NIEUWE HUIL COMMIT
BERTHAND DU GUESCLIN
BUITENLAND
Spellingbezwaren.
FEUILLETON
WAT DE PERS ZEGT
Zaterdag !6 Juni
Tweede Blad
Toen men aan den vooravond stond van
fle invoering officieuse invoering! van
van de spelling van De Vries en Te Win
del, aanvaardde Jacob van Lenncp het nieu
we regime met een kwinkslag: „ik ben vóór
öe nieuwe spelling," verklaarde hij, „omdat
onder haar heerschappij de vroojijkheid lan
ger zal duren" in de Siegenbeeksche spel
ling schreef men n.l.„vrolijkheid", aldus
feirlt het „Vaderland" dit artikel in.
w^oo de geestige schrijver thans nog tot
het land der levenden mocht behooren, zou
hij wellicht de „Kollewijnsche" spelling af
wijzen, bewerende, dat, als hij schreef: „De
Vrouw werd geroofd, de man sloeg de rover
fret een knuppel," het niet duidelijk is of
de man dan wel de roover geknuppeld is.
Het bezwaar zal een overtuigd „Kollewij-
hiaan" niet overtuigend noemen, doch een
grond van waarheid is er niet aan te ont
zeggen. ITet is inderdaad niet tegen te spre
ker,, dat de vereenvoudigde spelling een
Btreep haalt door buigingsuitgangen, welke
in de thans gebruikelijke schrijfwijze als
kenteekenen dienen voor 'de plaats, die een
woord in eenig zinsverband inneemt. Dat
dit een der oorzaken is voor het verzet,
hetwelk de „vereenvoudigde" in vele krin
gen vindt, valt niet weg te cijferen. Doch
dat er nog meer grieven, werkelijk met
van minderen aard, zijn te berde te bren
gen heeft men kunnen lezen m het adres,
dat' prof. R. O. Boer en 700 andere land-
genooten hebben gericht tot de Staatscom
missie inzake het Spellingsvraagstuk.
De commissie h eeft haar rapport nog met
ingediend, maar de kans schijnt groot, dat
haar adviezen zullen loopen in de richting
der „vereenvoudigde" en bijtijds willen de
adressanten hiertegen waarschuwen. Laten
we hopen, dat haar adres de wankelmoedigen
nog terughoudt om zich aan de zijde der
„Kollewijnianen" te scharen!
Met alle bezwaren, bij voorbaat er tegen
ingebracht, zijn van wichtig kaliber. We kun
nen wel begrijpen, dat de tegenstanders op
komen voor de handhaving van het woord
beeld, omdat een ervaren lezer niet meer
een of ander woord spelt, doch zijn oogen
den ganschen groep van letters, die het
woord vormen, of wel de letters bij groepjes
tegelijk opnemen. Wie gewend is, om iets te
noemen, het woord maximum-uitkeering zon
der ernstig bezwaar te lezen, zal uit onge
woonte als het ware even struikelen over
„maksiemumuitkeering". Intusschen, dat
went wel; alleen de oogen van ouderen, die
uit den aard der zaak 't meest conservatief
,de voorkeur blijven geven aan wat jaren
'lang opgenomen hebben, zullen daartegen
opkomen.
Ook het bezwaar, dat wanneer ieder
Schrijft en leest in het Kollewijniaansch,
1de boeken, in de tegenwoordig in zwang zijn
de spelling geschreven, buiten gebruik zullen
geraken, achten we niet overwegend, wan-
©eer we zien, hoe weinig een lezer, die
(kennis wil maken met een werk, zich laat
afschrikken door Biiderdijksche of Sdegen-
(beeksche spelling. Of wordt Fred, van Ee-
den niet ter hand genomen, omdat hij een
i «peiling op zijn eigen houtje er op na lioudt,
die door aantrekkelijkheid zeker met uit
dunt? Tr
Ons hoofdbezwaar tegen de „Vereenvour
digde" en 't doet; ons genoegen daarbij de
adressauten te ontmoeten is, dat zij toe
geeft aan de neiging tot slordigheid, die ons
(Nederlanders eigen is zoowel bij het spreken
*3s bij het schrijven
We spreken ontzettend onachtzaam, voor-
lil de bewoners van de Westelijke provincies
des lands hebben last van een „luie tong
idie buigings-, vervoegings- en meervouds
vormen verwaarloost, waar dat maar moge-
'lijk is- En daarnaast hebben we even groo-
len lust om maling te hebben aan die vor-
llnen bij het schrijven. Onze spelling is zoo
moeilijk heet het. Maar is die van da
I Engelsche, de j. ransche of de Duitsche taal
■oo simpel, dat men ze in een handomdraaien
leert? Toch ook niet, zouden we meenen. Ook
daar stuurt men aan op het overhoord wer
pen van het overtollige, doch men cultiveert
'nog wel zooveel taalgevoel, dat men de slordig
tókt tot gids neemt en zeker niet in het
beid niet tot gids neemt en zeker niet in het
hoofd ziende, dat bij het spreken een into
natie eenzelfde waarde kan hebben als een
buigingsvorm of een letterverdubbeling in
bet schrijven.
Nu moge men ons ouderwetsch heeten,
toaar we zijn daarnaast overtuigd en ook
bierin ontmoeten we de straks genoemde
adressanten dat de achteloosheid; bij de
■peiling ook de achteloosheid bij het stilee-
ren medebrengt.
We willen meepraten uit de ervaring, in
ons eigen vak opgedaan, en verzekeren, dat
bet ons getroffen heeft, hoe jonge journa
listen, die niet de oefenschool der klassieke
talen hadden doorloopen, niet stelselmatig
aan zinsontleding hadden gedaan („partes
Diaken, noemden we datl) maling hadden aan
Oorrecten zinbouw, niet gevoelaen bet ver
schil van naamvallen, foul ie e zinconstrucli s
maakten onder verzekering, dat hun leeraar,
voorstander van spellingvereenvoudiging,
zich over dergelijke anomalieën het leven
niet moeilijk had gemaakt. Hij had het blijk
baar onnoodig geacht door correctheid van
spelling het taalgevoel te versterken.
En nu mag men niet over het hoofd zien,
dat, wat de „vereenvoudigers" willen, feite
lijk een tegemoetkoming is aan de taai-lui
heid van slechts een deel der Nederlanders.
In tegenoverstelling met de West-Nederlan
ders houden b.v. de Friezen, de Groningers,
de Vlamingen wel degelijk buigingsuitgangen
in eere, waardoor de Kollewijnianen een
streep willen halen.
Consequentie is daarbij uitgesloten, want
terwijl zij de n als een naamvalsaanduiding
laten vallen, handhaven ze die letter als
meervoudsuitgang, ofschoon de reeds meer
genoemde luie tong zoowel de naamvals-n
als de meervonds-n met graagte verwaar
loost.
Eindelijk doet het ons genoegen dat ae
adressanten al bij voorbaat opkomen tegen
de mogelijkheid ,dat de uitgang „lijk" voor
taan gespeld zal worden als „lik". Wie ons
verzekert, dat aan het slot van het woord
„wonderlijk" de ij-klank niet wordt gehoord,
krijgt van ons gelijk. Maar daarom gaan we
nog niet met hem accoord, als hij nu „won
derlik" wil gaan schrijven! Want ook de i-
klank wordt aan het eind niet gehoord. Wie
even oplet, zal ervaren, dat in dien uitgang
een klank wordt gehoord welke zweemt'naar
een onvolkomen u. Toch zou het niet juist
zijn om de ij deswege te vervangen door een
u, nog minder juist zou het zijn er een i
voor in de plaats te zetten, welnu, waarom
zouden we dan gaan veranderen? Waarom
zullen we ons dan maar niet houden aan de
ij, totdat we in onze letterteekens zoo groote
differentieering brengen, dat we een bijzon
dere letter voor dien uitgang aanvaarden?
Deze en dergelijke bezwaren tegen de
„Vereenvoudigde" doken weder bij ons op,
toen we kennis hadden genomen van het
adres van prof. Boer o.s. en we meenden
goed te doen-met enkele weder eens naar
voren te brengen, ten einde onzerzijds in
stemming te betuigen met het waarschuwend
woord, dat daarin wordt gegeven. We zijn
volstrekt geen blinde vereerders van de
nieuwe spelling; men treft er ongetwijfeld
dwaasheden en gekunsteldheden aan, en wan
neer de Staatscommissie voorstellen doet om
daardoor een streep ta halen, zullen wij ons
gaarne aan haar zijde scharen. Maar we blij
ven ons met kracht verzetten tegen elke
poging om het Kollewijniaansch daarvoor in
de plaats te brengen. Dat zou o.i. een aan
randing van het eigen karakter van onze
taal wezen.
Episode uit den Fransch-Engelscben oorlog
in de XlVe eeuw.
*3) 17!
'Arme broeder, zuchtte Mathei ine, de
"traag ontwijkende, hij schijnt uit de rivier
I» komen.
Gerechte Hemel, riep Pbiiiberta uit op
baar beurt blozende, ja waarlijk, dat ia Ro-
bartid e Brécé. Den hemel dank. Zijn gang
miidt aan, dat h;ij niet gewond ia.
'«7"— Zie, ae hebben twee gevangenen, wil-
"wij er heen giaan?
Yolao.de, riep Pbiiiberta, roep eensspoei-
£*8 onze kamerdienaressen. We willen ons
«ieeden en spoedig.
L"~" voegde Matheline ar bij1, wij1 moe-
F™1 weten wat er in onze onmiddellijk© om-
voo'r ona9 oogen opbeurt,
i- De kamervrouwen kwamen, en met hare
L,P waren de beide jonkvrouwen .weldra
^«leed.
BID EN WERK.
In de MAASBODE komt baron A. van Wijn
bergen terug op de vergadering van den Alge-
meenen Bond van R.-K. Kiesvereenigingen op
9 Juni 1.1. en merkt op dat zij in verschillende
kringen ongetwijfeld groote teleurstelling heeft
gebracht.
Men had het zoo anders gehoopt, men had
het stellig anders verwacht.
Geruimen tijd was men bezig geweest hier
dit in te blazen, ginds iets anders in te fluis
teren, allerlei meeningen en denkbeelden te
doen postvatten onder de schijnschoone leuze
van te dienen de groote algemeene volksbelan
gen. En reeds meende mem, gelet op sommige
uitlatingen, hier en daar vernomen, het er
voor te mogen houden, dat in onze kringen er
heel wat menschen gevonden werden die in
hun naïeviteit niet bemerkten, welke belagers
der katholieke zaak zich achter dat masker
verscholen hielden. Ja zelfs de Nieuwe Rot-
terdamsche Courant had geen geduld om de
Bondsvergadering af te wachten, en reeds te
voren, ook nu weer blijk gevend, dat men
steeds zoo gaarne gelooft wat men hoopt,
werd uiting gegeven aan overgroots blijd
schap, nu men de eenheid der katholieke partij
in gevaar meende te zien gebracht.
En thans? Groote teleurstelling.
Het artikel, dat wellicht reeds geschreven
lag (men was immers zeker van de zaken, die
komen zouden), om aanstonds na de vergade
ring „van katholieke zijde" ie worden gezon
den aan de N. R. Courant men heeft het
moeten verscheuren: het paste niet.
Wat toch is geschied?
Op 9 Juni heeft zich uitgesproken niet deze
of gene enkeling, niet een of andere groep,
doch de katholieke Staatspartij in haar geheel,
en deze heeft zich uitgesproken kloek, fier,
duidelijk. Zij heeft het oüomwonden verklaard
niet het oor te zullen leenen aan adviezen en
raadgevingen onzer tegenstanders, al zijn ze
in nog zóó welwillenden vorm gesteld. Zelfs
mr van Houten heeft zij als haar adviseur
niet aanvaard.
Zij heeft het in de meest duidelijke bewoor
dingen uitgesproken, dat zij, als tot dusverre,
wensch te blijven de eene, ongesplitste kath£
lieke Staatspartij; dat binnen het politiek ver
band aan ieder het vrije woord moet worden
gelaten, ieder zijne nrening moet kunnen uiten
en verdedigen; dat met de velschillende stroo
mingen meet worden rekening gehouden; dat
aan rechtmatige wenschen en verlangens, waar
maar eenïgszins mogelijk, moet worden vol
daan.
Maar zij heeft tevens daarbij verklaard, dat
dat alles bereikt moet en ook kan worden door
de ééne partij, als ééne partij, waarin voor
allen zonder onderscheid gelijkelijk plaats is.
En het moge dan hard klinken met
den meest mogelijken nadruk heeft de verga
dering er mede ingestemd, dat hij, die thans
mocht willen aansturen op eene verandering
of splitsing onzer katholieke STAATSpartij
in verschillende groepen of standen, als „ver
rader" zou worden gebrandmerkt, in het
vaste vertrouwen nochtans, dat zoodanig een
verrader onder ons niet gevonden worden zal.
En eindelijk heeft zij het met klem uitgespro
ken, dat het groote werk, dat gaat ondernomen
worden, en waarbij zeker moeilijkheden zullen
te overwinnen zijn, toch door allen zoude
moeten verricht worden in onderling vertrou
wen, in hartelijke samenwerking, het oog steeds
gericht op het belang der ons allen dierbare
katholieke zaak.
Zóó heeft de Bond blijk gegeven van eenr
heid, van kracht, van liefde.
Maar dan wekt de schrijver op tot het „Ora et
labora", tot het „Bid en werk."
Zoo is het dan den laatsten tijd, ook buiten
onze kerkgebouwen, wederom zoo luide en zoo
openlijk verkondigd, dat er gebeden worden
moet, en welke kracht het gebed bezit.
Men vergete het niet op politiek terrein.
De ervaring heeft de laatste jaren wederom
getoond hoe die gebeden worden verhoord, ai
geschiedt het vaak op andere wijze dan wij ons
in onze kortzichtigheid hadden voorgesteld.
En waar derhalve de katholieke partij thans
mag juichen over het bezit harer onmisbare
eenstemmigheid, daar zouden we willen zeg
gen: Brengen we daarvoor toch in de aller
eerste plaats onzen dank aan God, en blijven
wij te midden van ons werk der komende maan
den, allen voortdurend Hem bidden, dat Hij
onzen politieken arbeid blijve zegenen, dat ons
werk verricht worde volgens Zijn H. Wil.
DE NIEUWE MINISTER VAN OORLOG.
Da „N. R. O." wijdt een artikel aan de
benoeming van den nieuwen Minister van
Oorlog en besluit aldus:
De taak van den nieuwen Minister van
Oorlog zal moeilijk zijn. Wat me i van hem
verlangt en verwacht is, dat hij, zonder de
hoofdroeping van het leger, de materieel©
verdediging van het vaderland, ook maar
het geringst© ta kort te doen, niettemin
de kunst zal verstaan, in de sociale vraag
stukken, die met onze langdurige mobilisatie
verband houden, eenige tegemoetkomild
heid te betrachten, en een open oog te heb
ben voor de enorme belangen van het
vaderland, die den duur van de mobilisatie
overleven. Daartoe is noodig, dat de lei
ding van onze aangelegenheden, die dioor
oorzaken, welke wij onlangs hebben uiteen
gezet, meer en meer aan het departement
was ontvallen, wieer daar wordt terugge
bracht.
Zal dit bij deze oplossing mogelijk
blijken?
Wij hebben kort gejeden uiteengezet, dat
wij ons haar anders voorgesteld hadden. In
stee, dat het zwaartepunt voor de legerlei
ding weer is verlegd paar liet departement,
zal dit, vreezien wij, onder het nieuwe jjeèteJ
van zaken, nog meer, <lan tot nu toe, daar
buiten komen te vallen. I,n stee van een
verantwoordelijk leidend hoofd, als waaraan
voor alles behoefte is, zal dan de nieuwe
Minister bloot blijven een administrateur,
terwijl de toonaangever, de gangmaker, zich
bevindt op een post, waar uit den aard der
zaak bii de te nemen beslissingen en de
voorstellen, die aanhangig gemaakt worden,
niet die breedheid en veelzijdigheid van
overwegingen géiden, waardoor een Minis
ter van "Oorlog zich behoort te laten ken
nen.
Nog eens: 't La natuurlijk mogelijk dat
onze vrees zal worden beschaamd. Niets
zal ons aapgonamer zjjn, dan door de prac-
tijk uitgewezen te zien, dat het stuur weer
in handen is, waar het moet zijn moei
zijn, in de eerste plaats ook in het belang
van het legér zelf. Maar voorshands kunnen
wij de meening niet van ons afzetten, dat
deze benoeming óf een Uitvloeisel is van
eene bij de. regeering fieorscfiende overtui
ging, die aan de onze volstrekt tegenover
gesteld is; óf is te beschouwen als een pis
aller, omdat een friseh, krachtig, onafban-
kelijk-Minister van Oorlog, a.l3 wij ons had
den gedacht, onder de bestaande verhou
dingen niet tot aanvaarding van het bestuur
was bereid te vinden-
In plaats van beëindiging van het op
perbevel, krijgen we nu een groote kans
op ©ene feitelijke versterking daarvan. In
rustige tijden, wanneer het er op aankomt,
de sociale belangen, dit woord in engen
zin genomen tegenover de legerbelangen,
die immers toch óók sociale belangen zijn
met deze laatste te verzoenen, zon mis
schien het middel van een burger-mi
nister niet ongeschikt kunnen zijn, omdat
dan het tegenwicht van het opperbevel niet
bestaat; thans lijkt ons de aanwending van
deze remedie van zeer twijfelachtige waar
de. Zij kon wel eens erger blijken te zijn,
dan de kwaal.
De „N. CRT." schrijft :o.m.
„Wat de wijze betreft, waarop de crisis
is beëindigd, het valt moeilijk zich hier
omtrent een oordeel te vormen. Over dien
persoon van den nieuwen minister valt wei
nig meer te zeggen, dan dat hij niet alleen
een hooggeplaatst maar ook een hoogstaand
ambtenaar is en door de functie van hoofd
der le afdteelimg van het departement (ka
binet des Ministers), die hij ondanks zijn
nog jeugdigen leeftijd (42 jaar) reedis sinds
eenige jaren bekleedt, volledig op de hoog
te is van het departementale raderwerk,
terwijl hij ais zoodanig tevens een belang
rijk aandeel heeft gehad in de bewerking
der voornaamste maatregelen, welke op de
fensie-gebied zijn genomen.
Dit alles vergemakkelijkt' bem zeker de
zware taak om als eerste burger-minister
van Oorlog, het ambt te aanvaarden, maar
geeft ons weinig of geen inzicht in de lij
nen, langs welke deze taak zal worden
volvoerd.
Nu is het waar, dat de wijze, waarop
minister Bosboom tot heengaan werd ge
dwongen, geen koers hoegenaamd aanwees,
naar welken zijn opvolger zou hebben te
varen.
Immers eenerzijds werd dien bewinds
man te veel, anderzijds te weinig plooi
baarheid verweten, terwijl de sociaal-de
mocraten, die verklaarden op zijn aanblij
ven prijs te stellen, voor zijn heengaan
stemden.
In zooverre zal de nieuwe minister dus
geheel vrij staan, maar toch kan men met
zekerheid zeggen, dat vrij algemeen wel
licht met uitzondering van de uiterste lin
kerzijde en van enkele anti-militaristen
gowenscht wordt een krachtige minister
van oorlog."
DE NIEUWE SPOORWEGTARIEVEN.
In de „Econ. Statistische berichten" van deze
week zijn de nieuwe spoorwegtarieven andermaal
het onderwerp eener bespreking.
Zal men dezen zomer den prijs zien stijgen
en de qualiteit door vermindering van reisgele
genheid, verlenging van den reisduur, overvulde
coupé's enz. zien dalen, vertrouwd mag worden
dat de qualiteit in normale tijden weer zal stij
gen, maar betwijfeld of ook weer het normale
tarief zal intreden.
De kans, dat ook hier te lande een plaats-
kaartenbelasting ten behoeve van Rijks kas
zal worden ingevoerd1, is door den terugkeer
van minister Treub op den Kneuterdijk weer
grooter geworden en anderzijds zal vermoe
delijk de omwerking, welke onze spoorweg
tarieven in verband met de fusie nog zullen
hebben te ondergaan, de maatschappijen een
welkome gelegenheid bieden tot eenige ver
hooging.
Intusschen zal dan uit den aard der zaak
als eisch zijn te stellen, dat die verhoogingen
meer doordacht zullen zijn dan de huidige
oorlogstoeslagen, waaraan het groote bezwaar
van elke opcentenheffing kleeft, dat zij nl. de
gebreken van het tarief nog wat aanscherpt.
De onderlinge prijsverhouding der 3 klassen
t. w. 2:2y3:l veel te gunstig noemende voor de
hoogere klasse, vraagt „E. St. Ber.", of niet een
billijker stelsel te vinden ware geweest, bijv. van
verplichte plaatsbespreking, desnoods met be
perking van het aantal klassen.
Men had dan althans de zekerheid gehad,
dat steeds met ten volle bezette treinen zou
worden gereden, een eerste eisch, waar zóó
met trekkracht en ruimte zal moeten worden
gewoekerd als dezen zomer. Thans zal vermoe
delijk op de hoofdlijnen en in de sneltreinen
ook de le klasse wel overvuld ziin, al ware
het alleen met benzinelooze O. W.'ers, abon-
né's en de tallooze vrij- en dienstkaartenhou-
ders. Maar in de stop- en vroegtreinen en op
meer afgelegen trajecten zal vermoedelijk de
le klasse en ook de 2e klasse, als gewoonlijk,
veelal onbezet zijn, dat dunkt ons thans een
ongeoorloofde verspilling van ruimte en trek
kracht, evenals ook bijv. het medevoeren van
restauratie-rijtuigendoor tijdelijke opheffing
van de le klasse, wellicht gepaard aan het
bestemmen op korte trajecten van bagage- of
daartoe geschikte gesloten goederenwagens
voor reizigersvervoer ware wellicht iets te be
reiken geweest.
VERSPREIDE BERICHTEN,
SPOORWEGAANLEG AOHTER HET
FRONT.
Een bij zond euro oor rosmonden t van de „DaJLv
Maill" geeft de volgende besahrifvinaj van het
werk der spoorwegbouw af dealing.
„In Frankrijk ziet men oerat d© ware drukte.
Ik ben juist teruggekeerd van een beaoek dat
een dag duurde, aan de spoorwegaandotsews in
ILhaki. Zij leggen een Engel&oh© mij! breedr
apoorraiila per dag. De metalen helm en het
gasmasker moeten zij voortdurend bii de hand
hebben, want, hun werk brengt hen tot diiohtbii
de gerechts! inie. Veel van dit werk kan alleen
's nachts gedaan worden. Zoo zii het overdag
deden, zou „Fri'tz hen spoedig ontdekken en
uit d'it leven helpen.
Telkens komen enkele ur-m nadat, de Engel'
sollen vooruitgekomen zijn, de spoorwegarbel-
ders opzetten. Zij ontmoeten opgeblazen brug
gen. vernielde spoorlijnen en overal ontplof
bare vallen. Zwaar gepantserde locomotieven
Phüiberta, die bruine haren had was ge
kleed' in in een zijden gewaad van oranje
kleur; Matheline, welke lichtblond was, bad
zich haar rood fiuweelen kleed doen geven.
Onder tusschen had men de heer de Brio
quebeo in de groote wachtzaal geleid, waar
hij1 zioh niet had; willen scheiden van Guy
de Eon teneilo.
Gij zijt mijn reisgezel, zeide Zij' hem1 en
ik laat u niet vertrekken zonder eerst uw
dapper gedrag aan den heer van Villers be
kend te hebben gemaakt.
Robert de Bróce haastte zich bij hem te
gaan, na eerst van geheele kleeding verwis
seld ta hebben, want begrijpelijkerwijze was
hij1 doornat geworden. Zij waren dus alle drie
bijeen toen de heer van Villers binnenkwam.
Maarschalk, zeide de baron, terwijl hij
met .veel hoffelijkheid zich neder boog op het
zelfde oogenblik boodschapt men niij de eer
van uw: bezoek en de goede tijding, dat
door uw moed mijne bezittingen bevrijd is
van eene verwoesting door die roovers, welke
geheel onze provincie onveilig maken, on
maar al te vaak onze kastéelen overval
len en weten te plunderen.
Waarde baron, wjj moeten elkander
helpen en bijstaan; ovengeus, zonder de hulp
van uwe boogschutters zoutte ik niets kun
nen uitrichten, en wat meer is, ik moet
om rechtvaardig te zijn deze twee jonge
lieden aanwijzen als diegenen die den strijd
door hunne wakkerheid hebban gewonnen.
Dezen kien ik, antwoordde de "baron:
Robert de Brócó aanwijzende; maar deze
page, zeker den uwe maarschalk, herinner
ik mij niet, ooit gezien te hebben.
Helaas neen; ik zoude wel wenschen
zuik. een flinke page in mijn dienst te heb
ben.
Monseigneur, sprak nu Robert de Brécé,
gisterenavond toen het reeds goh cel duis
ter was, wandelde ik onder aan de muren van
ons kasteel. Lk ontmoette dezen Weiman,
die verdwaald was op zijn terugkeer van de
wapenschouwing te Gaen. Reeds had ik hem
in naam van mijn heer gastvrijheid aange
boden, toen wij door een twaalftal bandieten
werden overvallen en gevangen genomen. De
rest is u bekend Monseigneur.
Met een beteekenlsvollon blik dankte Guy
de Fontenelle Robert voor die te pas ko
mende leugen.
Zeg ons nu uwen naam, messtre, vroeg
brencren de materialen aan. De wee wordt tre-
ruimd, iedere «xanaattredhter volgestort,
nieuwe bruggen worden sreilegd en in on«eloo-
féUjk korten tiid ia de nieuwe lün gereed
aan het Railway Operating Departement! opgft"
leverd te worden.
De a amies' van ingewikkeld© spoorwegstelsels
achter de gevocht-slinio is een betrekkelijke
nieuwigheod. In het begin vertrouwde hef leger
geheel op de vrachtauto's. Eén trein kan echter
zooveel aanvoeren als 200 van deze laatsten. Er
zijn slechts 4 in plaats van 400 man voor dö ber"
diening noodig; er wordt veel geld gespaard en
bovendien behoeft de lijn niet voortdurend na'
gezien t© waorden, zooals bii wegen voor druk
motorverkeer het geval is.
De Royal Engineers hebben een aantal spoor
wegen aangelegd en hun werk goed verricht
Maar nu zijn er meer mannen bii dit oorps noo-
dig, en daarom werd een beroep gedaan op hef
Westen. De p ionier s-spoot wogb o u we r a uit
Canada ziin overgekomen. Zij staan onder bevel
van een brigade-generaal, een bekend aannemer
uit Engelsch-Golumhia. Ziin motto is: „Zie al-
los, lioor alles en houd je mond dicht." Maar
zijn hand is overal en hii verstaat ziin werlt
uitmuntend.
Het eerste bataljon kwam van de Canadian
Pacific Maatschappij en was georganiseerd
door lord Sthaugihnessy. Het noemde zichzelf de
„Canadian Northern Bunch." Bij d© spoorweg
bouw af deel ing vindt men thans mannen, (!l<
medegewerkt hebben aan de plannen en den
aanleg van spoorwegen van Zamheaia tof
Yucatan. Als men voor hen een motto zou wil
len hebben, dan zou dit moeten luiden: „WZ
dragen geen strikjes of kwikjes en doen niets
aan fantaisiewerk. Vooruit!"
Als hoofdkwartier dient een linnen tent'. Het
inwendige kreeg een bekend voorkomen door
sohrfm.achines, kaartstelsel en bricvenregis-
ters. De geheele inrichting kan men in ecu
pakkist bergen. Natuurlijk wordt het' aanleg'
werk in de vuurzöne verricht. Terwijl wij aan
de lunch zaten kwamen er reeds granaten over
ons kamp vliegen. Later, toen wii bii het eind
punt der lijn waren gekomen, ging het er non
levendiger toe. Maar de spoo> agmannen zijn
fortuinlijk. Sedert het begin van dit jaar heeff
dit bataljon slechts een do ode en zes gewonden
door granaatvuuT gehad.
„Onze voornaamste prestatie," zeide de kolo
nel, „was 4% Engelsche mijlen in rijf dagen.
Wii hebben juist een mooi stuk werk gereed.
Eerst moesten wü een brug van 140 voet lengt?
bouwen. Wij begonnen hiermede op Vrijdag en
Dinsdag was de brug klaar. Toen moest de lij»
voorbij de brug vrii. gemaakt worden. Daar
lagen gebogen rails en allerlei andere rommel
Dinsdagochtend om zes uur begonnen wij er
Woensdag tegen middernacht was de liin. ter
lengte van 12.009 voet gereed.
Zeshonderd mannen deden het opruimingswerk
en 150 legden het nieuwe spoor.
Op het bij de Ancre veroverde terrein werden
twee en twintig mijlen veldspoor aangelegd.
Door middel van dozeii spoorweg was het moge
lijk, de munitie in meer dan voldoende hoeveel
heid aan te voeren. Toen de Duitöckers terug
trokken, namen wij het smalspoorwegmafsriiaal
weg en vervingen wij het door normaalspoor-
raiils. Drie dagen geleden was dit werk volko
men gereed. De lichte rails worden weder ge
bruikt om nog verder vooruit te bomen, enz."
En toen Het hij mij de nieuw» linie en zijne
spoorwegsoldaten zien. Wii roden onder een
brug door. Deze bestond uit houten balkwerk.
„Wii wachten hiar niet op beton-hrughoofden,
maar leggen de lijnen aan. zooals wil het
pionierïiinen in het Westen dioen."
De conducteur van de gepantserde locomotief
was een Londenaar van de Great Eastern Rail
way. Het oonstruotiebataljon bestaat echteg
groo tend eels uit Ganadecaen. Zii ziin. naai
Engeland ««komen om te vechten en niet om hi
bouwen. Maar daar zii grootendeals. ook de of*
fieieren, tot het spoorwegvak behooren, wee*
de regeering hen voor dit werk aan."
LUCHTACTIE AAN HET BRITSCHE
FRONT.
Een biiz. correspondent van de „Daily Chroi,
ruide" schrijft:
„Gedurende de paar laatste dagen kwamen d*
ontzettends te luchtgevechten uit den geheele»'
oorlog voor.
Niaohits zijn onze machines bij het licht
der sterren tot Ter achter de vijandelijke linie»
gevlogen en hebben daar tonnen op tonno»
bommen met sterke exploisieatoffen geworpen,
altijd op plaatsen van bekende militaire bete»
kenis.
Overdag hebben ar 'gevechten plaats in ét
vreemde, dunne luicht. die men op 0000 meW
hoogte aantreft.
Onlangs had een een duel plaats waarin ee»
Engeilsohe bestuurder, na al de munitie uit zöt
beide machinegeweren verschoten te hebben. to(
zoo dicht, bij zijn tegenstander wist te kom es,
dat hij hem met ziin revolver bon neerschieten
Dit merkwaardige voorval herinnert aan hel
'feit, dat onze vliegers bij hert begin van de®
oorlog geene andere wapens hadden dén plstr
len en karabijnen.
Hef ds een opvallend verschijnsel bii de
vechten gedurende de tien laatste dagen,
de Duitsche machines oen neiging vertoond'e
om aan «tukken te vallen, zoodra1 zii in
stuurbaren toeflrtamd geschoten winren. De
ach a machines kenmerkten zich gewoon lil
door hare groote stabiliteit en' hanteerbaarhefi
maar in den la ntsrten tifd heeft men er vols
in de Tucht aan stukken zien vliegen:
do h©er van Villers aan den jongen page.
Ik heet Guy de Fonteriello.
Mag ik u dan mijn dank aanbieden,
Sire de Fontenelle en wanneer go wilt, be
kroon dan uw schitterend gedrag, door ons
het genoegen te doen eenige d"%gen tyj ons
te diijven. De page ooog zich, om rijne
dankbaarheid te betuigen.
Robert de Brécé hernam de baron, gij
zult wel voor een verblijf zorgen voor den
jongen edelman?
Zoodra Guy de Fontenelle den naam uoor-
de uitspreken van Robert de Brécé, liep
hem eeno rilling door zijne ledematen en
wierp hij een vluchtigon blik op den jon
gen schildknaap. Beiden verwijderden rij zich
daarna.
Waarde strijdgenoot, zeide Guy dia Foip
tenclle lachend, gij zijt zoo hoffelijk en zo o
onbaatzuchtig geweest bij mijne voorstelling
aan den baron de Traci, dat ik er u voor
bedanken moet.
Wees daarover niet bezorgd, hernam
Robert dc Brécé, want als ge het goedvindt,
zullen wij eerst ons geschil uit de voe'en ma
ken.
Daar verlang ik geenszins naar; en ik
mder W
wensoh u te verzoeken van nu af vriendstf
te rijn, zonder meer.
Als ik u zooeven niet bezig had
sire de Fontenelle, zoude ik jneenen
geen hart hebt om don mededinger onder
oogen te zien.
Meen dat nu maar niet, dat durf ik jf
wef verzekeren.morgen wïl ik mij W#1 VU#
Iflaren; lieden heb lk daar geen zin in.
Nu tot morgen wil ik wel uitstel geve®
Dank u, ik hoop en weet, dat voor hel
avond is geworden, uwi toorn wol bedaard z®
Z,J Aan het einde van de galerij1, welke de pagl
en de schildknaap doorliepen verzchenen eer»
Pbiiiberta en de kleine Mathelin*. aavolgj
door de gezelschapsdame Tolonde. AH® diK
iwnmen uit de H. Mis, en wandelden
na geheel het gevolg, dat toen gewoon lijk «ob
ke ©delvxouwen vergezelde, weggezonden If
hebben. Door het blozen der beide Jonkvroig
wen, zoodra rij den page en den sohildknaM
bemerken, kon ment wel reden, dat de
beurtenissen van den morgen reeds verge
ten waren, en dat rij slechte tot voorw»nds®t
hadden gediend, voor hare morgenwandeling,
(Wocrdt vervolsd.)