IIEUWE MARL COURANT
Haagsche Brieven,
FEUILLETON
BERTRAND DU GUESCLIN
KERK ElSl SCHObL
Dinsdag 3 Juli Tweede Blad
cx.
Het is altijd dezelfde stoet, waarmede Hare
Majesteit de Koningin zich hegeeft naar
Hare trouwe Staten-Generaal, om deraelver
zitting te openen en toch trekt zli ieder jaar
oprieuw weer ontzaglijk veel bekijks. Zoo
ook dit. jaar. Het was wederom zwart van
de mensehen langs den boelen weg van het
.Paleis naar de aloude Bidderzaal. Toch was
[het voor den opmerkzamen toeschouwer op-
vallend, dat liet Haagsche publiek sterker
'vertegenwoordigd was dan het vreemde, 's
Morgens deed zich dat reeds verwachtten,
Wf rit we] stroomde het volk van buiten
reeds vroegtijdig langs alle kanten de stad
iin, maar de drommen waren niet zoo sterk
[als in andere jaren. Vooral niet die uit de
richting van de beide stations kwamen.
Hit zal 'm eensdeels wel gezeten hebben
in de duurte dezer tijden, die belangrijken in
vloed beeft op het pleizierreizigersvervoer.
Kir het wederom met 30 pet. verhoogde spoor
wegtarief in werking is getreden, zal dit
nog wel -erger worden. Vele VsacajJltieuit-
stapjes zijn al af gehost. Hier in Den Haag
willen b.v. B. en W. niet, dat de schoolvacan-
ticreisjes per trein worden gemaakt. Gaan
straks de vaders en moeders eens naar de
tarieven informeeren, dan zullen er nog wel
meerderen worden afgeschrikt van het naar-
hniten gaan. Aangenomen mag dan we] wor
den. dat het duurder spoorwegverkeer in
vloed heeft uitgeoefend op het bezoek aan
de Residentie.
Maar een m.i. machtiger factor was de ge
ringe bekendheid met de gebeurtenis. De
derde Dinsdag in September staat er nu een
maal voor en zelfs de minst onderlegde po
li deus weet, dat dan de gebruikelijke plechti
ge opening der zitting van de beide kamers
paats heeft, maar dezen keer was het anders.
Wij hier in Den Haag verbeelden ons nu een
maal wat beter op de hoogte te zijn van de
politieke gebeurtenissen dan daarbuiten,
maar laten wij liet maar eerlijk bekennen,
dat wij grocte moeite hebben gehad, om onze
nabestaanden, vrienden en geboren aan bet
verstand te brengen, waarom j.l. Donderdag
de plechtige opening der Staten-Generaal
moest plaats vinden.
Grondwetsherziening, Kamerontbinding,
bijeenkomen der nieuwe kamers, het waren
voor de overgroote meerderheid der ons om
gevende)) woerden zonder beteekenis. Op
grond mijner ervaring in deze durf ik gerust
beweren, dat het groote publiek van de
grondwetsherziening en hare politieke gevol
gen niet de minste notitie neemt.
Zoo'n verschijnsel is wel in staat om de be
roepspolitici, die denken, dat de heele wereld
draait om hunne gewichtige persoonlijkheid
en oir. ons, journalisten, die zoo gaarne mee-
nen, dat zij de publieke opinie in onze hand
hebben, eenige bescheidenheid te leeren.
Bekend of niet bekend, druk of matig be
zocht, de plechtigheid heeft wederom volgens
gewoonte plaats gehad.
Hare Majesteit en Haar Gemaal, reden,
allerwege met groote sympathie begroet en
toegejuicht in de „gouden koets'' naar het
Binnenhof. Zij zagen er heiden opvallend
flink en gezond tót. Dit was ook algemeen
den indruk van degenen, die zoo gelukkig
waren geweest, om een plaatsje om den
troon al was het ook wat ver af te kun
nen bemachtigen en die dus Hare Majesteit
op hun gemak konden aanschöuwen en Haar
lieve, heldere stem mochten ho<oren.
Zij stond er toch zoo flink en gezond, zoo
vrij en zoo fier voor Hare mooie troon, om
geven door Hare lijfwacht in de schitterende
uniformen en staatsiegewaden, eerbiedig be
groet door Hare Ministers en de leden der
hooge colleges van Staat, de Diplomaten met
hun goud'besiikte kleedii en dezer dames,
wedijverend in keur van toiletten. Dikwijls
heb ik gedacht: kon heel Nederland toch eens
getuige wezen van deze eigenlijk zoo eenvou
dige maar toch zoo indrukwekkende plech
tigheid: Hare Majesteit sprekend tot Haar
trouwe Volk in derzelfs afgevaardigden ver
tegenwoordigd.
Het is altijd opnieuw mooi, die groote, hoo
ge zaal met haar echt-Hollandsche eike-bal-
ken zoldering, de muren wit gepleisterd en
alleen enkele meters van onderen behangen
met de rijlt©, veelkleurige Oostereche tapijten,,
de vloer, niet van marmer, maar alweer in
echt Hollandsohe eenvoudig-aarden plavui
zen.
Het, publiek, echter uitgedost in rijke klee-
dij, zooals het Protocol van eigen en vreem
de Hoven het maar uitdenken kon. En dan
als middelpunt van aller aandacht die jonge
Vrouwe, Wier trone niet wankelt, schoon zoo
menig om haar henen reeds viel. Zij weet
zich gedragen door de liefde van Haar Volk.
Zij behoeft geen vreeze te koesteren, ook al
steken revoluties va,n allerlei aard in Hare
onmiddelijke nabijheid het driest hoofd om
hoog.
Hoor nu, hoe Zij spreekt. Haar fraaie,
heldere stem vervult de uiterste ruimte. Tot
in de versie hoeken is Zij rustig te verstaan,
Episode uit den Frausch-Engelschen oorlog
in de XIVe eeuw.
24)
Deze wijkt terug om den slag op zijn Zwaard
te vangen... te vergeefs, de vreeset ij ke houw
slaat het zwaard in tweeën en de Harcourt
zelf valt waggelend door den terugslag ter
aarde.
Aanstonds springt de onbekende op hem,
drukt ziijn ijzeren knie op £ijn borst en heft
vragend het hoofd naar de toeschouwers.
De koning geeft een toeken, en een heraut
teept uit:
In naam des konings, eindigt den strijd.
Op kot hooren van deze woorden ver-
-ft 'zich de onbekende.
Sire, zeide hij, terwijl hij neerknielde
I)0o,r den koning, had, beloofd den degen
j^r't te trekken, dan in dienst van Uwe
^lesteit, 'maar ik kon niet in koelen bloede
1 hzien, dat twee ridders gereed waren pm
woord voo)' woord. Eu als de Troonrede ge
zegd is, dan schalt het inèèns forsch op uit
aller kelen) Leve de KoninginI en het klimt,
driewerf herhaald, langs de wanden op, galmt al
echoënd door de trot6che balkenlaag en verbreidt
zich, klimmend uit de talrijke kasteelvensters, langs
Holland's wegen en landouwen. Leve de Koningin!
God behoede Haar voor Haar land en Haar Volk!
KERKGESCHIEDENIS VAN DE
HAARLEMMERMEER.
Hl.
In aansluiting met de voorgaande, laten wij
hier ook het derde artikel van Kapelaan Pijnaker,
voorkomend in de „St. Bavo" en handelend
over de Haarlemmermeer, volgen
Met rassche schreden naderde de tijd, waarop
aan de Katholieken het gebruik van de eerste
noodkerk was ontzegd. Er moest derhalve ge
dacht worden aan iets, wat tenminste voor eeni-
gen tijd tot kerk kon dienen. Iets blijvends bou
wen, gij begrijpt, daarvoor was de winter reeds
te nabij. Derhalve ging, in 't bewuste jaar 1856,
de pastoor op stap, klopte dan bij een landbou
wer, den heer G. J. Wobbe en legde aan ge
noemden persoon zijn benarde omstandigheden
bloot. Deze persoon nu had, in vereeniging met
de heeren H. van Berkei, oud-burgemeester van
Delft en J. B. Bonke van Rotterdam, als eigen
dom 116 bunders land in de onmiddellijke na
bijheid van het dorp aan de hoofdvaart. Op een
der bunders (gelegen op Kavel 29 Sectie I)
hadden de drie eigenaars een „geschikte" wo
ning en tevens een groote schuur gebouwd. Be
leefd verzocht de pastoor om in een gedeelte van
de groote schuur, welke ais stal en wagenhuis
werd gebezigd, de Kathólieke godsdienstoefenin-
fen te mogen houdentevens vroeg hij het ge-
ruik van een paar kamers van die woning om
aldus dichter bij de Kerk ie wonen en om niet
verplicht te zijn des morgens in de duisternis
een zoo moeilijken weg af te leggen. Maar wat
de Eerw. Heer ook praatte, noch het een, noch
het ander werd toegestaan, en dat wel om niets
afdoende redenen.
Doch de heer Van Berkei stond de goede zaak
meer voor en het geluk wilde, dat hij toevallig
in den loop van de volgende week zijn goederen
in de Haarlemmermeer kwam bezichtigen. Door
middel van anderen kreeg hij kennis van pastoor
Steenvoordens verzoek en het duurde niet lang,
of de Eerw. Herder ontving het verblijdend be
richt, dat de Katholieken vrij over de houten
schuur d. w. z. over een gedeelte ervan, konden
beschikken; maar zij moesten op eigen kosten
de loods inrichten tot het houden van de gods
dienstoefeningen. Edelmoedige harten wisten de
som, daarvoor noodig, bij elkander te brengen,
n.l. 24 gulden. Aanstonds was de pastoor er
bij om van Zijne Excellentie, den Minister van
R.-K. Eeredienst, door middel van Z. D. H.
de 'hand te veroveren van eene "jonkvrouw,
welke aan een ander haar hart heeft ge-
seüonken.
Die man liegt, riep de baron de Traoi
uit.
'Ondervraag dan uwe dochter, ging de
onbekende voort, en zich richtende tot Puili-
berta, Vervolgde hij
Jonkvrouw, ik heb om uwentwille de
wapenen opgevat, antwoord, gij nu om mij
nentwille wien gij bemint; misschien va:e
het beter geweest mijn tegenstander te doo-
den, want ju den strijd heb ik wel gemerkt,
dat filet in zijn plan lag liet mij te doen; ik
geloof niet, dat ik en ook gij', edele jonk
vrouw, van hem verlost zijn. Maar niijii ge
slacht is te edel en ik zoude heit oneer aan
doen «zoo ik een schijngevecht onteerde, en
mijne liefde is sterk genoeg, om den tegen
stander te trotseeien.
Nadat ide overwinnaar deze woorden ge
sproken had, opende hij zijn vizier.
[Robert de Brécé, riep de baron ver
baasd luit, en tegelijk wierp hij een vrees-e-
Tijken en ondervragenden blik op zijne doch
ter. 1
Jonkheer de Brécé heeft de waarheid
den Bisschop, Koninklijke goedkeuring te ver
krijgen tot het houden van godsdienstoefeningen
in ae schuur van den heer Wobbe. Deze goed
keuring werd verleend bij missive van 2 Oct.
1856 en reeds op den 5en October, op den len
Zondag dier maand, mocht de Eerw. Herder
het geluk smaken, ook déar te midden der zij
nen het hoogheilig Offer der Mis op te dragen.
De Meer bezat wederom een nieuwe en
wel de derde noodkerk. Had de pastoor zich
echter om vele redenen moeten behelpen in de
le noodkerk, zij is tenminste groot genoeg ge
weest en kon zelfs 600 a 700 menschen bevat
ten, Maar de 3de noodkerk liet, wat ruimte be
trof, heel wat te wenschen over. Verbeeld u, er
konden nauwelijks 40 h 50 menschen een plaatsje
vinden. Op den zandvloer stonden 14 stoelen
voor de vrouwen, terwijl eenige lage banken
men zou tegenwoordig, ik meen ten onrechte,
van „armenbanken" spreken dienden tot zit
plaats van de mannen.
Thans bestaat de oude schuur niet meer, even
min als de le noodkerk. Maar, aangezien cp
de fundamenten van die loods, een nieuwe is
opgetrokken, zoo kan iedere Meerbewoner, die
de bedoelde loods, thans behoorende aan den
heer Vellekoop, kent, zich een begrip vormen,
hoe weinig menschen een plaatsje in die schuur
konden vinden, vooral als hij bedenkt, dat slechts
een klein gedeelte ervan aan de Katholieken was
afgestaan.
U begrijpt, dat pastoor Steenvoorden al da
delijk uitzag naar een andere schuur. Want zoo
wel de Kamerkerk op „Rijkstee" als de schuur-
kerk, welke pas was betrokken, konden samen
nog niet eens 100 menschen bevatten. Doch,
waar zou hij die schuur vinden? Een andere
vraag was: waar zou hij 't geschikst, als hij
toch moest bouwen, een schuur kunnen plaat
sen? Daarom is 't dienstig, om in 't kort
evenwel 't plan van den Bisschop omtrent de
in de Meer te stichten parochie's te ontvouwen.
De geheele streek, die boven den Vijfhuizerweg
ligt wij spreken natuurlijk alleen van de Meer
zou 'n afzonderlijke parochie uitmaken. De 2e
parochie zou zich uitstrekken van den Ben.nnebroe-
kerweg tot den Vijfhuizerweg, terwijl een derde
parochie 't terrein zou krijgen, gelegen beneden
den Bennebroekerweg.
Er moest dus ongeveer in 't midden van het
gebied, hetwelk was toegewezen aan de eerste
parochie (namelijk van de Ringvaart tot aan
den Vijfhuizerweg) een plaatsje gezocht worden,
om aldaar een kerk, zij het dan ook in den
vorm van een schuur te doen verrijzen. En zoo
zijn wij gekomen aan 't begin der geschiedenis
van de kerk, welke thans nog is bijgenaamd:
de kerk van de Yijnden (aangezien zij staat nabij
't stoomgemaal „De Lynden"). Anderen spreken
liever, ik vind 't minder juist, van „de kerk van
Spaarnswou".
De kerkschuur van ..de Lynden." Alvorens te
gaan staan aan de wieg van de geschiedenis
dezer kerk, moeten we eerste even spreken over
de misluke poging om op een andere plaats een
stuk grond machtig te worden.
In het midden van het jaar 1856 reisde pas
toor Steenvoorden naar Wateringen. De burger
vader dezer plaats, de heer P. M. Hoek, had,
in compagnie met de heeren David Meijer van
Schiedam en C. Meijer van Tiel, 120 bunder land
in de afdeeling Vijfhuizen, sectie 1. De pastoor
werd daar met voorkomendheid ontvangen. Hij
vroeg em een gedeelte gronds voor 't bouwen
van een kerk en aanstonds stond de Burge
meester een bunder af, gelegen op Kavel 10, aan
de Hoofdvaart. De 'andere heeren, zoo verze
kerde de goede gever, zouden daarmee wel in
stemmen. Ook David Meijer, die eveneens door
den Eerw. Herder werd bezocht, ontving den
Eerw. bezoeker met broederlijke gulheid en
keurde het plan oogenblikkelijk goed. Maar op
eens om welke reden, is niet bekend geworden
veranderden de heeren aandeelhouders hun
plan en boden in plaats van Kavel 19, Kavel
21 aan, welke grond minder goed gelegen was
in het belang der gemeente. Smeeken mocht
niet baten. De heeren bleven bij de verandering,
maarals de pastoor een geschikter terrein
kon krijgen, dan zouden zij 1000 gulden geven
voor de te bouwen kerk. Ook hier kwam eenigs-
zins „succes door mislukking".
Gij zult u. hoop ik, nog wel herinneren, hoe
weleer door den heer Henricus Verdegaal van
Vogelenzang gratis een gedeelte van zijn hof
stede „Rijkstee" werd afgestaan om dit in te
richten tot kerk en tot woning van den pastoor.
Dezelfde persoon gaat ook nu weer een rol spe
len in de geschiedenis van de kerk „de Lijnden".
Op Kavel 12 van sectie C, gelegen aan de
Höofdvaart en den Spaarnwouderweg, lagen
eenige bunders land, welke toebehoorden aan
drie volbloed-protestanten, mannen van den ech
ten Dordtschen stempel, de heeren Hoogerhout
(vader en zoon) en Vlucht. Op schalksche wiize
moesten de Katholieken van deze eigenaars een
paar bunders in eigendom zien te krijgen. En
werkelijk, de list gelukte. De heer Verdegaal
namelijk wist door middel van Petrus Kerk
vliet, wonende aan den Sloterweg onder de
grootste geheimhouding natuurlijk na zeer
veel moeiten twee bunders te koopen. Die koop
kwam tot stand voor de som van f 2600, de on
kosten van de registratie er buiten gerekend.
Na afloop van alles kwam de heer Verdegaal
met eene hem zoo eigene gulheid aan den pas
toor mededeelen, dat de twee bunders het eigen
dom der Kerk zouden zijnwant, wel had hij ze
gekocht, maar tevens deed hij daarvan afstand
en schonk ze voorgoed aan de Kerk. Gelukkig,
overgelukkig, zal de Eerw. Herder geweest zijn,
toen hij aldus zijn plannen zag verwerkelijkt.
gezegd, vader: hem bemin ik e;i anders nie
mand, zeide Philiberta bedaard; want zij
was gerust door de tegenwoordigheid des
konnjgs en door de overwinning van haren
geliefde.
Waarde baron, zeide de koning aan
den vader van Philiberta, gij schijnt ten
zeerste verrast te zijn. D© ouders gelijken
op de koningen; vaak weten zij het minst
van allen iwat er in hunne woningen voor
valt. De houding van uwe lieve dochter had
mij echter ditmaal de waarheid doen ver
moeden. Geloof mij, nu zijt gij ingelicht
omtrent de geheime gevoelens van uwe doch
ter; neem den dapperen edelman har er keuze
zonder aarzelen als schoonzoon aan. Ter eere
van dit huwelijk zal ik hem tot ridder slaan.
Over acht dagen worden er feesten en steek
spelen gegeven aan ons hof; dien dag zullen
wij bestemmen om er u te ontvangen baron,
in gezelschap van onze verloofden. Zij zul
len dan voor onzen slotkapelaan huwen en
wij zullen het huwelijk zelf bezegelen. Ver
volgens zullen wij de gouden sporen ver-
feenen aan dezen dapperen schildknaap, die
'dan "den nacht zal doorbrengen in onze' ka-
pel.
Was de blijdschap van den pastoor groot, niet
minder groot was de smart van de twee vroegere
bezitters van de 2 bewuste bunders, toen zij
vernamen, met welk eene bedoeling de beide
stukken waren aangekocht.
Ziezoo, nu was er wel grond, maar In de
verste verte nog geen kerk. De regeering, zoo
vreesde men, zou tot het bouwen eener kerk ze
ker geen toestemming geven. En toch hadden
de Katholieken ten zeerste behoefte aan een
heiligdom. Daarom diende de zaak een weinig
bemaskerd te worden. De katholieken lieten n.l.
op het hun geschonken land een loods optrek
ken, welke bij de regeering doorging voor 't
eigendom, van den heer Verdegaal. Deze stond
quasi de schuur af aan de commissie van
Roomsch-Katholieken tot het uitoefenen hunner
godsdienstoefeningen. Daarop wendde de Bis
schop zich tot de regeering en vroeg verlof om
in de schuur van den heer Verdegaal de gods
dienstoefeningen te mogen houden, temeer daar
het gebruik van de eerste noodkerk tegen 1 Oct.
aan de Katholieken was ontzegd. Op 2 Oct. van
hetzelfde jaar ontving de Eerw. pastoor van
Zijne Excellentie, den Minister van R.-K. Eere
dienst, eene missive, waarbij hem koninklijke
goedkeuring werd verleend, om èn in de schuur
van den heer Wobbe gelijk wij reeds vermeld
den èn in de loods van den heer Verdegaal
aan den Spaarnwouderweg, godsdienstoefenin
gen te verrichten. Kort nadien, op 26 October,
den vijfden Zondag dier maand, vroeg de Eerw.
Herder ook daar, aan den Spaarnwouderweg,
voor t eerst de H. Offerande der Mis op.
Zeker en gewis, wij mogen er niet aan twij
felen, heeft de Celebrant bij de Memento's van
de eerste H. Mis gedacht aan en God gesmeekt
voor allen, die op eenige wijze hadden meege
werkt om zijne plannen te helpen verwezenlijken.
Ood schenke hun allen het is onze vurigste
wensch de eeuwige rust in het Heiligdom
des Hemels, in den tempel der eeuwigheid!
Er was dus gezorgd om den Katholieken van
't Noorden het vieren der H.H. Geheimen weer
mogelijk te maken. Doch voor den pastoor was
het geenszins gemakkelijker geworden. Laat hij
het u zelf verhalen. „Daar ik steeds alleen bleef
(n.l. als zielzorger), omdat er geen mogelijk
heid bestond om eene woning te vinden voor een
tweeden pastoor of voor een kapelaan, zoo volg
de er noodzakelijk uit, dat er in iedere kerk
(d.w.z. in de noodkerken aan den Spaarnwou
derweg en bij het Kruisdorp) slechts eenmaal
op iederen Zon- en feestdag het H. Offer der
Mis kon worden opgedragen. En dit kon zelfs
niet dan met de grootste moeite door mij, als
pastoor geschieden. Want, (daar ik nog steeds
woonde op de hofstede „Rijkstee" aan den Slo
terweg) was de afstand (tusschen die hofstede)
en de noodkerk (bij het Kruisdorp) 7000 ellen
of ongeveer iy2 uur gaans. Zoo ging ik des
morgens ten 6i/2 uur van huis om ten 8% uur
in die noodkerk de H. Mis te lezen en voor
dien tijd Biecht te kunnen hooren. Daarna ging
ik met alle spoed te paard naar de andere
noodkerk aan de Hoofdvaart en Spaarnwouder
weg, om daar het H. Offer op te dragen. Dit
toch was nog weer een afstand van 6000 ellen
of ongeveer 1 y& uur gaans. Gedurende den
wintertijd was daar het uur voor de H. Mis
bepaald om 10*4, ofschoon mij de weg niet
zelden een volstrekt beletsel hierin was. Zoo kon
de H. Mis meerdere malen eerst om 11 uur
begonnen worden, terwijl het zoo niet noodzake
lijk, dan toch zeker allerwettigst was om onder
de mis een woord tot onderricht of aansporing
te spreken." (Aanteekeningen" bladz. 15—16).
Maar dan was zijn taak nog niet afgeloopen;
want eerst gaf hij nog Catechismusonderricht
aan de kinderen, wat tot één uur duurde. En
dan ging de Herder maar weer op reis naar
Rijkstee, een wandeling van 3000 ellen of 35
minuten gaans. Ja maar, zult gij in 't midden
brengen, dat behoefde toch niet alles op Zondag
te geschieden? Toch wei, want op de andere
dagen der week moesten de kinderen van de
polderjongens, hoe jeugdig ook, werken op het
veld, als ware dit hun eenigste doel. Trouwens
voor vele kinderen zou het gewis gevaarlijk ge
weest zijn om alleen den weg te passeeren.
Wij gaan echter even terug in de geschie
denis. In het jaar 1856 was door Z. D. H. den
Bisschop een bouwcommissie gevormd (Pastoor
Steenvoorden, Antonius van Elcs en Petrus Beers)
bij bisschoppelijk besluit van 13 Mei 1856. Haar
doel was het bouwen van kerken en pastorieën
in de Meer. Sinds dien datum zien we den
Pastoor dan hierheen, dan daarheen reizen en
om het reeds besproken plan van drie parochie's
bij 's Lands bestuur goedgekeurd te krijgen en
om liefst gratis aan grond voor de te
bouwen kerken te geraken. Zoo begaf zich o.a.
de Herder op 2 April van 1856 op reis naar
den Haag, teneinde met den heer Willemse,
referendaris van het Ministerie van R.-K. Eere
dienst, te spreken over 't reeds bestaande plan.
Reeds maanden geleden, nl. in Juni van het
jaar 1855 haa pastoor Steenvoorden zijn
best gedaan om een stuk grond te krijgen in de
kom van Hoofddorp. Het werd hem echter bij
ministeriëel schrijven geweigerd. In Sept. van
hetzelfde jaar gewerd hem een schrijven van
Z. Excellentie den Minister van Binnenl. Zaken,
waarin bericht werd, dat de Katholieken een stuk
gronds tegen betaling konden krijgen, maar hun
kerkhof moesten zij bouwen buiten de kom der
gemeente. Doch tevens werd in keuze gegeven
om buiten de kom te bouwen. Dit laatste was
alleraangenaamst, want dan kon tegen mindere
kosten een grootere uitgestrektheid worden aan
gekocht.
Al aanstonds gaf de Bisschop den Herder
Sire, antwoordde Robert de Rréoó diep
buigend, nooit zal ik de buitengewone gunst
bewijzen, waarmede uwe majesteit mij he
den vereert, kunnen vergelden, toch wil ik
u zweren, steeds in de eerst© rijen te strij
den van hen, die U en ons schoon Frankrijk
willlcn verdedigen.
Ik neem uwe belofte aan, hernam Phi
lips.
De koning gaf hierna te kennen, dat hij
zich in zijne vertrekken wilde terugtrekken,
zoowel om eenige rust te nemen als om
eenige zaken te regelen.
Nadat de koning was heengegaan liet de
heer van Vil Iers haastig Godfried de Har
court ontbieden, die, zich bevond bij het
bed van zijn zoon.
De twee ridders, nu zonder getuigen, za
gen elkander eenige oogenblikken aan, zon
der de stilte te verbleken. Godfried de Har
court verbrak ze het eerst:
Welnu, baron, wat denkt ge te doen
nu Philips van Valeis het middel heeft ge
vonden U uw woord niet te doen houden,
en dat nog wel ten koste van het leven
van mijnen zoon, die in den val eene ern
stige wonde heeft bekomen?
last om onverwijld in de nabijheid
(Hoofddorp) een terrein te koopen, het dorp
het bouwen van een kerk en pastorie 'rikt tb*
leggen van een kerkhof. Ja, zelfs moest aan
toor een uitgestrektheid gronds van 2 baas-
zien te koopen, als dezen voor de som
f 2000.— te koop waren. Het zou mij, aid.
pastoor Steenvoorden, aangenamer geweest zijn,
als ik naast die toestemming, ook die f 2000.
had gekregen, want ik had evenmin geld om
frond te koopen als geld om een kerk te
ouwen.
Maar den moed niet verliezen I Wellicht school
hier of daar een goede genius, die gratis de
Katholieken aan grond wilde helpen. Daarom
ging de Herder op 6 Oct. 1856 maar weer op
reis naar den heer van Berkei, oud-burgemeester
van Delft, die toen juist verbleef op zijn buiten
goed te Beek bij Nijmegen. Genoemde heer, wij
zagen het reeds, had in gemeenschap met de
heeren J. B. Bonke en G. J. Wobbe vele bunders
in eigendom in de nabijheid van Kruisdorp. Tot
zijn grootste genoegen verwierf de pastoor vol
ledige toestemming voor 2 bunder, gelegen op
Kavel 28 aan de Hoofdvaart. Dit land werd hen?
zelfs gratis gegeven, als geschenk aan de kerk
Dit alles natuurlijk onder voorwaarde, dat de
andere aandeelhouders met deze schenking zou
den instemmen. Ook de andere heeren stemden
in met die schenking met deze verandering, dat
het hem toegezegde terrein was verplaa'st van
Kavel 28 naar Kavel 30 (aan de Kruisvaart)
en dat de Katholieken slechts 1i/2 bunder zouden
krijgen. Toch was die verandering voor de
Katholieken niet ongunstig. Want al was het
terrein minder uitgestrekt, het was van veel
meer waarde, wijl het zelfs onder de vrucht
baarste gronden van den geheelen polder kon
gerangschikt worden.
Dat was dus afgehandeld, zult ge zeggen;
die schenking of donatie was dus gedaan. Laat
ik u aanstonds zeggen, dat die schenking slechts
in schijn dien naam verdiende. Wat was er dan
gebeurd: De Commissie (nl. de bouwcommissie)
had zich onverwijld tot de regeering gewend,
ten einde gemachtigd te worden om de schen
king van ongeveer 1*4 bunder te mogen aan
vaarden. Het werd haar oogenblikkelijk toege
staan. Maar zij zouden niet bevrijd worden
wat zij ook gevraagd hadden van de kosten
der registratie. Enfin, de Comr rich
tot de heeren schenkers van Berkei c.s. om te
transporteeren, en toen kwamen zij verbeeld
u na een lang oponthoud met een ontwerp
voor den dag, dat in geenen deeie beantwoordde
aan de oorspronkelijke belofte. Dwaze, onchris
telijke voorwaarden, ontsierden toen het concept
der schenking. En hoe de pastoor ook praatte
of deed, er hielp niets aan; de schenking kon
slechts onder die voorwaarden, welke ik maar
niet eens releveeren wil, aanvaard worden
Lezer, ik roep hier eventjes uw clementie in.
Plotseling heeft pastoor Steenvoorden den draad
van zijn interessant verhaal over die scnen-
king afgebroken. Nimmermeer heeft hij wat
mij ten zeerste spijt het verdere verloop van
de geschiedenis op papier gebracht. Maar, wan
neer ik de andere archieven inzie, dan vind ik,
maanden later, weer gesproken over een absoluut
gedane schenking. Laten we daar weer den
draad van ons verhaal opvatten, zonder echter
precies te weten, hoe beide stukken aan eikander
moeten geknoopt worden. Vergeef die historische
„gaping"gebrek aan genoegzame gegevens
heeft er toe geleid!
„De heeren Mr. Hendrik van Berkei, oud-bur
gemeester van Delft en Joannes Bernardus
Bonke, koopman van Delft, schonken," aldus hu
parochiaal archief van Hoofddorp, „op 18 Mei
1857 een perceel land groot ongeveer 1 bundei
en 50 roeden, gelegen aan de Kruisvaart op
Sectie I (Kavel 30)."
Toen werd de hand aan het werk geslagen om
een steenen noodkerk op het geschonken land
te doen verrijzen. Onder één dak werden opge
trokken een steenen schuur en een pastorie, door
den aannemer J. W. de Heij. De parochianen
van Hoofddorp zullen zich een denkbeeld kunnen
vormen van die steenen noodkerk, als zij beden
ken, dat, ofschoon later de muren der noodkerk
en noodpastorie opnieuw zijn opgetrokken, in
hoofdzaak toch beiden terug te vinden zijn in
het tegenwoordige woonhuis en den stal van den
koster C. Prins.
Met koninklijke machtiging van 30 Juni 1857
werd het kerkhof aangelegd. Voor dit laatste
zoowel als voor het bouwen van de steenen
noodkerk en -pastorie was ongeveer f 6000.—
noodig. De Katholieken gaven wat zij konden,
maar zij waren geenszins in staat om de geheele
som bijeen te brengen. Iedereen zal dit laatste
begrijpen, als hij zich herinnert, wat ik hierboven
over den nog geenszins rooskleurigen toestand
van de Meerbewoners heb gezegd.
Wij kunnen dit tijdvak van de Meersche Kerk
geschiedenis, „het tijdperk der Noodkerken" ge
schikt afsluiten met de intrede van den eersten
kapelaan in de Meer. Groot was in de Meer het
veld, waarvoor de arbeid des Heeren werd ge
vraagd; meer en meer groeide de bevolking aan.
Zoo werd de Herder, na 3 jaar alleen gezwoegd
te hebben, er toe gebracht om een sterken en
ijverigen medehelper aan te vragen. Op zijn
verzoek werd hem door den Bisschop van Haar
lem een nieuw-gewijde priester gezonden in den
persoon van Jacobus Koekhoven, die in het jaar
1858 zijn intrede deed in den Meerpolder.
Blijde zal uit den mond van den zorgzamen
Herder den jongen priester het „ave" hebben
toegeklonken. Lang zullen beiden samen na een
verinoeienden dag gekeuveld hebben over de
eerste jaren van de Meer! Heeft het verleden
stof genoeg geboden om den grijzen Herder te
Waar-de vriend, antwoordde de baron,
do ridder de Harcourt is buiten gevaar:
de 'geneesheer heeft mij zooeven verzekerd
dat hij binnen een© maand d© wapenen,
welk© hij zoo schitterend gehanteerd heeft,
wederom kal kunnen opvatten. Wat ik wil
doen om mij aan de gunsten, waarmede de
koning 'mij heden wil overstelpen, te ont
trekken, daarover wensch ik u juist te on
derhonden. Maar leest eerst deze tijding,
welke een der spionnen van Eduard mij heeft
ter 'hand gesteld.
Laten wij eens zien, zeide Godfried,
haastig 'het papier ontvouwend, waarop hek
volgende te lezen stond:
„Aan den baron de Traci, heer van Vil-
„Iers.
„Ik 'hoop den eerst volgenden nacht met
„mijn leger te landen. Haast u dus met
„uwe "voorbereidselen, opdat ik, wanneer ik
„aan iwal stap, U aan het hoofd vinde der
„verdedjgers van het goed recht.
Uw toegenegen,
„EDUARD."
(Wordt vervolgd.)
Dan daalt zij de treden van Haar troon af, sta
tig. Statelijk neigend schrijdt zij voort langs Hare
gasten, die eerbiedig hun hoofden buigen, diep.
Daar zet de Koninklijke Militaire kapel opnieuw
het statig „Wilhelmus" in en onder gejuich en ge-
wuif der machtige scharen rijdt Zij ten paleize terug.
Altijd oud, steeds weer nieuw. Een plechtigheid,
die men geregeld bijwoont en die toch nooit ver
veelt.
De zitting der Staten-Generaal is dus wederom
geopend; de heeren hebben de gebruikelijke «.eden
afgelegd, zijn door de respectievelijke voorzitters
geïnstalleerd en kunnen dus weer aan het werk gaan.
Vernieuwing is er in bun rijen niet veel gekomen.
De politieke Fortuna is hun alle gunstig geweest.
Plet rad van fortuin liep ben mede. De eenige nieu
we is nogOud. Het is een jong kereltje
die nieuwe afgevaardigde van Den Helder. Plij ziet
er nog jonger uit dan Mr. Bomans en diens schran
der, fraai gevormd, blozend gezicht stak toch al zoo
frisch af bij de vele verdorde en vergrijsde tronies.
Is er sinds de sluiting weinig verandering gekomen
in de samenstelling, ik reken spoedig op enkele Va
catures.
Het eerste op die van den Generaal Van Vlijmen.
Deze Katholieke vetraan is er naar aan toe. Hij is
geestelijk en lichamelijk totaal op en als straks het
pensioen voor Kamerleden definitief is vastgesteld,
zal hij, dunkt mij, de eerste zijn, die er van profi-
teeren zal. De kiezers in Vechel zullen echter wel
niet veel invloed meer uitoefenen op de vernieuwing
van hun zetel, want middelerwijl zal de Evenredige
Vertegenwoordiging met hare geheel veranderde
kieswijze wel in werking zijn getreden. Voor den
heer Spiekman zal de S. D. A. P. denkelijk ook
spoedig een opvolger moeten zoeken. Plet was tra
gisch om te zien, hoe diens eertijds zoo stoere fi
guur in enkele maanden gesloopt is. De heer Spiek
man is totaal verlamd en moest, door de boden on
dersteund, naar zijn plaats gedragen worden.
Ruggcmergstering, hoorde ik zijn kwaal bestem
pelen. Daar is geen kruid voor gewassen. In zulke
gevallen is de dood meestal een verlossing. Wel treu
rig voor den forschen strijder wien de S. D. A. P.
vooral in Rotterdam, ongelooflijk veel te danken
heeft.
Dat zullen er dus twee zijn, op wie de nieuwe Ka
mer denkelijk niet meer rekenen kan. Tal van ande
ren zullen,-dunkt mij, volgen.
Ik kan me natuurlijk vergissen, maar ik vermoed,
dat de eerste proef met de Evenredige Vertegen
woordiging aan menig politiek bestaan een einde
zal maken. In de katholieke hoek echter zeker het
minst. Toch zou ook daar misschien eenige verfris-
sching van politiek bloed geen kwaad doen.
Wat mij betreft, ik gun alle heeren gaarne een
lang leven, ook in de politiek!
's-Gravenhage, i Juli 1917.
1