lltm HURL. GIBSANT
BINNENLAND
BERTRAND DU GUESCLIN
Tweede Blad
Na den strijd.
Brief uit Brazilië.
FEUILLETON
^nderdag 19 Juli
13. Door öezé verhouding is de recht
se meerderheid in den Haarlemschen Rand
September 1919 zoo goed ais zeker. Want
Weliswaar treden in Juli van dat jaar vijf
ïeehtscli en af, maar ook 6 linksehen. Onder
°aze aftredenden vindën wii er drie in I waar-
order Mr. Bruclf, en een dé Braai in III. Wij
Btilen hun kansen niet met Schreuders in II
en Ribbius in III. Nog zoo dom niet.
Het gaat er dus om onder het nieuwe kies
stelsel te handhaven wat wii hebben, althans
'ie rechtsche meerderheid.
Handhaven wij de 20? Erkennen wij: neen.
Onder geen omstandigheid.
Handhaven wij de rechtsche meerderheid?
Poppe (Louis) beweert dat wij van 14 op 15
stegen in 1917. Zeg dat wii in 1918 van 15 op
16 stijgen, dan kunnen wij in 1919 op 17 aan
belanden.
Hij ziet het goed in, althans volgens mijn
idee,, want ik zie het precies eender: nu
houden wij een paar zetels missen maar in
twee jaren groeien, wii in kracht en zullen
juist de meerderheid bereiken.
Niet zonder arbeid. Daarom naoogt gij, pro
pagandisten, wel lezen'„N a den strijd" maar
handelen alsof gij stond „Vóór den strijd".
Of gij dan geen maandje rust krijgt? Een
niaand.het zij u gegund, maar langer niet.
hfen heeft wel eens beweerd dat de kath. pro
paganda op het toppunt van activiteit stond,
Blaar zij weten er niets van: het lijkt er niet
op.
Met deze propaganda halen wij een strop
in het nieuwe kasstelsel.
Wij hebben nu 10 Katholieken. Welnu, er
Hag geen enkele heengaan, doch er moet er
één bijkomen, want zonder dat gekke getal
Vreezen wij voor de rechtsche meerderheid
in September 1919.
Onze propaganda 6chiet daartoe heden te
kort. Maar nog twee jaren zullen voldoende
rijn om onze kracht t e v e r d u b b e le n. Wie
tegenwerpt dat wij nooit tevreden zijn, voegen
wij toe dat wij nog nooit ontevreden zijn ge
weest maar steeds streven naar krachtiger
fictie. Dit is geen luxe, maar hittere noodzaak.
Onze partij moet helaas voortdurend bewerkt
met vurige tangen, en dan blijft zij nog......
lauw.
Onze partij, katholieken, heeft mannonrijke
gelederen maar zij zijn te weinig mannelijk.
Wjj hebben stoere handen, maar maken geen
vuist. De S. D. A. P. nu tracht steeds vuisten
te maken, ofschoon zij geen handen hebben.
Wij vergapen ons, onbewegelijk, aan het
Sedraaf van de overzijde. Vele katholieken
in Haarlem b.v. meenen de roode actie bui
tengewoon; een feit is dat de katholieke ac
tie vi]f-, tienmaal actiever is. Maar z ij krij*-
gen de stemmen zonder controlebureaus en
wij missen nog veel stemmen hij dichtbevolk
te control ©bureaux, met rijtuigen, fietsers,
stroom van „ophalers."
He S. D. A. P.-man is vóór alles een poli
tiek man.
De katholiek is alles eerder, alles méér dan
juist dat.
Waar deze omstandigheid onze groote fout
is, moet de Propaganda kath. Haarlem gaan
opvoeden. Er moeten geen 20 maar 80 procent
«politiek" katholieken komen. Dit werk moet
in twee jaren gedaan.
De vraag rijst of de sclioone Pol. Propagan-
daclub der Haarlemsche R.-K. dan niet moet
Worden aangepast aan de nieuwe toestand-
den? Inderdaad, de werkwijze zal volsla
gen anders worden. In de maand dat de pro
pagandisten rusten zal hun bestuur zich met
de oplossing van dit vraagstuk onledig hou
den. Daarna zal in herhaalde vergaderingen
de club zelf worden voorgelicht over 'de ge
heel nieuwe toestanden, opdat de propagan
dist een onderlegd strijder moge zijn.
Nn mislukt alles indien ons getal propa
gandisten niet'méér dan verdubbelt. Er kun
nen niet genoeg werkers komen. Want daar
in, in het getal, ligt de mogelijkheid van uit
voering onzer plannen. Tot heden vermochten
vele harde werkers alles te doen, vanaf heden
moéten zéér, zéér vele werkers, kalm aan
arbeidend, onze zaak ter overwinning voeren.
Daarom vroegen wij deze plaatsruimte aan
de „N. Haarl. Ct." Komt op, komt met vele
vrienden ter vergadering als gij geroepen
wordt! Daarom vragen wij het u nu r e e dé,
wijl de overwinning van 16 Juli dén harden
arbeid zoet heeft gemaakt, „het smaakt naar
meer," maar wij achten, ons gelukkig hij deze
aansporing de volgende inlichting té geven:
Propagandisten! Tot heden was 'de propa
ganda een heerlijke arbeid1 in de oegen van
Hem, voor wiens eer gewerkt werd, maar
„een smerig werk" in het 'oog dier mensehen.
Dat verandert nn. Het eerste blijft, 't tweede
wijzigt zich geheel. Er zal geen kwestie meer
zijn van lage haantjes, van opporren eni op
halen, stemopnemen en turven-, plakken: en
procesverba al oploopen. Uw a r b e '1 d
wordt een h ij uitstek net té.
Uw werk wordt geen fietserü, antojacht, rij-
tniggesner, maar een kalme buiskamerarbeid
De Middenstanders zullen daarom toetre
den in groot getal.
De Propaganda wordt een fijne techniek,
leerrijk voor een ieder, lust voor allen, het
wordt iets „deftigs" op de hoogte te zijn, het
zal „gekleed" staan propagandist te worden.
Wie blijft nog achter?
In ons stelsel zijn akelig vele mannen (en
vrouwen) noodig.
Wij wanhopen haast aan de mogelijkheid.
Maar de aard van den arbeid geeft ons
moed. Elk rechtgeaard mensch zal reehtsch
propagandist worden. Op elke 25 kiezers min
stens één propagandist. Er zal een heerlijke
zijden band van God-welgevallige actie ge
vlochten1 worden tussehen deze tweehonderd
mannen, er zal fierheid kleppen in hun hart,
geen arbeid zal hen. tegensta an, daar de ar
beid matig zal zijn en zichtbaar vruchtdra
gend door het behoud van den rechtschen
Raad in 1919, door de omwerking der Pro
vinciale afgevaardigden in datzelfde jaar en
reeds vroeger door het machtig katholiek
stemmencijfer in de Rijfcekieskring Haarlem.
Ook deze laatste wijde cirkel moet een mid
delpunt hebben.
Haarlem was het voorbeeld van geheel
Reehtsch Nederland in de laatste jaren van
het oude kiesstelsel, niet het minst een blijde
triomph voor de Katholieken.
Haarlem zal door Propagandistisohen ar
beid onder de nieuwe toestanden een voor
beeld blijven van triumpheerende Roomeche
blijheid en kracht, Stad, Staten en Land ten
voordeel.
Mr BOMANS.
Arassuaby 8 Maart 1917.
Zooals ik in mijn vorigeü brief beloofd
heb, zal ik nu iets schrijven over den aard
van 't Braziliaansche volk. Dat is zoo moeie-
lijk, of liever onmogelijk, als men de woor
den ,,'t Braziliaansche volk" in hun algemeen
heid verstaat, want ik ken van Brazilië al
leen de provincie waar ik woon, Minas Gé-
raes, en bij de geweldige uitgestrektheid des
lands is 't natuurlijk dat aard, zeden en ge
bruiken in de velschillende provincies zeer
verschillen. Ja, men kan gerust zeggen dat
de een i ge factoren, die tot nu toe van Bra
zilië één natie maken, zijnde taal en do
godsdienst. Geheel Brazilië is Katholiek, uit
genomen een zeer gering gletal protestantscjjie
vreemdelingen en heidensche Indianen. En
in geheel Brazilië spreekt men één taal, 't
Portugeesch. Natuurlijk zijn er wel verschil
lende tongvallen, maar lang niet zoo erg
als bijvoorbeeld in Holland,
Een. Braziliaan uit Ro Graude do Sul, ook
al heeft hij nooit school gegaan, verstaat zon
der de minste moeite een landgenoot uit
Geard, eveneens ongeletterd, en tóch liggen
die twee provincies verder van elkaar ver
wijderd dan Madrid en Sint Petersburg, par
don, Petrogrado. Taal en godsdienst, dat zijn
twee factoren van nationale eenheid, die vele
andere volken aan Brazilië kunnen benijden.
Na deze inleiding zal ik me verder maar be
palen tot de beschrijving van eenige karak
tertrekken der Mineiros, inwoners van Öen
Staat Minas Geraes. En dan moet ik op de
eerste plaats wijzen op hün diep godsdienstig
gevoel. Ja, dat is de zuivere waarheid. De
Mineiro is door en door godsdienstig. De kin
deren op straat vragen den Priester om hun
zegen, en kussen hem de hand. De oude
volksgroet, nog veel in gebruik, luidt even
als in Duitechiand: Geloofd zij Jesus Chris
tus. Zeldzaam is 't als een vader zijn kind
niet laat doopen, bijna alle huwelijken worden
kerkelijk gesloten, bij begrafenissen en lijk
diensten zal niemand ontbreken, de feeeten
van de Patroonheiligen en sommige andere
feesten worden plechtig gevierd, zijn echte
volksfeesten. En zoo zou ik nog menig ander
vroom Katholiek gebruik kunnen opnoemen.
Maai-, Pater, hoor ik u al zeggen, is dat nu
godsdienst? De Hollandsche Katholieken zijn
toch veel beter, zij ontvangen de H.H. Sacra
menten, hooren 's Zondags de H. Mis, enz.,
enz., terwijl de Brazilianen zaoh tot uiterlijk
heden bepalen. Zekér, zeker, de Hollandsche
Katholieken zijn veel beter dan de Brazi
liaansche, ze zijn zelfs, als u wilt, de beste
Katholieken der wereld, miaar, men moet
de omstandigheden in aanmerking nemen. In
Brazilië is, hëïaas,nooit Oen vervolging van
den Godsdienst geweest, nooit is daar 't kaf
van 't koren gescheiden, altijd, tot voor on
geveer 25 jaren, wfae 't Katholicisme de Staats
godsdienst, en nooit, let wel, nooit
heeft 't land een genoegzaam aantel' Priesters
gehad, Is -'f dan wonder dat do godsdienst
der menscbem hier zich tot uiterlijkheiden be
paalt? Maar t pleit voor torn godSdienstig^n
aard, dat ze nog niet heelemlaal onverschil
lig geworden zijn, zoodat men ze betrekkelijk
gemakkelijk tot het beoefenen hunner gods-,
dienstplichten brengt.
Eeto andere schoon© karaktertrek van de
Mineiros is hun gastvrijheid. Als men op reis
is in Minas, en men heeft trek om koffie te
drinken, of om te middagmalen, of men heeft
eein onderkomen voor den nacht noodig,
dan gaat men niet naar een hotel, maar naar,
de diebtstbij gelegen boerderij,, stapt af, klapt
in zijn handen, en de bewoners komen naar
buiten, de reiziger wordt allerhartelijkst ont
vangen, krijgt alles wat hij noodig heeft voor
zich zelf, zijn knecht en zijn paarden, en be
taalt bij 't Weggaan met een klrachtigen hand
druk en een „God zal 't u loonen." Is dat
niet schoon, aartvaderlijk, echt christelijk?
't Js wel waar, dat menigeen daar misbruik
van tmaakt, en al reizende en trekkende leeft,
vertrouwend (op de gastvrijheid van 't land
volk, Om zoodoende niet behoeven te werken.
Doch idat kunnen de beoefenaars van die
sohoone deugd niet helpen.
Dit (misbruik maken van anderer gastvrij1-
heid duidt op een anderen karaktertrek der
Brazilianen, die minder prijswaardig is- Ik
zeg van de Brazilianen, want dat schijnen
de bewoners van alle provincies met elkander
gemeen te hebben. Ze zijn namelijk weinig
aan hun geboortegrond gehecht, ze reizen
en trekken graag, en dat heeft heel veel
kwade gevolgein. Vooreerst benadeelén ze hun
tijdelijke belangen, want zonder groote rede
nen laten ze al hün hebben en houden in den
steek of verkoopen t voor een prikje, om
ergens anders weer van voren af te beginnen.
Vervolgens heeft dat eeuwige reizen en trek
ken en nadeeligen invloed op liet familie-
teven ©n de opvoeding der kinderenMaar te
verklaren is 't wed: Vooreerst zal' t ïndiaan-
sche bloed vain velen daar wel Jnvloéd op
hebben, en ten tweede de uitgestrektheid van
't land en de echaarschte der bevolking,
zoodat de mensehen wel gedwongen zijn dik
wijls -groote reizen te mlaklen en zoo den smaak
ervan neet Krijgen. Maar t hieeft ook wel
£oeöe gpvofgen, want zonder 8ie reiskist van
«y volk zou 1 binnenland niet half zoo goed
doorvorscht zijn als nu.
De Braziliaan is van nature zeer vriendelijk,
voorkomend, dienstvaardig, verdraagzaam
voor vreemdelingen, vredelievend van aard.
Daarenboven is hij over 't algemeen vlug
van verstand, dichterlijk en idealistisch van
aanleg, en bézit ©cn natuurlijk redenaarsta
lent. Daar uit volgt dat men met wat voor
zichtigheid heel goed met hen kap opschieten,
en aangename uren met hen kan doorbrengen.
Maar in den grond is hij' lieetbloedig, iets
wat hij met allé. zuiderlingen gemeen heeft,
en wee als men hem ernstig beleedigd hoeft,
vooral als men zijn nationalen trots aantast,
of, wat misschien nog erger is, als men on
voorzichtig zijn politieke meeningen weer
streeft., want de Braziliaan is politicus in
merg jen been. Seen politiek aaotals in Hol
land, van de Roomsche of Anti-revolutionaire
of Liberale partij, neen, daar weet hij1 biets
van, maar dorpspolitiek in 't groot. Óp de
dorpen van Limburg ontmoet men nog wel
van die „partijen" die bij' gebrek aan Idieën-
verschil zouden kunnen gedoopt wordenvóór
en tégen den Burgemeester. Nu, zoo is 't hier
ook. Men heeft hier, over 't heele land ver
spreid, de partij van Jan, van Piet en van
Klaas. Én als men aan de vurige volgelingten
vraagt,' wat dan wel R program1 yan 'Jan of
van Plet is, dan staan ze met hun mond
vol [tanden, want programs bestaan er niet.
Hoogstens zal een of andere slimmerik weten
te antwoorden, dat. Jan en zijn partij tot nog
toe alles -verkeerd gedaan hebben, en jdat
't nu hoog tijd wordt dat Piet en de zijnen
aan 't roer komen om alles weer op pootefi
te zetten, 't Is roerend.
Ondertusechen hebben mijn lezers misschien
wel vergeefs uitgezien naar eenige schilder
achtige beschrijving vap eigenaardige volks
gebruiken. Die beloof ik 'tegen de volg|end©
maand.
P. Er. SABtNUS STAPHORST, O.E M.
NEDERLAND EN DE OORLOG.
De heer Kruseman te Halfweg schrijft
aan het Hbl.: Uit de woorden van den Mi;
nis ter van Landbouw bij do behandeling in
de Tweede Kamer van de oorzaken van het
aardappeloproer te Amsterdam is gebleken,
dat de voorraad aan granen voor de brood
bereiding niet geheel onvoldoende is, doch
dat de hoeveelheid veevoeder in ons land
in geenendeele voldoende is voor de voe-
dering van lipt vee en dat de aanvoer van
dit voedergraan zeer groote belemu
dervindt en thans geheel stilstaat".
Wanneer men hierbij' in aanmerking neemt,
dat er in de weilanden haast geen gras
voor het vee te, tengevolge van de zeer
lang aanhoudende droogte, terwijl 'cfoor die-
zelfde^porzaak de hooioogst slechts een der
de bedraagt van de normale hoeveelheid,
dan is het duidelijk, dat' hét vee in den
aanstaanden winter slechts met groote moeite
in het leven zal zijn te houden.
Dezelfde gevaren gelden ten opzichte van
de varkens én' het pluimvee, dié in gewone
omstandigheden bijna geheel mol ingevoer
de granen gevoederd worden.
Het redmiddel tegen dézen hongersnood
onder het vee schijnt' men algemeen te wil
len vinden in het doodon dér varkens en
kippen, zoo mogelijk gevolgd door den uit
voer dezer dieren en door d'en uitvoer in
levenden staat van vijfhonderdduizend stuks
koeien.
Het wil' mij' voorkomen dat deze groote
uitvoer van kippen, varkens en vee niet in
het belang is van Nederland in jiet geheel,
en zeker hiet in het belang van dé hoeren,
die hun vee zullen moeten afstaan.
Het is een noodmaatregel om hot aantal
monden in deze tijden van gebrek te beper
ken, doch de gevolgen van dien maatregel
zullen zijn, dat de welvaart van zeer vele
veehouders in de toekomst vernietigd wordt,
omdat deze mensohen door het opruimen van
kippen, varkens en koeien, hun middelen
van bestaan geheel of grootendeete missen.
Het is noodzakelijk dit punt nader toe
te jichten.
Indien een kleine boer geen voeder voor
zijn koeien heeft en die uit nood verkoopt,
dan beteekent dit, dat hij voor deze dieren
slechts een zeer lagen prijs krijgt. Ware
dit anders, dan was er geen nood. De boer,
die verkoopt, krijgt dus veel minder dan
hetgeen de dieren hem van aankoop of aan-
fok hebben gekost. Dit deel van zijn be
drijfskapitaal is hij kwijt. Het overige deel,
dat hij in handen krijgt kan hij nfet pro
ductief maken, omdat men reeds voor üéér
veel geld in Nederland vruchteloos en goe
de, veilige belegging zoekt. Onze toevallige
beleggers vinden allicht een geheel onvei
lige belegging of een zoodanige, waarvan
Ltd
zeer weinig rente te té verwachten, En
juist voor hen was dé oorspronkelijke be
legging In vee en voeder voor de dieren
het middel om hun eigen arbeid in ia-
komen om te zetten. De winst op hun be
drijf ontstaat voor een goed deel omdat zij
zelf medewerken. Zij zijn de geldgever in
het bedrijf en tevens.de voornaamste werk
kracht. Verliezen zij hun veestapel, dan moe
ten gij elders werk vinden, dat, afgezien
3emge jaren moet groeien, eer men san
trekken. Gedurende dien geheelen tijd kan
ie boer, wiens vee uit nooa werd opgeruimd,
van de persoonlijke moeilijkheden voor den
boer om werkman te warden, hun minder
inkomen geeft dan zij per werkdag uit hun
eigen bearijf genoten.
Het verkoopen van hun veestapel ont
neemt dus deze mensehen de mogelijkheid
om als voorheen in dezelfdè mate in hun
onderhoud te voorzien; zij gaan achteruit
en teren het kapitaal in, dat zij als op
brengst van het verkochte vee ontvingen.
Hierbij zij te overwegen, dat een Kalf
eenige jaren moet groeten, eer men kan
de boer, wiens vee
niet evenveel koeien terugkoopen voor 'tzelif-
de bedrag dat hij uit den verkoop van zijn
dieren heeft ontvangen, aangezien de veesta
pel veel kleiner is geworden en dus, aoodra
er wederom gras, hooi en voeder zijn aan
zienlijk in waarde' stijgt. De boor blijft dus
dien geheelen tijd achteruitgaan. Dit betee
kent verarming van de plattelandsbevolking
in de veehouderijstreken, voornamelijk van
do kleine boeren.
Het komt mij: dan ook voor, dat de re
geering er met alle - middelen naar moet
streven om dien uitvoer dat opruimen
uit nood te verhinderen. De regeering
moet m.i. trachten het vee in productieven
staat in het land te houden. De stakkerds,
die toch vee moeten opruimen, zullen dan
vermoedelijk minder vee behoeven te ver
koopen, een beteren prijs voor de dieren
bedingen en bovendien reeds het eerstvol
gende voorjaar hun gedunden veestapel we
derom op de oude grootte kunnen terug
brengen.
Om dit te hereiken moet er voeder zijn
voor mensch en dier. Dit voeder is ver
moedelijk in voldoende mate in het lanid
aanwezig, mits:
1. de uitvoer van alles, wat bewaard kan
worden, gestopt wordt;
2. het rantsoen voor de mensohen en voor
de dieren reeds nu vastgesteld' en duidelijk
bekend gemaakt wordt;
8. de tarwe, rogge maia, erwten en boonen
van den ouden en den nieuwen oogst, welke
in Nederland aanwezig zijn, geheel voor de
de mensehen bewaard worden:
4. de gerst voor de varkens en al de ha
ver iiitsluitend voor de paarden bewaard
wordt; de oude partijen lijnkoek' voor de
„zoetboeren", die melk aan de steden leve-
r«n;
6. verder de suikerbieten niet op suiker
verwerkt, doch in natura aan het vee ver-
voederd worden, alsmede de fabrieksaard
appelen geheel óf gedeeltelijk voor varkens
en vee gebruikt worden;
6. de bouwboeren gedwongen worden iff
dezen winter hun sfcalrqimfe geheel ter be«
schikking te stellen voor de veehouding,
waartoe zij1; hét! voederstpoa aanwezig bette
ben, alsmede suikerbleten, vosrbieten, krfel-
aardappelèni (op de klef) en fabrfeksaard-
lén.
ze maatregelen, waarbij nog vele en
groote, oak geldelijke, bezwaren te overwin
nen zijn, kUnnen tot' gevolg hebbeBï
dat wjj bij de voedselvoorziening van' nu
af tot' het einde van April onafhankelijk
"ih van den aanvoer van overzee.
Hierdoor zullen ïe verhoudingen tegen
over de buitenlanidsche volkéren geheel an
ders worden dan zij thans zijn. "Wélke
niéuwe mogelijkheden zfch daardoor voor
den Minister van Büitenlandsche Zaken ope
nen, ligt niet op mijn weg om té onder
zoeken.
Voor het welslagen van een zoodanig re-
volutionnair plan is het noodzakelijk', dat de
Episode uit den Fransch-Engelsehen oorlog
in de XlVe eeuw.
34)
Maar wie had u gezegd, dat wij in
deze geheime kamer waren?
Ik ben lang genoeg page van uwen va
der geweest om al de bijzonderheden van zijn
buis te kennen.
Maar hebt gij gecne verschijning ge
zien?
Neen, niets, noch een mensch, noch een
geest.
Het is verwonderlijk, zeide Robert de
«réoé. Maar nu het dag geworden is, zullen
Wij
weldra weten wat ons te doen staat.
Ziet eens daar, riep Matheline uit, die
onderinsschon een der vensters genaderd was;
ofiar zijn krijgers op het binnenplein.
Waarlijk? vroeg Guy de Fontenelle, naar
®et raam loopend. Ja, en zij komen hierheen.
iVlug, Matheline, ga in gindsohe ka-
®*r.wSj zullen hen den doortocht beletten.
De soldaten beklommen vlug den trap.
(Zij kunnen nergens zijn dan in de ge
heime kamers, zeide eensklaps eene stern
van buiten.
Thomas de Kruisvaarder, riepen tege
lijk Robert, Guy de Fontenelle en Mathe
line uit.
Eenige oogenbl ikken Ja ter sprong de deur
open en een meer dan tachtigjarige grijsaard,
gevolgd door vier krijgers, kwam de kamer
binnen.
Ik heb het goed geraden, zeido de grijs
aard verheugd toen hij de drie jongelieden
zag, en hij boog diep voor zijn meester.
Zijt gij het Thomas? vroeg Robert de
Brécé.
Ja, ik zelf, edele meesters, antwoord
de de grijsaard treurig, en zij die mij ver
gezellen zijn de laatste dienaren, die u nog
overblijven; de anderen zijn gedood en rusten
ginds, melt het aangezicht gewend naar het
kasteel, dat zij zoo dapper tegen een troep
EngeJschen verdedigd hebben.
Engelschen, dus die steden-verbranders
hebben mijne dienaren gedood en mijn kas
teel vernield?
Ja, meseire.Engeleohen. 'Ah, de be
langen van mijn land, van mijne liefde en
van mijn wraak gaan dus te zamen.
En wij zullen hen, met Gods hulp, bloe
dige verliezen toebrengen ook, hernam de
Kruisvaarder; nu inoet gij eerst maar uwe
krachten herstellen.
Nog eene vraag onderbrak hém Robert.
Van waar kwamen die vlammen, die Wij hier
gisterenavond hebben zien branden?
Die vuren stak ik iederen avond aan.
Sedert het kasteel verwoest is, doo ik dat
iederen avond, om ieder die hierheen zou
willen komen af te schrikken.
Maar wie heeft dan de ophaalbrug neer
gelaten, op het eerste signaal van mijn jaoht-
noorn?.En die geheimzinnige verschij
ning, die "voor ons wegvluchtte.
Do grijsaard boog het hoofd en zeide eenigs-
zine aarzelend:
Vergeef het mijl, op het oogenblik kan
ik u daarop niet antwoorden. Ook do krij
gers wendden zioh af, om de ondervragende
blikken van hun meester te ontwijken.
Goed, wij zullen er dan later wel op
terugkomen, zeide Robert peinzend. Kunt gij
ons Benige spijzen bezorgen?
(Volgt nri| slechte antwoordde de grijs
aard, die weer de galerij inging waardoor hij'
gekomen was.
Toein zij bp de binnenplaats waren aan
gekomen, 'beval hij aan de soldaten, do paar
den van zijne meesters naar dien stal tie bren
gen en to goed te 'veezorgen om ae van do
vermoeienissen van den vorigen dag te doen
bekomen.
Ja, ik bid ér u om, zeide Robert, wont
weldra zullen wij allen weer op weg moeten,
git ook, Thomas, gij tolt ons den weg wijzen.
Hierheen mijne lieve kinderen, zeide de
grijsaard, terwijl bij afging op eene zeer
lage deuir.
Geeft deze dj-ap niet toegang tot eene
onderaardse!)e galerij?
Stil, bi(f ik u, ais een yreemde ons hoor
de ware al les verloren. Zie zoo, zeide de grijB-
aard verder, nu zijn wij er, en hij ging een
soort van kelder binnen waarin men geen
tweede ingang kon vinden.
Waar zijn wij' toch, vroeg Mathedine,
die zelfs geen gpterij meer zag.
Als alle antwoord opende Thomas een süee-
nen deny, welke niet van den muur te onder
scheiden was.
Een schitterend licht verbtraJt «Je duister-
ege,
der inmenging van andere personen of oom-
missiën en dat de hoofdgedachte door het
geheele volk (Regeering, Kamera en "Bur
gerij) wordt begrepen en aanvaard.
In het kort Bamengevat, wordt de toestand
aldus:
1. Óeen uitvoer van suiker (de oude oogst
ia nog geheel in het land en toereikend voor
nog 12 maanden extra); geen verwerking
van bieten op suiker, doch vervoedering aan
het vee, toezicht op gewicht en tarra door
personeel der suikerfabrieken.
2. Geen uitvoer van aardappelen, althans
van het oogenblik af dat aardappelen be
waard kunnen worden (ais het vei vast rit,
dus zoodra de aardappelen niet meer ge
schraapt kunnen worden. Niet alle soorten
zijn even vroeg rijp!)
8. Consumptie-aardappelen, groote en po
ters, geheel voor de mensehen; kriel van
alle soorten en overigens alle fabrieksaard
appelen voor:
a. aardappelmeel,
b. varkens- en veevoeder,
0. mensohelijk gebruik (de betere kwa-
litetein).
De uitvoer van consumptie-aardappelen
moet vooral vroegtijdig in Augustus gestopt
worden, omdat men dan uit angst voor de
toekomst de nog niet geheel uitgegroeide,
late aardappelen op de markt brengt in
dien 'de prijs en het beschot samen een
goede opbrengst fn geld aan den boer ver
schaffen. Deze aardappelen kunnen rustig
in den grond blijven tot zij rijp zijn. Het",'
eenige gevaar is het ziek worden in be-
paalde streken en van bepaalde soorten,
waardoor tijdige opruiming op deskundige
wijze mogelijk moet worden gemaakt.
4. Geen uitvoer van aardappelmeel, nocïi
van erwten en boonen en dergelijke pro
duoten.
Geen uitvoer, van vee noch van vleescl 1
pen, konijnen ganzen, enz. enz.)
i. Geen uitvoer van boter, kaas melkpro
ducten en margarine.
7. Alléén uitvoer van visch, kool, uier 1
en dergelijke producten, mits diyirtegenovei
voldoende invoer van steenkolen staat.
De fabrieksnijverheid, die met overzeesch<
grondstoffen moet werken, mits thans, all
zekerheid van aanvoer zij komt bij d 1
uitvoering van het bovenontwikkelde plai
niet in slechter conditie; wellicht zelfs i'
beter omstandigheden, aangezien het gevoe
dat Nederland niet zoo afhankelijk is al
iedereen denkt, den toestand voor oiis we
eens kon doen verbeteren', aangezien wij on
afhankelijk worden van de belemmeringe
van thans en veel minder hebben te vrage
en te verzoeken.
De beslissing op dit of op elk ander plu ;l
moet in elk geval met grooten spoed gene
men worden, willen wij niet "door een ram
overvallen worden. Het is beter, eten te hel
hen met weinig werk, dan werk zonde;
eten.
De ,,Hbld."-redactie merkt op: „Wij kui
non, ondanks dat wij de juistheid van d
slotwoorden van den heer Kruseman e: i|
kennen, niet nalaten op te merken, dat h
de zaak zeer sterk van een landbouwstan<
punt heeft bekeken. Dat neemt niet we,
dat wij zijn beschouwing genoeg achten o
haar plaats te verleenen."
Dezer dftgten werd in Hotel „Krasnapolsky"
Amsterdam een vergadering gehouden v:
Tabakshandelaren uit den lande. De opzet vij
deze vergadering was, uiting te geven aan r
even, welke er bestaan tegen de voorgestel.li
ributie, inzake de op wenech der regeeri
voor do binnenlandsche industrie beschikba
gestelde tabak. Men besloot na ruime discus.'
zich per request te wenden tot den minister v i|
Landbouw, Nijverheid en Handel en de bezv
ren van den handel tégen de voorgestelde rej i,
ling daarin te formuleeren. De hoofdgrief vt
dén z.g„ tusschenhandél U wed. dat men bü I
vorkrijgen van déze materialen vrijwel uit)
aohakeld is. In do commissie van toewijzing v d
tabak zitten nj. uitbuitend exporteurs ij
niet degenen wier beroep is handed te drijA
met dé binnenlandsoha fabrikanten. Dit ad
zal aangeboden worden door een commissie f,
staande uit riff Amstordamsohe en Rotter<ja
sche handelaren- onder leiding van den heei f. 1
Smelt Jr.
.1
nis die in den kelder héerschte, en de joïi'
edellieden zagen, tot hUime niet geringe v I 1
baizing eien zeeg rui me zaal, overvloedig i1
meubels voorzien mot een rijk gedekte tójl
in het midden.
Deze zaad is op hét oogenblik de een i
schiuilplaiate van den heer do Brécé en 11 1
do dicnagen, die hem^overblijven. Koimfc i
binnen, mijne edele meesters, zeide Thon - I,
teirwijl hij zich haastte de deur achter j, i|
te sluiten.
Zoodra Robert, Guy de Fontenelle en Mm i
line dooj* dien honger gedreven aan 't1
zaten, vegrvolgde Thomas:
Nn moet ik aan mijne meesters rel
schap geven van aJles wat onder hunne
wezighieid is voorgevallenanders zoutten jj
met yecht hunne dienaren van lafheid kun q
beschuldigen of van verraad. - x
Zooals ge weet, bleef ik, nadat hét jjj
van uw dapperen vader, in Guyenne ged i
in den grafkelder was bijgezet, en nadat ji i
mijn meester, met uwe zuster naar het ka.'
van Traci, .waart teruggekeerd, op hét jj
teel achter flflH het hoofd der vijftig b
schutters, die uw erfdeel moesten baschen
(Wordt vervolgd.)
1
1
if
U!i