IIEUWE MARL COURANT Haagsche Brieven, FEUILLETON BERTRAND DU GUESCLIN KERK ElSl SCHObL Dinsdag 3 Juli Tweede Blad cx. Het is altijd dezelfde stoet, waarmede Hare Majesteit de Koningin zich hegeeft naar Hare trouwe Staten-Generaal, om deraelver zitting te openen en toch trekt zli ieder jaar oprieuw weer ontzaglijk veel bekijks. Zoo ook dit. jaar. Het was wederom zwart van de mensehen langs den boelen weg van het .Paleis naar de aloude Bidderzaal. Toch was [het voor den opmerkzamen toeschouwer op- vallend, dat liet Haagsche publiek sterker 'vertegenwoordigd was dan het vreemde, 's Morgens deed zich dat reeds verwachtten, Wf rit we] stroomde het volk van buiten reeds vroegtijdig langs alle kanten de stad iin, maar de drommen waren niet zoo sterk [als in andere jaren. Vooral niet die uit de richting van de beide stations kwamen. Hit zal 'm eensdeels wel gezeten hebben in de duurte dezer tijden, die belangrijken in vloed beeft op het pleizierreizigersvervoer. Kir het wederom met 30 pet. verhoogde spoor wegtarief in werking is getreden, zal dit nog wel -erger worden. Vele VsacajJltieuit- stapjes zijn al af gehost. Hier in Den Haag willen b.v. B. en W. niet, dat de schoolvacan- ticreisjes per trein worden gemaakt. Gaan straks de vaders en moeders eens naar de tarieven informeeren, dan zullen er nog wel meerderen worden afgeschrikt van het naar- hniten gaan. Aangenomen mag dan we] wor den. dat het duurder spoorwegverkeer in vloed heeft uitgeoefend op het bezoek aan de Residentie. Maar een m.i. machtiger factor was de ge ringe bekendheid met de gebeurtenis. De derde Dinsdag in September staat er nu een maal voor en zelfs de minst onderlegde po li deus weet, dat dan de gebruikelijke plechti ge opening der zitting van de beide kamers paats heeft, maar dezen keer was het anders. Wij hier in Den Haag verbeelden ons nu een maal wat beter op de hoogte te zijn van de politieke gebeurtenissen dan daarbuiten, maar laten wij liet maar eerlijk bekennen, dat wij grocte moeite hebben gehad, om onze nabestaanden, vrienden en geboren aan bet verstand te brengen, waarom j.l. Donderdag de plechtige opening der Staten-Generaal moest plaats vinden. Grondwetsherziening, Kamerontbinding, bijeenkomen der nieuwe kamers, het waren voor de overgroote meerderheid der ons om gevende)) woerden zonder beteekenis. Op grond mijner ervaring in deze durf ik gerust beweren, dat het groote publiek van de grondwetsherziening en hare politieke gevol gen niet de minste notitie neemt. Zoo'n verschijnsel is wel in staat om de be roepspolitici, die denken, dat de heele wereld draait om hunne gewichtige persoonlijkheid en oir. ons, journalisten, die zoo gaarne mee- nen, dat zij de publieke opinie in onze hand hebben, eenige bescheidenheid te leeren. Bekend of niet bekend, druk of matig be zocht, de plechtigheid heeft wederom volgens gewoonte plaats gehad. Hare Majesteit en Haar Gemaal, reden, allerwege met groote sympathie begroet en toegejuicht in de „gouden koets'' naar het Binnenhof. Zij zagen er heiden opvallend flink en gezond tót. Dit was ook algemeen den indruk van degenen, die zoo gelukkig waren geweest, om een plaatsje om den troon al was het ook wat ver af te kun nen bemachtigen en die dus Hare Majesteit op hun gemak konden aanschöuwen en Haar lieve, heldere stem mochten ho<oren. Zij stond er toch zoo flink en gezond, zoo vrij en zoo fier voor Hare mooie troon, om geven door Hare lijfwacht in de schitterende uniformen en staatsiegewaden, eerbiedig be groet door Hare Ministers en de leden der hooge colleges van Staat, de Diplomaten met hun goud'besiikte kleedii en dezer dames, wedijverend in keur van toiletten. Dikwijls heb ik gedacht: kon heel Nederland toch eens getuige wezen van deze eigenlijk zoo eenvou dige maar toch zoo indrukwekkende plech tigheid: Hare Majesteit sprekend tot Haar trouwe Volk in derzelfs afgevaardigden ver tegenwoordigd. Het is altijd opnieuw mooi, die groote, hoo ge zaal met haar echt-Hollandsche eike-bal- ken zoldering, de muren wit gepleisterd en alleen enkele meters van onderen behangen met de rijlt©, veelkleurige Oostereche tapijten,, de vloer, niet van marmer, maar alweer in echt Hollandsohe eenvoudig-aarden plavui zen. Het, publiek, echter uitgedost in rijke klee- dij, zooals het Protocol van eigen en vreem de Hoven het maar uitdenken kon. En dan als middelpunt van aller aandacht die jonge Vrouwe, Wier trone niet wankelt, schoon zoo menig om haar henen reeds viel. Zij weet zich gedragen door de liefde van Haar Volk. Zij behoeft geen vreeze te koesteren, ook al steken revoluties va,n allerlei aard in Hare onmiddelijke nabijheid het driest hoofd om hoog. Hoor nu, hoe Zij spreekt. Haar fraaie, heldere stem vervult de uiterste ruimte. Tot in de versie hoeken is Zij rustig te verstaan, Episode uit den Frausch-Engelschen oorlog in de XIVe eeuw. 24) Deze wijkt terug om den slag op zijn Zwaard te vangen... te vergeefs, de vreeset ij ke houw slaat het zwaard in tweeën en de Harcourt zelf valt waggelend door den terugslag ter aarde. Aanstonds springt de onbekende op hem, drukt ziijn ijzeren knie op £ijn borst en heft vragend het hoofd naar de toeschouwers. De koning geeft een toeken, en een heraut teept uit: In naam des konings, eindigt den strijd. Op kot hooren van deze woorden ver- -ft 'zich de onbekende. Sire, zeide hij, terwijl hij neerknielde I)0o,r den koning, had, beloofd den degen j^r't te trekken, dan in dienst van Uwe ^lesteit, 'maar ik kon niet in koelen bloede 1 hzien, dat twee ridders gereed waren pm woord voo)' woord. Eu als de Troonrede ge zegd is, dan schalt het inèèns forsch op uit aller kelen) Leve de KoninginI en het klimt, driewerf herhaald, langs de wanden op, galmt al echoënd door de trot6che balkenlaag en verbreidt zich, klimmend uit de talrijke kasteelvensters, langs Holland's wegen en landouwen. Leve de Koningin! God behoede Haar voor Haar land en Haar Volk! KERKGESCHIEDENIS VAN DE HAARLEMMERMEER. Hl. In aansluiting met de voorgaande, laten wij hier ook het derde artikel van Kapelaan Pijnaker, voorkomend in de „St. Bavo" en handelend over de Haarlemmermeer, volgen Met rassche schreden naderde de tijd, waarop aan de Katholieken het gebruik van de eerste noodkerk was ontzegd. Er moest derhalve ge dacht worden aan iets, wat tenminste voor eeni- gen tijd tot kerk kon dienen. Iets blijvends bou wen, gij begrijpt, daarvoor was de winter reeds te nabij. Derhalve ging, in 't bewuste jaar 1856, de pastoor op stap, klopte dan bij een landbou wer, den heer G. J. Wobbe en legde aan ge noemden persoon zijn benarde omstandigheden bloot. Deze persoon nu had, in vereeniging met de heeren H. van Berkei, oud-burgemeester van Delft en J. B. Bonke van Rotterdam, als eigen dom 116 bunders land in de onmiddellijke na bijheid van het dorp aan de hoofdvaart. Op een der bunders (gelegen op Kavel 29 Sectie I) hadden de drie eigenaars een „geschikte" wo ning en tevens een groote schuur gebouwd. Be leefd verzocht de pastoor om in een gedeelte van de groote schuur, welke ais stal en wagenhuis werd gebezigd, de Kathólieke godsdienstoefenin- fen te mogen houdentevens vroeg hij het ge- ruik van een paar kamers van die woning om aldus dichter bij de Kerk ie wonen en om niet verplicht te zijn des morgens in de duisternis een zoo moeilijken weg af te leggen. Maar wat de Eerw. Heer ook praatte, noch het een, noch het ander werd toegestaan, en dat wel om niets afdoende redenen. Doch de heer Van Berkei stond de goede zaak meer voor en het geluk wilde, dat hij toevallig in den loop van de volgende week zijn goederen in de Haarlemmermeer kwam bezichtigen. Door middel van anderen kreeg hij kennis van pastoor Steenvoordens verzoek en het duurde niet lang, of de Eerw. Herder ontving het verblijdend be richt, dat de Katholieken vrij over de houten schuur d. w. z. over een gedeelte ervan, konden beschikken; maar zij moesten op eigen kosten de loods inrichten tot het houden van de gods dienstoefeningen. Edelmoedige harten wisten de som, daarvoor noodig, bij elkander te brengen, n.l. 24 gulden. Aanstonds was de pastoor er bij om van Zijne Excellentie, den Minister van R.-K. Eeredienst, door middel van Z. D. H. de 'hand te veroveren van eene "jonkvrouw, welke aan een ander haar hart heeft ge- seüonken. Die man liegt, riep de baron de Traoi uit. 'Ondervraag dan uwe dochter, ging de onbekende voort, en zich richtende tot Puili- berta, Vervolgde hij Jonkvrouw, ik heb om uwentwille de wapenen opgevat, antwoord, gij nu om mij nentwille wien gij bemint; misschien va:e het beter geweest mijn tegenstander te doo- den, want ju den strijd heb ik wel gemerkt, dat filet in zijn plan lag liet mij te doen; ik geloof niet, dat ik en ook gij', edele jonk vrouw, van hem verlost zijn. Maar niijii ge slacht is te edel en ik zoude heit oneer aan doen «zoo ik een schijngevecht onteerde, en mijne liefde is sterk genoeg, om den tegen stander te trotseeien. Nadat ide overwinnaar deze woorden ge sproken had, opende hij zijn vizier. [Robert de Brécé, riep de baron ver baasd luit, en tegelijk wierp hij een vrees-e- Tijken en ondervragenden blik op zijne doch ter. 1 Jonkheer de Brécé heeft de waarheid den Bisschop, Koninklijke goedkeuring te ver krijgen tot het houden van godsdienstoefeningen in ae schuur van den heer Wobbe. Deze goed keuring werd verleend bij missive van 2 Oct. 1856 en reeds op den 5en October, op den len Zondag dier maand, mocht de Eerw. Herder het geluk smaken, ook déar te midden der zij nen het hoogheilig Offer der Mis op te dragen. De Meer bezat wederom een nieuwe en wel de derde noodkerk. Had de pastoor zich echter om vele redenen moeten behelpen in de le noodkerk, zij is tenminste groot genoeg ge weest en kon zelfs 600 a 700 menschen bevat ten, Maar de 3de noodkerk liet, wat ruimte be trof, heel wat te wenschen over. Verbeeld u, er konden nauwelijks 40 h 50 menschen een plaatsje vinden. Op den zandvloer stonden 14 stoelen voor de vrouwen, terwijl eenige lage banken men zou tegenwoordig, ik meen ten onrechte, van „armenbanken" spreken dienden tot zit plaats van de mannen. Thans bestaat de oude schuur niet meer, even min als de le noodkerk. Maar, aangezien cp de fundamenten van die loods, een nieuwe is opgetrokken, zoo kan iedere Meerbewoner, die de bedoelde loods, thans behoorende aan den heer Vellekoop, kent, zich een begrip vormen, hoe weinig menschen een plaatsje in die schuur konden vinden, vooral als hij bedenkt, dat slechts een klein gedeelte ervan aan de Katholieken was afgestaan. U begrijpt, dat pastoor Steenvoorden al da delijk uitzag naar een andere schuur. Want zoo wel de Kamerkerk op „Rijkstee" als de schuur- kerk, welke pas was betrokken, konden samen nog niet eens 100 menschen bevatten. Doch, waar zou hij die schuur vinden? Een andere vraag was: waar zou hij 't geschikst, als hij toch moest bouwen, een schuur kunnen plaat sen? Daarom is 't dienstig, om in 't kort evenwel 't plan van den Bisschop omtrent de in de Meer te stichten parochie's te ontvouwen. De geheele streek, die boven den Vijfhuizerweg ligt wij spreken natuurlijk alleen van de Meer zou 'n afzonderlijke parochie uitmaken. De 2e parochie zou zich uitstrekken van den Ben.nnebroe- kerweg tot den Vijfhuizerweg, terwijl een derde parochie 't terrein zou krijgen, gelegen beneden den Bennebroekerweg. Er moest dus ongeveer in 't midden van het gebied, hetwelk was toegewezen aan de eerste parochie (namelijk van de Ringvaart tot aan den Vijfhuizerweg) een plaatsje gezocht worden, om aldaar een kerk, zij het dan ook in den vorm van een schuur te doen verrijzen. En zoo zijn wij gekomen aan 't begin der geschiedenis van de kerk, welke thans nog is bijgenaamd: de kerk van de Yijnden (aangezien zij staat nabij 't stoomgemaal „De Lynden"). Anderen spreken liever, ik vind 't minder juist, van „de kerk van Spaarnswou". De kerkschuur van ..de Lynden." Alvorens te gaan staan aan de wieg van de geschiedenis dezer kerk, moeten we eerste even spreken over de misluke poging om op een andere plaats een stuk grond machtig te worden. In het midden van het jaar 1856 reisde pas toor Steenvoorden naar Wateringen. De burger vader dezer plaats, de heer P. M. Hoek, had, in compagnie met de heeren David Meijer van Schiedam en C. Meijer van Tiel, 120 bunder land in de afdeeling Vijfhuizen, sectie 1. De pastoor werd daar met voorkomendheid ontvangen. Hij vroeg em een gedeelte gronds voor 't bouwen van een kerk en aanstonds stond de Burge meester een bunder af, gelegen op Kavel 10, aan de Hoofdvaart. De 'andere heeren, zoo verze kerde de goede gever, zouden daarmee wel in stemmen. Ook David Meijer, die eveneens door den Eerw. Herder werd bezocht, ontving den Eerw. bezoeker met broederlijke gulheid en keurde het plan oogenblikkelijk goed. Maar op eens om welke reden, is niet bekend geworden veranderden de heeren aandeelhouders hun plan en boden in plaats van Kavel 19, Kavel 21 aan, welke grond minder goed gelegen was in het belang der gemeente. Smeeken mocht niet baten. De heeren bleven bij de verandering, maarals de pastoor een geschikter terrein kon krijgen, dan zouden zij 1000 gulden geven voor de te bouwen kerk. Ook hier kwam eenigs- zins „succes door mislukking". Gij zult u. hoop ik, nog wel herinneren, hoe weleer door den heer Henricus Verdegaal van Vogelenzang gratis een gedeelte van zijn hof stede „Rijkstee" werd afgestaan om dit in te richten tot kerk en tot woning van den pastoor. Dezelfde persoon gaat ook nu weer een rol spe len in de geschiedenis van de kerk „de Lijnden". Op Kavel 12 van sectie C, gelegen aan de Höofdvaart en den Spaarnwouderweg, lagen eenige bunders land, welke toebehoorden aan drie volbloed-protestanten, mannen van den ech ten Dordtschen stempel, de heeren Hoogerhout (vader en zoon) en Vlucht. Op schalksche wiize moesten de Katholieken van deze eigenaars een paar bunders in eigendom zien te krijgen. En werkelijk, de list gelukte. De heer Verdegaal namelijk wist door middel van Petrus Kerk vliet, wonende aan den Sloterweg onder de grootste geheimhouding natuurlijk na zeer veel moeiten twee bunders te koopen. Die koop kwam tot stand voor de som van f 2600, de on kosten van de registratie er buiten gerekend. Na afloop van alles kwam de heer Verdegaal met eene hem zoo eigene gulheid aan den pas toor mededeelen, dat de twee bunders het eigen dom der Kerk zouden zijnwant, wel had hij ze gekocht, maar tevens deed hij daarvan afstand en schonk ze voorgoed aan de Kerk. Gelukkig, overgelukkig, zal de Eerw. Herder geweest zijn, toen hij aldus zijn plannen zag verwerkelijkt. gezegd, vader: hem bemin ik e;i anders nie mand, zeide Philiberta bedaard; want zij was gerust door de tegenwoordigheid des konnjgs en door de overwinning van haren geliefde. Waarde baron, zeide de koning aan den vader van Philiberta, gij schijnt ten zeerste verrast te zijn. D© ouders gelijken op de koningen; vaak weten zij het minst van allen iwat er in hunne woningen voor valt. De houding van uwe lieve dochter had mij echter ditmaal de waarheid doen ver moeden. Geloof mij, nu zijt gij ingelicht omtrent de geheime gevoelens van uwe doch ter; neem den dapperen edelman har er keuze zonder aarzelen als schoonzoon aan. Ter eere van dit huwelijk zal ik hem tot ridder slaan. Over acht dagen worden er feesten en steek spelen gegeven aan ons hof; dien dag zullen wij bestemmen om er u te ontvangen baron, in gezelschap van onze verloofden. Zij zul len dan voor onzen slotkapelaan huwen en wij zullen het huwelijk zelf bezegelen. Ver volgens zullen wij de gouden sporen ver- feenen aan dezen dapperen schildknaap, die 'dan "den nacht zal doorbrengen in onze' ka- pel. Was de blijdschap van den pastoor groot, niet minder groot was de smart van de twee vroegere bezitters van de 2 bewuste bunders, toen zij vernamen, met welk eene bedoeling de beide stukken waren aangekocht. Ziezoo, nu was er wel grond, maar In de verste verte nog geen kerk. De regeering, zoo vreesde men, zou tot het bouwen eener kerk ze ker geen toestemming geven. En toch hadden de Katholieken ten zeerste behoefte aan een heiligdom. Daarom diende de zaak een weinig bemaskerd te worden. De katholieken lieten n.l. op het hun geschonken land een loods optrek ken, welke bij de regeering doorging voor 't eigendom, van den heer Verdegaal. Deze stond quasi de schuur af aan de commissie van Roomsch-Katholieken tot het uitoefenen hunner godsdienstoefeningen. Daarop wendde de Bis schop zich tot de regeering en vroeg verlof om in de schuur van den heer Verdegaal de gods dienstoefeningen te mogen houden, temeer daar het gebruik van de eerste noodkerk tegen 1 Oct. aan de Katholieken was ontzegd. Op 2 Oct. van hetzelfde jaar ontving de Eerw. pastoor van Zijne Excellentie, den Minister van R.-K. Eere dienst, eene missive, waarbij hem koninklijke goedkeuring werd verleend, om èn in de schuur van den heer Wobbe gelijk wij reeds vermeld den èn in de loods van den heer Verdegaal aan den Spaarnwouderweg, godsdienstoefenin gen te verrichten. Kort nadien, op 26 October, den vijfden Zondag dier maand, vroeg de Eerw. Herder ook daar, aan den Spaarnwouderweg, voor t eerst de H. Offerande der Mis op. Zeker en gewis, wij mogen er niet aan twij felen, heeft de Celebrant bij de Memento's van de eerste H. Mis gedacht aan en God gesmeekt voor allen, die op eenige wijze hadden meege werkt om zijne plannen te helpen verwezenlijken. Ood schenke hun allen het is onze vurigste wensch de eeuwige rust in het Heiligdom des Hemels, in den tempel der eeuwigheid! Er was dus gezorgd om den Katholieken van 't Noorden het vieren der H.H. Geheimen weer mogelijk te maken. Doch voor den pastoor was het geenszins gemakkelijker geworden. Laat hij het u zelf verhalen. „Daar ik steeds alleen bleef (n.l. als zielzorger), omdat er geen mogelijk heid bestond om eene woning te vinden voor een tweeden pastoor of voor een kapelaan, zoo volg de er noodzakelijk uit, dat er in iedere kerk (d.w.z. in de noodkerken aan den Spaarnwou derweg en bij het Kruisdorp) slechts eenmaal op iederen Zon- en feestdag het H. Offer der Mis kon worden opgedragen. En dit kon zelfs niet dan met de grootste moeite door mij, als pastoor geschieden. Want, (daar ik nog steeds woonde op de hofstede „Rijkstee" aan den Slo terweg) was de afstand (tusschen die hofstede) en de noodkerk (bij het Kruisdorp) 7000 ellen of ongeveer iy2 uur gaans. Zoo ging ik des morgens ten 6i/2 uur van huis om ten 8% uur in die noodkerk de H. Mis te lezen en voor dien tijd Biecht te kunnen hooren. Daarna ging ik met alle spoed te paard naar de andere noodkerk aan de Hoofdvaart en Spaarnwouder weg, om daar het H. Offer op te dragen. Dit toch was nog weer een afstand van 6000 ellen of ongeveer 1 y& uur gaans. Gedurende den wintertijd was daar het uur voor de H. Mis bepaald om 10*4, ofschoon mij de weg niet zelden een volstrekt beletsel hierin was. Zoo kon de H. Mis meerdere malen eerst om 11 uur begonnen worden, terwijl het zoo niet noodzake lijk, dan toch zeker allerwettigst was om onder de mis een woord tot onderricht of aansporing te spreken." (Aanteekeningen" bladz. 15—16). Maar dan was zijn taak nog niet afgeloopen; want eerst gaf hij nog Catechismusonderricht aan de kinderen, wat tot één uur duurde. En dan ging de Herder maar weer op reis naar Rijkstee, een wandeling van 3000 ellen of 35 minuten gaans. Ja maar, zult gij in 't midden brengen, dat behoefde toch niet alles op Zondag te geschieden? Toch wei, want op de andere dagen der week moesten de kinderen van de polderjongens, hoe jeugdig ook, werken op het veld, als ware dit hun eenigste doel. Trouwens voor vele kinderen zou het gewis gevaarlijk ge weest zijn om alleen den weg te passeeren. Wij gaan echter even terug in de geschie denis. In het jaar 1856 was door Z. D. H. den Bisschop een bouwcommissie gevormd (Pastoor Steenvoorden, Antonius van Elcs en Petrus Beers) bij bisschoppelijk besluit van 13 Mei 1856. Haar doel was het bouwen van kerken en pastorieën in de Meer. Sinds dien datum zien we den Pastoor dan hierheen, dan daarheen reizen en om het reeds besproken plan van drie parochie's bij 's Lands bestuur goedgekeurd te krijgen en om liefst gratis aan grond voor de te bouwen kerken te geraken. Zoo begaf zich o.a. de Herder op 2 April van 1856 op reis naar den Haag, teneinde met den heer Willemse, referendaris van het Ministerie van R.-K. Eere dienst, te spreken over 't reeds bestaande plan. Reeds maanden geleden, nl. in Juni van het jaar 1855 haa pastoor Steenvoorden zijn best gedaan om een stuk grond te krijgen in de kom van Hoofddorp. Het werd hem echter bij ministeriëel schrijven geweigerd. In Sept. van hetzelfde jaar gewerd hem een schrijven van Z. Excellentie den Minister van Binnenl. Zaken, waarin bericht werd, dat de Katholieken een stuk gronds tegen betaling konden krijgen, maar hun kerkhof moesten zij bouwen buiten de kom der gemeente. Doch tevens werd in keuze gegeven om buiten de kom te bouwen. Dit laatste was alleraangenaamst, want dan kon tegen mindere kosten een grootere uitgestrektheid worden aan gekocht. Al aanstonds gaf de Bisschop den Herder Sire, antwoordde Robert de Rréoó diep buigend, nooit zal ik de buitengewone gunst bewijzen, waarmede uwe majesteit mij he den vereert, kunnen vergelden, toch wil ik u zweren, steeds in de eerst© rijen te strij den van hen, die U en ons schoon Frankrijk willlcn verdedigen. Ik neem uwe belofte aan, hernam Phi lips. De koning gaf hierna te kennen, dat hij zich in zijne vertrekken wilde terugtrekken, zoowel om eenige rust te nemen als om eenige zaken te regelen. Nadat de koning was heengegaan liet de heer van Vil Iers haastig Godfried de Har court ontbieden, die, zich bevond bij het bed van zijn zoon. De twee ridders, nu zonder getuigen, za gen elkander eenige oogenblikken aan, zon der de stilte te verbleken. Godfried de Har court verbrak ze het eerst: Welnu, baron, wat denkt ge te doen nu Philips van Valeis het middel heeft ge vonden U uw woord niet te doen houden, en dat nog wel ten koste van het leven van mijnen zoon, die in den val eene ern stige wonde heeft bekomen? last om onverwijld in de nabijheid (Hoofddorp) een terrein te koopen, het dorp het bouwen van een kerk en pastorie 'rikt tb* leggen van een kerkhof. Ja, zelfs moest aan toor een uitgestrektheid gronds van 2 baas- zien te koopen, als dezen voor de som f 2000.— te koop waren. Het zou mij, aid. pastoor Steenvoorden, aangenamer geweest zijn, als ik naast die toestemming, ook die f 2000. had gekregen, want ik had evenmin geld om frond te koopen als geld om een kerk te ouwen. Maar den moed niet verliezen I Wellicht school hier of daar een goede genius, die gratis de Katholieken aan grond wilde helpen. Daarom ging de Herder op 6 Oct. 1856 maar weer op reis naar den heer van Berkei, oud-burgemeester van Delft, die toen juist verbleef op zijn buiten goed te Beek bij Nijmegen. Genoemde heer, wij zagen het reeds, had in gemeenschap met de heeren J. B. Bonke en G. J. Wobbe vele bunders in eigendom in de nabijheid van Kruisdorp. Tot zijn grootste genoegen verwierf de pastoor vol ledige toestemming voor 2 bunder, gelegen op Kavel 28 aan de Hoofdvaart. Dit land werd hen? zelfs gratis gegeven, als geschenk aan de kerk Dit alles natuurlijk onder voorwaarde, dat de andere aandeelhouders met deze schenking zou den instemmen. Ook de andere heeren stemden in met die schenking met deze verandering, dat het hem toegezegde terrein was verplaa'st van Kavel 28 naar Kavel 30 (aan de Kruisvaart) en dat de Katholieken slechts 1i/2 bunder zouden krijgen. Toch was die verandering voor de Katholieken niet ongunstig. Want al was het terrein minder uitgestrekt, het was van veel meer waarde, wijl het zelfs onder de vrucht baarste gronden van den geheelen polder kon gerangschikt worden. Dat was dus afgehandeld, zult ge zeggen; die schenking of donatie was dus gedaan. Laat ik u aanstonds zeggen, dat die schenking slechts in schijn dien naam verdiende. Wat was er dan gebeurd: De Commissie (nl. de bouwcommissie) had zich onverwijld tot de regeering gewend, ten einde gemachtigd te worden om de schen king van ongeveer 1*4 bunder te mogen aan vaarden. Het werd haar oogenblikkelijk toege staan. Maar zij zouden niet bevrijd worden wat zij ook gevraagd hadden van de kosten der registratie. Enfin, de Comr rich tot de heeren schenkers van Berkei c.s. om te transporteeren, en toen kwamen zij verbeeld u na een lang oponthoud met een ontwerp voor den dag, dat in geenen deeie beantwoordde aan de oorspronkelijke belofte. Dwaze, onchris telijke voorwaarden, ontsierden toen het concept der schenking. En hoe de pastoor ook praatte of deed, er hielp niets aan; de schenking kon slechts onder die voorwaarden, welke ik maar niet eens releveeren wil, aanvaard worden Lezer, ik roep hier eventjes uw clementie in. Plotseling heeft pastoor Steenvoorden den draad van zijn interessant verhaal over die scnen- king afgebroken. Nimmermeer heeft hij wat mij ten zeerste spijt het verdere verloop van de geschiedenis op papier gebracht. Maar, wan neer ik de andere archieven inzie, dan vind ik, maanden later, weer gesproken over een absoluut gedane schenking. Laten we daar weer den draad van ons verhaal opvatten, zonder echter precies te weten, hoe beide stukken aan eikander moeten geknoopt worden. Vergeef die historische „gaping"gebrek aan genoegzame gegevens heeft er toe geleid! „De heeren Mr. Hendrik van Berkei, oud-bur gemeester van Delft en Joannes Bernardus Bonke, koopman van Delft, schonken," aldus hu parochiaal archief van Hoofddorp, „op 18 Mei 1857 een perceel land groot ongeveer 1 bundei en 50 roeden, gelegen aan de Kruisvaart op Sectie I (Kavel 30)." Toen werd de hand aan het werk geslagen om een steenen noodkerk op het geschonken land te doen verrijzen. Onder één dak werden opge trokken een steenen schuur en een pastorie, door den aannemer J. W. de Heij. De parochianen van Hoofddorp zullen zich een denkbeeld kunnen vormen van die steenen noodkerk, als zij beden ken, dat, ofschoon later de muren der noodkerk en noodpastorie opnieuw zijn opgetrokken, in hoofdzaak toch beiden terug te vinden zijn in het tegenwoordige woonhuis en den stal van den koster C. Prins. Met koninklijke machtiging van 30 Juni 1857 werd het kerkhof aangelegd. Voor dit laatste zoowel als voor het bouwen van de steenen noodkerk en -pastorie was ongeveer f 6000.— noodig. De Katholieken gaven wat zij konden, maar zij waren geenszins in staat om de geheele som bijeen te brengen. Iedereen zal dit laatste begrijpen, als hij zich herinnert, wat ik hierboven over den nog geenszins rooskleurigen toestand van de Meerbewoners heb gezegd. Wij kunnen dit tijdvak van de Meersche Kerk geschiedenis, „het tijdperk der Noodkerken" ge schikt afsluiten met de intrede van den eersten kapelaan in de Meer. Groot was in de Meer het veld, waarvoor de arbeid des Heeren werd ge vraagd; meer en meer groeide de bevolking aan. Zoo werd de Herder, na 3 jaar alleen gezwoegd te hebben, er toe gebracht om een sterken en ijverigen medehelper aan te vragen. Op zijn verzoek werd hem door den Bisschop van Haar lem een nieuw-gewijde priester gezonden in den persoon van Jacobus Koekhoven, die in het jaar 1858 zijn intrede deed in den Meerpolder. Blijde zal uit den mond van den zorgzamen Herder den jongen priester het „ave" hebben toegeklonken. Lang zullen beiden samen na een verinoeienden dag gekeuveld hebben over de eerste jaren van de Meer! Heeft het verleden stof genoeg geboden om den grijzen Herder te Waar-de vriend, antwoordde de baron, do ridder de Harcourt is buiten gevaar: de 'geneesheer heeft mij zooeven verzekerd dat hij binnen een© maand d© wapenen, welk© hij zoo schitterend gehanteerd heeft, wederom kal kunnen opvatten. Wat ik wil doen om mij aan de gunsten, waarmede de koning 'mij heden wil overstelpen, te ont trekken, daarover wensch ik u juist te on derhonden. Maar leest eerst deze tijding, welke een der spionnen van Eduard mij heeft ter 'hand gesteld. Laten wij eens zien, zeide Godfried, haastig 'het papier ontvouwend, waarop hek volgende te lezen stond: „Aan den baron de Traci, heer van Vil- „Iers. „Ik 'hoop den eerst volgenden nacht met „mijn leger te landen. Haast u dus met „uwe "voorbereidselen, opdat ik, wanneer ik „aan iwal stap, U aan het hoofd vinde der „verdedjgers van het goed recht. Uw toegenegen, „EDUARD." (Wordt vervolgd.) Dan daalt zij de treden van Haar troon af, sta tig. Statelijk neigend schrijdt zij voort langs Hare gasten, die eerbiedig hun hoofden buigen, diep. Daar zet de Koninklijke Militaire kapel opnieuw het statig „Wilhelmus" in en onder gejuich en ge- wuif der machtige scharen rijdt Zij ten paleize terug. Altijd oud, steeds weer nieuw. Een plechtigheid, die men geregeld bijwoont en die toch nooit ver veelt. De zitting der Staten-Generaal is dus wederom geopend; de heeren hebben de gebruikelijke «.eden afgelegd, zijn door de respectievelijke voorzitters geïnstalleerd en kunnen dus weer aan het werk gaan. Vernieuwing is er in bun rijen niet veel gekomen. De politieke Fortuna is hun alle gunstig geweest. Plet rad van fortuin liep ben mede. De eenige nieu we is nogOud. Het is een jong kereltje die nieuwe afgevaardigde van Den Helder. Plij ziet er nog jonger uit dan Mr. Bomans en diens schran der, fraai gevormd, blozend gezicht stak toch al zoo frisch af bij de vele verdorde en vergrijsde tronies. Is er sinds de sluiting weinig verandering gekomen in de samenstelling, ik reken spoedig op enkele Va catures. Het eerste op die van den Generaal Van Vlijmen. Deze Katholieke vetraan is er naar aan toe. Hij is geestelijk en lichamelijk totaal op en als straks het pensioen voor Kamerleden definitief is vastgesteld, zal hij, dunkt mij, de eerste zijn, die er van profi- teeren zal. De kiezers in Vechel zullen echter wel niet veel invloed meer uitoefenen op de vernieuwing van hun zetel, want middelerwijl zal de Evenredige Vertegenwoordiging met hare geheel veranderde kieswijze wel in werking zijn getreden. Voor den heer Spiekman zal de S. D. A. P. denkelijk ook spoedig een opvolger moeten zoeken. Plet was tra gisch om te zien, hoe diens eertijds zoo stoere fi guur in enkele maanden gesloopt is. De heer Spiek man is totaal verlamd en moest, door de boden on dersteund, naar zijn plaats gedragen worden. Ruggcmergstering, hoorde ik zijn kwaal bestem pelen. Daar is geen kruid voor gewassen. In zulke gevallen is de dood meestal een verlossing. Wel treu rig voor den forschen strijder wien de S. D. A. P. vooral in Rotterdam, ongelooflijk veel te danken heeft. Dat zullen er dus twee zijn, op wie de nieuwe Ka mer denkelijk niet meer rekenen kan. Tal van ande ren zullen,-dunkt mij, volgen. Ik kan me natuurlijk vergissen, maar ik vermoed, dat de eerste proef met de Evenredige Vertegen woordiging aan menig politiek bestaan een einde zal maken. In de katholieke hoek echter zeker het minst. Toch zou ook daar misschien eenige verfris- sching van politiek bloed geen kwaad doen. Wat mij betreft, ik gun alle heeren gaarne een lang leven, ook in de politiek! 's-Gravenhage, i Juli 1917. 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1917 | | pagina 5