Htm MAIL. GBUftANT BUITENLAND BINNENLAND WARE ADELüGM 2LT2ppen.6n b;eek> zo°bleek'dat lets over Nekkramp. De Kanker als volksziekte. WAT DE PERS ZEGT FEUILLETON Woensdag 9 Mei Tweede Blad Nekkramp is een ziekte, die vroeger hier onder dezen naam. niet bekend was, maar in den laatsten tijd veelvuldig voor komt. Haast geen dag gaat er voorbij of er zouden gevallen van nekkramp te rapporteeren ?'ln enj dikwijls met doodelijken afloop. Alleen m Maart kwamen 70 gevallen voor, waarvan dit moge tot geruststelling dienen slechts met doodelijken afloop. Wellicht dat bijzonderheden over de weinig bekende, en daarom zoo angstwekkende ziekte, kunnen medewerken om de bevattelijkheid voor de ziekte te verminderen. Want een krachtig W'.l zeggen niet belangrijkste voorbehoedmid del is het weerstandsvermogen van het lichaam. Dit nu wordt sterk verzwakt door 'n overdreven vrees voor de ziekte, een vrees, die bovendien ongegrond is. Wel is nekkramp een besmettelijke ziekte, maar lang niet in die mate ais cholera of pest b. v. De bacterieën, die de ziekte veroorzaken de meningokokken zijn uiterst teer. Buiten het menschelijk lichaam sterven zij bijna onmid dellijk. Zoo gaf onderzoek van flaconnetjes met ruggemergsvocht nooit resultaat, als ze per post naar Utrecht waren gezonden. Zij moeten door personen worden overgebracht om op tem peratuur 37 gr. te kunnen blijven. Hieruit volgt dat men niet anders besmet kan worden dan door een vrij onmiddellijke aan raking met iemand, die de meningokokken tot gast heeft in zijn lichaam. Dat wil zeggen dat besmetting door eetwaren of voorwerpen, bijna niet plaats heeft. Met de cholera-bacillen is dat anders, zooals men weet; deze tieren vooral in 't water èn weten zich een weg te banen naar het lichaam door middel van het drinkwater of door middel van de voorwerpen, die in besmet water zijn omgespoeld of gewasschen. Waar huizen nu de nekkramp-bacillen: de meningokokken? De beantwoording van die vraag is ook van belang voor de beoordeeling der mate en van de wijze van besmetting dezer ziekte. De nekkramplijders dragen de fatale diertjes in de vloeistof tusschen hersen- en rug- gemergsvliezen. Hoe zij daar komen is nog niet niet zekerheid vastgesteld, doch men vermoedt dat zij uit de neus-keelholte (achter in de keel) zich een weg naar de hersenen banen, door mid del van het bloed of door kleine weefselspleten. Dit staat vast: dat lijders aan nekkramp geen meningokokken meer in de keel hebben en dus ook niet besmettelijk zijn. Dit is zoo sterk dat onlangs dokter Aldershof verklaarde nekkramp lijders wanneer dat noodig mocht zijn, tusschen andere zieken te durven leggen. Maar de ge vaarlijke menschen zijn de bacillendragers, de ïezonden, die de meningokokken in de keel lebben. Al lachende, pratende, hoestende en niezende verpen zij de gevaarlijke beestjes naar buiten. In de lucht blijven zij nog wat zweven, worden wellicht ingeademd, misschien is er zelfs een vriendelijk mensch die ze zijn buurman onmid dellijk in den mond niest of hoest, en één bacil, die den overtocht levend volbrengt, kan in de keel van zijn nieuwen gastheer een nieuwen haard van besmetting vormen, die op zijn beurt enz. De verschijnselen der ziekte worden als volgt in „Rofcjah" beschreven: Ofschoon meestal jonge menschen door nek kramp worden aangetast, worden oudere niet gesnaard en kan de ziekte zelfs op 60-jarigen leeftijd en later voorkomen. In den regel wordt het eerste opgemerkt, dat iemand, die anders volkomen gezond was, droomerig begint te wor den of liever minder opmerkzaam dan anders. In piaais van opgewekt zijn plicht te doen, ge voelt hij lust om in een gemakkelijken stoel zich neer te zetten, met zijn hoofd achterover en als men hem vat vraagt, geeft hij half slaperig antwoord. Hij gevoelt zich niet lekker, maar over bepaalde hoofdpijn klaagt hij in den regel niet. In deze periode heeft hij reeds een lichte tempe- ratuursverhooging, de patiënt maakt over het geheel den indruk van iemand, die een heel gewone influenza heeft. Al spoedig volgt echter <-en zwaarder hoofdpijn begint patient te klagen over pijnen in andere deelen van het lichaam, vooral in den rug en de beenen. Zooals men ziet, vertoonen de verschijnselen weinig bijzonders, waardoor men aan nekkramp zou kunnen denken In vele gevallen ontstaat dan echter een verschijnsel dat in bijzondere mate verdacht is, hoewel het niet den doorslag geeft: de patiënt braakt namelijk eene vloeistof met lichtgroene kleur. Dit braken geschiedt zonder veel inspanning, zooals in den regel het geval is bij braken, dat door prikkeling van de hersenen ontstaat. Zoodra men dit groene braaksel waar neemt, heeft men een zeer belangrijk verschijn sel, waarbij men altijd aan de mogelijkheid van nekkramp moet denken. De koorts blijft bestaan, maar behoeft niet hoog te zijn, soms heeft men plotseling rijzen van de temperatuur, maar zonder koude rillin gen. De pijnen over het geheele lichaam en vooral in de beenen nemen dan toe en kunnen soms zoo hevig worden, dat men ternauwernood eenig deel van 't lichaam kan aanraken, zonder dat de patiënt het uitschreeuwt van de pijn. Ook wordt de hoofdpijn erger en is bijna niet uit te houden, de patient wordt suffer en suffer en men kan soms ook krampen of stuipen verwachten. De dood kan m drie of vier dagen intreden; wan neer de patiënt echter goed behandeld wordt, kan de ziekte nog eenigen tijd duren, soms een week of tien dagen, en soms nog tot zes weken of zelfs langer. Indien de verschijnselen van nek kramp voortduren, dan kan de dood elk oogen- blik intreden. In de eerste periode van de ziekte is genezing altijd mogelijk, ook als men met ee" ernstige graad van infectie te doen heeffr~Somrmge patiënten kunnen nog twee of 3 maanden blijven leven terwijl de verschijnselen van ontsteking blijven bestaan. Van de acute gevallen sterven de meeste patiënten echter heel spoedig, terwijl slechts enkele genezen na een ziekte van twee of drie weken. In het begin der ziekte komt, behalve het ge wone braaksel, nog een ander verschijnsel voor, dat zeer dikwijls ook zeer verdacht is voor de ziekte. De patiënt heeft namelijk kleine blaasjes, zoogenaamde herpes, op de lippen, zooals dit ook" bij longontsteking pleegt voor te komen. Soms heeft hij bovendien ook nog uitslag op andere deelen van het lichaam, waaraan de medicus altijd bijzondere aandacht wijdt. Niet alle bacillendragers worden door nek kramp aangetast. Zeer dikwijls komt het voor dat de besmetten absoluut intact blijven en dat hun slachtoffers worden aangetast. Kinderen zijn niet meer, tenzij dat de hulpoorzaken sterk mede werken. Deze hulpoorzaken zijn: groote ver moeidheid, sterke afwisseling van temperatuur, vermidnering van lichamelijke weerstand. Ook plotselinge verandering in de leefwijze werkt de nekkramp in de hand en dit is waarschijnlijk een der oorzaken dat vele soldaten, vooral recru- ten, worden aangetast. Voor deze laatste denke men, behalve aan de verandering van leefwijze, vooral bevattelijk, menschen boven 25 jaar bijna ook aan vermoeidheid, minder groote zindelijk heid der woonlokalen en de grootere kans op overbrenging uit besmette huizen, daar elke soldaat in de kazerne als het ware een familie, een huis vertegenwoordigt. De sterk afwisse lende temperatuur zou oorzaak zijn, dat de ziekte ook veel bij mijnwerkers voorkomt. Is nekkramp geconstateerd, dan worden de personen in de onmiddellijke omgeving onder zocht, of zij ook bacillendragers zijn. Dit is vooral noodig, omdat juist deze menschen de gevaarlijke personen zijn. Wij zullen er niet verder over uitweiden. Er is toch geen ernstiger kwaal dan de „Imagina- ria", d. i. de inbeelding dat men ziek is. Hoe veel dokters weten daarvan mee te praten? En nu hopen wij van harte dat deze korte uiteen zetting niet dit ongewenschte resultaat heeft, dat morgen een aantal onzer lezeressen of lezers naar hun dokter loopen in de stellige overtui ging, dat zij lijdende zijn aan nekkramp. De groote vrees toch voor die ziekte is abso luut ongegrond. En een lichte influenza of ver koudheid maakt nog geen nekkramp. Bovendien, al is de naam nieuw: de ziekte is het niet. Nekkramp is niet anders dan een an dere naam voor hersenvliesontsteking of menin gitis, veroorzaakt door de meningokokkus. Deze sinjeur is in 1886 „ontdekt", niet uit- fevondendoor Weichselbaum. Maar meer dan onderd jaar geleden heerschte er reeds een epi demie van die ziekte te Genève, die keurig be schreven is. Een nieuwigheid is zij dus niet. Mogen deze enkele bijzonderheden dan alleen tot resultaat hebben dat iedereen die voorzorgsmaatregelen neemt, die in het belang van zijn gezondheid kunnen zijn. Vooral zij men vcoorzichtig voor kinderen die, zooals gezegd, zeer besmettelijk zijn. Zelf is men zeer dikwijls gezond, hoewel bacillendra ger, doch zoo licht brengt men de ziekte over; men kusse daarom de kinderen nooit op den mond; men bijte b.v, niet in een boterham of in 'n vrucht en geve het daarna den kinderen enz. Wij vergaten nog te vertellen, dat meningitis vooral in het voorjaar optreedt. In de maand Mei doen zich in den regel weinig gevallen meer voor. Een reden te meer dus om zich niet noodeloos ongerust te maken. In een dezer dagen gehouden vergadering van „Het Nederlandsche Kankerinstituut" hield Prof. W. M. de Vries een belangrijke rede over de verbreiding ©n toeneming van de kankerziekte. Aan het verslag daarover in de Tel. ontleenen wij het volgende: In 1900 werd in Nederland het aantal kankerlijders op 15 October op 1460 ge schat; in dat jaar echter stierven 4733 men schen in Nederland aan kanker, de schat ting van liet aantal lijders is zeker te laag. De statistieken geven weliswaar zeer be langrijke gegevens aangaande de ziekte, zij geven echter geen zuiver beeld van het aan tal kankergevallen, dat zich bij de bevolking voordoet en evenmin van de verdeeling van den kanker over de verschillende organen. Wil men dus weten, hoe veelvuldig de kan ker bij de bevolking voorkomt, dan heeft men de sterftestatistieken te raadplegen. Deze leeren ons verschillende dingen. In Nederland stierven in 1915 79.613 menschen, daarvan C939 aan kanker, d.i. 10.83 per lO.OOQ inwoners. Deze cijfers worden alleen over troffen door de iongtuberculo.se, met 7039 overledenen, d.i. 11.01 per 10.000 inwoners. In Amsterdam stierven in 1913 736 men schen aan kanker. Kanker is dus een belang rijke ziekte. Verder blijkt, dat er duidelijk verband be staat met den leeftijd. Slechts ongeveer 4 pCt. der sterfgevallen aan kanker komen beneden het 40ete jaar voor. Spreker ver toont eenige grafische voorstellingen, waar uit blijkt, dat sterfte aan kanker van ver schillende organen (vooral maag) sterk stijgt met liet toenemen vau den leeftijd tot in lioogen ouderdom toe. In de derde plaats blijkt, dat nagenoeg overal de kankersterfte geregeld hooger wordt, en het is de vraag of deze toeneming echt is of schijnbaar; mén was wel geneigd om aan te nemen, dat de vermeerdering van de kennis aangaande den kanker/meer gevallen dan vroeger als zoodanig deed her kennen, zoodat gevallen, die vroeger onder een andere diagnose werden geboekt,, thans als kankergevallen worden herkend; de toe neming zou dan een schijnbare zijn. Het is niet onbelangrijk dat. zooals de statisticus Hoffmann vermeldt, dit zelfde largument reeds in 1844 gebruikt is, om de toenmaals waar genomen stijging in de kankersterfte te ver klaren. Ook blijkt, dat in verschillende landen de kankersterfte verschillend is. Zwitserland en Nederland geven de hoogste cijfers, Spanje, Hongarije, Japan belangrijk lagere. Ook in ons land zijn belangrijke verschillen waar te nemen, het grootst tusschen Friesland en Limburg. Ook hier valt te denken aan de mo gelijkheid, dat ruimere geneeskundige hulp den kanker-in sommige streken veelvuldiger doet herkennen dan in andere, en dat ook deze verschillen schijnbaar zouden zijn. Spreker noemde eenige argumenten, die er voor pleiten, dat de kankersterfte inderdaad toeneemt. De verbetering in de diagnostiek is niet te miskennen; baar invloed zal zich echter vooral uiten in een vroeger herken nen der kankergevallen. De diagnose op het eind van het leven echter, als de ziekte ver js voortgeschreden, is niet zóó moeilijk, dat de medicus van 25 jaar geleden haar zóó veel minder goed zou stellen dan thans. Ook blijkt uit het onderzoek van dr. Deel man, dat in de laatste 25 jaren de kanker sterfte in sommige streken van ons land maar weinig, in andere zeer belangrijk is gestegen. Zou men dan moeten aannemen, dat in de eerstbedoelde gedeelten van ons land de doktoren vroeger reeds ongeveer knap als nu waren, olthans nog ongeveer even dom als toen zijn? Ook in de wijze, waarop de carcinoom in verschillende landen over de verschillende organen is verdeeld, kan men een argument vinden voor de meening, dat deze verschillen niet schijnbaar, maar°écht zijn. Spreker vroeg ten slotte of er reden voor ongerustheid zou zijn, indien mocht blijken, dat de kanker inderdaad toeneemt, en in de eene streek meer het eene orgaan, in de an dere streek meer het andere orgaan aantast; hij meent, dat dit niet het geval behoeft te zijn. Juist de verschillen die men vindt, zul len ons kunnen helpen ontdekken, welke fac toren deze verschillen beheerschen, en een aanwijzing kunnen geven, welke de oorzaken zijn, die de ziekte zelve doen ontstaan. Een nauwkeurige en vooral gedetailleerde kennis van de verbreiding ©n de toename van den kanker behoort dus tot de belang rijkste zaken in het kanker-vraagstuk. Uit HET CENTRUM: Niet zonder ironie schrijft de N.ROrt. onder haar Kamer-o verzicht van Vrij dag! 1.1. Bijna vergaten wij nog ©en bagatel. De Kamer heeft z.h.e. het buitengewoon crediet van 127 millioen voor de zes eersto maanden van het loopende jaar toege staan. Een dergelijke melding van een derge lijk besluit over- een dergelijk bedrag wordt gedaan in een simpel nootje, gedrukt met kleine letter', aan den voet van een ver slag, dat twee kloek© kolommen lang is en wijdloopig velerlei motie-geschermutsel behandelt. Het „bagatel" van 127 millioen was daar bij haast vergeten I Zulk een nootje is inderdaad wel ge schikt, zoowel door zijn vorm, ais door zijn inhoud om een beeld to gieven van den huidigen toestand en zijn geheel abnor- malo eischen. Di het program der katholiek© Staats partij dat toch nog pas twee tientallen van jaren oud is, leest men onder para graaf III: „De vraag moot worden onder zocht of bij den tegenwoordige» stand van zaken een uitgave van meer dan twintig millioen 'sjaars voor het leger gewet tigd is-" Nu kan men de omstandigheden van 1897 niet vergelijken met die van thans, en evenmin een gewoon begrootings-cijfer met een buitengewoon crediet. Maar wanneer meu nagaat welke enor me bedragen omstreeks driekwart mil liard de mobilisatie nu reeds heeft ge- eischt, en hoe voor dien tijd de uitgaven aan Oorlog en Marino regelmatig omhoog gingen, dan zal toch een ieder moeten gevoelen en erkennen, dat wij voor een alles o ver heer schend vraagstuk zijn komen te staan. De vraag nl., of men, zoodra de buiten gewone omstandigheden van thans zullen hebben opgehouden, door zal gaan met in stormpas den wedloop in oorLogsuitrusting voort te zetten, (dan wel, of men ""heil1 zal zoeken, zjj 't dan lange lijnen van ge leidelijkheid, in beperking en ontwa p e n i n g. Vooral voor de kleine Staten, wien uit den aard der zaak de zeven-mij ls-Laarzen der g-roote mogendheden niet passen, klemt deze vraag. Of het een zal moeten geschieden, of het ander. Er is geen tusschen weg. En ook Nederland ziet zich voor dlit di lemma moeilijk, maar onvermijdelijk als alle dilemma's geplaatst. DE MISDAAD VAN HERODES. In den Weenschen gemeenteraad Is bij een debat over jeugdverzorg'ing en bevolkingspo litiek van katholieke zijde het stelsel der kinderbeperking gebrandmerkt als „de mis daad van Herodes." Tf ekenender woord is over deze heil too ze zaak nooit gebruikt. Het Is evenveel waard als een boekdeel vol zware argumenten. En waarom Omdat het recht afgaat op de kern der zaak: Nieuw-Malthusianisme is moord en af keer van Christus. De „N. HLB. CRT.", die deze aangialegenr he id bespreekt, heeft dit nader uiteengezet: „Herode3 liet de kinderen dooden omdat hij zichzelf zocht, zijn levensgenot wilde ver dedigen en tegelijk en ook daarom Christus haatte en vreesde. Juist zoo is het met het nieuw-malthuslanis- me gesteld. Het zoekt zichzelf, wil het levensgenot der engoisten doen voortduren en haat en vreest daarom Christus, die niet alleen ge zegd heeft: „laat de kleinen tot mij komen" en h un dus zeker de kans om met een on sterfelijke ziel geboren te worden niet wil de onthouden zien, maar die ook in woord en voorbeeld de wet der zelfverloochening hoeft gepredikt, het dragen van het dage- lijksch kruis en het vluchten van datgene wat de zelfzucht aankweekt, waaronder juist het levensgenot, in den slechten zin geno men, een eerste plaats inneemt." Wanneer men nu het kwaad en de kwaal eenmaal zoo zuiver geteekend heeft is ook vanzelf aangeduid van waar het geneesmid del moet komen. Van de godsdienstige ver heffing van het volk. VERSPREIDE BERICHTEN HET OORLOGSDOEL DER SOCIAAL DEMOCRATEN. De „Vorwarts" heeft een hoofdartikel getiteld „Kreislauf', waarin het blad belangrijke mede- deelingen doet. Het acht namelijk Oostenrijks verklaring aan de Russische vredespartij geen annexatie van Russisch grondgebied ook voor Duitschland bindend. De annexatieplannen in het Oosten zijn daarmede volgens het blad, afge daan. Vlaanderen en het ertsbekken van Longwy- Brieu, is Oostenrijk niet het lijf van één enkelen landstonner waard. Merkwaardig is, dat de Vorwarts hier veider gaat dan feitelijk Oostenrijk ging, want dat land verklaarde alleen, van alle annexatie in Rusland af te zien. Het blad betoogt dan verder, dat Oostenrijk en Rusland beide den oorlog van harte moe zijn en dat Oostenrijk er voor bedankt, verder voor Duitschland te oloeden. De politieke taak der Duitsche arbeiders is derhalve, besluit het blad, volkomen duidelijk: Zij moeten een krachtigen druk op hun Regee ring uitoefenen, opdat deze het onwaardige ver stoppertje-spelen opgeeft en der wereld zegt, hoe de zaak staat. Hetzelfde moet dan geschieden m Engeland en Frankrijk, meent zij, om den vrede tot stand te brengen. DE WERELDOOGST. Het Internationale Landbouwbureau in Rome bericht, dat de stand van de wintertarwe in Frankrijk, Italië, Zwitserland, Egypte, Groot- Brittannië en in de Vereenigde Staten middel matig is; die van rogge is middelmatig in Frank rijk, Italië, Zwitserland en de Vereenigde Staten; van gerst middelmatig in Frankrijk, Italië, Zwit serland en in Egypte. De stand van haver is middelmatig in Italië, de Vereenigde Staten, Frankrijk en Ierland. DE BESCHIETING VAN REIMS. De correspondent van de „Frf. Ztg." op het Westelijk oorlogstooneel geeft de volgen- de verklaring over de beschieting van Reims door de Duitsche artillerie, welke wij natuur lijk voor zijne rekening laten: „De oude, schoone Fransohe kromngestad verzinkt langzaam tot puin en asob. Waar om? Aangezien de Franschen het zoo willenl Ruim twee en een half jaar hebben de in woners van Reims rustig in de schaduw hunner oude kathedraal kunnen huizen,. ,D© Duitsche batterijen ontzagen de binnenstad en bepaalden zich er toe slechts nu en dan eenige salvo's te lossen in de richting van enkele punten van het stadssilhouet, die te gemakkelijk voor militaire doeleinden zouden kunnen worden benut. Bij den aanvang van Jen 'stag aan üe Aisne moest- iedere lany moedigheid worden opgegeven, en bij het ir treden dezer nieuwe fase van den strijd heej het Fransche legerbestuur dan bok bevc gegeven tot eene gedwongen ontruiming de stad door de burgerbevolking. Een gedeeltl der inwoners weigerde evenwel hunne vadeJ stad te verlaten. Niettemin, Reims staat in brand! scbe artillerie heeft de k&thedr.- uiterste ontzien, doch de houdimr apt sche legerleiding noodzaakte haar dc_e jnii teit te laten varen. Het aantal treffers del 1'ransche batterijen nam voortdurend toe. el ten slotte, kon men in het Duitsche katjfl met beslistheid constateeren, dat een Fra artillerie-waarnemer, zich op een platfor op een der torens van de kathedraal ha geïnstalleerd. Toen dit Teit eenmaal was vast gesteld, duurde het niet lang of de toren} der kathedraal waren door het Duitsche ar tillerievuur getroffen. Ook andere punter, de} stad die als waarnemingspost dienst kondei doen, zooals kerktorens, fabrieksschool-- fei nen, enz. werden onder vuur genomen, doe] hun aantal is zoo groot, dat zij onmoge! alle onschadelijk kunnen worden gèmaa Even groot is het aantal Fransche batterijc die niet in het voorterrein buiten de sta-'l doch in de binnenstad zelf zijn opges Alom treft men batterijen aan, tusschen puinhoopen van huizen, alsmede in par en tuinen. „Ziet u zelf," zeide een stafofficier to; n. terwijl hij op de kaart wees, „hoe vele b terijen van het lichtste tot het zwaarste Liber, wij alleen in het noordelijke sta deelte reeds hebben ontdekt!" 'Behalve deze massa's artillerie verzami. de Franschen ook hunne troepenreserves i de vesting. De kelders in het bijzonder t.J champagnekelders bieden de gereedstaan de divisies een veilig onderkomen. Ui: ka natuurlijk niet worden geduld, en zoo ver} zinkt het eene huis na het andere in pui JAPAN EN NEDERLAND. De „Tel." heeft een onderhoud gek den Japanschen gezant alhier, E c cell ent e Otchiai, over de betrekkingen tussehe Ja en Nederland. „In de eerste plaats vroegen wij Z. E l diu betrekkingen gedurende d n oorlo hadden geleden. «- Het antwoord van den gezant lu M' a volgt: „De relaties tusschen de twee lan.~ z. f steeds van zeer vertrouwelijken en vricn schappelijken aard geweest. Zij zijn van ou.ej» datum en hebben gedurende d n oorl:g net, van haar vroegere kartel ij klie.d in et- Wij informeerden vervolgens naar d gevoel lens van het Japanscfee volk voor h t- N der landsche. Z. Exc. beantwoordde de v aag op do vob gende wijze: „Bijna drie eeuwen lang en wel van 16 ii af,'dateeren de vriendschapsbanden tusscii Nederland en Japan, locals bekend is, \vn f Nederland van 1637 tot 1834 de eenige We tersche staat, wiens onderdanen me. Jam; mochten luuócLcldrijven en d<^i Japanse bodem betreden. Het zijn Nederland-c-l'o o dsrdanen geweest, die g -durend d en l,.d d Europcescke cultuur in Japan bekend m ten. Daaruit spruit het gevoe! v.tn bar -, heid en vriendschap voort, dat d Japan voor do Nederlandsche nat e koestert. M.. il persoonlijke ervaring heeft mij gelen d itlft dg naam „Olanda" onder ons voik n et; va z*-d bekenden en goeden klank heeft ve: or Deze, ik mag gerust zeggen, traditione,-!^ vriendschap bestaat nog to: op den liuui g - dag." Up ouzo vraag oT men m toonaangevem Japansche kringen vee! waarde had geheel aan het ten onzent bekende geschrijf van cl' publicist Yosaburo Tak -kos'.ii antwoordd gezant: „Het bewuste geschrijf heelt in Japan g weerklank gevonden. Men kende dan aut u en nam er geen notitie van. Geheel ami m werd het echter, toen men bemerk;e. v ie. schee ve indrukken de toenmalige opste Ir o.a. van Takekoshi, veroorzaakten in ir t 1 sik waarmee wij op den meest vriendschappri ijj ken voet verkeerden. Ten onrechte heeti nier Takekoshi den titel van oud-minister toog. dicht. De schrijver is vroeger lid van iu Parlement geweest. Hij vervulde echter nm nier de verantwoordelijke Letiekk.ng van mi nister, noch van vice-minister aan een doef departementen. Zijn publicaties weiden te onzent scherp veroordeeld en algemeen af gekeurd." Wn vroegen dan gezant of er op t gc bied van handel en industrie, van scheep vaartverbindingen e. a. niet meer kon wor er 4 Middernacht. Toen ik eenige uren gele- 6den feezo regels schreef, hoorde ik tweemaal «en zacht tikken op mijne kamerdeur. Wat dwaasheid' Heb ik niet een oogenblik ««loofd, dat, daar alles voorbij was, haar «ensklaps zou gaan verschijnen, om .1 bet voriedon te verwijten1.... die mü^, ^«i-daad een soort van schim, dercr m rde- Colette' Colette, met de klee- inJranorde> met angstige oogen be- daar 8 mofteIijk een leunstoel toeschoof Va,J vreesde haar in zwijm te zullen zien horf(", -i schudde het hoofd en sprak met «ortende stem: ik"tv-T?n'- neen> ik (zij drukte op dit woord) waar ziek' maar rijIk zweer u, is liet frE zij gaat sterven?" Kinds,mijne eerste H. Communie, sprak Co ne mij met u aan; deze aanspreking trof me als herinnering aan vroegere dagen bijna nog meer dan de gsstelde vraag. .Welke ,vree- 3elijke ontroering had zich dan toch van haar meester gemaakt, dat zij zich in dit opzicht vergat? „U antwoordt niet," vervolgde zij. Denkt u, dat ik de familie Barsannes verraden zal? Kom, loop lm en. Ik liob zeer veel zaken geraden. Zij heeft een verdriet gehad. Welk weet ik niet; maar op den dag van den storm is het gebeurd, dat is zekerNooit heb ik een gelaat gezien als het hare, den volgenden morgen.... En zij zeidc mij op zmk een zonderlingen toon vaarwel' bawij dat zij. wilde vertrekken. Misschien weet zij, da: u haar niet bemint. 'Ach, wat ben fk maan denlang! slecht geweest, door haar norseh te behandelen. Ik geloof, dat zij, de af stammelinge van een boerenknecht, hst lij den minachtte. Beter dan uwe moeder, dan u, ken ik haar; zij kan er aan sterven, zij sterft er aan.... Ik keek Colette aan en was niet in staat een woord uit te brengen. Zeker, ik wi t, dat zij een vurig karakter verborg achter den schijn van koele onverschdl gpe d, maai ik kende ook haar afkeer voor Sabme; welke afkeer voortkwam uit hare onbekendheid met, mijn leedwezen over de verbreken verloving met miss Eidel; doch haar woorden, haar toon van spreken, haar gelaat drukten op dit oogenblik geen afkeer uit, maar wel onmetelijke en woeste smart. Arme Colette, wat scheelt je dan toch dezen avond," mompelde ik eindelijk. Zij scheen mijne vraag niet te hooien. Antwoord mij," sprak zij op dcnze'fden hortenden toon. „is het waar, dat zij zeer ziok is?" xben ik bevestigend het hoofd boog, ver borg zij haar gelaat in de handen: U weet niet, neen, u kan n et weten, wat zij vobr mij gedaan heeft... En tot tiet einde toe heb ik mij hard en ondankbaar getoond.... Ik za! het mij zelve neoit verge ven... En u, verwijt u u ze!ven niet;? Zij was niet gelukkig op Barsannes' Dat zaL zoo niet eindigen' Zij moet leven; zij moet terug- keeren; u moet haar beminnen. Ik, ik, uw oude Colette, ik zeg het u...." Toen sloot zij mij in haar armen, evenals in mijn jeugd, drukte een hartstochtelijken kus op mijn voorhoofd en verdween...... XIII. NOTITIEBOEKJE VAN HERBERT. Iti ofted©*' ontmoet, die, zoodra hij mij' zag, doodsbleek werd, de arme mant Ik ging voorbij, zonder hem aan te spreken, maar hij stak mij de hand toe. „Heeft u heden tijding ontvangen? „Ja, toestand onveranderd:" „God en de H. Maagd kunnen haar red den, heeft hij met vurigheid gezegd-' Daarna zijn wij van elkander gescheiden. „God cn de H. Maagd kunnen haar red den!" Ja, ongetwijfeld; maar als ik in sa.; bine's plaats was, zou ik Bever sterven. Twee eeuwen sinds ik deze laatste reg heb geschreven? Neen, twee dagen, ma- twee dagen.En ik word door gewetenv wroeging verteerd 1 En ik wil met, dat zij sterft! En ik gevoel ontroering, als ik aan haar denk! Misschien ben ik dwaasl Vooral ben ik vree sdij k ongelukkig; des te meer ongelukkig, omdat ik mijn hart aan niemand kan openen. Bij het bed, waarover de dood gebogen staa heeft mijn oom den tijd nietmijne.lmnwii te lezen. Zou hij des ondanks den tijd nemen, dan zou hjj mijn leedwezen wel' wat laat ach ten. Mijne moeder zou met nrij spottend» no erger, jaloersch worden op dit kind pat Haan. Z. Exo. meende, dat het buitengewoon a n bevelenswaardig was om die betrekkingen verbeteren en uit te breiden. Om dit d"« bereiken moesten deskundigen de toestand ter plaatse beetudeeren. Op die wijze ko handel, Industrie en scheepvaart tussc en Ja uan en Nederlands oh Oost-Indie bevordert I worden ten bate van beide landen. D gezan I was overtuigd, dat Nederlandsche deekurul, gen, die Japan voor dat doel wenschten te Ik den dood worstelt. Zdj volgt mij reeds me argwanenden blik, alsof mijn gelaat rnijnj innerlijke gedaanteverwisseling weerkaatst-, H ontvlucht haar zooveel mogelijk, want in verwarring, welke zich van nnj maakt, zou elke opmerking van haai mi onverdraaglijk Zjjh. Wat te er dan to oh wel noodig^ gewces om mij aldus te schokken Weinig ziwks Eenig© blaadjes, op den dag van den storn opgeraapt met de punt van *ijn wandtd stok en dezen morgen onder een atapel dag bladen teruggevonden. Dexst heb ik me ïaamlooze minachting en bitterheid 8^°^ Dit kostachooljuffertje, oordeel uit te apreken ovw onze vrienden, mijne i datesr een fijne opmerkeoagavia en ®bd «ete oordeel uit deze bladzijde» Btok lijk Hoe het te zeggen? Bae» Ut gekcine was aanwat Cblette betreft, is de slufc voor mijne oogen eensklaps gescheurd..-. fWorü!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1917 | | pagina 5