorzaken
zijn, die de ziekte zelve doen ontstaan.
Een nauwkeurige en vooral gedetailleerde
kennis van de verbreiding ©n de toename
van den kanker behoort dus tot de belang
rijkste zaken in het kanker-vraagstuk.
Uit HET CENTRUM:
Niet zonder ironie schrijft de N.ROrt.
onder haar Kamer-o verzicht van Vrij
dag! 1.1.
Bijna vergaten wij nog ©en bagatel.
De Kamer heeft z.h.e. het buitengewoon
crediet van 127 millioen voor de zes eersto
maanden van het loopende jaar toege
staan.
Een dergelijke melding van een derge
lijk besluit over- een dergelijk bedrag wordt
gedaan in een simpel nootje, gedrukt met
kleine letter', aan den voet van een ver
slag, dat twee kloek© kolommen lang is
en wijdloopig velerlei motie-geschermutsel
behandelt.
Het „bagatel" van 127 millioen was daar
bij haast vergeten I
Zulk een nootje is inderdaad wel ge
schikt, zoowel door zijn vorm, ais door zijn
inhoud om een beeld to gieven van den
huidigen toestand en zijn geheel abnor-
malo eischen.
Di het program der katholiek© Staats
partij dat toch nog pas twee tientallen
van jaren oud is, leest men onder para
graaf III: „De vraag moot worden onder
zocht of bij den tegenwoordige» stand van
zaken een uitgave van meer dan twintig
millioen 'sjaars voor het leger gewet
tigd is-"
Nu kan men de omstandigheden van 1897
niet vergelijken met die van thans, en
evenmin een gewoon begrootings-cijfer
met een buitengewoon crediet.
Maar wanneer meu nagaat welke enor
me bedragen omstreeks driekwart mil
liard de mobilisatie nu reeds heeft ge-
eischt, en hoe voor dien tijd de uitgaven
aan Oorlog en Marino regelmatig omhoog
gingen, dan zal toch een ieder moeten
gevoelen en erkennen, dat wij voor een
alles o ver heer schend vraagstuk zijn
komen te staan.
De vraag nl., of men, zoodra de buiten
gewone omstandigheden van thans zullen
hebben opgehouden, door zal gaan met in
stormpas den wedloop in oorLogsuitrusting
voort te zetten, (dan wel, of men ""heil1 zal
zoeken, zjj 't dan lange lijnen van ge
leidelijkheid, in beperking en ontwa
p e n i n g.
Vooral voor de kleine Staten, wien uit
den aard der zaak de zeven-mij ls-Laarzen
der g-roote mogendheden niet passen, klemt
deze vraag.
Of het een zal moeten geschieden, of
het ander.
Er is geen tusschen weg.
En ook Nederland ziet zich voor dlit di
lemma moeilijk, maar onvermijdelijk als
alle dilemma's geplaatst.
DE MISDAAD VAN HERODES.
In den Weenschen gemeenteraad Is bij een
debat over jeugdverzorg'ing en bevolkingspo
litiek van katholieke zijde het stelsel der
kinderbeperking gebrandmerkt als „de mis
daad van Herodes."
Tf ekenender woord is over deze heil too ze
zaak nooit gebruikt. Het Is evenveel waard
als een boekdeel vol zware argumenten.
En waarom
Omdat het recht afgaat op de kern der
zaak: Nieuw-Malthusianisme is moord en af
keer van Christus.
De „N. HLB. CRT.", die deze aangialegenr
he id bespreekt, heeft dit nader uiteengezet:
„Herode3 liet de kinderen dooden omdat
hij zichzelf zocht, zijn levensgenot wilde ver
dedigen en tegelijk en ook daarom Christus
haatte en vreesde.
Juist zoo is het met het nieuw-malthuslanis-
me gesteld.
Het zoekt zichzelf, wil het levensgenot
der engoisten doen voortduren en haat en
vreest daarom Christus, die niet alleen ge
zegd heeft: „laat de kleinen tot mij komen"
en h un dus zeker de kans om met een on
sterfelijke ziel geboren te worden niet wil
de onthouden zien, maar die ook in woord
en voorbeeld de wet der zelfverloochening
hoeft gepredikt, het dragen van het dage-
lijksch kruis en het vluchten van datgene
wat de zelfzucht aankweekt, waaronder juist
het levensgenot, in den slechten zin geno
men, een eerste plaats inneemt."
Wanneer men nu het kwaad en de kwaal
eenmaal zoo zuiver geteekend heeft is ook
vanzelf aangeduid van waar het geneesmid
del moet komen. Van de godsdienstige ver
heffing van het volk.
VERSPREIDE BERICHTEN
HET OORLOGSDOEL DER SOCIAAL
DEMOCRATEN.
De „Vorwarts" heeft een hoofdartikel getiteld
„Kreislauf', waarin het blad belangrijke mede-
deelingen doet. Het acht namelijk Oostenrijks
verklaring aan de Russische vredespartij geen
annexatie van Russisch grondgebied ook voor
Duitschland bindend. De annexatieplannen in
het Oosten zijn daarmede volgens het blad, afge
daan. Vlaanderen en het ertsbekken van Longwy-
Brieu, is Oostenrijk niet het lijf van één enkelen
landstonner waard.
Merkwaardig is, dat de Vorwarts hier veider
gaat dan feitelijk Oostenrijk ging, want dat land
verklaarde alleen, van alle annexatie in Rusland
af te zien.
Het blad betoogt dan verder, dat Oostenrijk en
Rusland beide den oorlog van harte moe zijn
en dat Oostenrijk er voor bedankt, verder voor
Duitschland te oloeden.
De politieke taak der Duitsche arbeiders is
derhalve, besluit het blad, volkomen duidelijk:
Zij moeten een krachtigen druk op hun Regee
ring uitoefenen, opdat deze het onwaardige ver
stoppertje-spelen opgeeft en der wereld zegt, hoe
de zaak staat. Hetzelfde moet dan geschieden m
Engeland en Frankrijk, meent zij, om den vrede
tot stand te brengen.
DE WERELDOOGST.
Het Internationale Landbouwbureau in Rome
bericht, dat de stand van de wintertarwe in
Frankrijk, Italië, Zwitserland, Egypte, Groot-
Brittannië en in de Vereenigde Staten middel
matig is; die van rogge is middelmatig in Frank
rijk, Italië, Zwitserland en de Vereenigde Staten;
van gerst middelmatig in Frankrijk, Italië, Zwit
serland en in Egypte. De stand van haver is
middelmatig in Italië, de Vereenigde Staten,
Frankrijk en Ierland.
DE BESCHIETING VAN REIMS.
De correspondent van de „Frf. Ztg." op
het Westelijk oorlogstooneel geeft de volgen-
de verklaring over de beschieting van Reims
door de Duitsche artillerie, welke wij natuur
lijk voor zijne rekening laten:
„De oude, schoone Fransohe kromngestad
verzinkt langzaam tot puin en asob. Waar
om? Aangezien de Franschen het zoo willenl
Ruim twee en een half jaar hebben de in
woners van Reims rustig in de schaduw
hunner oude kathedraal kunnen huizen,. ,D©
Duitsche batterijen ontzagen de binnenstad
en bepaalden zich er toe slechts nu en dan
eenige salvo's te lossen in de richting van
enkele punten van het stadssilhouet, die te
gemakkelijk voor militaire doeleinden zouden
kunnen worden benut. Bij den aanvang van
Jen 'stag aan üe Aisne moest- iedere lany
moedigheid worden opgegeven, en bij het ir
treden dezer nieuwe fase van den strijd heej
het Fransche legerbestuur dan bok bevc
gegeven tot eene gedwongen ontruiming de
stad door de burgerbevolking. Een gedeeltl
der inwoners weigerde evenwel hunne vadeJ
stad te verlaten.
Niettemin, Reims staat in brand!
scbe artillerie heeft de k&thedr.-
uiterste ontzien, doch de houdimr apt
sche legerleiding noodzaakte haar dc_e jnii
teit te laten varen. Het aantal treffers del
1'ransche batterijen nam voortdurend toe. el
ten slotte, kon men in het Duitsche katjfl
met beslistheid constateeren, dat een Fra
artillerie-waarnemer, zich op een platfor
op een der torens van de kathedraal ha
geïnstalleerd. Toen dit Teit eenmaal was vast
gesteld, duurde het niet lang of de toren}
der kathedraal waren door het Duitsche ar
tillerievuur getroffen. Ook andere punter, de}
stad die als waarnemingspost dienst kondei
doen, zooals kerktorens, fabrieksschool-- fei
nen, enz. werden onder vuur genomen, doe]
hun aantal is zoo groot, dat zij onmoge!
alle onschadelijk kunnen worden gèmaa
Even groot is het aantal Fransche batterijc
die niet in het voorterrein buiten de sta-'l
doch in de binnenstad zelf zijn opges
Alom treft men batterijen aan, tusschen
puinhoopen van huizen, alsmede in par
en tuinen.
„Ziet u zelf," zeide een stafofficier to; n.
terwijl hij op de kaart wees, „hoe vele b
terijen van het lichtste tot het zwaarste
Liber, wij alleen in het noordelijke sta
deelte reeds hebben ontdekt!"
'Behalve deze massa's artillerie verzami.
de Franschen ook hunne troepenreserves i
de vesting. De kelders in het bijzonder t.J
champagnekelders bieden de gereedstaan
de divisies een veilig onderkomen. Ui: ka
natuurlijk niet worden geduld, en zoo ver}
zinkt het eene huis na het andere in pui
JAPAN EN NEDERLAND.
De „Tel." heeft een onderhoud gek
den Japanschen gezant alhier, E c cell ent e
Otchiai, over de betrekkingen tussehe Ja
en Nederland.
„In de eerste plaats vroegen wij Z. E l
diu betrekkingen gedurende d n oorlo
hadden geleden. «-
Het antwoord van den gezant lu M' a
volgt:
„De relaties tusschen de twee lan.~ z. f
steeds van zeer vertrouwelijken en vricn
schappelijken aard geweest. Zij zijn van ou.ej»
datum en hebben gedurende d n oorl:g net,
van haar vroegere kartel ij klie.d in et-
Wij informeerden vervolgens naar d gevoel
lens van het Japanscfee volk voor h t- N der
landsche.
Z. Exc. beantwoordde de v aag op do vob
gende wijze:
„Bijna drie eeuwen lang en wel van 16 ii
af,'dateeren de vriendschapsbanden tusscii
Nederland en Japan, locals bekend is, \vn f
Nederland van 1637 tot 1834 de eenige We
tersche staat, wiens onderdanen me. Jam;
mochten luuócLcldrijven en d<^i Japanse
bodem betreden. Het zijn Nederland-c-l'o o
dsrdanen geweest, die g -durend d en l,.d d
Europcescke cultuur in Japan bekend m
ten. Daaruit spruit het gevoe! v.tn bar -,
heid en vriendschap voort, dat d Japan
voor do Nederlandsche nat e koestert. M.. il
persoonlijke ervaring heeft mij gelen d itlft dg
naam „Olanda" onder ons voik n et; va z*-d
bekenden en goeden klank heeft ve: or
Deze, ik mag gerust zeggen, traditione,-!^
vriendschap bestaat nog to: op den liuui g -
dag."
Up ouzo vraag oT men m toonaangevem
Japansche kringen vee! waarde had geheel
aan het ten onzent bekende geschrijf van cl'
publicist Yosaburo Tak -kos'.ii antwoordd
gezant:
„Het bewuste geschrijf heelt in Japan g
weerklank gevonden. Men kende dan aut u
en nam er geen notitie van. Geheel ami m
werd het echter, toen men bemerk;e. v ie.
schee ve indrukken de toenmalige opste Ir
o.a. van Takekoshi, veroorzaakten in ir t 1 sik
waarmee wij op den meest vriendschappri ijj
ken voet verkeerden. Ten onrechte heeti nier
Takekoshi den titel van oud-minister toog.
dicht. De schrijver is vroeger lid van iu
Parlement geweest. Hij vervulde echter nm
nier de verantwoordelijke Letiekk.ng van mi
nister, noch van vice-minister aan een doef
departementen. Zijn publicaties weiden te
onzent scherp veroordeeld en algemeen af
gekeurd."
Wn vroegen dan gezant of er op t gc
bied van handel en industrie, van scheep
vaartverbindingen e. a. niet meer kon wor er
4
Middernacht. Toen ik eenige uren gele-
6den feezo regels schreef, hoorde ik tweemaal
«en zacht tikken op mijne kamerdeur.
Wat dwaasheid' Heb ik niet een oogenblik
««loofd, dat, daar alles voorbij was, haar
«ensklaps zou gaan verschijnen, om
.1 bet voriedon te verwijten1....
die mü^, ^«i-daad een soort van schim,
dercr m rde- Colette' Colette, met de klee-
inJranorde> met angstige oogen be-
daar 8 mofteIijk een leunstoel toeschoof
Va,J vreesde haar in zwijm te zullen zien
horf(", -i schudde het hoofd en sprak met
«ortende stem:
ik"tv-T?n'- neen> ik (zij drukte op dit woord)
waar ziek' maar rijIk zweer u, is liet
frE zij gaat sterven?"
Kinds,mijne eerste H. Communie, sprak Co
ne mij met u aan; deze aanspreking trof
me als herinnering aan vroegere dagen bijna
nog meer dan de gsstelde vraag. .Welke ,vree-
3elijke ontroering had zich dan toch van
haar meester gemaakt, dat zij zich in dit
opzicht vergat?
„U antwoordt niet," vervolgde zij.
Denkt u, dat ik de familie Barsannes verraden
zal? Kom, loop lm en. Ik liob zeer veel zaken
geraden. Zij heeft een verdriet gehad.
Welk weet ik niet; maar op den dag van den
storm is het gebeurd, dat is zekerNooit
heb ik een gelaat gezien als het hare, den
volgenden morgen.... En zij zeidc mij op zmk
een zonderlingen toon vaarwel' bawij dat
zij. wilde vertrekken. Misschien weet zij, da:
u haar niet bemint. 'Ach, wat ben fk maan
denlang! slecht geweest, door haar norseh
te behandelen. Ik geloof, dat zij, de af
stammelinge van een boerenknecht, hst lij
den minachtte. Beter dan uwe moeder, dan
u, ken ik haar; zij kan er aan sterven,
zij sterft er aan....
Ik keek Colette aan en was niet in staat
een woord uit te brengen. Zeker, ik wi t,
dat zij een vurig karakter verborg achter
den schijn van koele onverschdl gpe d, maai
ik kende ook haar afkeer voor Sabme; welke
afkeer voortkwam uit hare onbekendheid met,
mijn leedwezen over de verbreken verloving
met miss Eidel; doch haar woorden, haar
toon van spreken, haar gelaat drukten op
dit oogenblik geen afkeer uit, maar wel
onmetelijke en woeste smart.
Arme Colette, wat scheelt je dan toch
dezen avond," mompelde ik eindelijk.
Zij scheen mijne vraag niet te hooien.
Antwoord mij," sprak zij op dcnze'fden
hortenden toon. „is het waar, dat zij zeer
ziok is?"
xben ik bevestigend het hoofd boog, ver
borg zij haar gelaat in de handen:
U weet niet, neen, u kan n et weten,
wat zij vobr mij gedaan heeft... En tot tiet
einde toe heb ik mij hard en ondankbaar
getoond.... Ik za! het mij zelve neoit verge
ven... En u, verwijt u u ze!ven niet;? Zij
was niet gelukkig op Barsannes' Dat zaL zoo
niet eindigen' Zij moet leven; zij moet terug-
keeren; u moet haar beminnen. Ik, ik, uw
oude Colette, ik zeg het u...."
Toen sloot zij mij in haar armen, evenals
in mijn jeugd, drukte een hartstochtelijken
kus op mijn voorhoofd en verdween......
XIII.
NOTITIEBOEKJE VAN HERBERT.
Iti ofted©*' ontmoet, die, zoodra hij mij'
zag, doodsbleek werd, de arme mant Ik ging
voorbij, zonder hem aan te spreken, maar
hij stak mij de hand toe.
„Heeft u heden tijding ontvangen?
„Ja, toestand onveranderd:"
„God en de H. Maagd kunnen haar red
den, heeft hij met vurigheid gezegd-'
Daarna zijn wij van elkander gescheiden.
„God cn de H. Maagd kunnen haar red
den!" Ja, ongetwijfeld; maar als ik in sa.;
bine's plaats was, zou ik Bever sterven.
Twee eeuwen sinds ik deze laatste reg
heb geschreven? Neen, twee dagen, ma-
twee dagen.En ik word door gewetenv
wroeging verteerd 1 En ik wil met, dat zij
sterft! En ik gevoel ontroering, als ik aan
haar denk!
Misschien ben ik dwaasl Vooral ben ik vree
sdij k ongelukkig; des te meer ongelukkig,
omdat ik mijn hart aan niemand kan openen.
Bij het bed, waarover de dood gebogen staa
heeft mijn oom den tijd nietmijne.lmnwii
te lezen. Zou hij des ondanks den tijd nemen,
dan zou hjj mijn leedwezen wel' wat laat ach
ten. Mijne moeder zou met nrij spottend» no
erger, jaloersch worden op dit kind pat
Haan.
Z. Exo. meende, dat het buitengewoon a n
bevelenswaardig was om die betrekkingen
verbeteren en uit te breiden. Om dit d"«
bereiken moesten deskundigen de toestand
ter plaatse beetudeeren. Op die wijze ko
handel, Industrie en scheepvaart tussc en Ja
uan en Nederlands oh Oost-Indie bevordert I
worden ten bate van beide landen. D gezan I
was overtuigd, dat Nederlandsche deekurul,
gen, die Japan voor dat doel wenschten te Ik
den dood worstelt. Zdj volgt mij reeds me
argwanenden blik, alsof mijn gelaat rnijnj
innerlijke gedaanteverwisseling weerkaatst-, H
ontvlucht haar zooveel mogelijk, want in
verwarring, welke zich van nnj
maakt, zou elke opmerking van haai mi
onverdraaglijk Zjjh.
Wat te er dan to oh wel noodig^ gewces
om mij aldus te schokken Weinig ziwks
Eenig© blaadjes, op den dag van den storn
opgeraapt met de punt van *ijn wandtd
stok en dezen morgen onder een atapel dag
bladen teruggevonden. Dexst heb ik me
ïaamlooze minachting en bitterheid 8^°^
Dit kostachooljuffertje,
oordeel uit te apreken ovw
onze vrienden, mijne i
datesr een fijne opmerkeoagavia en ®bd «ete
oordeel uit deze bladzijde» Btok
lijk Hoe het te zeggen? Bae» Ut gekcine
was aanwat Cblette betreft, is de slufc
voor mijne oogen eensklaps gescheurd..-.
fWorü!