ijISWE iiAARL 7 Ware adeldom r- D insdag 22 Mei - Tweede Blad KUNST EN KENNIS FEUILLETON KERK EN SCHOOL r i m HJIT BOEK EN BLAD _1 Léon Blo y, z ij n per so on en z ij n werk. Opstellen, vertaalde frag- menton en bibliographic door v- Ptoter van der Meer de Wal cheren, Vincent Cleerdin, Willem Nieuwenhuis en Mr. Henri van Haastert. Het is een minder aangename, ietwat nete lige en doornige taak dit hoek te moeten 'beoordeelen. Immers, indien ge niet onvoorwaardelijk Instemt met het oordeel der geestdriftige vier schaar, die zich hier te rechten heeft gezet over hen wier meening ten aanzien van Bloy minder gunstig is, loopt ge gevaar gerangschikt te worden onder de idioten" of „imbecielen," of „geestelijke dwergen," wat erg is; de „ju dassen," wat nóg erger is; de „nuddoima tigen," wat héél erg is, of. en dit is het allerergste onder de „bourgeois," over wie Bloy 300 „interpretatis" heeft gegeven, door de schrijvers tot de hunne gemaakt en cul- mineerend in deze omschrijving, dit de „bur ger" is een „cochon qui vent mOurir de vieil- lesse," een varken dat van ouderdom zou we len sterven. Het is dus niet zeer geraden in liet vaar water dezer heeren te komen! Er is evenwel een troost. De schrijvers zijn over hot alge meen. gelooven we, nog jong, niet alleen in jaren doch vooral in temperament. Zij. zijn litteratoren, en dat vergeeft veel. Z zijn doordrenkt en dat vergeeft misschien nog meer van Bloyaansche terminologie wel ker kenmerk is, dat ze in de krachtigst denkbare hyperbolen! spreekt en u een baar lijke duivel zou noemen, wanneer de goede God toch nog heel genadig op de zwakheid van zijn kind zou neerzien. f Daarvoor is Bloy dan ook de „Pèlerin de 1'AbsolU," de pelgrim van het absolute, die er zijn stelsel van maakt in iedere afwijking van de „heldhaftigheid der deugden" een vloekwaardig© middelmatigheid te zien en daarover kan losbarsten in een zoodanigen. vloedi van heftigheden, dat ge een oogenblik beduusd staat en u afvraagt of ge dan toch zóó 'n nietswaardige ellendeling zijt, dat he mel en aarde u zouden willen bedelven onder de puinen van het heelal. Stel u gerust het is zóó erg niet. Kom tot u zelf en geef u rekenschap van de werkelijke proportie dei' dingen, die ge door Bloy's duizelingwekkende hyperbolen een oogenblik uit het oog1 zoudt kunnen verlie zen. Als ge dót doet, zult ge inzien ten eerste dat Léon Bloy hoogstwaarschijnlijk een goed- ttieenend man is, misschien wel voo zich persoonlijk een heel© of halve heilige en jn leder geval een zeer buitengewoon stylist; ten tweede dat Bloy stelselmatig de menschelijke zwakheid met een microscoop bekijkt en met de objectiviteit op den meest gespannen voet staat; ten derde dat sommige bijzonderheden •pan Bloy's persoonlijk leven raadselachtig gijn en enkele zijner inzichten, zachtst ge zegd, zéér aanvechtbaar. Wat het eerste punt aangaat, neemt ge al dadelijk op go&ag der schrijvers, die hem persoonlijk kunnen, gaarne aan dat Bloy een man is .van meer dan gewone deugd, die, naar het schijnt, werkelijk den weg van het offer met hooger doel vrijwillig! bewandelt en daarin zóó ver gaat, dat van heldhaftige deugd mag gesproken worden, indien ten minste de echte en onvervalsch te geest van het offer de ©enige drijfveer is voor Bloys handelen. Dat Bloy een geweldig, een titanisch sty list is, staat In ieder geval buiten twijfel. Of de vier schrijvers door den soms verpletterenden indruk wan zijn geheel af zonderlijken in de moderne litteratuur waar lijk ongeëvenaarden ptijl niet zoodanig on der Bloy's invloed geraakt zijn, dat ze al les aan hem mooi en schoon en groofech '«inden? Ons komt het soms voor, dat dit inderdaad het geval is. Met name jwat hun bewondering betreft voor Bloys zucht naar het Absolute. Absoluut is God alleen; en geen mensch kan ooit het Absolute bereiken. De mensch is in zijn wezen relatief. Wie dit vergeet, loopt gevaar den weg in te slaan naar de hoovaardij des geeetes. Thomas Hamerken heeft ten deze in zijn onsterfelijke Navolging onvergetelijke woor den geschreven jn die hoofdstukken, welke de zelfkennis behandelen bijv. in boek III hoofdstuk VII sub 2 alinea 3. Juist die relativiteit v;® het menschelijk wezen is de oorzaak van de zwakheden, waarop Bloy zoo o-nmenschelijk losranselt; maar het wereldbeheersehende feit dzer re lativiteit is (dan ook tevens de reden waarom Bloy eigenlijk nimmer op den bodem der werkelijkheid staat maar steeds baseert op du Wonderbaarlijke subjectiviteit zijner vision a re verbeelding, dio voor hèm de maatstaf is aller dingen, maar in werkelijkheid nooit ae maatstaf kan zijn. Hiermede is tevens aangegeven, hoe men Bloy moet lezen: als een schrijver die het absoluut-goede mfcstreeft en alles tracht te beoordeelen van de sfeer van het absolute uit, welke hij echter niet kan bereiken doch vereenzelvigt met zijn overigens niet zelden bovenmenschelijke, :in ieder geval zeer ver heven visie. Wegcijferen mag men hem dusi niet, aller minst! Maar wil men goede Vrucht plukken van Ofe lezing z"jner werken, dan t.rekke men de derde-machtswortel uit de duizeling wekkende cijfers, die de hoogte zijner'beschou wing aangeven. Dan hebt ge kans op den beganen grond der waarheid terecht te ko men, die ongetwijfeld den bodem van zijn werken vormt. Waarbij echter dient opge merkt dat vele dwalingen „overdreven" waar heden zijn. Zoo is bijv. Bloy's karakterteekeninir van den „Bourgeois" op juistheid van waarneming gebaseerd en herkennen we dadelijk de „.mid delmatigheid," den haat jegens al het anders- dan-„gewone" ook avn onzen Hollandsehen bourgeois in deze ontegenzeglijk juiste defi nitie Un trait earactéristique du bourgeois es' la peur de toute déterm in aften h-'-roteue chez les au tres aussi blen que chez lui mé mo. (Ben karaktertrek van den burger is de angst voor ieder heldhaftig' besluit zoowel bij anderen als voor zichzelf). Die gemoedsgesteldheid bestaat inderdaad, en als Bloy te keer gaat tegen „zich aanpas sen aan de omstandigheden"' tegen liet „hui len met de wolven in het boseh," togen liet „sparen van de geit en de kool," tegen d" bewering dat men „meer vl'egen vangt nvt honing dan met azijn," dat men op zijn tijd „wat water in #bjn wijn moet doei." dan voelt men, hoe hij optrekt tegen een verkeerd begrip van „voorzichtigheid," dat den maat staf dezer kardinale deugd zoekt in het me st gewone „eigenbelang". Maar als hij, dan óók gaat losbranden tegen hen, die Ohristus stellen na hun zaken en na hun genoegens, dan krijgt ge sterk don indruk, dat hij vergeet hoe God óók gediend kan worden dóór „zaken" en dóór „genoe gens" zelfs, die evenzeer middelen tot zelf heiliging kunnen zijn als bidden en het „be delen", dat Bloy zoo verheerlijkt-. JEn hier komen we voor ©enige raadsel achtigheden in Bloy's persoonlijkheid, welke misschien voor iemand die hem van nabij kent, niet bestaan, maar voor den buiten staander ware vraagteekens zijn. Dat hij zijn armoede tot bedelens toe, ja zelfs den dood van een zijner kinderen door den honger, op de publieke markt brengt, is voor ons gevoel uitermate kwetsend. Men gaat ook twijfe en aan de verzekering, dat Bloy werkelijk door anders te schrij ven schatrijk had kunnen worden, wanneer men op blz. 70 leest dat Bloy juist zijn talent zou begraven hebben, als hij anders was gaan schrijven. Maar vooral bekruipt u den twijfel aan de verzekering, dat hij volstrekt vrijwillig bedelaar is, (lat hij van zichzelf met recht verzekeren kan „Ideo dilexi mandata tua super aurum et topazion" ik heb uwe geboden lief, meer dan goud en topaas, wan neer ge tot uw verbazing1 bemerkt dat hij zijn pen in dienst heeft gesteld van een „journal frivole", waarin hij zich niet open- lijk kon uitdrukken. Bij den „Pèlerin de l'Ab3olu'* is dit oire niet verklaarbaar. Had een ander zoo gedaan, zou Bloy niet zijn geweldigste hyperbolen hebben opge zocht om zulk een „relativiteit" aan den schandpaal te slaan?.... Wij veroordeelen niet. We vragen al leen maar naar een verklaring. Maar onze conclusie i3 toch dat de schrij- vers voorzichtig moeten zijn met hun „pa- roxysme van bewondering". Alle schepsel is relatief. Ook Bloy. Bewonder hem, goed. Maar laat u niet verleiden tot onverdeelde bewondering die geen gebreken w i 1 zien. Bewonder den stylist, den visionair als ge wilt. Wees gereserveerd ten opzichte van zijne miskenning van de we zen I ij ke re lativiteit der menschheid, die tot hoo vaardij des geesten kan leiden. Herleid zijne hyperbolen tot de objectie ve werkelijkheid en neem u in acht voor zijn zeer subjectieve inzicht, dat bijv. een Leo XIII pp beleedigende wijze en zéér on voldoende gronden neerhaalt en eeu Napo leon verheit tot in de wolken; dat over de gemeenschap van het lijden een zonderlin ge theorie opzet, enz. enz. En laat de beoordeeling zijner persoon lijke motieven aan God over. Dat lijkt pns de juis.e houding tegenover de figuur van Léon Bloy. De ware Godsvrucht tot de H. Maagd, door den Zaligen Louis-Marie Grignion de Montfort. Met een Inlei ding van J. A. F. Kronen burg c. S. s. R. Ieder waar christen draagt de spreuk der Heiligen diep in zijn hart gegrift: „De Maria nnnquam satasl„Over Maria, voor Maria Daarom bracht ik Andrjj gisterenavond naar Vorey en, terwijl Lifa en Diana ons in galop langs den weg voerden, stelde ik hem op den man af de vraag: „Wanneer de verlovingspartij? Berst een weinig verrast, (hij had tal van voorzorgen genomen om zijne plannen voor mij verborgen te houden), meende hij, dat ik dit huwelijk goedkeurde en antwoordde hij; „Niets is nog bepaald." „Weet Sabine, dat ge freule J>e Briges bemint AarzelingEindelijk: „Neen, het is het eerste geheim, dat ik voor mi'ne zuster heb. Het drukt mij zwaar! Maar, ziet ge, Herbert, Sabine zal er zich tegen verzetten, daar ben ik zeker van. Zij heeft zich in het hoofd, gesteld mij aan juf frouw Darnal uit te huwelijken en daardoor *omt het, dat ieder ander jong meisje haar teishaagt. Freule Ondine scheen mjj' eerst coquet toe en voor niets ter wereld zou ik haar hebben willen huwen, want deze vrou wen voeren ten ondergang, dik wij s tot schan de. Uwe moeder heeft mij do zaak anders leeren bezien. „Dit meisje wordt te veel aan zichzelve overgelaten," heeft zij mij gezegd. „Zie eens hoe eenvoudig zij wordt, sinds zij met Sabine omgaat." Ik heb haar nagegaan en inerddaad zijn mijn yjjandige gevoelens in groote sympathie omgezet. „Welnu, mijn waarde, ge hebt verkeerd nagegaan," riep iü op levendigen toon uit. Hij fronste de wenkbrauwen, desniertemin vervolgde ik: „Ondine de Briges is een ijdeltuit van het zuiverste water, eene volleerde oo-quette. Praat met haar, schep vermaak in haar aardighe den, maar beheersch uw hart en pas op uw geld." „Benige maanden geleden dacht ge geheel anders, wierp hij op drogen toon tegen. „Of mijn wijze van beoordeelen verande ring toont of niet, komt er weinig op aani Ik ben nooit op Tiet denkbeeld gekomen, om haar tot vrouw te nemen. "Komaan, André, keer terug i ge Kraut vreeeelijk ongelukkig worden." nooit genoeg!" En hij liet weerkeeren der lieflijke Meimaand, gaat die liefde verjeug digen en opbloeien, zooals we het frissche, jonge leven overal zien uitspruiten in de ontwaakte natuur. Ze zal dan voorzeker door onze Neder- landsehe katholieken als een welkom, met gretigheid te aanvaarden geschenk worden beschouwd, de door de Paters v. h. Gezelsch. van Maria bezorgde nieuwe vertaling en goedkoope uitgaaf van een der schoonste en beroemdste boeken die over de Maria-ver- eering ooit gesebreven zijn: ,JDe ware Gods vrucht tot de H. Maagd", door den Zaligen de Montfort. Geen boek draagt wellicht duidelijker dan dit, door de wijding en geestelijke zoetheid waarmede het doortrokken is, den stempel van bijzondere verlichting en bijstand door den H. Geest aan de Zal. schrijver verleend. ,.Men krijgt," zoo getuigt o.a. de vermaarde Engelseh c Oratoriaan Faber, „bij het lezen van dit boekje, den steeds sterker worden den indruk van een zekere inspiratie, iets bovennatuurlijksEn hü herbaalde le zing, za! van die zalving de frissche geur niet verflauwen, noch de voelbare gloed verkoelen.'' Een ander duidelijk kenbaar bewijs, dat dit een van God gewild boekje is, vindt men in de treffende, wonderlijk vervulde voor spelling omtrent de lotgevallen van het werkje zelf, op bladz. 92 vermeld: „Ik voor zie het wel, razende dieren zullen in woede aanstormen om dit werkje met hun lielsehe tanden te verscheuren of ten minste in üc donkere stilte eene rk i s t te b e g i' a v e n, opdat het niet in het licht ver- sekijne.... Maar dat is niets! Maar des te beter! Dit vooruitzicht doet mij een groot succes hopen." In alle onderdeelen is deze profetie in ver vulling gegaan. Het werkje werd geschre ven omstreeks het jaar 1715. In 1824, dus on geveer 125 jaar later, werd het geheel bij toeval in eene met allerlei papierrommel gevulde kist teruggevonden! Niet echter in zijn geheel. Het handschrift draagt noch ti tel, noch opschrift; en de studie van den tekst toont onbetwistbaar aan, dat een zdker gedeelte van liet werkje verloren is gegaan, dat het aldus verscheurd werd. Het voor spelde „groote succes" bleef ook niet achter wege. In eaudelooze reeksen volgen elkan der de uitgaven van het hoekje op In Frankrijk, Duitrchland, >ngelandL Italië,' Spanje, Polen, Canada, tot zelfs in China! wezen. Deze nu is in zeer vele dezer gedioht- jes allergebrekkigst. Wij citeeren; Hen ik gevallen En heb ik misdaan Aanstonds maar weder Tot Jezus gegaan! Glimlachend wacht Hij 't Berouwvolle kind Dat dan zoo spoedig Vergiffenis vindt. Dit is zeer zeker een goed en heilig voornemen en tevens een mooi vertrouwen, maar het is allerminst in poëtischen vorm gezegd. We zouden dergelijke gebrekkige verzen nog meer kunnen citeeren, maar gelooven beter te doen onze bedoeling toe te lichten door zelf óók eens naar verborgen bloempjes te grijpen, die verscholen liggen in het gras Van een vrijwel onbekend veld n.l. in oude afleveringen van het volkstijdschrift het Nieuwe Dompertje. Ook daarin dichtte een kloosterzuster en nu willen we eens tegen over elkaar stellen, hoe deze dezelfde stof behandelde als de schrijfster der hier be oordeelde Geestelijke Gedichtjes. Onze schrijfster dicht: „Eerherstel aan Ma ria.": 'k Heb het gelezen, o liefste der Moeders, Hoe soms de ketters U hebben gehoond, Hoe Zij, Vorstinne van Hemel en aarde, Gaarne U zelfs hadden verdrongen, ont troond 1 'k Voelde de tranen naar id' oogen mij wellen, 't Was verontwaardigd en droevig ontdaan, 'k Had dien vermeetlen wel toe willen roepen „Schaamtloozen, raakt mijne Moeder niet aan Hoe kan ik, Moeder, U eerherstel geven? 't Is me of Ge fluistert op innigen toon: „Bid voor de zondaars; ook zij zijn Mijn kindren, Bid, dat zij keeren tot Jezus, Mijn Zoon." Ja, daaruit spreekt weer uw moederlijk harte, „Bid voor de zondaars"; dót vraagt Ge van mij Dat, het voldoen aan uw heilig verlangen, Dan, o Maria, mijn eerherstel zij 1 Zie nu jioe Zr. in het Nieuwe Dom pertje van 1903 een soortgelijk onderwerp behandelt: Nu wil ik gaan Maria's droeve gangen. Der Mater Dolorosa in haar leed De hoogste verwachtingen werden van het wÜ^e ik, ten troost, mijn rouw- en liefde- verspreiden van dit boekje gekoesterd en uitgesproken, o.a. door denkers als August© Nicolas, beroemde geestelijke schrijvers als Faber en Lépicder, door illustre Kardinalen als Kard. Vanghan in Engeland, Kard. Friihwirth in Duitschland. Het aantal Kar dinalen en bisschoppen die het goedkeurden en soms door uitsluitend hieraan gewijde Vastenbrieven aanbevolen, is niet aan te geven. Van Nederland's hoogstaande mannen ba len we slechts bet getuigenis aan van iMag. De Groot O. P.: „Beroemd is onder de vele schoone geschriften die do Katholieke Kerk over de Maria-vereering bezit „De Verhan deling over de ware Godsvrucht tot de H. Maagd.'' Dit gulden hoekje kan niet genoeg aanbevolen worden, „Het is eeu waar ju weel." Onze groote Marioloog, Pater J. Kronen burg C.S.S.R., was met vreugde bereid om eene inleiding voor de nieuwe vertaling te schrijven: „Hier wordt een schat aangebo den zoo luidt het die èn geast èn hart heide voldoet. Hier wordt u door den Zali gen LonisMarie de Montfort de vereering der H. Maagd Maria geleerd, het vertrouwen op haar, de liefde voor haar, maar zóó overre dend, zóó dringend, zoó weldoend, als ge slechts hij de hoogste predikers van Maria's liefde, bij een Barnardus, een Alfonsus zult vinden!" Ook de allerhoogste onderscheiding die een menschelijk hoek kan ten deel vallen, werd dit werkje niet onthouden: n.l. warme aan prijzing door liet zichtbaar Opperhoofd der Kerk op aarde. Pi118 schreef een eigen handige aansporing tot het lezen van liet kostbare werkje, en Henediictus XV bracht het nog uitbundiger lof, en spreekt den wensch uit dat het steeds meer verspreiding vinde als uiterst krachtdadig middel om het rijk Gods te verbreiden en den ehris- tclijken geest in de zielen te herstellen." Zoo moge dit hoekje dan bij duizende ex emplaren zijn weg ook door Katholiek Ne derland vinden! Indien men zich de moeite eener ernstige, rustige lectuur wil getroosten, is het door eenieder te begrijp1011 ®n te genieten. Voor priesters echter en religieuzen, ook voor in een of anderen zin ontwikkelde katholieken, mag het inderdaad onmisbaar genoemd worden. G e e s t e 1 ij k e Gedichtjes, door eene zuster van de Cong, der Zusters van Liefde van O. L. Vr. Moeder van Barmhartigheid te Til burg. K-Jv- Boekcentrale, Am sterdam- Van groote innige devotie en schoone le vensblijheid getuigen deze gedichtjes wel. Maar om poëzie te zijn moet niet alleen de inhoud doch ook de vorm schoon zangen als halsom voor liaar zeven wonden. Breed moge in haar teedra ziel taiijn liarptoon dalen! O, konde ik 't lange lijden, fel en wreed, der zoete Smartenmoeder vroom verhalen 1 Geen weedom evenaart haar smarten-rouw, geen heerlijkheid haar smarten-zegepralen Als ik op al uw droefheidswegen trouw u, Moeder, volg, uw schreden poog te drukken dan zie ik, nat van uwen tranendauw, de rootte rozen bloeien, die verrukken door edion geur, door hoogen lijdensgloed. En al die passierozen zal ik plukken en. leggen ze aan uwa lieven Zonen voet. Zijn smart en kruis stond immer voor Zijne oogen; maar 't lijdenswee der lieve Moeder-zoet zou 't snerpende dier pijnen 't meest ver- hoogen. Och, 't medeschreden van Maria's smart zal bloed en zweet van 's Heeren aanschijn drogen en troosten Zijn met doorns pmwonden hart. Zoo'n eenvoudige naast elkander-stelling zegt. meer dan alle oritiek, waar de schoon heid van poëtischen vorm te vinden is be hoeft men geen oogenblik betwijfelen. Nog een voorbeeld en een vergelijking. In de uitgave der Boekcentrale dicht de Zuster van O.L. Vr. Moeder van Barmhar tigheid over „Passietijd." Daar ligt een waas van zacht, gelaten treuren, Omhullend droef het heilig Godsgebouw; De Kerk, als zou Zij nooit het hoofd weer beuren, Zoo zit Zij neer in stillen passlerouw. Ilaar Bruigom lijdt... hoe kan zij blijde wezen Zij lijdt met Ilem, haar kroon, haar steun, haar al, En 't is alleen als Hij zal zijn verrezen, Dat weer haar leed in vreugd verkearen zal. Dit is zeker nog een der betere gedichtjes uit den bundel Maar ve.rgelijk daar nu eens mede het volgende van Zr. In het Nieu we Dompertje: O, zielen, zielen, paarlen, zó van waards, dat 'e Allerhoogsten Zoon u met Zijn Bloed gekocht heeft en in d'eigen purpervloed uw dofgeworden glansen weder klaarde, gij hoort nu toe aan .Wie uit liefde u gaarde 1 O zielen, zielen, Christus' kostbaarst goed, wat u dan vluchten, verre vluchten doet van Ilem, wiens (fierste schat gij zijt op aarde? Ben ik, mijn Jesus, van zoo duren prijs, en wilt Gij mij ook in Uw Paradijs als schoone parel eeuwiglijk doen pralen) Dan, nu ik in mijn broze schelp nog hang, gedoog, dat ik voor U méér paarlen vang, j om die met mij den Hemel in te halen. Hoewel de Geestelijke Gedichten zeer ze- p ker stichtelijke lectuur vormen, moeten wilJ ze over het algemeen als poëtische uiting mislukt achten. Hoe een dichterlijke geest dezelfde gedachten behandelt, blijkt uit bo-1' venstaande vergelijkingen. De Volksmissionaris. i Voor ons Egt de Mei-aflevering van d goed geredigeerd maandschrift. Het gebe voor de bekeering van Nederland, dat on- langs door de Redactie werd uitgegeven em, dat reeds bij duizendtallen in breeden kring verspreid Is, trok de aandacht ook van de ,r;: nletrKatholieke pers. Opmerkelijk is het in deze aflevering van J>e Volksmissionaris'' j te zien, hoe de protestantsche pers zelf het goed recht van zulk een gebed erkent en '.1 verdedigt. De bestrijding van de „Maatschappij tot nut van het Algemeen" wordt reeds krach- ij tig voorbereid; een volgenden keer zal d< groote aanval beginnen. Tegen het echt- V Roomsche geschut zal „die bondgenoote der loge" het niet uithouden. Verdere stukken als over het burgerlijk ij gezag, over de veelvuldige biecht, over de Mariavereering, de rubriek „Neem en lees' en de zoo actneele schets „Smokkelellende'' bieden „elk wat wils''. Een brief van den ZeerEerw. Pater J. Beo- vraagt onze belangstelling voor het missie- terrein in Brazilië. Twee fijne Madonnavoorstellingen en de l. 8e Sint Lambertusplaat nit de mooie kerk van Gestel bij Eindhoven sieren deze goed- verzorgde Mei-aflevering. en A. F |i Dé Mystieke Vv oorden, door M. Reynes Monlaur, uit het Fransch vertaald door Helena Biegel, N.V. R. K. Boekcentrale, Amsterdam. Het wél-stichtend verhaal eener Fransch* Kloosterzuster, die uit haar land verdreven, in .België mèt hare medezusters een onder komen had gevonden doch door het optreden der Duitsch© troepen in Fiankrijk tot vluch ten wordt gedwongen en ten slotte in Reims' aanlandt Onderweg overnacht zij in eene kerk en krijgt daar, als ze in den uitersten gees telijken nood verkeert de mystieke woorden te hooren, die van haar een heldin maken. Het boek wordt Ontsierd door een al te sterke vereenzelviging van godsdienst - a ra tionaliteit. Een Franschman behoort niet te vergeten, (dat zijn eigen land op smadelijke wijze do kloosters heeft uitgedreven. „Fijno hoffelijkheid in toon en manieren", tegenover Duiteche ruwheid gesteld, teekenen nog niet den ju is ten afstand der bende rassen. Was 't niet een Franschman La Bruyère die aeide: „Un hom me grossier peut étre un homma sage."? Verfijnde misdadigheid is misschien nóg erger dan grove.... Evenredige Ventegou- woordiging in Neder land, door M. C. E. Bon- gaerts, Lid van de Tweede Kamer der Staten-GeneraaL Roermond. J. J. Romen en Zonen. Deze brochure geeft een helder overzicht van het nieuwe Kiesstelsel der Evenredige Vertegenwoordiging. Niet alleen de voor mannen en bestuursleden van Kiesvereenl- gingen moeten deze bruchure lezen; neen, ieder behoort er kennis van te nemen, op dat hij zijn rechten en plichten als staats burger leere kennen. Jaarboekje voor den R. K. Georganiseerden Middenstand, uitgegeven door den R.K. Middenstands bond. Een zeer practise!) jaarhoekje dat allerlei voor middenstanders belangrijke gtegevens bevat. De typografische uitvoering kon beter. Zondag werden door Z. D. H. Mgr. Petrus Hopmans, bisschop van Breda in het colle ge der Eerw. Paters Jezuïeten te Ouden- Dosch de tonsuur en mindere orden aan de volgende Eerw. Fraters toegediend: J. Schnüdetr, J. Groot, J. Griiber, C. Hanck- se, J. ten Berge, P. Bollen, O. Barter, P. van Kassei, G. de Jong, A. de Knijper, M. Kue- ters, J. de Lang, M. Mulders, H. Robbers, A. Scholte, J. Thewisaen. G. Tnrkenhurg, J. de Vreeze, L. de Vreeze en A. van ZecM. EEN PRIESTER-JUBILé IN DEN VREEMDE. Vandaag is het 25 jaar geleden dat de Z.E. Pater J. Buis, te Wervershoef (N.-H.) van de Missionnariseen van het Goddelijk Woord te Uden, tot priester gewijd werd; 26 Sep tember daarop vertrok zijmeerw. maar de „Ongelukkig. Vermogenl Schitterende fa milie!...." „Dat is niet alles, geloof me., Ge zijt op dit oogenblik verblind. Tracht de oogen ta openen. Ge zult zïorr en ge zult moeten toegeven, dat ik geltl.k had u te weerhouden vaii het 41 oen van een verkeerden... beslis- sendon stap." „Neem me niet kwalijk sprak hij op zeer onverschilligen toon. Ik vind u zeer vreemd. Gij hebt uw geluk gekozen, waarom wilt ge mij verhinderen het ,r''1 te zoeken?...." Uit de gelaatsuitdrukking van André en uit zijn toon ken ik opmaken, dat zijn besluit ge nomen was, en dat, indien ik niet veel op liet spel zette, hij misschien uit baloorigheid1 mor gen zijn woord geven zou.Toen' herhaalde ik: „Ik heb mijn geluk gekozen 1 Komaan, André, kunt ge me zweren niets te zullen me- dedeelen aan mijnheer Gueldry van allee, wat ik je zeggen zal?" „Eenigszins onrustig1 keek hij mij aan, maar verre van de waarheid te vermoeden reide hij, daar hij waarschijnlijk de eene of andere onschuldige vertrouwelijkheid verwachtte: „Ja, ik «weer hetl" En ik vertelde hem alles.alles.Ik schopte or een bitter behagen in hem alles te vei tellen, het misschien te overdrijven. Niet een enkele maal onderbrak hij mijn verhaal; toen ik geëindigd had, wendde hij mij alleen zijn gelaat toe, dat in het maanlicht gezien vreeselijk bleek was. „Arme Sabine, fluisterde hij met opeen geklemde tanden.Ge hebt u als een ellende ling gedragen, mijnheer!" „Ik weet het!" „En waarom ]egt ge mij pwe verhouding tot Sabine bloot?" „Om u te weerhouden op den rand van den afgrond. Er is eenige overeenkomst tus- schen den toestand van freule De Briges en den mijne.Moge ik Sabine ook ongelukkig hebben gemaakt; nu zijn mijne oogen geopend en al moet ik ook tien jaren wachten, ik wil haar achting en tegelijkertijd haar liefde te rugwinnen. Freule Do Brigjos aou u bepaald ongelukkig maken; pas op, waarde André, dat uwe oogen niet worden geopend." Toen ik deze woorden gesproken had, kwa men wij te Vorey aan. André stapte uit het rijtuig zonder mij de hand te drukken «n met een; teroog vaarwel, dat mij' sidderen deed. Op den drempel dei- villa wendde hij zich eens klaps om: „Bewaar wel of niet mijn geheim, dat komt er weinig op aan, zeide hij; voor het uwe kunt go gerust zijn; ik heb mij-n vader lief, de waarheid aou hem doodon. En hjj verwijdoide zich langs de groote laan. O, welk een terugkeer! Hoe ik geleden heb door deze koelheid van André! Oom, dat lijden is alweer boete. Dezen morgen heb ik van hem eeu;ge rege len ontvangen, die ik hier overschrijf: ..Het is mii onmogelijk, waarde Herbert, heden op Barsannee te komen; maar ik kom hij u verontschuldigen. Gisteren heb ik mij als d© minste der mensohen gedragen. Uwe vrijmoedigheid, uw leedwezen verdient van mijn kant meer edelmoedigheidVer geef mij en gfeloof aan mijne achting en mijne genegenheid evenals vroeger. André, Onderaan in oen jposicriptum: „Onder het eerste hot beste voorwendsel begeef ik mij naar Hennequville. Mijn arm zusje moot zoozeer lijden 1" (Wordt vervolgKLV T

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1917 | | pagina 5