lltm HURL. GIBSANT BINNENLAND BERTRAND DU GUESCLIN Tweede Blad Na den strijd. Brief uit Brazilië. FEUILLETON ^nderdag 19 Juli 13. Door öezé verhouding is de recht se meerderheid in den Haarlemschen Rand September 1919 zoo goed ais zeker. Want Weliswaar treden in Juli van dat jaar vijf ïeehtscli en af, maar ook 6 linksehen. Onder °aze aftredenden vindën wii er drie in I waar- order Mr. Bruclf, en een dé Braai in III. Wij Btilen hun kansen niet met Schreuders in II en Ribbius in III. Nog zoo dom niet. Het gaat er dus om onder het nieuwe kies stelsel te handhaven wat wii hebben, althans 'ie rechtsche meerderheid. Handhaven wij de 20? Erkennen wij: neen. Onder geen omstandigheid. Handhaven wij de rechtsche meerderheid? Poppe (Louis) beweert dat wij van 14 op 15 stegen in 1917. Zeg dat wii in 1918 van 15 op 16 stijgen, dan kunnen wij in 1919 op 17 aan belanden. Hij ziet het goed in, althans volgens mijn idee,, want ik zie het precies eender: nu houden wij een paar zetels missen maar in twee jaren groeien, wii in kracht en zullen juist de meerderheid bereiken. Niet zonder arbeid. Daarom naoogt gij, pro pagandisten, wel lezen'„N a den strijd" maar handelen alsof gij stond „Vóór den strijd". Of gij dan geen maandje rust krijgt? Een niaand.het zij u gegund, maar langer niet. hfen heeft wel eens beweerd dat de kath. pro paganda op het toppunt van activiteit stond, Blaar zij weten er niets van: het lijkt er niet op. Met deze propaganda halen wij een strop in het nieuwe kasstelsel. Wij hebben nu 10 Katholieken. Welnu, er Hag geen enkele heengaan, doch er moet er één bijkomen, want zonder dat gekke getal Vreezen wij voor de rechtsche meerderheid in September 1919. Onze propaganda 6chiet daartoe heden te kort. Maar nog twee jaren zullen voldoende rijn om onze kracht t e v e r d u b b e le n. Wie tegenwerpt dat wij nooit tevreden zijn, voegen wij toe dat wij nog nooit ontevreden zijn ge weest maar steeds streven naar krachtiger fictie. Dit is geen luxe, maar hittere noodzaak. Onze partij moet helaas voortdurend bewerkt met vurige tangen, en dan blijft zij nog...... lauw. Onze partij, katholieken, heeft mannonrijke gelederen maar zij zijn te weinig mannelijk. Wjj hebben stoere handen, maar maken geen vuist. De S. D. A. P. nu tracht steeds vuisten te maken, ofschoon zij geen handen hebben. Wij vergapen ons, onbewegelijk, aan het Sedraaf van de overzijde. Vele katholieken in Haarlem b.v. meenen de roode actie bui tengewoon; een feit is dat de katholieke ac tie vi]f-, tienmaal actiever is. Maar z ij krij*- gen de stemmen zonder controlebureaus en wij missen nog veel stemmen hij dichtbevolk te control ©bureaux, met rijtuigen, fietsers, stroom van „ophalers." He S. D. A. P.-man is vóór alles een poli tiek man. De katholiek is alles eerder, alles méér dan juist dat. Waar deze omstandigheid onze groote fout is, moet de Propaganda kath. Haarlem gaan opvoeden. Er moeten geen 20 maar 80 procent «politiek" katholieken komen. Dit werk moet in twee jaren gedaan. De vraag rijst of de sclioone Pol. Propagan- daclub der Haarlemsche R.-K. dan niet moet Worden aangepast aan de nieuwe toestand- den? Inderdaad, de werkwijze zal volsla gen anders worden. In de maand dat de pro pagandisten rusten zal hun bestuur zich met de oplossing van dit vraagstuk onledig hou den. Daarna zal in herhaalde vergaderingen de club zelf worden voorgelicht over 'de ge heel nieuwe toestanden, opdat de propagan dist een onderlegd strijder moge zijn. Nn mislukt alles indien ons getal propa gandisten niet'méér dan verdubbelt. Er kun nen niet genoeg werkers komen. Want daar in, in het getal, ligt de mogelijkheid van uit voering onzer plannen. Tot heden vermochten vele harde werkers alles te doen, vanaf heden moéten zéér, zéér vele werkers, kalm aan arbeidend, onze zaak ter overwinning voeren. Daarom vroegen wij deze plaatsruimte aan de „N. Haarl. Ct." Komt op, komt met vele vrienden ter vergadering als gij geroepen wordt! Daarom vragen wij het u nu r e e dé, wijl de overwinning van 16 Juli dén harden arbeid zoet heeft gemaakt, „het smaakt naar meer," maar wij achten, ons gelukkig hij deze aansporing de volgende inlichting té geven: Propagandisten! Tot heden was 'de propa ganda een heerlijke arbeid1 in de oegen van Hem, voor wiens eer gewerkt werd, maar „een smerig werk" in het 'oog dier mensehen. Dat verandert nn. Het eerste blijft, 't tweede wijzigt zich geheel. Er zal geen kwestie meer zijn van lage haantjes, van opporren eni op halen, stemopnemen en turven-, plakken: en procesverba al oploopen. Uw a r b e '1 d wordt een h ij uitstek net té. Uw werk wordt geen fietserü, antojacht, rij- tniggesner, maar een kalme buiskamerarbeid De Middenstanders zullen daarom toetre den in groot getal. De Propaganda wordt een fijne techniek, leerrijk voor een ieder, lust voor allen, het wordt iets „deftigs" op de hoogte te zijn, het zal „gekleed" staan propagandist te worden. Wie blijft nog achter? In ons stelsel zijn akelig vele mannen (en vrouwen) noodig. Wij wanhopen haast aan de mogelijkheid. Maar de aard van den arbeid geeft ons moed. Elk rechtgeaard mensch zal reehtsch propagandist worden. Op elke 25 kiezers min stens één propagandist. Er zal een heerlijke zijden band van God-welgevallige actie ge vlochten1 worden tussehen deze tweehonderd mannen, er zal fierheid kleppen in hun hart, geen arbeid zal hen. tegensta an, daar de ar beid matig zal zijn en zichtbaar vruchtdra gend door het behoud van den rechtschen Raad in 1919, door de omwerking der Pro vinciale afgevaardigden in datzelfde jaar en reeds vroeger door het machtig katholiek stemmencijfer in de Rijfcekieskring Haarlem. Ook deze laatste wijde cirkel moet een mid delpunt hebben. Haarlem was het voorbeeld van geheel Reehtsch Nederland in de laatste jaren van het oude kiesstelsel, niet het minst een blijde triomph voor de Katholieken. Haarlem zal door Propagandistisohen ar beid onder de nieuwe toestanden een voor beeld blijven van triumpheerende Roomeche blijheid en kracht, Stad, Staten en Land ten voordeel. Mr BOMANS. Arassuaby 8 Maart 1917. Zooals ik in mijn vorigeü brief beloofd heb, zal ik nu iets schrijven over den aard van 't Braziliaansche volk. Dat is zoo moeie- lijk, of liever onmogelijk, als men de woor den ,,'t Braziliaansche volk" in hun algemeen heid verstaat, want ik ken van Brazilië al leen de provincie waar ik woon, Minas Gé- raes, en bij de geweldige uitgestrektheid des lands is 't natuurlijk dat aard, zeden en ge bruiken in de velschillende provincies zeer verschillen. Ja, men kan gerust zeggen dat de een i ge factoren, die tot nu toe van Bra zilië één natie maken, zijnde taal en do godsdienst. Geheel Brazilië is Katholiek, uit genomen een zeer gering gletal protestantscjjie vreemdelingen en heidensche Indianen. En in geheel Brazilië spreekt men één taal, 't Portugeesch. Natuurlijk zijn er wel verschil lende tongvallen, maar lang niet zoo erg als bijvoorbeeld in Holland, Een. Braziliaan uit Ro Graude do Sul, ook al heeft hij nooit school gegaan, verstaat zon der de minste moeite een landgenoot uit Geard, eveneens ongeletterd, en tóch liggen die twee provincies verder van elkaar ver wijderd dan Madrid en Sint Petersburg, par don, Petrogrado. Taal en godsdienst, dat zijn twee factoren van nationale eenheid, die vele andere volken aan Brazilië kunnen benijden. Na deze inleiding zal ik me verder maar be palen tot de beschrijving van eenige karak tertrekken der Mineiros, inwoners van Öen Staat Minas Geraes. En dan moet ik op de eerste plaats wijzen op hün diep godsdienstig gevoel. Ja, dat is de zuivere waarheid. De Mineiro is door en door godsdienstig. De kin deren op straat vragen den Priester om hun zegen, en kussen hem de hand. De oude volksgroet, nog veel in gebruik, luidt even als in Duitechiand: Geloofd zij Jesus Chris tus. Zeldzaam is 't als een vader zijn kind niet laat doopen, bijna alle huwelijken worden kerkelijk gesloten, bij begrafenissen en lijk diensten zal niemand ontbreken, de feeeten van de Patroonheiligen en sommige andere feesten worden plechtig gevierd, zijn echte volksfeesten. En zoo zou ik nog menig ander vroom Katholiek gebruik kunnen opnoemen. Maai-, Pater, hoor ik u al zeggen, is dat nu godsdienst? De Hollandsche Katholieken zijn toch veel beter, zij ontvangen de H.H. Sacra menten, hooren 's Zondags de H. Mis, enz., enz., terwijl de Brazilianen zaoh tot uiterlijk heden bepalen. Zekér, zeker, de Hollandsche Katholieken zijn veel beter dan de Brazi liaansche, ze zijn zelfs, als u wilt, de beste Katholieken der wereld, miaar, men moet de omstandigheden in aanmerking nemen. In Brazilië is, hëïaas,nooit Oen vervolging van den Godsdienst geweest, nooit is daar 't kaf van 't koren gescheiden, altijd, tot voor on geveer 25 jaren, wfae 't Katholicisme de Staats godsdienst, en nooit, let wel, nooit heeft 't land een genoegzaam aantel' Priesters gehad, Is -'f dan wonder dat do godsdienst der menscbem hier zich tot uiterlijkheiden be paalt? Maar t pleit voor torn godSdienstig^n aard, dat ze nog niet heelemlaal onverschil lig geworden zijn, zoodat men ze betrekkelijk gemakkelijk tot het beoefenen hunner gods-, dienstplichten brengt. Eeto andere schoon© karaktertrek van de Mineiros is hun gastvrijheid. Als men op reis is in Minas, en men heeft trek om koffie te drinken, of om te middagmalen, of men heeft eein onderkomen voor den nacht noodig, dan gaat men niet naar een hotel, maar naar, de diebtstbij gelegen boerderij,, stapt af, klapt in zijn handen, en de bewoners komen naar buiten, de reiziger wordt allerhartelijkst ont vangen, krijgt alles wat hij noodig heeft voor zich zelf, zijn knecht en zijn paarden, en be taalt bij 't Weggaan met een klrachtigen hand druk en een „God zal 't u loonen." Is dat niet schoon, aartvaderlijk, echt christelijk? 't Js wel waar, dat menigeen daar misbruik van tmaakt, en al reizende en trekkende leeft, vertrouwend (op de gastvrijheid van 't land volk, Om zoodoende niet behoeven te werken. Doch idat kunnen de beoefenaars van die sohoone deugd niet helpen. Dit (misbruik maken van anderer gastvrij1- heid duidt op een anderen karaktertrek der Brazilianen, die minder prijswaardig is- Ik zeg van de Brazilianen, want dat schijnen de bewoners van alle provincies met elkander gemeen te hebben. Ze zijn namelijk weinig aan hun geboortegrond gehecht, ze reizen en trekken graag, en dat heeft heel veel kwade gevolgein. Vooreerst benadeelén ze hun tijdelijke belangen, want zonder groote rede nen laten ze al hün hebben en houden in den steek of verkoopen t voor een prikje, om ergens anders weer van voren af te beginnen. Vervolgens heeft dat eeuwige reizen en trek ken en nadeeligen invloed op liet familie- teven ©n de opvoeding der kinderenMaar te verklaren is 't wed: Vooreerst zal' t ïndiaan- sche bloed vain velen daar wel Jnvloéd op hebben, en ten tweede de uitgestrektheid van 't land en de echaarschte der bevolking, zoodat de mensehen wel gedwongen zijn dik wijls -groote reizen te mlaklen en zoo den smaak ervan neet Krijgen. Maar t hieeft ook wel £oeöe gpvofgen, want zonder 8ie reiskist van «y volk zou 1 binnenland niet half zoo goed doorvorscht zijn als nu. De Braziliaan is van nature zeer vriendelijk, voorkomend, dienstvaardig, verdraagzaam voor vreemdelingen, vredelievend van aard. Daarenboven is hij over 't algemeen vlug van verstand, dichterlijk en idealistisch van aanleg, en bézit ©cn natuurlijk redenaarsta lent. Daar uit volgt dat men met wat voor zichtigheid heel goed met hen kap opschieten, en aangename uren met hen kan doorbrengen. Maar in den grond is hij' lieetbloedig, iets wat hij met allé. zuiderlingen gemeen heeft, en wee als men hem ernstig beleedigd hoeft, vooral als men zijn nationalen trots aantast, of, wat misschien nog erger is, als men on voorzichtig zijn politieke meeningen weer streeft., want de Braziliaan is politicus in merg jen been. Seen politiek aaotals in Hol land, van de Roomsche of Anti-revolutionaire of Liberale partij, neen, daar weet hij1 biets van, maar dorpspolitiek in 't groot. Óp de dorpen van Limburg ontmoet men nog wel van die „partijen" die bij' gebrek aan Idieën- verschil zouden kunnen gedoopt wordenvóór en tégen den Burgemeester. Nu, zoo is 't hier ook. Men heeft hier, over 't heele land ver spreid, de partij van Jan, van Piet en van Klaas. Én als men aan de vurige volgelingten vraagt,' wat dan wel R program1 yan 'Jan of van Plet is, dan staan ze met hun mond vol [tanden, want programs bestaan er niet. Hoogstens zal een of andere slimmerik weten te antwoorden, dat. Jan en zijn partij tot nog toe alles -verkeerd gedaan hebben, en jdat 't nu hoog tijd wordt dat Piet en de zijnen aan 't roer komen om alles weer op pootefi te zetten, 't Is roerend. Ondertusechen hebben mijn lezers misschien wel vergeefs uitgezien naar eenige schilder achtige beschrijving vap eigenaardige volks gebruiken. Die beloof ik 'tegen de volg|end© maand. P. Er. SABtNUS STAPHORST, O.E M. NEDERLAND EN DE OORLOG. De heer Kruseman te Halfweg schrijft aan het Hbl.: Uit de woorden van den Mi; nis ter van Landbouw bij do behandeling in de Tweede Kamer van de oorzaken van het aardappeloproer te Amsterdam is gebleken, dat de voorraad aan granen voor de brood bereiding niet geheel onvoldoende is, doch dat de hoeveelheid veevoeder in ons land in geenendeele voldoende is voor de voe- dering van lipt vee en dat de aanvoer van dit voedergraan zeer groote belemu dervindt en thans geheel stilstaat". Wanneer men hierbij' in aanmerking neemt, dat er in de weilanden haast geen gras voor het vee te, tengevolge van de zeer lang aanhoudende droogte, terwijl 'cfoor die- zelfde^porzaak de hooioogst slechts een der de bedraagt van de normale hoeveelheid, dan is het duidelijk, dat' hét vee in den aanstaanden winter slechts met groote moeite in het leven zal zijn te houden. Dezelfde gevaren gelden ten opzichte van de varkens én' het pluimvee, dié in gewone omstandigheden bijna geheel mol ingevoer de granen gevoederd worden. Het redmiddel tegen dézen hongersnood onder het vee schijnt' men algemeen te wil len vinden in het doodon dér varkens en kippen, zoo mogelijk gevolgd door den uit voer dezer dieren en door d'en uitvoer in levenden staat van vijfhonderdduizend stuks koeien. Het wil' mij' voorkomen dat deze groote uitvoer van kippen, varkens en vee niet in het belang is van Nederland in jiet geheel, en zeker hiet in het belang van dé hoeren, die hun vee zullen moeten afstaan. Het is een noodmaatregel om hot aantal monden in deze tijden van gebrek te beper ken, doch de gevolgen van dien maatregel zullen zijn, dat de welvaart van zeer vele veehouders in de toekomst vernietigd wordt, omdat deze mensohen door het opruimen van kippen, varkens en koeien, hun middelen van bestaan geheel of grootendeete missen. Het is noodzakelijk dit punt nader toe te jichten. Indien een kleine boer geen voeder voor zijn koeien heeft en die uit nood verkoopt, dan beteekent dit, dat hij voor deze dieren slechts een zeer lagen prijs krijgt. Ware dit anders, dan was er geen nood. De boer, die verkoopt, krijgt dus veel minder dan hetgeen de dieren hem van aankoop of aan- fok hebben gekost. Dit deel van zijn be drijfskapitaal is hij kwijt. Het overige deel, dat hij in handen krijgt kan hij nfet pro ductief maken, omdat men reeds voor üéér veel geld in Nederland vruchteloos en goe de, veilige belegging zoekt. Onze toevallige beleggers vinden allicht een geheel onvei lige belegging of een zoodanige, waarvan Ltd zeer weinig rente te té verwachten, En juist voor hen was dé oorspronkelijke be legging In vee en voeder voor de dieren het middel om hun eigen arbeid in ia- komen om te zetten. De winst op hun be drijf ontstaat voor een goed deel omdat zij zelf medewerken. Zij zijn de geldgever in het bedrijf en tevens.de voornaamste werk kracht. Verliezen zij hun veestapel, dan moe ten gij elders werk vinden, dat, afgezien 3emge jaren moet groeien, eer men san trekken. Gedurende dien geheelen tijd kan ie boer, wiens vee uit nooa werd opgeruimd, van de persoonlijke moeilijkheden voor den boer om werkman te warden, hun minder inkomen geeft dan zij per werkdag uit hun eigen bearijf genoten. Het verkoopen van hun veestapel ont neemt dus deze mensehen de mogelijkheid om als voorheen in dezelfdè mate in hun onderhoud te voorzien; zij gaan achteruit en teren het kapitaal in, dat zij als op brengst van het verkochte vee ontvingen. Hierbij zij te overwegen, dat een Kalf eenige jaren moet groeten, eer men kan de boer, wiens vee niet evenveel koeien terugkoopen voor 'tzelif- de bedrag dat hij uit den verkoop van zijn dieren heeft ontvangen, aangezien de veesta pel veel kleiner is geworden en dus, aoodra er wederom gras, hooi en voeder zijn aan zienlijk in waarde' stijgt. De boor blijft dus dien geheelen tijd achteruitgaan. Dit betee kent verarming van de plattelandsbevolking in de veehouderijstreken, voornamelijk van do kleine boeren. Het komt mij: dan ook voor, dat de re geering er met alle - middelen naar moet streven om dien uitvoer dat opruimen uit nood te verhinderen. De regeering moet m.i. trachten het vee in productieven staat in het land te houden. De stakkerds, die toch vee moeten opruimen, zullen dan vermoedelijk minder vee behoeven te ver koopen, een beteren prijs voor de dieren bedingen en bovendien reeds het eerstvol gende voorjaar hun gedunden veestapel we derom op de oude grootte kunnen terug brengen. Om dit te hereiken moet er voeder zijn voor mensch en dier. Dit voeder is ver moedelijk in voldoende mate in het lanid aanwezig, mits: 1. de uitvoer van alles, wat bewaard kan worden, gestopt wordt; 2. het rantsoen voor de mensohen en voor de dieren reeds nu vastgesteld' en duidelijk bekend gemaakt wordt; 8. de tarwe, rogge maia, erwten en boonen van den ouden en den nieuwen oogst, welke in Nederland aanwezig zijn, geheel voor de de mensehen bewaard worden: 4. de gerst voor de varkens en al de ha ver iiitsluitend voor de paarden bewaard wordt; de oude partijen lijnkoek' voor de „zoetboeren", die melk aan de steden leve- r«n; 6. verder de suikerbieten niet op suiker verwerkt, doch in natura aan het vee ver- voederd worden, alsmede de fabrieksaard appelen geheel óf gedeeltelijk voor varkens en vee gebruikt worden; 6. de bouwboeren gedwongen worden iff dezen winter hun sfcalrqimfe geheel ter be« schikking te stellen voor de veehouding, waartoe zij1; hét! voederstpoa aanwezig bette ben, alsmede suikerbleten, vosrbieten, krfel- aardappelèni (op de klef) en fabrfeksaard- lén. ze maatregelen, waarbij nog vele en groote, oak geldelijke, bezwaren te overwin nen zijn, kUnnen tot' gevolg hebbeBï dat wjj bij de voedselvoorziening van' nu af tot' het einde van April onafhankelijk "ih van den aanvoer van overzee. Hierdoor zullen ïe verhoudingen tegen over de buitenlanidsche volkéren geheel an ders worden dan zij thans zijn. "Wélke niéuwe mogelijkheden zfch daardoor voor den Minister van Büitenlandsche Zaken ope nen, ligt niet op mijn weg om té onder zoeken. Voor het welslagen van een zoodanig re- volutionnair plan is het noodzakelijk', dat de Episode uit den Fransch-Engelsehen oorlog in de XlVe eeuw. 34) Maar wie had u gezegd, dat wij in deze geheime kamer waren? Ik ben lang genoeg page van uwen va der geweest om al de bijzonderheden van zijn buis te kennen. Maar hebt gij gecne verschijning ge zien? Neen, niets, noch een mensch, noch een geest. Het is verwonderlijk, zeide Robert de «réoé. Maar nu het dag geworden is, zullen Wij weldra weten wat ons te doen staat. Ziet eens daar, riep Matheline uit, die onderinsschon een der vensters genaderd was; ofiar zijn krijgers op het binnenplein. Waarlijk? vroeg Guy de Fontenelle, naar ®et raam loopend. Ja, en zij komen hierheen. iVlug, Matheline, ga in gindsohe ka- ®*r.wSj zullen hen den doortocht beletten. De soldaten beklommen vlug den trap. (Zij kunnen nergens zijn dan in de ge heime kamers, zeide eensklaps eene stern van buiten. Thomas de Kruisvaarder, riepen tege lijk Robert, Guy de Fontenelle en Mathe line uit. Eenige oogenbl ikken Ja ter sprong de deur open en een meer dan tachtigjarige grijsaard, gevolgd door vier krijgers, kwam de kamer binnen. Ik heb het goed geraden, zeido de grijs aard verheugd toen hij de drie jongelieden zag, en hij boog diep voor zijn meester. Zijt gij het Thomas? vroeg Robert de Brécé. Ja, ik zelf, edele meesters, antwoord de de grijsaard treurig, en zij die mij ver gezellen zijn de laatste dienaren, die u nog overblijven; de anderen zijn gedood en rusten ginds, melt het aangezicht gewend naar het kasteel, dat zij zoo dapper tegen een troep EngeJschen verdedigd hebben. Engelschen, dus die steden-verbranders hebben mijne dienaren gedood en mijn kas teel vernield? Ja, meseire.Engeleohen. 'Ah, de be langen van mijn land, van mijne liefde en van mijn wraak gaan dus te zamen. En wij zullen hen, met Gods hulp, bloe dige verliezen toebrengen ook, hernam de Kruisvaarder; nu inoet gij eerst maar uwe krachten herstellen. Nog eene vraag onderbrak hém Robert. Van waar kwamen die vlammen, die Wij hier gisterenavond hebben zien branden? Die vuren stak ik iederen avond aan. Sedert het kasteel verwoest is, doo ik dat iederen avond, om ieder die hierheen zou willen komen af te schrikken. Maar wie heeft dan de ophaalbrug neer gelaten, op het eerste signaal van mijn jaoht- noorn?.En die geheimzinnige verschij ning, die "voor ons wegvluchtte. Do grijsaard boog het hoofd en zeide eenigs- zine aarzelend: Vergeef het mijl, op het oogenblik kan ik u daarop niet antwoorden. Ook do krij gers wendden zioh af, om de ondervragende blikken van hun meester te ontwijken. Goed, wij zullen er dan later wel op terugkomen, zeide Robert peinzend. Kunt gij ons Benige spijzen bezorgen? (Volgt nri| slechte antwoordde de grijs aard, die weer de galerij inging waardoor hij' gekomen was. Toein zij bp de binnenplaats waren aan gekomen, 'beval hij aan de soldaten, do paar den van zijne meesters naar dien stal tie bren gen en to goed te 'veezorgen om ae van do vermoeienissen van den vorigen dag te doen bekomen. Ja, ik bid ér u om, zeide Robert, wont weldra zullen wij allen weer op weg moeten, git ook, Thomas, gij tolt ons den weg wijzen. Hierheen mijne lieve kinderen, zeide de grijsaard, terwijl bij afging op eene zeer lage deuir. Geeft deze dj-ap niet toegang tot eene onderaardse!)e galerij? Stil, bi(f ik u, ais een yreemde ons hoor de ware al les verloren. Zie zoo, zeide de grijB- aard verder, nu zijn wij er, en hij ging een soort van kelder binnen waarin men geen tweede ingang kon vinden. Waar zijn wij' toch, vroeg Mathedine, die zelfs geen gpterij meer zag. Als alle antwoord opende Thomas een süee- nen deny, welke niet van den muur te onder scheiden was. Een schitterend licht verbtraJt «Je duister- ege, der inmenging van andere personen of oom- missiën en dat de hoofdgedachte door het geheele volk (Regeering, Kamera en "Bur gerij) wordt begrepen en aanvaard. In het kort Bamengevat, wordt de toestand aldus: 1. Óeen uitvoer van suiker (de oude oogst ia nog geheel in het land en toereikend voor nog 12 maanden extra); geen verwerking van bieten op suiker, doch vervoedering aan het vee, toezicht op gewicht en tarra door personeel der suikerfabrieken. 2. Geen uitvoer van aardappelen, althans van het oogenblik af dat aardappelen be waard kunnen worden (ais het vei vast rit, dus zoodra de aardappelen niet meer ge schraapt kunnen worden. Niet alle soorten zijn even vroeg rijp!) 8. Consumptie-aardappelen, groote en po ters, geheel voor de mensehen; kriel van alle soorten en overigens alle fabrieksaard appelen voor: a. aardappelmeel, b. varkens- en veevoeder, 0. mensohelijk gebruik (de betere kwa- litetein). De uitvoer van consumptie-aardappelen moet vooral vroegtijdig in Augustus gestopt worden, omdat men dan uit angst voor de toekomst de nog niet geheel uitgegroeide, late aardappelen op de markt brengt in dien 'de prijs en het beschot samen een goede opbrengst fn geld aan den boer ver schaffen. Deze aardappelen kunnen rustig in den grond blijven tot zij rijp zijn. Het",' eenige gevaar is het ziek worden in be- paalde streken en van bepaalde soorten, waardoor tijdige opruiming op deskundige wijze mogelijk moet worden gemaakt. 4. Geen uitvoer van aardappelmeel, nocïi van erwten en boonen en dergelijke pro duoten. Geen uitvoer, van vee noch van vleescl 1 pen, konijnen ganzen, enz. enz.) i. Geen uitvoer van boter, kaas melkpro ducten en margarine. 7. Alléén uitvoer van visch, kool, uier 1 en dergelijke producten, mits diyirtegenovei voldoende invoer van steenkolen staat. De fabrieksnijverheid, die met overzeesch< grondstoffen moet werken, mits thans, all zekerheid van aanvoer zij komt bij d 1 uitvoering van het bovenontwikkelde plai niet in slechter conditie; wellicht zelfs i' beter omstandigheden, aangezien het gevoe dat Nederland niet zoo afhankelijk is al iedereen denkt, den toestand voor oiis we eens kon doen verbeteren', aangezien wij on afhankelijk worden van de belemmeringe van thans en veel minder hebben te vrage en te verzoeken. De beslissing op dit of op elk ander plu ;l moet in elk geval met grooten spoed gene men worden, willen wij niet "door een ram overvallen worden. Het is beter, eten te hel hen met weinig werk, dan werk zonde; eten. De ,,Hbld."-redactie merkt op: „Wij kui non, ondanks dat wij de juistheid van d slotwoorden van den heer Kruseman e: i| kennen, niet nalaten op te merken, dat h de zaak zeer sterk van een landbouwstan< punt heeft bekeken. Dat neemt niet we, dat wij zijn beschouwing genoeg achten o haar plaats te verleenen." Dezer dftgten werd in Hotel „Krasnapolsky" Amsterdam een vergadering gehouden v: Tabakshandelaren uit den lande. De opzet vij deze vergadering was, uiting te geven aan r even, welke er bestaan tegen de voorgestel.li ributie, inzake de op wenech der regeeri voor do binnenlandsche industrie beschikba gestelde tabak. Men besloot na ruime discus.' zich per request te wenden tot den minister v i| Landbouw, Nijverheid en Handel en de bezv ren van den handel tégen de voorgestelde rej i, ling daarin te formuleeren. De hoofdgrief vt dén z.g„ tusschenhandél U wed. dat men bü I vorkrijgen van déze materialen vrijwel uit) aohakeld is. In do commissie van toewijzing v d tabak zitten nj. uitbuitend exporteurs ij niet degenen wier beroep is handed te drijA met dé binnenlandsoha fabrikanten. Dit ad zal aangeboden worden door een commissie f, staande uit riff Amstordamsohe en Rotter<ja sche handelaren- onder leiding van den heei f. 1 Smelt Jr. .1 nis die in den kelder héerschte, en de joïi' edellieden zagen, tot hUime niet geringe v I 1 baizing eien zeeg rui me zaal, overvloedig i1 meubels voorzien mot een rijk gedekte tójl in het midden. Deze zaad is op hét oogenblik de een i schiuilplaiate van den heer do Brécé en 11 1 do dicnagen, die hem^overblijven. Koimfc i binnen, mijne edele meesters, zeide Thon - I, teirwijl hij zich haastte de deur achter j, i| te sluiten. Zoodra Robert, Guy de Fontenelle en Mm i line dooj* dien honger gedreven aan 't1 zaten, vegrvolgde Thomas: Nn moet ik aan mijne meesters rel schap geven van aJles wat onder hunne wezighieid is voorgevallenanders zoutten jj met yecht hunne dienaren van lafheid kun q beschuldigen of van verraad. - x Zooals ge weet, bleef ik, nadat hét jjj van uw dapperen vader, in Guyenne ged i in den grafkelder was bijgezet, en nadat ji i mijn meester, met uwe zuster naar het ka.' van Traci, .waart teruggekeerd, op hét jj teel achter flflH het hoofd der vijftig b schutters, die uw erfdeel moesten baschen (Wordt vervolgd.) 1 1 if U!i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1917 | | pagina 5