[WHIRL COURANT 4 Ï5 4 r V' OUDE BRON P 'i Moeder zegt het". Z/AAND/)ïi. [N^gUILLETON vert' V y V y y y 9 k f y •DE HEI LCpEM EEN TE (QUO VAD1S7 8 28 November - Tweede blad act Engielsch, van Mother Loyola, ^eriji nr 5^4 oA isSCli^06 het S^teidt- Qoor htef. vfl te 60, V LjEHEENTE kas./ Koeivrspy 5 OCJ A JLISm 5 CH JE THE.OR8E en PK^K.ryK ElNl PË GEVOlLG EU BIJ DE plaat. De beteekenis dezer plaat is duidelijk. Terwijl Duys in Zaandam, uit den hoorn van overvloed allerlei heerlijkheden te voor- schijn Jhaalt en het publiek toewerpt, staat burgemeester Ter Laan met de handen in het haar voor de leege brandkast. den met dat boek, maar ik zag dat vader gelijk had. lijs Wa« fanmsrs volkomen vreemd, iv* Duitsch en zijn. kleeding iVhü uit e#n haar onbekend, W l:et*rd 'An" fcwam. Hij droeg, even- ó- k®®8*! hu kort» zwarte jas, nauw- halve laarzen en op het >vk.^0DoS* P®l*auts met reigerveer, zoo- itoon aar,cb' gezworenen en studen- t'°1' 0fldersoheiden( was doior L '"M 9n doof 'a on£e* VW'glJto ^na bedekt' em b t|maakten het onmogelijk de «ijn te "dragen. Het jgezicht, men het van verre en in Öe dik ongewoon blau- N 8Pralc anik met zijn heer; Ph hü h L k vreemd, toch begreep n te onderecheir ih 70verklaarde, dat de zaak h h .Ja keerd waa aangepakt en J^o. 8r* Piaatas 'n poging had ®»n Qfcfat» *0#€a» hif er toen ^r^.v'0?,6n nooit verwonderd zijn of ter- Vn s- door wat we hooren. Do opwer- Nen nu teg^n de Kerk en hare leer gebracht, zijn njet nieuw. on boeit hare bezwaren gehad. Die v tijd zijn niet hetzelfde als die Je U '8® eeuw en zullen verschillen van 'ht tl] Romende. Denk hieraan en uw ge- k Dlet geschokt zijn, als gij voor 't eerst -,r -*■ 5^7^5x1 v^n vj tv nou ÏV i 'Uster er niet naar wat zij ta ^su'e. 11 en begin niet met hen te ai"1'1 I 0' n tegenkomt, die, 't niet met u eens -fkyj ^sdienstig gebied. Richt u dadelijk ,-j. 611 aeg tot Hem in uw hart: „Mijn p geloof alles wat Uwe Kerk leert, N." tI Wcl gezegd heb en TJw woord is ver- rede' 11'^ I 10 f lof', at» laap Rh, i 1 Probeer niet ze te bekeeren; daar- Mi n J® nog niet goed genoeg toegerust. Rijt, ^ngens en meisjes niét op hunne hcede K. 'J n nadenkend het gevaar tegemoet t'l'Vl b.e^ V0,8'erKle met hen gebeuren: Ntr,. Sin denken en spreken zij als ware fH'ish ber Kerk. Zij denken er niet aan jfy '^'^bharer wetten en de waarheid barer %rJrtl ij fel te trekken, en ondervraagd c i-ii z'i dit of dat gelöoven, óf waarom N^«nea zoo handelen, stellen zij zich tfcj® Da®t het antwoord van een klein kind Hg Zegt het." Als zij anderen oneer- V6'' de Kerk hooren praten, zijn zij jS g,.°ef;rgerd, maar langzamerhand raken M tea aan plaatjes en na ©enigen jtilfc ^n of andere wet der Kerk hin- S 0[) v'°or hen is, als zij vleesch willen A S Vrijdag oï met een Protestant trou- jtl vragen zij gekrenkt: „Waarom jC'C-i; Kerk deze wetten?" \j%ti '8 joist als Luther die zichzelf des cl v Söhoorzame zoon noemde, totdat zijn i*l J°°rdoeld was en dan draaide hij 't A teemde den Paus „Anti-Christ." fS r dikwijls aan deze gevoelens toe- J^c^Sinnen ze onverschillig to worden, wordt achterwege gelalen en een AvO. verdwijnen al de oefeningen van liUh totdat zij ten laatste heelemaal j.%,' loof de brui geven. t\(] Wat wegwerpen is dat verloren? 2' (k.j ''ai Voor is het te kostbaar. God neemt F'1 ieir dat veracht werd en geefft hst r°°1 w.aQd ai)ders en ïnèt het Geloof, de V tfhov 1 worden afvallig en Protestm- J*t jui bet licht des Geloofs, niemand K^ctr evenals Matthaeus de plaats Judas verloren had. Wat e n 7' (jüe n§®ngrijpen er plaats om ons el- i.At ^atholieken ge\%n hun gebooite <18 krri ^^er en «Meen om een onge- lijdelijk gewinbekeerlingen schei- ."Vhn vrienden, van middelen voor hun :hi ^°ud en dat dergenen die zij bemin- al wat zij op aarde liefhebben ah di,. 7 wat z« ri.i'j V w kostbare parel te verwerven, het ite I 1XL Geloof, waarmee zij het Konink- LTJUx>m kunnen koopen. JM hagen v,i bleer tot ieder onzer in ilobt. opdat vaar: „Houdt vast wat v'dloe k,,n„ bemand uwe kroon neme." »Pen?" en we ons Geloof veilig be- sten i*r o»' t 1 ff. If- lo"a Ms evenveel voor onze ziel te Jgvaidio. rj, doen voor ons lichaam. Hoe l 'K g.,a® beschermen we onze oogen: om- [J'te. i.]fa°',lae' .banden zoodra iets bij! hen W, .S^zicht brillen al tegenwoordig, lining Van schoolkinderen moet nauw- t C'1 kosH J11 te ?root, als er sprake ;"iA h»,.. arste alier zintuigen ongeschon- lu, *B Onriü >»^i.voiaiuuOi JUUUVY- m°et kon111' ®n veraor8^ worden. Het er* Mhe" lit Vca van die en die hoek, de éter^^en in een bepaalden graad. Geen van i H'd ^'aren. '1 1 rv, l(: öp(> 1 meer noodzakelijkheid dienen we ®iel ta bascherraen "Geloof. lAt 1uZ {Ji )P W d 'A .tbr- 9" U> U iwc Hak;-, 1q gevaar kan brengen meet Vl' t ineid geduld worden. Vlug als door V'^Or l°eten we ons er in mengen om Nk6 v8C bewaren. Het is het kost- j. a" Mie kostbare dingen; eens ver- -r' alleen een wonder van genade A,, ven- gezelschap alles moet opgeofferd to. alg we zien dat ze nadeellg zijn AV>l00f. kijjk v,,.^ soms verschrikkelijk lastig een Sbte doen als het boeiendste gcdcelto h -te.. wd weten hoe 't met al die ver- ij i'orsonen afloopt. bet dan dat je er uitschee met rN" 8 gebonden boek „Ivanhoe," dat Je Wd-vat ^rjaardag kreeg? 'ij p er e druk zóó klein was dat mijn V'"t van deden en vader zei dat Kl dat ik er no8 °v«r gebogen zat, V^r mijn gezicht verloor zou al 't (Ai." oreld mij dat niet kunnen 'terug- *óriH bet ©rg lastig was? V t niet pleizierig er uit te schei- Ill II"- etvo WtNk-cL.M J-Lnra Vertrouw zoo ook op je Hemelschen Vader en waag niets als je G-eloof er mee gemoeid is. „O maar de Hemel is er, nog wel niet heelemaal, maar tenminste toegezegd." „En Onze Lieve Vrouw." „En de genade." „En het Allerheiligste Sacrament." En zoudt je me kunnen zeggen hoe je zonder Geloof ten Hemel zou opklimmen? En wat zou je weten omtrent genade, en Onze L. Vrouw en de gave van Onze bernin- 'nelijke Zaligmaker aan ons van Zichzelven. Er is geen behoefte voor 't lichaam, geen narigheid in de ziel of het G-oloaf komt te hulp met een geneesmiddel öf verzachting van pijn. Als je Ged beleedigd heb, zegt liet hoe. je vergeven kan worden. Als je vreest om vroe gere zonden, maant het ons aan te ge'.ooven en vertrouwen op Zijne eindelooze barm hartigheid. Als we een vader, een moeder, aeu vriend verloren hebben heft het onze oogen hemelwaarts, waar diegenen ons zijn voorgegaan, die we hier beminden en Ver eerden, en ons nu opwachten. Als we kwaad- gezind, zwartgallig, in bekoring zijn, komt het Geloof ons te hulp ons tot bidden aanspo rend, ons genade en kracht, tevredenheid en zegepraal en een eeuwige belooning v or dooorstaan leed belovend. ,,Ik kan er maar niet achterkomen hoe Geloof het lichaam kan helpen: vooronder stel ik heb tandpijn of kan mijn geld niet krijgen, evenals die arme naaijuffrouw die we vanmorgen zagen." Een sterk geloof in de Voorzienigheid G ds helpt ons zelfs in dit geval: in werkelijkhe'd is dat het penige wat helpt, want het leert me en doet me kennen en voelen dat God een beminnende Vader is, die pijn en smart ott ons laat doordringen, om het goede wat zij doen; een onderwerp waarover wo 't later zullen hebben. Hij is altijd daar om ons gade te slaan. Hij zal de beproeving nooit verder laten komen dan goed voor ons is, of sterker laten zijn dan we kunnen verdragen. En als wij gelooven aan Zijne Vaderlijke zorg voor ons en Zijne hu p vra gen in welke 'moeilijkheid ook, zal Hij wis en zeker ons ter hulp komen, niet a'l'.'d zoo dra we zouden wenschen, doch op 't juiste oogenblik dat Hij 't best oordeelt. Er zijn smarten naar geest en lichaam. Zóó versch ik- k el ijk, dat wenschen zonder Ga'ooi' lot wan hoop overgaan, doch met Geloof worden dezo pijnen zoo edel, zoo'dapper verdragen, dat zelfs een ongeLoovige zijne bewonde ing nie kan bedwingen. Ga eens onder de arme van Ierland ten tijde van schaursehbe, als de aardappelenoogst mislukt is en vader op de s hare Zijner k! i- ne neerziet, vreezeud voor den winter die op handen is: Het zal een harde tijd worden, eere zij God''*' zegt hij heel gewoon. Denk eens aan het goloof en vertrouwen in d -ze woo id en. Wat brengt het verschil teweeg tusschen hem en een ander die in scherpe ontevreden woorden aan zijn gemoed lucht goeft in de ure der beproeving? Geloof. Het Geloof dus is onze grootste schat en de duivel, die daarvan overtuigd is, tracht ons die té ontrooven, want als wij dit ver loren hebben, is alles verloren. A s we door eene doodzonde de liefde voor God verlie zen, we kunnen die terug krijgen door ©en goede biecht. Ais we de hoop verliezen, den kend dat het nutteloos is te probeeren onze ziel te redden, wij kunnen ons vertrouwen in God terug vinden door gebed en door er aan te denken wat het geloof ons leert, dat Hij a-ltijd klaar staat ons 'te vergeven en te helpen. Maar als we het Geloof zelf verlie zen, wat kan ons dan tot God terugbrengen en' ons zalig maken? Daarom moeten we boven alle kwaad vreezen het verlies of zelfs maar het verminderen van ons Goloof. Ge kunt er van op aan, vroeger of later, de godsdienstige kwesties en gevaren van onzen tijd te ontmoeten: Sommige kinderen hebben er al thieel vroeg mea te maken, het is dus van belang er op voorbereid te zijn. Wat doen we als er pokken of mazelen zijn in onze buurt? „Moeder neemt alle mogelijke voorzorgs maatregelen." „En als het heel erg wordt gaan we naar eene badplaats." Kijk eens wat 'n voorzorgen wo nemen om ons lichaam van ziekte te vrijwaren; wij moeten minstens even voorzichtig zijn om onze ziel voor schade te behoeden. Ongeloof en twijfel, de geest van kritek, onafhankelijkheid en weerspannig' eid tegen het wettig gezag wordt zelfs in kinderen van den tegenwoordigen tijd gevonden; het is overal om ons heen, we moeten ons daar* tegen wapenen. Een voornaam redmiddel in dit gevaar is het te voorzien; niet verwon derd te zijn als we iets hooren of lezen wat. tegen de leer der Kerk is; niet maar dadelijk te zeggen: „Och lieve hemel, dan heeft onze Catechismus 't heelemaal mis'" Maar kalm te denken: „Dit was 't juist wat men mij vertelde te verwachten." 1 Onze Zaligmaker beval aan Zijne Apos telen en allen die op hun woord in Hem zou* den gelooven, op hunne hoede te zijn tegen gevaren voor hun geloof: „Draag er zorg voor," zei Hij, „dat niemand u verleide." Hij waarschuwde hen tegen het verval van' geloof, dat zal toenemen in den loep dep tijden en naar mate het einde nabij is. Z'dke groot© getallen zullen afvallig worden in den laats ten grooten strijd der Kerk, dat Hij* zeide: „Als de Zoon des Menschen komt, zal Hij dan nog geloof op aarde vinden, denkt ge?" „Ik hoop dat wij' dan niet meer leven.' Laat ons getrouw blijven agn Hem die ons beminde en voor ons stien en voor ons bad, Voor ieder in het bijzonder als voor Petrus, opdat ons geloof niet zou wankelen. Te 'midden der twijfel en veranderende ideeën der menschen, laat ons pal staan voor dit zalig Geloof, de woorden des Zaligmakers indach- tig: „Een ieder die Mij zal belijden ten aan schouw© der menschen, Ik zal hem belijden voor mijnen Vader die in den Hemel is. Maar hij' die beschaamd zal zijn over Mij en Mijn woorden, de Zoon des Menschen zal evene ns beschaamd zijn over hem, als Hij zal komen in de glorie Zijns Vaders, met de heilige Engelen." „Wat kan je er aan doen, beschaamd te zijn, ftls je het in werkelijkheid bent?" „O wat een vraag' Wie kan er nu toch beschaamd zijn over onzen Zaligmaker?" Toch is het duidelijk dat er onder Zijne volgelingen moeten zijn, anders zou Onze Heer geen waarschuwing noodig geda-ht heb ben. Het is eene nuttige vraag en een ant woord waard, want we moeten in aanmerking nemen niet wat we moeten zijn, maar wit in onze zwakheid werkelijk zijn. Aan vele geneesmiddeltjes hebben We al gedacht, maar al wat er dikwijls slechts vereischt Wordt, is een beetje moed. Een jonge Katholiek die in Oxford ging wonen, hing een kruisbeeld boven zijn bed. Eenige dagen later kwam een student hem bezoeken en het kruis ziende, zou hij eens heel netjes een pittig woordje ten beste geven omtrent „die heilige Roomschen," toen hij dadelijk door den meester van de kamer op zijne plaats gezet werd. „Hoor eens hier," zei hij, dat is mijne kamer en als je hier komt om mijne gods dienst te bespotten, dan verzoek ik je bo lt© fd maar dadelijk te vertrekken en je ver der niet meer om mij te bekommeren." „En deed hij het?" Heen. Onder den indruk der manhaftigheid van den andere, stamelde hij een soort excuus; maar dit was niet alles, Zijn avontuur werd bekend, met het gevolg dat de Katholiek nieÉ meer pm z^n Geloof werd lastig gevallen; integendeel, achtte alle jongeluiden, die mcii hem kennis maakten hem en bij zijn vertrek: van Oxford waren er niet weinigen in w er ziel goed zaad gestrooid wag, wat misschien later vruchten voortbracht. Moed kan er iets aan doen, maar het voornaamste geneesmiddel is gebéd, want het juTste woord is hier niet schaamte" maar „bangheid." Evenals de H. Petrus in de dienst knechtenkamer, zijn we bang uitgelachen of ©enigszins vervolgd te worden voor ons Ka tholicisme. Meem de bangheid weg en de schaamste zal verdwijnen. „Maar hoe daar zit het in jui3t?" Door God dikwijls te danken voor de heer lijke gave des geloofs en dcor te bidden om sterkte, moedig te dragon al wat onaange naams of werkelijk pijnlijks de naam van „Katholiek" op ons doet komen. Het was het gebed dat aan de martelaren kracht gaf hun Geloof ten overstaan van de tyrannen te belijden en het geeft dagelijks kracht aan honderden geloovigen mannen, vrouwen en kinderen de hee'.e wereld over. Omdat- hij' een Katholiek is verliest iemand zijn bian j© in een collegei een Iersch meisje dat eenaj betrekking zoekt wordt afgesnauwd met: „on« noodig je aan te melden," het kind in een werkhuis wordt door zijn© makkers aange-| spoord naar zijnen priester te gaan. Het is' aoor de kracht die van het gebed uitgaat, dat dezulken in staat zijn kalm te blijven en tal verdragen wat zoo hard valt aan de natuur en het bloed. „Ik bid maar ben toch tegelijkertijd be schaamd." Toen we verleden zomer te Canterbury waren, stond het m© tegen naar onze klein* kerk te moeten, terwijl mijne neven n ar do Kathedraal gingen. En ik vind het heelemaal niet pleizierig uitgelachen te worden. Het is geen kwestie van voorkeur. Onze Zaligmaker vraagt' niet van on3 te houilea van wat ons pijn doet. Hij zelf was bang van spotternij en veel meer dan wij. Dvzj smart uitgelachen te worden verdroeg Hij', toen zij! om kleedde als een krankzin- T- *1 V$,(yi nt 00; 1st J6 1 "Ui UOk" oaao- in gebroken Duitsch aan toe, om zich den landlieden verstaanbaar te maken, dio# van de omliggende dorpjes en huizen waren ge komen, om de vreemdelingen te zien; want het gerucht van hetgeen op de Lindheimer- hoeve voorviel, was spoedig in de buurt doorgedrongen. „Dat zijn onhandig. Is het water letterlijk met opzet afgeleid. Had men gezocht verder boven, had men vinden moe ien de rechte schacht." De oude knikte stil goedkeurend. „Jawel," zeide hij, „ik heb iemand gekend., mijnheer, die hetzelfde heeft gezegd, maar men geloof de hem niet." B|j den eersten klank uit den mond van den ouden man had de vreemdeling zich snel naar hem omgewend' en het voortdu rend op hem gerichte oog van Trees ont ging het niet, dat hij ineenkromp en zich met geweld beheerschte; hij riep slechts zijn metgezel 'n paar woorden van verassing toe, maar hoe zacht en vluchtig ze ook' waren gesproken, en hoe vreemd ze klon ken, toch verwekten ze In Trees 'a weer klank, waaromtrent zij zich niet kon ver gissen. „Die stem," zei ze sidderend. vernam niets meer; de bediende echter op den oude toe en zeide- „Kom mee, vadertje, mijnheer Pany die mijnheer daar zijn de broer van den heer, die heeft gekocht de hoeve... Hij heeft gehoord van u, dat u zijt een brave inan, en hij zou u willen geef de hand..#" „O, heel graag, met pleizier," zeide de grijsaard en strekte de hand uit. In het vol gende oogenblik had de vreemdeling ze ge- 'grepen, drukte ze hartelijk eu warm maar zwijgend en snelde haastig weg, den grijs aard aaii den bediende overlatend, wieu hij verwonderd naar den ontvluchte vroeg. „Komt terstond terug," zeide deze. „Zal hem ingevallen zijn, iets gewichtigs, wat hij niet verzuimen mag." De twijfel van Trees was op dit oogenblik in zekerheid, haar bezorgdheid en vrees In vreugde overgegaan. Zij bemerkte ternau wernood, dat de bediend» den ouden boer leidde en de overige aanwezigen zich had den verwijderd, toen er niets meer te zien en te luisteren was. „Hij ie hetl Hij is het waarachtig het is Wolf," mompelde zij. Ze wilde de woning weder binnentreden, toen ze plotseling Sepp ontmoette, die haar eenige oogenblikken verlangde te spreken. Hij deelde haar nu mede, dat haar beminde haar ontrouw was geworden, dat hy ge trouwd was met de koorddanseres van de Aiblinger jaarmarkt. Men begrijpt hoe smartelijk deze tijding liet arme meisje aandeed. Ze sloot zich op ia haar kamer en wierp zich gekleed op haar legerstede. Het was haar echter onmogelijk dep slaap te vatten. Reeds was het nacht geworden, toen Trees op haar venster hoorde kloppen. Ze opende liet en bemerkte tot haar groote verwonde ring de koorddanseres. Op haar vraag, wat ze hier kwam doen, antwoordde ze: „Ik kom, omdat ik misschien u van dienst kan zijn; daarom heb ik in de nabijheid gewaakt, tot alles stil was geworden, en ben hier heengealopen, om u te zeggen, dat alles, wat die man u van mij en Wolïf heeft verteld, gelogen is." „Gelogen?" riep Trees, niet in staat haar vreugde te verbergen. „Gelogen," herhaalde de danseres, „ten minste wat W0Iff betreft. Hij is met ons niet verder gereisd, dan tot JVoenen. Toen is hij de Donau afgevaren en ik heb hem npoit weer gezien... „En ben je dan niet met hem getrouwd?" vroeg Trees nog wantrouwend. „Hc kan niet gelooven, ofschoon ik den putgraver fiepp niet vertrouw, dat hij alles uit zijn duim heeft gezogen." „Dat heeft hij voor 't grootste gedeelte toch gedaan," hernam de vreemdelinge; ik zal de volle waarheid zeggen. Op de markt te Aibling werd ik werkelijk verliefd op den knappen jongen man en was overgelukkig^ toen hij met 011s op het schip ging ik; verbeeldde mij 'n paar Jagen lang, dat htjji 'n oogje op mij kon hebben, maar hij had 'oh goede bewaarengel in zijn vaderland, en nui ik die engel ken; verwonder ik mij niet, dat, deze hem zoo standvastig en trouw deedij blijven. Ik gevoelde me diep ongelukkig en verlaten, toen hij wegging, maar ik heb hem geheel uit het hoofd gezet; ik, armsf koorddanseres was immers te min voor hem. Op weg hierhien, toen ik van vermoeienis nieti verder kon en op 'a boomstam uitrustte^ kwam Bi© oude man op mij af en sprak mij aan. Hij praatte al door over .Wo£f en dat die genegenheid voor mij zou hebben' opgevat en ik voor hem. Dat laatste kon ik niet ontkennen, ook niet, dat ik van plan' was naar de Lindheimerhoeve te gaan en met u te spreken, maar over een huwelijk' heb ik geen woondl gerept, en ben ook nieti gekomen om rechten te laten geiden of nar< vraag te doen naar Wolf...." - (Wordt vervolgdi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1917 | | pagina 5