DE DAG
WITTE SCHOENTJE'
BUITENLAND
ELCK WAT WILS
P. W. TWEEHUIJSEN,
DINSDAG 22 MEI 1917
4ISTE JAARGANG No. 4*342'
Mie betalende abonnés op dit Blad In het bezit van
een Verzekeringspolis, zijn, volgens de bepalingen op
de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor
verlies van een duim, f 75 bij breuk van een arm
of been, f 100 bij verlies van een wijsvinger, 25
bij verlies van een anderen vinger. De uitfceering dezer
bedragen wordt gegarandeerd door de „Hollandsche
Mgemeene Verzekeringsbank" te Schiedam. (De vóór
1 October 1911 uitgegeven polissen zijn niet geldig).
Dit nummer bestaat uit twee bladen
EERSTE BLAD.
De actie voor een Hindenburg-vrede neemt
in Duitschland sterk toe. Het begrip is nog
niet scherp omlijnd doch omvat in ieder
geval de gedeeltelijke annexatie van België.
De Franschen hebben een vrij belangrijk
succes behaald door de vermeestering van
8 bergtoppen in Champagne.
Op de andere frontdeelen in het 'Westen
beginnen de Duitschers meer en meer offen
sief op te treden.
Het Italiaansche offensief heeft wel plaat
selijke doch geen strategische successen be
reikt. Het duurt nog steeds voort.
De Engelsche regeering heeft do regeling
van het lersche vraagstuk thans geheel aan
Ierland zelf overgelaten. Er zal een lersche
conventie bijeenkomen.
Lloyd George deelde mede, dat de beslui
ten der lersche Conventie, zoo deze tot een
overeenkomst kwam, d oor de regeering zou
den worden bekrachtigd.
De St.ct. bevat het Kon. besluit betref
fende de ontbinding der beide Kamers der
Staten Generaal en de vaststelling der da
tums voor de te houden verkiezingen.
In de provincie Drente woedt een groote
veenbrand, waardoor reeds meer dan 50 hut-
een zijn vernield. Volgens geruchten zijn
drie kinderen omgekomen.
Te Botterdam en Amsterdam zijn weder
een aantal schepen aangekomen1 met regee-
ringstarwe en phosphaat.
De mailboot „Rijndam" fe te Rotterdam uit
Amerika aangekomen.
De Nederlandsche schoener. „Jacobs," is
door een duikboot beschoten.
WERELDBRAND
DE NADERENDE POLITIEKE CRISIS - HET
CENTRUM MEE MET DE CONSERVATIEVEN?
EEN BELANGRIJK FRANSCH SUCCES IN
CHAMPAGNE HET ITALIAANSCHE OFFEN
SIEF WIE BEZIT DEN VODICE? EEN
MIDDEL TEGEN DE DUIKBOOTEN?
De campagne der Duitsche conservatieven
tegen de politiek van den Rijkskanselier,
wordt met groote kracht voortgezet. Men
kan er wel zeker van zijn, dat het Pruisi-
sische Jonkerdom zich een zeer bepaald doel
heeft gesteld; en, als zijne actie succes heeft,
zal men zich wij herhalen het op
onverwachte wendingen van den toestand iï>
Europa hebben voor te bereiden.
Een nieuwe schakel in de wèl voorbereide
Conservatieve campagne is de publicatie op
dit oogenblik van een dusver onbekend stuk
van Generaal von Bissing, den overleden
Duitschen gouverneur van België,
on Bissing zegt in den aanhef van dit
stuk dat hij spreken wil van Duitschlands
heiligen plicht (II) om IleJgiö voor den Duitj-
echen invloed, de Duitsche machtssfeer, fee
behouden, het voor Duitsohland» veiligheid
niet meer vrij te laten. nWij moeten,
zegt hij vei'der, ons reeds thans duidelijk
maken, dat een hersteld België of het tot
een neutraal land verklaard wordt of niet
met natuurkracht in het kamp van onze
vijanden niet slechts zal binnendringen, maar
er door dezen binnengetrokken zal worden.
Zelfs wanneer men aan verzoeningsillusies
mocht vasthouden en door nog zulke goede
verdragen waarborgen zou kunnen maken,
zal België volgens alle verwachting tot een
opmarschgebied en voorpoststelling van on
ze vijanden gemaakt en gebruikt worden.
Wanneer men, meent von Biasing, de be-
teekenia van België als opmarschgebied voor
de Duitsche legers en als het gebied be
schouwt, dat verdere krijgsverrichtingen of
fensief en defensief begunstigt, dan kan er
geen twijfel meer bestaan, dat een' grens,
die geheel ten onrechte Maaslinie genoemd
wordt en door de vestingen Namen en Luik
verdedigd moet worden, ontoereikend is. Die
grens moet veeleer tot aan zee vooruitge
schoven worden, ook in het belang van ons
gezag ter zee.
Von Bissing zet vervolgens uiteen dat
naast deze, voor een nieuwen oorlog ih
aanmerking komende, factoren de bescher
ming van de Duitsche economische belangen
in België, zelfs gedurende den vrede, van
onschatbare beteekenis is: een weer zelf
standig geworden België zal nooit onzijdig
zijn, maar integendeel zich aan do bescher
ming van Frankrijk en Engeland onderwer
pen. Da Duitsche handel en industrie zal in
een weer zelfstandig België de veroverde
plaats verliezen en misschien nooit weer te
rugwinnen. Het ligt voor de hand, dat de
Duitsche belangen m Antwerpen gevaar zul
len loopen zoodra Duitschland België weer
prijs geeft. De Belgische industrie, zegt von
Bissing, zal Duitschland natuurlijk nooit wil
len doodenmaar het moet die industrie door
een bijzondere wetgeving onder gelijke pro
ductie-voorwaarden brengen als ae Duitsche
industrie. Von Bissing acht het voorts noo
dig, dat Duitschland de hand op België legt
voor het voortbestaan der Vlaamsche bewe
ging. Deze zou onherstelbaar getroffen wor
sen zoo Duitschland zijn machtspolitiek op
België niet zou uitbreiden. Ongetwijfeld moe
ten de. Vlamingen beschermd worden, maar
nooit mag men er de hand toe leenen hen
volkomen zelfstandig te laten worden. De
Vlamingen met hun tegenover de Walen ge
stelde positie zullen at» Germaansehe volks
stam een versterking van het Duitsche volk
worden. -
Lelgië, aldus von Bissing. moet genomen
en behouden worden, zooaU het thans Is
en in het vervolg ook zijn moet. Slechts door
een zooveel mogelijk eenvoudige oplossing
van het Belgische vraagstuk zullen wij een
werkelijke voorwaarde voor. pnze toekom
stige wereldpositie vervullen. Geven wij een
deel van België prijs, of maken wij een deel
daarvan, zooals net gebied Vlaanderen, als
Vlaamsche staat zelfstandig, dan scheppen
wij ons niet slechts groote moeilijkheden,
maar wij berooven ons van dé aanmerkelij
ke voordeelen en hulpmiddelen, die het ge-
heele gebied van België alleen onder Duitsch
bestuur opleveren kan. Reeds wegens de
noodige steunpunten van onze vloot en om
Antwerpen niet van het Belgische handels
gebied af te sluiten, Is het daarbij, behoo-
rende achterland een vereisohte.
Wat den vorm betreft, waaronder België
aan Duitsohland toegevoegd zou moeten wor
den, von Bissing betoogt, dat de eenige mo
gelijkheid is, dat Duitschland daarover ge
durende de vredesonderhandelingen iedere
uitspraak vermijdt en het recht der verove
ring alleen laat gelden. „Het moet, vervolgt
vpn Bissing, bijna als een gelukkige om
standigheid beschouwd worden, dat de nood
zakelijkheid dwingt dvnastisohe overwegin
gen geheel buiten spel to laten. In Machia-
velli moet men kunnen lezen, dat wie van
plan is een land in bezit te nemen, genood»-
zaakt zal zijn den koning, den regeerder van
het land, zoo noodig door den dood op zijde
te zetten."
De onbeschaamdheid, waarmede deze Ma
chiavellistische theorie wordt opgezet, be
wijst voldoende in welken gedachtegang deze
Pruiaisohe bestuurder van België zich be
woog.
Des te onbegrijpelijker zou het zijn voor
eenieder, die niet weet welke wijsgeerige in
vloeden zich ook op Katholieke rechtsge
leerden in Duitsohland hebben doen gelden,
dat ook een blad als Ide jKöLNJSÖHE VOLKS-
ZEITÜNG openlijk propaganda maakt voor
een Bindenburg-vrede, waaronder dit Katho
lieke orgaan een vrede verstaat bijna ge
heel op kosten van België. Het is merk
waardig, dat ook dit leidende .Centrumsblad;
in dezelfde bewoordingen als de conserva
tieven, van een „Hindenburg-vrede" spreekt
en evenals zij alle annexaties tegenover Rus
land loslaat om daarentegen Antwerpen, de
Vlaamsche kust en de Belgische kolenmij-
nen benevens het mjjnbekken van Briey
voor Duitschland op te eischen.
Dat maakt den indruk1 alsof het Centrum
mée betrokken is in den conservatieven toe
leg. Het feit dat er in het laatste nummer
van „Der Arbeiter' een arbeidersblad van
het Centrum op gewezen wordt hoe de
geest van 1914 „de bron" was der vele
overwinningen versterkt ons in dit vermoe
den.
iJTtfkbaar beginnen ook de partijen en groe
pen in Duitschland, die na de Keizerlijke
Paaschboodschap, de hoop op binnenlandsche
hervormingen aanwakkerden, nattigheid te
te gevoelen. Zoo heeft de Bond van Duitsche
geleerden en kunstenaars het noodig geacht
drie voordrachtavonden te organiseeren,
blijkbaar als tegenactie tegen de conserva
tieven. Op den eersten dezer voordracht
avonden sprak Prof. Friedrich Meinecke over
„De Duitsche vrijheid en Duitsche vrijheids-
eischen."
De spreker liet iu zijn rede de Jonkers
niet ongemoeid. Hij erkende, dat het Jonker-
dom onvergankelijke diensten had bewezen
aan de kracht van het leger, dat het aan
Duitschland een Bismarck had geschonken.
„Maar ook heeft het ons," zoo: zeide hij,
„door hard egoïsme en niets ontziende
heerschzucht in zwaren nood gebracht. Ik
wil iedere ophitsing vermijden, maar dit
moet er uit wat ontelbaren in dezen tijd
gevoelen: men wil in Duitschland niet door
Jonkers en korpsstudenten alleen geregeerd
worden. (Levendig applaus). Ook niet van
dezulken, die zich inwendig hij hen hebben
aangesloten en wipr aantal nog grooter is
dan dat der geboren Jonkers. Ieder ovsr-
blijfsel van den ouden geest van privileges
en kaste is een kwaad"....
Ja, die strijd tegen het Pruisische Jonker-
dom is al oud ia Duitschland; maar het is
en blijft uiterst twijfelachtig of de kracht
der anderawilienden in Duitschland voldoen
de is om de aaneengesloten macht van het
conservatisme neer °te slaan.
Dit is echter wèl zeker: de groote actie
voor een Hindenburg-vrede ten koste van
België zal met name de Engelschen stevigen
in hun besluit om den oorlog vol te houden
tot den laatsten man en den laatsten cent.
Welk een prachtig agitatiemiddel, dat groe
ten invloed zal hebben op de volksverbeel
ding, wordt door deze actie aan de pers Üer
geallieerden geboden 1 Ze zal er zeker een
dankbaar gebruik van maken, om de volks
stemming bij de verbonden volkereu weer
wat op te monteren.
Daaraan bestaat behoefte!
Het resultaat van het groote Fransch-
Engelsohe offensief, hoe mooi ook, is toch
ver beneden de hooggespannen verwachtin
gen der volken gebleven, en eefl inzinking
van den wil-tot-overwinnen was duidelijk
waar te nemen, vooral toen de zwartgallige
berichten uit Rusland elkaar opvolgden.
De mededeelingen betreffende liet herstel
van Rusland's aanvalswil, het gedeeltelijk
succes der Fransohen in Champagne en
der Italianen op den Kukberg waren
reeds in staat de stemming ietwat op te
fleuren. Het nu aan den dag komende Duit
sche voornemen om het juist meest beproef
de en minst schuldige België den tol van den
oorlog te laten betalen zal nieuwe kracht
geven aan het besluit om den strijd tot het
uitsterste vpl te houden.
Het succes der Franschen, waarover we
zooeven spraken, is behaald in het Weste
lijk deel van Champagne en ontegenzeglijk
van beteekenis. Een kleine schets stelt dit
onmiddellijk in het licht:
Fort Brimont
Vlakte
Beine
9 Nauroy A Hooge berg
A Cornilletberg A Helmberg
Dusver lagen de Franschen ten Zuiden,
dus onder de drie bergen die zijn aangege
ven door driehoeken. Zij hebben nu een
aanval op die bergen gedaan en den Cpr-
nilletberg, den Helmberg an een daarnaast
gelegen top, Te ton geheoten, vermees terd.
Een oogenblik hebben zij 0ok den Hoogen
Berg in hun bezit gehad, doch een Duitsche
tegenaanval heeft dit belangrijke punt weder
in Duitsche handen gebracht. De Cornillet
berg is 208 meter hoog en steekt pl.m. 80
meter boven de vlakte uit, de Helmberg en
de Teton zijn beneden de 200 meter. Alle
geven ze echter eon goed en vèr strekkend
uitzicht over de v^ Te' waar de Duitsche
artillerie is opgesteld. De Franschen zijn nu
in staat hun vuur zéér zuiver tot "achter
den Hoogen Berg te brengen en dezen dus
af te sluiten voor versterkingstroepen, wat
do vermeestering ervan zal vergemakkelij-
OF-IE-GOED-WAS!
't Is 'n warme dag. Mirakel zomersoh
Weer. In een treln-apartement zitten 'n paar
fed: 'n Jood, 'n reiziger en nog iemand, 't
e°r doet er zioh in niet geringe mate ge-
voelen. Men weet haast geen raad met a^n
elS^n' ®et gebruik maken van zaJkdoek,
puffen en dergelijke warm te-aanduidende
oefeningen worden niet gespaard1-
Geen wonder, al» 'n heele voormiddag en
nog 'n flink deel van den namiddag de Zom
heeft staan braaien op 'n spoorwagen, dat
je 't er dan minder frisch hebt.
De jood zit heel op z'n gemak in een hoek
achter hl krant. De reiziger tegenover hem,
is in 'n spoorboekje bezig. De andere tuurt
gedachteloos naar buiten.
„Ja, en dan 't tweede station overstappen"
zegt de reiziger zoo half binnensmonds en
voelt werktuigelijk naar z'n kaartje in z'n
vestzakje. „Hef' Hij staat op, zoekt
achtereenvolgens zakje voor zakje, zak voor
zak na, en zegt: „Maar, mijnheer Mozes, dat
&a* je gebeuren, nou ben ik m'n kaartje
kwijt. Wat moet ik doen? D'r zit, dunkt me
niets anders op dan te dokken.''
„Maahr, goeje mensch, whin je toob niet
«oi> op! Pen je je kaarretje kwijt? Je zegt
- ehlJ Da's nathuuriijk bethalen
„Maar Moos, ze zeggen allemaal, dat je
zoo'n bereisd, zoo n geroutineerd man. bent.
Wat zou jij doen, als jouw 't overkwam?'*
„Jah, wat zou Moos doen? Bethalen, na
thuuriijk! Wat zit er anders op?"
„Kom. kom, non zeg je ook wat je niet
meent/
„NouW jaih, Moos weet nog wel wat, maar
dat zou Moos alleen maar doen; dat mag ik
mekeer niet aanraaien."
„Nou, zeg op kerel, 't is me een rondje
waard* te meer we loopen zoo meteen bin
nen, en dan wordt je kaartje gecontroleerd.
Zeg op, wat zou je doen?"
„What "k zou doen meneer. Kort en bon
dig, ik kroop doodbedaard zoolang onder de
bank. Je snapt toch whel, als je geen kaar
retje hebt, mot uwée er uit. Ben je in Am
sterdam, enfin je bent dan toch waar je mot
wezen, en dan, kun je wel verder zien. Ja,
meneer, dat doet uwée! Komt de konducteur
ik zeg natuurlijk niets, eu meneer tiaar (hij
wijst op no. 8) zal 't toch ook niet aanbren
gen. Meneer ia toch niet van de zwarte
bende?"
„Toe dan maar.''
Mijnheer legt onder de eene bank zn hoed
en verdwijnt onder de andere. „Nah nouw je
eigen stil houën!'' Gelijktijdig kijken Jood en
no. 3 elkaar lachen-inhoudend aan.
Even later:
De trein rolt 't cuerkapt station binnen.
Portieren vliegen open. 'n Menschendrom.
Uit en instappen.
De kondukteurs gaan de trein langs, knip
pen de kaartjes.
No 8 geeft zn kaartje. „Goed. Amsterdam
overstappen. En u mijnheer?"
„HastebliefI Thee stuks!"
„Zoo! Zeker voer mijnheer zijn vrouw
hiernaast ook een.
„Nah, dat heeft u mis! Dit is voor mij, en
dat is voor mi)'a compagnon hier onder de
bank. Dhat is met het oog op 't warme weer
ziet u!"
(Hij wijst onder de bank)
Kondukteur kijkt.
Ze kijken alle drie!
Tableau!
Wat was er gebeurd?
De reiziger had zn kaartje in haast ne
ven z'n vestzak gestoken; 't was op den
grond gevallen en de^ zoon Israël» had 't
zonder boe of ba in z'n zak gestoken, toen
ie 't van don grond had opgeraapt. B. K.
OORLOG SH UM OR.
Een „Minnie (een zwaar projectiel) was
komen aanvliegen en had een schildwacht
danig dooreen doen schudden zonder hem
echter te deren. Hij stond te waggelen en
snakte naar zijn adem, die hij gedurende
eenige minuten niet terug kon krijgen.
Terwijl hij daar zoo stond kwam een jong
ken. Voor de Duitschers is eenzelfde op
treden niet zoo gemakkelijk, omdat het ter
rein ten Zuiden van den Hoogen Berg
glooiend afloopt en moeilijker te overzien is
wegens de heuvelen, die het bedekken, ter
wijl de noordelijke helling der door de Fran
schen vermeesterde toppen, en ook van den
Hoogen Berg juist steil in de vlakte valt.
Het zou dus niet verwonderlijk zijn, indien
de Franschen nu binnen korteren of langeren
tijd ook den Hoogen Berg vermeesterden.
Een goede tactiek hunnerzijds brengt te
vens mede, dat zij zullen beproeven de hoog
te te veroveren, waarop het fort Brimont
ligt. Zij staan daar slechts eenige honder
den meters vandaan, en de verovering ervan
zou de Duitschers kunnen nopen tot ontrui
ming van het geheele terrein tusschen Bri
mont en Nauroy, waardoor Reims van allen
druk zou bevrijd zijn.
De Franschen maakten bjj hun operaties
800 gevangenen.
Wat het Italiaansche offensief betreft, dit
heeft nog ni et tot verdere resultaten van be
lang geleid. Wel heeft het een haar ge
scheeld of de Italianen hadden een succes
van groote beteekenis behaald. Hun storm
troepen hebben namelijk, de Oostenrij
kera erkennen dit den top van den Monte
Santo (682 M.) bereikt. Ze zijn er echter
door den tegenaanval van een Oostenrijkse!)
keurregiment weer afgeworpen. Hadden ze
hem kunnen behouden, dan ware 'n opmarsch
tot Lokovetz, 8 K.M. ten Oosten van de
Isonzo mogelijk gemaakt. Nieuwe strijd om
den Monte Santo is te voorzien.
Een vóórtop van den Monte Santo is de
Vodice. De Italianen beweren, dat zij dit
punt bezitten, de Oostenrijkers zeggen dat
hun troepen er staan. De waarheid zal wel
in het midden liggen. Zoo'n berg heeft meer
dan een top en ieder der tegenstandesr zal
er een bezetten.
Tot besluit nog evencen overstapje van de
bergen naar do zee.
We merkten reeds op, dat. naar het scheen
de Duitsche duikboote.n in de laatste
weken merkbaar minder succes hadden. En
we vroegen of er misschien een middel te
gen gevonden was.
Thans liezen we in de „Matin" dat in den
laatsten tijd zeer b elangrijke resul
taten zijn verkregen in d.en strijd
tegen de duikbooten. Het blad voor
zag dat do Duitschers in de tweede reeks
van tien dagen in Mei bij lange na het cij
fer niet zulen behalen van 164.000 ton, zijnde
het cijfer van de eerste tien dagen* toen het
slechts de helft was van het cijfer in het
overeenkomstig tijdvak in April.
Tegelijkertijd meldt teen telegram uit Lon
den: Hennedy Jones, de directeur-generaal
van levensmiddelenbesparing zeide te Edin
burgh
Wij beginnenhet d u ik boo tg© vaar
meester te wo rden. Er is een verminde
ring van onze scueepvaar l verl iezen waar to
nemen. Dank zij de vindingrijkheid onzer
Admiraliteit en den moed en die bedreven
heid onzer zeelieden, doet men op een
nieuwe wijze aanvallen op Duit
sche duikbooten, welke tot dusver suc
ces hebben gehad. Dit succes zou voortduren
eln (hjj hoopte en geloofde, diat Duitschland
in den loop van enkele maanden gewaar zou
worden, dat liet een nieuwe misrekening had
begaan en zou inzien, dat het in geen geval
mogelijk was Engeland doter oorlog tot over
gave te dwingen, f
Wiait Ide Voorraden betreft, was Engeland
er (better aan toe dan 6 weken geleden.
Duidelijk (wjaren de teekenen, dat het (land
gehoorzaamde aan de raadgevingen van den
evensmiddellen-controleur.
Over die nieuwe wijze van aanvallen zul
len we dan binnenkort veel meer te hooien
krijgen.
Het wachten is op de Duitsche Mei-statis
tiek.
VERSPREIDE BERICHTEN.
DE PRUISISCHE GEEST.
De geest in Duitschland moet veranderen»
dit achtte lord Cecil een eerste voorwaar
de voor den vrede.
In „Die Glocke" schrijft nu Heinrich
Ciiuow over Pruisengeest en Rijksdemocra
tie:
Toen de oorlog uitbrak en bijna overal,
zelfs waar men aan Duitsche wetensohap en
kunst veel te danken had» een zeer geprik
kelde stemming tegen Duitsohland, zelfs
vaak een krasse haat aan den dag kwam»
was men in Duitschland geheel verslagen.
Dit was buiten alle verwachting, maar ver
keerde inbeeldingen en psychologische ge-
steldheden werden niet plotseling verbeterd
Barteljorisstraat 27. TEL. I770i'
-|
en daarom nam men aan, dat men in»
het buitenland de voortreffelijkheid der
Duitsche en vooral der Pruisische instellin-'
gen niet voldoende kende en zond met ge
vaarlijke miskenning van de buitenlandsche'
volkspsyche geschriften de wereld in, die
door hun opdringerigheid en bluf meer scha-'
de deden dan goed. Deze fout heeft men in
gezien.
Thans zoekt men de oorzaak van den haat
weer elders, in liandelsmededinging, in ja-
loerschheid, in onbekwaamheid der Duit
sche diplomatie, in het veroveringsgezweto
van All-Duitsche brochures. Zeker, er be-'1
staat een sterke handelsmededinging, maar
die bestaat ook tusschen de landen der En
tente onderling, en de vijandelijke stemming,
tegen Duitschland is ook te vinden in onzij-1
dige landen, die niet lijden door den Duit,
sclien handelsooncurrent. Met al zulke rede
nen wordt niet verklaard, hoe bijv. zelfs in!
Oost-Zwitserlandsche kringen, die in cultu
reel opzicht geheel Duitsch voelen en Zwit-
serland's politieke en economische belangen
bij Duitschland erkennen, toch 't Duitsche
staatsleven veroordeelen. Zij verklaren ook
niet, waarom Zweedsche, Deensche en
Spaansche geleerden, die op Duitsche hooge-
scholen hebben gestudeerd, het Duitsche re-
geeringsstelsel laag aanslaan. Reeds het on
derscheid, dat zij tusschen Pruisen en Zuid,
Duitschland tusschen de Pruisische Oostpro
vincie en Rijnland maken, valt den Noord-
Duitseher op.
Onderzoekt men dit, dan blijkt de oorzaak
steeds de afkeer van de geestesgesteldheid,
bet politieke optreden en de aanmatiging
van den Pruislschen landadel te zijn. Deze
klasse is het, die de vijandelijke stemming
heeft veroorzaakt in het buitenland, die tij
dens den oorlog zoo verderfelijk is gebleken
en die niet zal wijken, zoolang die landadel
de regeering belichaamt. Door wapenge- -
weid, gebieden veroveren en harde voor
waarden opdringen, maar de antipathie van
het buitenland en de Invloed daarvan op
Duitschland's huitenlandsche betrekkingen
en zijn moreelo positie onder de groote mo
gendheden, kan men daardoor niet verbe
teren.
Wordt de veiligheidsklep niet tijdig ge
opend, dan zijn alleen zij verantwoordelijk
voor de gevolgen, die den juisten toestand
hebben miskend.
RUSSISCHE MINISTERS.
De Russische minister van Oorlog en Ma
rine Alexander Fedorowits Kerenski, aan
wien zooveel macht is gegeven en van wien
zooveel wordt verwacht, is nog maar 36 jaar
oud. Het lot van 170 millioen menschen in
de hand van een zes-en-dertig-jarige gelegd.
Reeds nadat hij het gymnasium te Tasch-
kent had afgeloopen, legde hij groote vrij
moedigheid aan den dag. Hij is een durver,
al steunt zijn maoht op de partij der Tru-
dowki „de vermoeiden en beladenen", d»
kleinburgers van stad en land. Deze partij
heeft haar krachtigste wortelen in den klei
nen boerenstand geslagen. Men onderschatte
zulks niet, want de hoer blijft de kern van.
het Russische volk en de industrie-arbeider»
vormen nog altijd maar een betrekkelijk
klein gedeelte van het talrijke volk. Kerens
ki was dan ook de eenige radikaal, die den
felsten uitersten in het gelaat durfde en
kon zien. Op en door hem leefde de Voor-
loopige Regeering zoo lang zij leefde. Zijn
persoonlijke invloed, reusachtig groot, wat
als een bolwerk voor de Regeering, waarop
ds stormloopen van den Raad van Arbei
ders en Soldaten telkens weer doodliepen.
Zelfs Miljoekof kon en durfde hij aan en da
oud-Minister van Buitenlandsche Zaken
moest zijn bekende oorlogsdoel-ontwerp
weer intrekken,
In Mxohael Iwanowits Tereejtsjenke
kreeg Miljoekof een 32-jarigen opvol
ger als minister van buitenlandsche zaken.
Wij weten voorloopig van hem niet veel
meer dan dat hij „reusachtig" rijk is en ee
nige kennis van Europeesche landen en ta
len heeft.
Het wordt in Rusland wél een regeering
van jonge mannen. Ook In dit opzicht ia
Rusland een unicum. De achterlijke staat
schijnt thans alle andere vooruit te willen
hollen.
officier, onlange pas aangekomen, om den
hoek van den loopgraaf. Er was een hevig
bombardement aan den gang. De onervaren
jeugdige officier, die niet wist wat er ge
beurd was en den schildwacht zonder geweer
zag (het geweer was yards ver weggeslagen)
met knikkende knieën, gekromd, de oogen
half uit het hoofd en 'den rnonS half vel
stof open dis een losgemaakte zak, vroeg:
„Wel, wat is er aan de hand?"
De man poogde te antwoorden, maar had
geen adem genoeg om wat te zeggen, ver
suft ais hij was door den schrik. Hij g|aapt»
den officier met een idioot gezioht aan en
deze vroeg weder, ditmaal scherper:
„Wat is er met jou aan de hand I
Op dit oogenblik kwam weder eein „Min
nie" aanvliegen en viel dicht genoeg bij.' don
officier om op dezen precies dezelfde Uit
werking te hebben als een oogenblik te voren
op den schildwacht. Toon de officier half
verblind, bijna verstikt en driekwart ver
doofd struikelde, snelde de schildwacht toe
om hem te helpen. Toen kwam hij tot op de
voorgeschreven twee pas afstand, ging kra
nig in de houding; staan, groette plechtig en
zeide
„Pardon, luitenant, ik kon niet eerder
antwoorden, maar düt was er met mij aan
de hand."
Een Engelsch officier kreeg longontsteking
in de loopgraven en werd naar een hospi
taal aan do basis gebracht. Hier hoorde hij
een gesprek tusschen den dokter en de ver
pleegster over zijn toestand. Blijkbaar dach
ten zij, dat hij sliep. De dokter was van
meening, dat de patiënt zou sterven en wua
niet weinig verbaasd, toen hij van het bed
een zwakke stem hoorde zeggen:
„Ik wed vijf pond tegen één, dokter, dal
ik er niet feusachem uit gja."
Niemand antwoordde.
„Niet? Don zee tegen één."
.Weer zwijgen. Teen een nijdig gebrom en
vervolgens zei de patiënt:
„Heelemaal geen sportlui, die dokter», 'q
Uitstekende kerel en een knappe dokter, maar
als de Boches me niet konden doodmaken,
kan hij 't ook niet. Zeven tegen één, dok
ter 1"
„Ook niet? Nou, dan gooien nacht, dok
ter! Ik ga. slapen en beter .worden,"
En hij werd beter. (Hbl.)
HET EINDE VAN DEN OORLOG1
Negenjarig zoontje tot z&n pa;
„Pa, Maandag ia de oorlog uit F'
„Maar, ventje, hoe komt m daar zoo aan?*
„Ik za.«r vanmorgen Ln de oourant ..La at «té
oorloirstel esfam men."
Reims
119 i*