NIEUWE HUIL COMMIT BERTHAND DU GUESCLIN BUITENLAND Spellingbezwaren. FEUILLETON WAT DE PERS ZEGT Zaterdag !6 Juni Tweede Blad Toen men aan den vooravond stond van fle invoering officieuse invoering! van van de spelling van De Vries en Te Win del, aanvaardde Jacob van Lenncp het nieu we regime met een kwinkslag: „ik ben vóór öe nieuwe spelling," verklaarde hij, „omdat onder haar heerschappij de vroojijkheid lan ger zal duren" in de Siegenbeeksche spel ling schreef men n.l.„vrolijkheid", aldus feirlt het „Vaderland" dit artikel in. w^oo de geestige schrijver thans nog tot het land der levenden mocht behooren, zou hij wellicht de „Kollewijnsche" spelling af wijzen, bewerende, dat, als hij schreef: „De Vrouw werd geroofd, de man sloeg de rover fret een knuppel," het niet duidelijk is of de man dan wel de roover geknuppeld is. Het bezwaar zal een overtuigd „Kollewij- hiaan" niet overtuigend noemen, doch een grond van waarheid is er niet aan te ont zeggen. ITet is inderdaad niet tegen te spre ker,, dat de vereenvoudigde spelling een Btreep haalt door buigingsuitgangen, welke in de thans gebruikelijke schrijfwijze als kenteekenen dienen voor 'de plaats, die een woord in eenig zinsverband inneemt. Dat dit een der oorzaken is voor het verzet, hetwelk de „vereenvoudigde" in vele krin gen vindt, valt niet weg te cijferen. Doch dat er nog meer grieven, werkelijk met van minderen aard, zijn te berde te bren gen heeft men kunnen lezen m het adres, dat' prof. R. O. Boer en 700 andere land- genooten hebben gericht tot de Staatscom missie inzake het Spellingsvraagstuk. De commissie h eeft haar rapport nog met ingediend, maar de kans schijnt groot, dat haar adviezen zullen loopen in de richting der „vereenvoudigde" en bijtijds willen de adressanten hiertegen waarschuwen. Laten we hopen, dat haar adres de wankelmoedigen nog terughoudt om zich aan de zijde der „Kollewijnianen" te scharen! Met alle bezwaren, bij voorbaat er tegen ingebracht, zijn van wichtig kaliber. We kun nen wel begrijpen, dat de tegenstanders op komen voor de handhaving van het woord beeld, omdat een ervaren lezer niet meer een of ander woord spelt, doch zijn oogen den ganschen groep van letters, die het woord vormen, of wel de letters bij groepjes tegelijk opnemen. Wie gewend is, om iets te noemen, het woord maximum-uitkeering zon der ernstig bezwaar te lezen, zal uit onge woonte als het ware even struikelen over „maksiemumuitkeering". Intusschen, dat went wel; alleen de oogen van ouderen, die uit den aard der zaak 't meest conservatief ,de voorkeur blijven geven aan wat jaren 'lang opgenomen hebben, zullen daartegen opkomen. Ook het bezwaar, dat wanneer ieder Schrijft en leest in het Kollewijniaansch, 1de boeken, in de tegenwoordig in zwang zijn de spelling geschreven, buiten gebruik zullen geraken, achten we niet overwegend, wan- ©eer we zien, hoe weinig een lezer, die (kennis wil maken met een werk, zich laat afschrikken door Biiderdijksche of Sdegen- (beeksche spelling. Of wordt Fred, van Ee- den niet ter hand genomen, omdat hij een i «peiling op zijn eigen houtje er op na lioudt, die door aantrekkelijkheid zeker met uit dunt? Tr Ons hoofdbezwaar tegen de „Vereenvour digde" en 't doet; ons genoegen daarbij de adressauten te ontmoeten is, dat zij toe geeft aan de neiging tot slordigheid, die ons (Nederlanders eigen is zoowel bij het spreken *3s bij het schrijven We spreken ontzettend onachtzaam, voor- lil de bewoners van de Westelijke provincies des lands hebben last van een „luie tong idie buigings-, vervoegings- en meervouds vormen verwaarloost, waar dat maar moge- 'lijk is- En daarnaast hebben we even groo- len lust om maling te hebben aan die vor- llnen bij het schrijven. Onze spelling is zoo moeilijk heet het. Maar is die van da I Engelsche, de j. ransche of de Duitsche taal ■oo simpel, dat men ze in een handomdraaien leert? Toch ook niet, zouden we meenen. Ook daar stuurt men aan op het overhoord wer pen van het overtollige, doch men cultiveert 'nog wel zooveel taalgevoel, dat men de slordig tókt tot gids neemt en zeker niet in het beid niet tot gids neemt en zeker niet in het hoofd ziende, dat bij het spreken een into natie eenzelfde waarde kan hebben als een buigingsvorm of een letterverdubbeling in bet schrijven. Nu moge men ons ouderwetsch heeten, toaar we zijn daarnaast overtuigd en ook bierin ontmoeten we de straks genoemde adressanten dat de achteloosheid; bij de ■peiling ook de achteloosheid bij het stilee- ren medebrengt. We willen meepraten uit de ervaring, in ons eigen vak opgedaan, en verzekeren, dat bet ons getroffen heeft, hoe jonge journa listen, die niet de oefenschool der klassieke talen hadden doorloopen, niet stelselmatig aan zinsontleding hadden gedaan („partes Diaken, noemden we datl) maling hadden aan Oorrecten zinbouw, niet gevoelaen bet ver schil van naamvallen, foul ie e zinconstrucli s maakten onder verzekering, dat hun leeraar, voorstander van spellingvereenvoudiging, zich over dergelijke anomalieën het leven niet moeilijk had gemaakt. Hij had het blijk baar onnoodig geacht door correctheid van spelling het taalgevoel te versterken. En nu mag men niet over het hoofd zien, dat, wat de „vereenvoudigers" willen, feite lijk een tegemoetkoming is aan de taai-lui heid van slechts een deel der Nederlanders. In tegenoverstelling met de West-Nederlan ders houden b.v. de Friezen, de Groningers, de Vlamingen wel degelijk buigingsuitgangen in eere, waardoor de Kollewijnianen een streep willen halen. Consequentie is daarbij uitgesloten, want terwijl zij de n als een naamvalsaanduiding laten vallen, handhaven ze die letter als meervoudsuitgang, ofschoon de reeds meer genoemde luie tong zoowel de naamvals-n als de meervonds-n met graagte verwaar loost. Eindelijk doet het ons genoegen dat ae adressanten al bij voorbaat opkomen tegen de mogelijkheid ,dat de uitgang „lijk" voor taan gespeld zal worden als „lik". Wie ons verzekert, dat aan het slot van het woord „wonderlijk" de ij-klank niet wordt gehoord, krijgt van ons gelijk. Maar daarom gaan we nog niet met hem accoord, als hij nu „won derlik" wil gaan schrijven! Want ook de i- klank wordt aan het eind niet gehoord. Wie even oplet, zal ervaren, dat in dien uitgang een klank wordt gehoord welke zweemt'naar een onvolkomen u. Toch zou het niet juist zijn om de ij deswege te vervangen door een u, nog minder juist zou het zijn er een i voor in de plaats te zetten, welnu, waarom zouden we dan gaan veranderen? Waarom zullen we ons dan maar niet houden aan de ij, totdat we in onze letterteekens zoo groote differentieering brengen, dat we een bijzon dere letter voor dien uitgang aanvaarden? Deze en dergelijke bezwaren tegen de „Vereenvoudigde" doken weder bij ons op, toen we kennis hadden genomen van het adres van prof. Boer o.s. en we meenden goed te doen-met enkele weder eens naar voren te brengen, ten einde onzerzijds in stemming te betuigen met het waarschuwend woord, dat daarin wordt gegeven. We zijn volstrekt geen blinde vereerders van de nieuwe spelling; men treft er ongetwijfeld dwaasheden en gekunsteldheden aan, en wan neer de Staatscommissie voorstellen doet om daardoor een streep ta halen, zullen wij ons gaarne aan haar zijde scharen. Maar we blij ven ons met kracht verzetten tegen elke poging om het Kollewijniaansch daarvoor in de plaats te brengen. Dat zou o.i. een aan randing van het eigen karakter van onze taal wezen. Episode uit den Fransch-Engelscben oorlog in de XlVe eeuw. *3) 17! 'Arme broeder, zuchtte Mathei ine, de "traag ontwijkende, hij schijnt uit de rivier I» komen. Gerechte Hemel, riep Pbiiiberta uit op baar beurt blozende, ja waarlijk, dat ia Ro- bartid e Brécé. Den hemel dank. Zijn gang miidt aan, dat h;ij niet gewond ia. '«7"— Zie, ae hebben twee gevangenen, wil- "wij er heen giaan? Yolao.de, riep Pbiiiberta, roep eensspoei- £*8 onze kamerdienaressen. We willen ons «ieeden en spoedig. L"~" voegde Matheline ar bij1, wij1 moe- F™1 weten wat er in onze onmiddellijk© om- voo'r ona9 oogen opbeurt, i- De kamervrouwen kwamen, en met hare L,P waren de beide jonkvrouwen .weldra ^«leed. BID EN WERK. In de MAASBODE komt baron A. van Wijn bergen terug op de vergadering van den Alge- meenen Bond van R.-K. Kiesvereenigingen op 9 Juni 1.1. en merkt op dat zij in verschillende kringen ongetwijfeld groote teleurstelling heeft gebracht. Men had het zoo anders gehoopt, men had het stellig anders verwacht. Geruimen tijd was men bezig geweest hier dit in te blazen, ginds iets anders in te fluis teren, allerlei meeningen en denkbeelden te doen postvatten onder de schijnschoone leuze van te dienen de groote algemeene volksbelan gen. En reeds meende mem, gelet op sommige uitlatingen, hier en daar vernomen, het er voor te mogen houden, dat in onze kringen er heel wat menschen gevonden werden die in hun naïeviteit niet bemerkten, welke belagers der katholieke zaak zich achter dat masker verscholen hielden. Ja zelfs de Nieuwe Rot- terdamsche Courant had geen geduld om de Bondsvergadering af te wachten, en reeds te voren, ook nu weer blijk gevend, dat men steeds zoo gaarne gelooft wat men hoopt, werd uiting gegeven aan overgroots blijd schap, nu men de eenheid der katholieke partij in gevaar meende te zien gebracht. En thans? Groote teleurstelling. Het artikel, dat wellicht reeds geschreven lag (men was immers zeker van de zaken, die komen zouden), om aanstonds na de vergade ring „van katholieke zijde" ie worden gezon den aan de N. R. Courant men heeft het moeten verscheuren: het paste niet. Wat toch is geschied? Op 9 Juni heeft zich uitgesproken niet deze of gene enkeling, niet een of andere groep, doch de katholieke Staatspartij in haar geheel, en deze heeft zich uitgesproken kloek, fier, duidelijk. Zij heeft het oüomwonden verklaard niet het oor te zullen leenen aan adviezen en raadgevingen onzer tegenstanders, al zijn ze in nog zóó welwillenden vorm gesteld. Zelfs mr van Houten heeft zij als haar adviseur niet aanvaard. Zij heeft het in de meest duidelijke bewoor dingen uitgesproken, dat zij, als tot dusverre, wensch te blijven de eene, ongesplitste kath£ lieke Staatspartij; dat binnen het politiek ver band aan ieder het vrije woord moet worden gelaten, ieder zijne nrening moet kunnen uiten en verdedigen; dat met de velschillende stroo mingen meet worden rekening gehouden; dat aan rechtmatige wenschen en verlangens, waar maar eenïgszins mogelijk, moet worden vol daan. Maar zij heeft tevens daarbij verklaard, dat dat alles bereikt moet en ook kan worden door de ééne partij, als ééne partij, waarin voor allen zonder onderscheid gelijkelijk plaats is. En het moge dan hard klinken met den meest mogelijken nadruk heeft de verga dering er mede ingestemd, dat hij, die thans mocht willen aansturen op eene verandering of splitsing onzer katholieke STAATSpartij in verschillende groepen of standen, als „ver rader" zou worden gebrandmerkt, in het vaste vertrouwen nochtans, dat zoodanig een verrader onder ons niet gevonden worden zal. En eindelijk heeft zij het met klem uitgespro ken, dat het groote werk, dat gaat ondernomen worden, en waarbij zeker moeilijkheden zullen te overwinnen zijn, toch door allen zoude moeten verricht worden in onderling vertrou wen, in hartelijke samenwerking, het oog steeds gericht op het belang der ons allen dierbare katholieke zaak. Zóó heeft de Bond blijk gegeven van eenr heid, van kracht, van liefde. Maar dan wekt de schrijver op tot het „Ora et labora", tot het „Bid en werk." Zoo is het dan den laatsten tijd, ook buiten onze kerkgebouwen, wederom zoo luide en zoo openlijk verkondigd, dat er gebeden worden moet, en welke kracht het gebed bezit. Men vergete het niet op politiek terrein. De ervaring heeft de laatste jaren wederom getoond hoe die gebeden worden verhoord, ai geschiedt het vaak op andere wijze dan wij ons in onze kortzichtigheid hadden voorgesteld. En waar derhalve de katholieke partij thans mag juichen over het bezit harer onmisbare eenstemmigheid, daar zouden we willen zeg gen: Brengen we daarvoor toch in de aller eerste plaats onzen dank aan God, en blijven wij te midden van ons werk der komende maan den, allen voortdurend Hem bidden, dat Hij onzen politieken arbeid blijve zegenen, dat ons werk verricht worde volgens Zijn H. Wil. DE NIEUWE MINISTER VAN OORLOG. Da „N. R. O." wijdt een artikel aan de benoeming van den nieuwen Minister van Oorlog en besluit aldus: De taak van den nieuwen Minister van Oorlog zal moeilijk zijn. Wat me i van hem verlangt en verwacht is, dat hij, zonder de hoofdroeping van het leger, de materieel© verdediging van het vaderland, ook maar het geringst© ta kort te doen, niettemin de kunst zal verstaan, in de sociale vraag stukken, die met onze langdurige mobilisatie verband houden, eenige tegemoetkomild heid te betrachten, en een open oog te heb ben voor de enorme belangen van het vaderland, die den duur van de mobilisatie overleven. Daartoe is noodig, dat de lei ding van onze aangelegenheden, die dioor oorzaken, welke wij onlangs hebben uiteen gezet, meer en meer aan het departement was ontvallen, wieer daar wordt terugge bracht. Zal dit bij deze oplossing mogelijk blijken? Wij hebben kort gejeden uiteengezet, dat wij ons haar anders voorgesteld hadden. In stee, dat het zwaartepunt voor de legerlei ding weer is verlegd paar liet departement, zal dit, vreezien wij, onder het nieuwe jjeèteJ van zaken, nog meer, <lan tot nu toe, daar buiten komen te vallen. I,n stee van een verantwoordelijk leidend hoofd, als waaraan voor alles behoefte is, zal dan de nieuwe Minister bloot blijven een administrateur, terwijl de toonaangever, de gangmaker, zich bevindt op een post, waar uit den aard der zaak bii de te nemen beslissingen en de voorstellen, die aanhangig gemaakt worden, niet die breedheid en veelzijdigheid van overwegingen géiden, waardoor een Minis ter van "Oorlog zich behoort te laten ken nen. Nog eens: 't La natuurlijk mogelijk dat onze vrees zal worden beschaamd. Niets zal ons aapgonamer zjjn, dan door de prac- tijk uitgewezen te zien, dat het stuur weer in handen is, waar het moet zijn moei zijn, in de eerste plaats ook in het belang van het legér zelf. Maar voorshands kunnen wij de meening niet van ons afzetten, dat deze benoeming óf een Uitvloeisel is van eene bij de. regeering fieorscfiende overtui ging, die aan de onze volstrekt tegenover gesteld is; óf is te beschouwen als een pis aller, omdat een friseh, krachtig, onafban- kelijk-Minister van Oorlog, a.l3 wij ons had den gedacht, onder de bestaande verhou dingen niet tot aanvaarding van het bestuur was bereid te vinden- In plaats van beëindiging van het op perbevel, krijgen we nu een groote kans op ©ene feitelijke versterking daarvan. In rustige tijden, wanneer het er op aankomt, de sociale belangen, dit woord in engen zin genomen tegenover de legerbelangen, die immers toch óók sociale belangen zijn met deze laatste te verzoenen, zon mis schien het middel van een burger-mi nister niet ongeschikt kunnen zijn, omdat dan het tegenwicht van het opperbevel niet bestaat; thans lijkt ons de aanwending van deze remedie van zeer twijfelachtige waar de. Zij kon wel eens erger blijken te zijn, dan de kwaal. De „N. CRT." schrijft :o.m. „Wat de wijze betreft, waarop de crisis is beëindigd, het valt moeilijk zich hier omtrent een oordeel te vormen. Over dien persoon van den nieuwen minister valt wei nig meer te zeggen, dan dat hij niet alleen een hooggeplaatst maar ook een hoogstaand ambtenaar is en door de functie van hoofd der le afdteelimg van het departement (ka binet des Ministers), die hij ondanks zijn nog jeugdigen leeftijd (42 jaar) reedis sinds eenige jaren bekleedt, volledig op de hoog te is van het departementale raderwerk, terwijl hij ais zoodanig tevens een belang rijk aandeel heeft gehad in de bewerking der voornaamste maatregelen, welke op de fensie-gebied zijn genomen. Dit alles vergemakkelijkt' bem zeker de zware taak om als eerste burger-minister van Oorlog, het ambt te aanvaarden, maar geeft ons weinig of geen inzicht in de lij nen, langs welke deze taak zal worden volvoerd. Nu is het waar, dat de wijze, waarop minister Bosboom tot heengaan werd ge dwongen, geen koers hoegenaamd aanwees, naar welken zijn opvolger zou hebben te varen. Immers eenerzijds werd dien bewinds man te veel, anderzijds te weinig plooi baarheid verweten, terwijl de sociaal-de mocraten, die verklaarden op zijn aanblij ven prijs te stellen, voor zijn heengaan stemden. In zooverre zal de nieuwe minister dus geheel vrij staan, maar toch kan men met zekerheid zeggen, dat vrij algemeen wel licht met uitzondering van de uiterste lin kerzijde en van enkele anti-militaristen gowenscht wordt een krachtige minister van oorlog." DE NIEUWE SPOORWEGTARIEVEN. In de „Econ. Statistische berichten" van deze week zijn de nieuwe spoorwegtarieven andermaal het onderwerp eener bespreking. Zal men dezen zomer den prijs zien stijgen en de qualiteit door vermindering van reisgele genheid, verlenging van den reisduur, overvulde coupé's enz. zien dalen, vertrouwd mag worden dat de qualiteit in normale tijden weer zal stij gen, maar betwijfeld of ook weer het normale tarief zal intreden. De kans, dat ook hier te lande een plaats- kaartenbelasting ten behoeve van Rijks kas zal worden ingevoerd1, is door den terugkeer van minister Treub op den Kneuterdijk weer grooter geworden en anderzijds zal vermoe delijk de omwerking, welke onze spoorweg tarieven in verband met de fusie nog zullen hebben te ondergaan, de maatschappijen een welkome gelegenheid bieden tot eenige ver hooging. Intusschen zal dan uit den aard der zaak als eisch zijn te stellen, dat die verhoogingen meer doordacht zullen zijn dan de huidige oorlogstoeslagen, waaraan het groote bezwaar van elke opcentenheffing kleeft, dat zij nl. de gebreken van het tarief nog wat aanscherpt. De onderlinge prijsverhouding der 3 klassen t. w. 2:2y3:l veel te gunstig noemende voor de hoogere klasse, vraagt „E. St. Ber.", of niet een billijker stelsel te vinden ware geweest, bijv. van verplichte plaatsbespreking, desnoods met be perking van het aantal klassen. Men had dan althans de zekerheid gehad, dat steeds met ten volle bezette treinen zou worden gereden, een eerste eisch, waar zóó met trekkracht en ruimte zal moeten worden gewoekerd als dezen zomer. Thans zal vermoe delijk op de hoofdlijnen en in de sneltreinen ook de le klasse wel overvuld ziin, al ware het alleen met benzinelooze O. W.'ers, abon- né's en de tallooze vrij- en dienstkaartenhou- ders. Maar in de stop- en vroegtreinen en op meer afgelegen trajecten zal vermoedelijk de le klasse en ook de 2e klasse, als gewoonlijk, veelal onbezet zijn, dat dunkt ons thans een ongeoorloofde verspilling van ruimte en trek kracht, evenals ook bijv. het medevoeren van restauratie-rijtuigendoor tijdelijke opheffing van de le klasse, wellicht gepaard aan het bestemmen op korte trajecten van bagage- of daartoe geschikte gesloten goederenwagens voor reizigersvervoer ware wellicht iets te be reiken geweest. VERSPREIDE BERICHTEN, SPOORWEGAANLEG AOHTER HET FRONT. Een bij zond euro oor rosmonden t van de „DaJLv Maill" geeft de volgende besahrifvinaj van het werk der spoorwegbouw af dealing. „In Frankrijk ziet men oerat d© ware drukte. Ik ben juist teruggekeerd van een beaoek dat een dag duurde, aan de spoorwegaandotsews in ILhaki. Zij leggen een Engel&oh© mij! breedr apoorraiila per dag. De metalen helm en het gasmasker moeten zij voortdurend bii de hand hebben, want, hun werk brengt hen tot diiohtbii de gerechts! inie. Veel van dit werk kan alleen 's nachts gedaan worden. Zoo zii het overdag deden, zou „Fri'tz hen spoedig ontdekken en uit d'it leven helpen. Telkens komen enkele ur-m nadat, de Engel' sollen vooruitgekomen zijn, de spoorwegarbel- ders opzetten. Zij ontmoeten opgeblazen brug gen. vernielde spoorlijnen en overal ontplof bare vallen. Zwaar gepantserde locomotieven Phüiberta, die bruine haren had was ge kleed' in in een zijden gewaad van oranje kleur; Matheline, welke lichtblond was, bad zich haar rood fiuweelen kleed doen geven. Onder tusschen had men de heer de Brio quebeo in de groote wachtzaal geleid, waar hij1 zioh niet had; willen scheiden van Guy de Eon teneilo. Gij zijt mijn reisgezel, zeide Zij' hem1 en ik laat u niet vertrekken zonder eerst uw dapper gedrag aan den heer van Villers be kend te hebben gemaakt. Robert de Bróce haastte zich bij hem te gaan, na eerst van geheele kleeding verwis seld ta hebben, want begrijpelijkerwijze was hij1 doornat geworden. Zij waren dus alle drie bijeen toen de heer van Villers binnenkwam. Maarschalk, zeide de baron, terwijl hij met .veel hoffelijkheid zich neder boog op het zelfde oogenblik boodschapt men niij de eer van uw: bezoek en de goede tijding, dat door uw moed mijne bezittingen bevrijd is van eene verwoesting door die roovers, welke geheel onze provincie onveilig maken, on maar al te vaak onze kastéelen overval len en weten te plunderen. Waarde baron, wjj moeten elkander helpen en bijstaan; ovengeus, zonder de hulp van uwe boogschutters zoutte ik niets kun nen uitrichten, en wat meer is, ik moet om rechtvaardig te zijn deze twee jonge lieden aanwijzen als diegenen die den strijd door hunne wakkerheid hebban gewonnen. Dezen kien ik, antwoordde de "baron: Robert de Brócó aanwijzende; maar deze page, zeker den uwe maarschalk, herinner ik mij niet, ooit gezien te hebben. Helaas neen; ik zoude wel wenschen zuik. een flinke page in mijn dienst te heb ben. Monseigneur, sprak nu Robert de Brécé, gisterenavond toen het reeds goh cel duis ter was, wandelde ik onder aan de muren van ons kasteel. Lk ontmoette dezen Weiman, die verdwaald was op zijn terugkeer van de wapenschouwing te Gaen. Reeds had ik hem in naam van mijn heer gastvrijheid aange boden, toen wij door een twaalftal bandieten werden overvallen en gevangen genomen. De rest is u bekend Monseigneur. Met een beteekenlsvollon blik dankte Guy de Fontenelle Robert voor die te pas ko mende leugen. Zeg ons nu uwen naam, messtre, vroeg brencren de materialen aan. De wee wordt tre- ruimd, iedere «xanaattredhter volgestort, nieuwe bruggen worden sreilegd en in on«eloo- féUjk korten tiid ia de nieuwe lün gereed aan het Railway Operating Departement! opgft" leverd te worden. De a amies' van ingewikkeld© spoorwegstelsels achter de gevocht-slinio is een betrekkelijke nieuwigheod. In het begin vertrouwde hef leger geheel op de vrachtauto's. Eén trein kan echter zooveel aanvoeren als 200 van deze laatsten. Er zijn slechts 4 in plaats van 400 man voor dö ber" diening noodig; er wordt veel geld gespaard en bovendien behoeft de lijn niet voortdurend na' gezien t© waorden, zooals bii wegen voor druk motorverkeer het geval is. De Royal Engineers hebben een aantal spoor wegen aangelegd en hun werk goed verricht Maar nu zijn er meer mannen bii dit oorps noo- dig, en daarom werd een beroep gedaan op hef Westen. De p ionier s-spoot wogb o u we r a uit Canada ziin overgekomen. Zij staan onder bevel van een brigade-generaal, een bekend aannemer uit Engelsch-Golumhia. Ziin motto is: „Zie al- los, lioor alles en houd je mond dicht." Maar zijn hand is overal en hii verstaat ziin werlt uitmuntend. Het eerste bataljon kwam van de Canadian Pacific Maatschappij en was georganiseerd door lord Sthaugihnessy. Het noemde zichzelf de „Canadian Northern Bunch." Bij d© spoorweg bouw af deel ing vindt men thans mannen, (!l< medegewerkt hebben aan de plannen en den aanleg van spoorwegen van Zamheaia tof Yucatan. Als men voor hen een motto zou wil len hebben, dan zou dit moeten luiden: „WZ dragen geen strikjes of kwikjes en doen niets aan fantaisiewerk. Vooruit!" Als hoofdkwartier dient een linnen tent'. Het inwendige kreeg een bekend voorkomen door sohrfm.achines, kaartstelsel en bricvenregis- ters. De geheele inrichting kan men in ecu pakkist bergen. Natuurlijk wordt het' aanleg' werk in de vuurzöne verricht. Terwijl wij aan de lunch zaten kwamen er reeds granaten over ons kamp vliegen. Later, toen wii bii het eind punt der lijn waren gekomen, ging het er non levendiger toe. Maar de spoo> agmannen zijn fortuinlijk. Sedert het begin van dit jaar heeff dit bataljon slechts een do ode en zes gewonden door granaatvuuT gehad. „Onze voornaamste prestatie," zeide de kolo nel, „was 4% Engelsche mijlen in rijf dagen. Wii hebben juist een mooi stuk werk gereed. Eerst moesten wü een brug van 140 voet lengt? bouwen. Wij begonnen hiermede op Vrijdag en Dinsdag was de brug klaar. Toen moest de lij» voorbij de brug vrii. gemaakt worden. Daar lagen gebogen rails en allerlei andere rommel Dinsdagochtend om zes uur begonnen wij er Woensdag tegen middernacht was de liin. ter lengte van 12.009 voet gereed. Zeshonderd mannen deden het opruimingswerk en 150 legden het nieuwe spoor. Op het bij de Ancre veroverde terrein werden twee en twintig mijlen veldspoor aangelegd. Door middel van dozeii spoorweg was het moge lijk, de munitie in meer dan voldoende hoeveel heid aan te voeren. Toen de Duitöckers terug trokken, namen wij het smalspoorwegmafsriiaal weg en vervingen wij het door normaalspoor- raiils. Drie dagen geleden was dit werk volko men gereed. De lichte rails worden weder ge bruikt om nog verder vooruit te bomen, enz." En toen Het hij mij de nieuw» linie en zijne spoorwegsoldaten zien. Wii roden onder een brug door. Deze bestond uit houten balkwerk. „Wii wachten hiar niet op beton-hrughoofden, maar leggen de lijnen aan. zooals wil het pionierïiinen in het Westen dioen." De conducteur van de gepantserde locomotief was een Londenaar van de Great Eastern Rail way. Het oonstruotiebataljon bestaat echteg groo tend eels uit Ganadecaen. Zii ziin. naai Engeland ««komen om te vechten en niet om hi bouwen. Maar daar zii grootendeals. ook de of* fieieren, tot het spoorwegvak behooren, wee* de regeering hen voor dit werk aan." LUCHTACTIE AAN HET BRITSCHE FRONT. Een biiz. correspondent van de „Daily Chroi, ruide" schrijft: „Gedurende de paar laatste dagen kwamen d* ontzettends te luchtgevechten uit den geheele»' oorlog voor. Niaohits zijn onze machines bij het licht der sterren tot Ter achter de vijandelijke linie» gevlogen en hebben daar tonnen op tonno» bommen met sterke exploisieatoffen geworpen, altijd op plaatsen van bekende militaire bete» kenis. Overdag hebben ar 'gevechten plaats in ét vreemde, dunne luicht. die men op 0000 meW hoogte aantreft. Onlangs had een een duel plaats waarin ee» Engeilsohe bestuurder, na al de munitie uit zöt beide machinegeweren verschoten te hebben. to( zoo dicht, bij zijn tegenstander wist te kom es, dat hij hem met ziin revolver bon neerschieten Dit merkwaardige voorval herinnert aan hel 'feit, dat onze vliegers bij hert begin van de® oorlog geene andere wapens hadden dén plstr len en karabijnen. Hef ds een opvallend verschijnsel bii de vechten gedurende de tien laatste dagen, de Duitsche machines oen neiging vertoond'e om aan «tukken te vallen, zoodra1 zii in stuurbaren toeflrtamd geschoten winren. De ach a machines kenmerkten zich gewoon lil door hare groote stabiliteit en' hanteerbaarhefi maar in den la ntsrten tifd heeft men er vols in de Tucht aan stukken zien vliegen: do h©er van Villers aan den jongen page. Ik heet Guy de Fonteriello. Mag ik u dan mijn dank aanbieden, Sire de Fontenelle en wanneer go wilt, be kroon dan uw schitterend gedrag, door ons het genoegen te doen eenige d"%gen tyj ons te diijven. De page ooog zich, om rijne dankbaarheid te betuigen. Robert de Brécé hernam de baron, gij zult wel voor een verblijf zorgen voor den jongen edelman? Zoodra Guy de Fontenelle den naam uoor- de uitspreken van Robert de Brécé, liep hem eeno rilling door zijne ledematen en wierp hij een vluchtigon blik op den jon gen schildknaap. Beiden verwijderden rij zich daarna. Waarde strijdgenoot, zeide Guy dia Foip tenclle lachend, gij zijt zoo hoffelijk en zo o onbaatzuchtig geweest bij mijne voorstelling aan den baron de Traci, dat ik er u voor bedanken moet. Wees daarover niet bezorgd, hernam Robert dc Brécé, want als ge het goedvindt, zullen wij eerst ons geschil uit de voe'en ma ken. Daar verlang ik geenszins naar; en ik mder W wensoh u te verzoeken van nu af vriendstf te rijn, zonder meer. Als ik u zooeven niet bezig had sire de Fontenelle, zoude ik jneenen geen hart hebt om don mededinger onder oogen te zien. Meen dat nu maar niet, dat durf ik jf wef verzekeren.morgen wïl ik mij W#1 VU# Iflaren; lieden heb lk daar geen zin in. Nu tot morgen wil ik wel uitstel geve® Dank u, ik hoop en weet, dat voor hel avond is geworden, uwi toorn wol bedaard z® Z,J Aan het einde van de galerij1, welke de pagl en de schildknaap doorliepen verzchenen eer» Pbiiiberta en de kleine Mathelin*. aavolgj door de gezelschapsdame Tolonde. AH® diK iwnmen uit de H. Mis, en wandelden na geheel het gevolg, dat toen gewoon lijk «ob ke ©delvxouwen vergezelde, weggezonden If hebben. Door het blozen der beide Jonkvroig wen, zoodra rij den page en den sohildknaM bemerken, kon ment wel reden, dat de beurtenissen van den morgen reeds verge ten waren, en dat rij slechte tot voorw»nds®t hadden gediend, voor hare morgenwandeling, (Wocrdt vervolsd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1917 | | pagina 5