f IliEL C8IIANT jS^E'üli. ftonF V OUDE BRON 3 b s medehelpers. S? fir >C?.ren?" SS v KERK EN SCHOOL KUNST EN «KENNIS SPORT EN SPEL Vierde blad ci December «uk?* °P tC houden' fc, °ns Van eene l°ng.e vrouw w'er t',,r« u!bur en onvolmaaktheden in de kunst; -I vJ a'Ve in de artikelen de» Geloofs en de L Ast ril IV 7'r' k v.eeo.' ®aar ."Hardheid p'u °nl), "it, br ta verniet roepen, omdat ik Eet y> zeiae zo, „maar ik wu net -(■ 'de* ^ee'dijke water, waarjn de zon V" to.nkeA omhoog heffen en God i.W1 kudden, dat Hij zegenend Zijn /Hi» o uit8trekken over de bron, over 1 <Wit.ovar om allem-" tij na haar greep Wolf hem, toen l,At [n oude toegereikt, die ech- Vf&OQ t"*A* tv as hem vast te houden; 1 >»>-, s'dderen, zoodat Üe kostbare fclv't zNUee^ -Llrees hem niet had gegre- Vtl8 m kand zou zijn gegleden. V'Vj' it- ?aar ^uis' Trees," zeide hij, „ik Vet? a n.u niet lan£ meer maak..." UvSdr, Hls ja nu eens een zeer groo- V I 4n deel ™1?--" V1' 1 -ir r» ea ^k?' beiden komen SA k11 hJn®u" ,in do wereld." Hij zweeg, Hl'H 1 huis klonken de tonen van <jit^/'8tvaardigheid en gevoel ge- '''dtf de oude luisterend. d»ar?" „De nieuwe heer," zeide Trees, bevend van ontroering; „hij zit op' de veranda en speelt op de cither..." „Kennen de Hongaren de cither dan ook?" vroeg hij verwonderd. „Dat wist ik niet, en wat speelt hij mooil" voer hij voort, „dat moet ik zeggen, zoo mooi, dat het mij doet denken aan..." Hij brak "af en begon steeds ijveriger te luisteren. Nu sloeg de speler een landelijke volks melodie aan. „Hoe is dat toch mogelijk?" fluisterde de oude. „Van waar kent die vreemde man het gezang, dat alleen hier bij ons bekend is? Dat kan toch nietl Maak me niets wijs, Trees," riep hij, zich. plotseling oprichtend, met luider stem „af was ik er ook dik wijls boos om, zooveel verstandi heb ik er toch wel van, zoo speelt geen ander dan mijn Wolf...." Op hetzelfde oogenblik was de cither ver stomd, hij voelde zijn knieën omvat en hoor de de stem van den zoon, die diepbewogen aan zijn voeten lag. „Ja vader, ik ten het! Ik ben weer te huis. Kunt ge mij vergeven?" „Vergeven? Ik jou?" riep de grijsaard on der tranen lachend. „Ik heb je niets to. vergeven, maar jij mij." „O, vader, spreek zoo nietl" zeide de zoon geroerd1. „Zeg me liever mag ik weer to Een goed voorbeeld. Onder dit op schrift wordt uit Beverwijk aan het „Katn. Sch.bl." geschreven: Leest men in „Het K. S." vaak klachten over .al te geringe bezoldiging der onder wijzers, het doet goed ook eens de a.. ebt te kunnen vestigen op welgeslaagde pogingen om hierin verbetering te brengen. Ejn goed voorbeeld gaf in dezen de Vereeniging tot bevordering van Katholiek Bijzonder Onder wijs in het Bisdom Haarlem. I>eze Vereeni glng, die haar sporen op het gebied van Katholiek onderwijs al lang heeft verdiend, besloot in haar laatste vergadering de sala rissen van de onderwijzers der leerschool aanzienlijk te verboogen. W.aa vroeger het minimum f 550 eö het maximum f 1275 voor een onderwijzer van bijstand, thans bracht zij het minimum op f 700 en het maximum op f 1550. Daarenboven worden gevraagde bij - acten met f 100 gehonoreerd en niet-ge vraag, de met f 50 elk, tot een maximum van f 100. Ook het salaris van het hoofd der school on derging een flinke verbetering. Hulde aan „de Vereeniging," die metterdaad toont hart voor haar personeel te hebben. Moge haar voorgaan andere schoolbesturen doen vol- gten. Een salaris- en ontslag kwestie. Men meldt ons uit Amster dam: Het Lyrisch Tooneel jjing met den heer M. Vigeveno in Augustus j.l. een arbeids contract aan van 1 October 1917 tot en met 28 Februari 1918, tegen een salaris van 850 per maand, gdurende welken tijd de heer Vigeveno in dienst van het Lyrisch Tooneel alle voorkomende partijen moest vervullen, vallende in zijn emplooi als „Speel-tenor Opera en Operette.'' Op 24 October j.l. echter werd overeenge komen dat met ingang van 1 November 1917 het salaris van den heer Vigeveno zou te ruggebracht worden op 250 per maand. Toen echter op 10 November j.l. de primeur zou gaan van „De Bruid op Proef', waarin de heer Vigeveno een der hoofdrollen moest vervullen, kwam dien avond om half acht een gemachtigde van-den heer Vigeveno op het kantoor der Vennootschap „Het Lyrisch Tooneel''. Hij deelde mede, dat de heer Vi geveno dien avond niet zou optreden, indien hij niet honderd gulden meer in de maand zou verdienen. De directie was op dat oogen blik wel gedwongen toe te geven, want dq. zaal was vol en er was niemand die de rol kon overnemen. Deze handelwijze van den heer Vigeveno, om de directie voor een dus danig feit te stellen heeft haar aanleiding ge geven zich tot den kantonrechter te wenden met bet verzoek primair volgens artikel 1639 Burg. Wetboek de arbeidsovereenkomst on middellijk ontbonden te verklaren, subsidai-r de op 10 November 1917 gesloten overeen komst op grond dat deze door geweld is tot stand gekomen nietig te verklaren. Dit buitengewoon geval, dat Maandag ajs, zal dienen wordt in de tooneel wereld met spanning tegemoet gezien, omdat de uit spraak een precident kan scheppen. Door 't Lyrisch Tooneel treedt op de practizijn A, de Vries, voor den heer Vigeveno de practizijn L. Baruch. Kunst-roof. Volgens te Berlijn ont vangen berichten is ingebroken in het, kei zerlijke slot te Wilhelmshöhe. Talrijke kunstvoorwerpen, vertegenwoordigend een waarde van 100.000 mark zijn ontvreemd. VOETBALOVERZICHT. Wat zal ik het eerst bespreken: De voetbal veld wazing of de voetbalwedstrijden? Wie denkt niet dadelijk aan de wedstrijden van Zondag j.l. Is het laten spelen van wedstrijden onder een orkaan, onder hagelbuien, enz., propaganda voor ons edele voetbalspel? Ik ben ervan overtuigd, dat de goede naam van onze voetbalsport er zeker door geschaad wordt. Erger vind ik het, dat met de gezondheid van onze spelers abso luut geen rekening wordt gehouden, om over de gezondheid van de talrijke toeschouwers niet te spreken. En wie zijn hiervan dan de schuld? Enkele personen, die erop aandringen, om toch vooral maar te spelen, hetzij om financieele, het zij om andere redenen. Het is te wenschen, dat onze spelers tegen dergelijk optreden van con suls, scheidsrechters, of van wie dan ook, eens heftig protesteeren. H. F. C. kwam, ondanks het vreeselijke weder toch nog met ten mooie overwinning uit Den huis blijven? Ben ik geen losbol meer?" „Je bent nooit 'n losbol geweest, mijn lieve, lieve jongen," weende de oude. „Ik heb je zoo zwaar onrecht gedaan, en daar voor heb jij de Lindheimerhoeve en je grij ze Vader weer in eer hersteld. Een je 't idan werkelijk?" voer hij op' week'en toon voort, terwijl hij, om zijn zwakke oogen te hel pen, hem het gezic.ht betastte. „Je stem is het wel, maar anders ken ik je in 't geheel niet meer; je zit immers in de baard als '11 wilde man... Och, als ik je nu maar kon zien!" „Wees getroost, vaderl" riop Wolf, „dat zal ook wel te verhelpen zijn. Mijn kameraad, die mij vergezeld heeft, ia 'n duizendkunste naar, die overal verstand van heeft.... hij heeft ÜMj. den eersten blik in uw oogen ter stond gezien, dat ge de grauwe staar hebt. Daar is wel hulp voor..." „Is het waar?" zeide de oude bewogen. „Zal ik dat ook nog aan jou te danken hebben?... God) geve, dat het waar wordt... 0, het is zoo hard, blind te zijn, maar zoo hard als nu is het mij nog nooit aangeko men omdat ik jou niet kan zien. Je bent immers mijn vreugde on mijn trots, dien ik nooit weer van mij laat weggaan." „Ik ga ook nooit weer weg," hernam Wolf. „Ik blijf hier, vader wal ik daarginds heb geleerd, zal ik hier best kunnen ge bruiken, maar ik wil weer 'n boer zijn. Ge zult vreugde van de boerde, ij beleven en"... voegde hij er bij, terwijl hij Trees naar zich -toe trok, en in de armen sloot, „een teerto heb ik ook al." „Wat, een ^boerin?" riep de oude, „jo zult toch soms geen Hongaareche hebben meege bracht? Wie kan. hot dan zijn?" „Nee, vader, geen' Jlongaatsche en ook geen vreemde eene, die zoo goed te huis is op de Lindheimerhoeve, ais gij ik het is Trees." „Trees," riep de oude op een. toon van innige vreugde. „Dan is ook mijn laatste zorg verdwenen; dan heb ik werkelijk niets meer te wenschen op de wereld, en zou ik niet den heiligen Sinieon kunnen uitroepen!. „Heer, Iaat nu uw dienaar in vrede gaan!... Snel werd alles voor de bruiloft in ge reedheid gebracht. Eerst gingen ze samen een bezdek bron gen aan het eenzame kerkje in het Fline- bacher veld; Tree3/frilde daar Gkxis zegon af- smeeken en biddén op het graf van haar vader. Ook wilde ze door tusschenkomst van den pastoor en den kantonrechter In lichtingen inwinnen omtrent het lot van haar zuster Nanna; ze vernam, dat deze werke lijk een toevlucht had gevonden in hot kloos ter, dat ze niet weer wenschte te verlaten, en waar ze voor haar zuster en haar man alle heil der aarde en alle zegen des He mels wilde afsmeekon. Een kleine stoornis werd teweeggebracht, toen men op een morgen de nieuwgebouwde vergaarbak ingestort en onder de balken het lij. van den putgraver Sepp bedolven vond. Niemand wist, hoe dat gekomen was, llleen het vermoeden lag vóór de hand, dat de grijze zondaar, niet in staat het geluk vau anderen te verdragen, een nachtelijke poging had gedaan, de bron te bederven of geheel te vernielen, dat echter het npg niet, vast.ge voegde, maar los over elkaar gelegde balkenwerk was ingestort en hem had ge dood -- tenminste dat bleek uit de gereente- lijke lijkschouwing en de zware verwonding aan het hoofd van den do-o-de. Het volk ech ter scheen hot geloofwaardiger, dat de Lm- debron weer eens liaar oude kracht had ge toond en dengene had gedood, die met on reine hand uit haar wilde scheppen. Op de Lindheimerhoeve waren woldra heü oude geluk on de oude welstand geheel te huis; ook de blindheid van den ouden boer werd weliswaar niet geheel genezen, maar toch in zoover verholpen, dat hij, zij bjet dan ook wazig, alles zien en zich vrij bewe gen kon. Fm wat den Lindheimer boer betreft, hij werd een kranige kerel, heel iets anders, dan wat men hem vroeger, stellig ten ow rechte* noemde een losbol." HINDE. :v' jr ■i 1; - 1 -i ii 11 i1 I (Naar het Engelsch.) ken een 1'fde meisje' dat nooit iets over heelt '!t:n o„W en' Zij zegt, dat ze heusch niets kan e" als v'ordt Je Je eenmaal interesseert voor de Seven niets minder dan eene manie, %en l "'ets mmaer aan eene manie, ,°°'t "eet t0t de belachelijkste dingen, zoo dat je ï«n T"v'Ee dwaasheid", ben ik geneigd uit te >»uie lristus te nooit weet waar uit te' scheiden om geven." "yaii i 'hst Vvas' Z'J zou waarschijnlijk geen groote PjSf tocifeWeest z'-in voör onz€ gezelliga avondjes, ^ilit ik haar. liever hebben en de heele jg »^aaien" dan een jong personage wiens Nf»rie"i> erkeerdheid", een volla neef van „Jantje I"cti daarvan «ril Virurr/^i»n 1 n rtn 7p> lrinr1i»r waarvan wij hoorden in onze kinder- •wstelt f no°it gelukkig zonder moeite of spijt. Uar gerust te weten dat er vlekken in de *,e|> hat, h dish, armonieën in muziek, vreemde dingen ,Protes,crtnenigvuldiging ruimte in overvloed om Wrln ,e.Cren ïn van verschillende gevoelens te zijn. V;^ Uw« woorden uit hun verband, forceert .^''jkingen tot ze niet meer opgaan, zet h laar voet op alles wat maar aan enthou- "en'rUln*rt en zh i® "1 tijd klaar u het kwade '%iAecst was toen we spraken over de noodza- "tr gtv, Wat OI> an<deren betrekking heeft. Al» zij hebijp °nZe ^efde voor pleizier te bedwingen, zij .';!t'e8engestribbeld„Mogen we on» dan u iniuseeren of moeten we misschien allen 'lad 2'Jest'Jïi gaan evenals de H Joannes?" XJ '"1S gisterenavond hooren spreken over de Jrnj IJkheid een klein offertje te doen ten bate zij zou ons in de rede gevallen zijn: [Hl We dan wachten tot alle bedelaars der N gehuisvest zijn, voordat we een nieuwe ?Sit 8en koopen? Of moeten we soms al onze V'«U«n aan de armen geven en zelf de vod- s Jdlustige schepseltje! Maar ik zou toch 3ttW0(iel Weten hoe haar laatste opwerping te K»er 1 -n' hiet is moeilijk, nietwaar, te weten BVs ]j 'Jdewerk moet gaan." Hte C voor Christus dringt ons in verschillen- C k, veel liefde, veel edelmoedigheid, weinig !t'tirw..i-'tln'8 edelmoedigheid; geen liefde, geen ,Jf nü^heid. De heldhaftigheid der liefde is niet laat ons tenminste bewonderen, Be- den m°ed niet hebben na te volgen, tot r"T V00| '8 is de vreugdevolle erkenning van iets A n,-ir L1°feüjker is dan zelf". Het is het gevolg ton. ':rigl]r-iri 11.-i a a r,r*de eens dit alles L*sks C,ri®heid, belangeloosheid en de orde Vkt' ''ööge idealen koestert. En dit Hn,,,16'..'" °ns aan, vandaar dat de bewondering b 1 Ohf «uui, vauuaoi u<i /"t, (ia,V' 'kkeld. worden. Laat het vrij gaan tot dat- heijj I>riJZenswaardig en schoon is vooral tot j e''mo«d van zelf-ontbering, en zóó al ons Hli Ze r'c''ting niet meer dan middelmatig ZaI het vasthouden aan een hoogeren stan- !a„ c oefeningen vèr boven het peil houden, 'dealen bereiken kunnen. "«11)1 sprak over kleeding. „Dat is een Vï'AW ve'e meisje^," denk ik; ik zou wel 'r "n; wat wij volgens rechtvaardigheid Zou '"Ogen besteden, t zijn 8getl' laat uwe kleeding volgens goeden fsLn(] zedig en overeenkomstig uwen leeftijd :acht u voor.drié gebreken daaromtrent: t;Wvlckta' Wat een Christenmeisje en kind der den loedermaagd onwaardig is zooals i'en u., eenen kant slordigheid en van den an- ib'1' dï 'jdelheid en onkieschheid, verraden etatrielijke opschik of in het aanwenden v rste" wat de mode betreft: (2) voor het n te veel tijd en gedachte aan kleeding: (l r f'bestellen van wat ge niet kunt betalen 'ken ^d. Laat me u er nog eens aan ';k et) °m het buitengewoon gewicht.dat het on- g 'kt gt 1'Vreed is zijne schulden niet te betalen als V' da,-i 1 wordt gewacht. Als de meisjes er slechts V v':;-„VK van de v'er zouden die ten Hemel Rlic, 10ePen, twee tot deze klasse behooren, zou H,'s8rt[j vreeze voor God's oordeelen, andere be- A(t, (,j"n ontbrekende, de onnadenkdheid voor- r(Ij armoede teweeg brengt somtijds zelfs V*t 'eeri"S °P hen die zij werk geven? jWi^utrent de geestelijke werken van barm- A 'u waarover we 't vandaag zouden hebben?" V,\ 10eten ons tevreden stellen met het eerste dat heerlijke werk van onderrichting, V*iiii Schrift zegt, dat degenen die het in engen, „als sterren zullen fonkelen in zegt ons dat %u cnsen, „ais sterren zulle: A ii| ^'Sheid." De H. Dionysius - 0,, ,8^ddelijke werken het meest goddelijke is 'l) O mede 'te ankeiden aan de zaliging der k,A, /"God's medehelpers", zegt de H. Paulus i1,/ z. Zulke uitspraken voorzeker zouden het t( vUL-j1" hver moeten aanwakkeren en ons elke te d°en aangrijpen de kennis onzer gods- h,J!'r8rooten om ons zeiven toe te rusten i,, 'Kenheden, die niet zullen uitblijven andere v',' |°°d bij te staan. 'ifiert ^ehoort niet tot hunne taak, zeggen ^JUisschien, oja overal onderricht te geven en zij houden er niet van zich met buurman's zaken te bemoeien." Niet tot hunne taak! En als 't u blieft, welk recht heeft een groepje katholieken rond te slenteren, de lianden in hunne zakken, terwijl anderen zich dag en nacht uitsloven de een of andere ziel van dienst te zijn? Als het niet tot onze taak behoort eene kleine moeite te doen als er goed te verrichten is, hoe eerder we het onze taak maken des te beter. Doch denken we er wel aan, dat we handige hulp noodig hebben in dezen tijd. We hebben een goed houvast van waarheid noodig voor ons zeiven, als we anderen willen bijstaan of ook om zelf staande te blijven te midden van het ongeloof rondom ons. Met grondige kennis onzer gods dienst en voorzichtige ijver, vermogen we veel. Eenige jaren geleden ging eene groote pleizicrboot de Teems af, kwam in botsing met eené grootere boot en in weinig oogenblikken lagen honderde uitgaanders in 't water ta spartelen. Er was niet veel hulp in de buurt; een man met een kleine roei boot zette koers naar de plaats der ramp. Aan alle kanten waren mannen, vrouwen en kinderen aan 't vechten voor hun kostbaar leven, zich klampende aan de zwemmers en hen mèt zich ten verderve slepende. Zorgvuldig de vechtende menigte vermij dend, pikte de man er zooveel op als zijne boot veiligheidshalve kon dragen hdaas, hoe weini gen waren het in vergelijking met degenen die hij aan hun lot moest overlaten! Toen hij langzaam voortging, kwamen hartverscheurende kreten tot hem slechts één meer te redden. Een der geredden vertelde later, hoe de arme man vol ontroering snikte met zijne roeispanen werkend. „God gave dat mijne boot grooter ware." Het was treurig met zoo weinig weg te gaan en zoovelen achter te laten, maar de man deed ten minste wat hij kon. Wat zouden we van hem ge dacht hebben als hij langs dat rampzalig tooneel komende zich geen moeite gegeven had iemand te redden En wij Katholieken, die in alle opzichten bevoor recht zijn wat godsdienstig onderricht aangaat, zijn wij in staat rondom ons zielen hun verderf te ge- moet te zien gaan of zittend in de duisternis der ketterij, terwijl wij geen hand uitsteken om hen te helpen? Doet was ge kunt, wat het meest voor de hand ligt. Wacht niet voor grootere gelegenheden, om u achter na te loopen, maar grijp de kleine aan die eiken dag om u heen krioelen. Weest niet kieskeurig. De ziel van eenen schoorsteenveger of van een armenhuiskind is even kostbaar in God's oog als de ziel eener prinses. Eén kind de Catechismus te leeren of voor zijne eerste Biecht voor te bereiden is een werk de jaloerschheid der Engelen waard. Begin een Cathechismusklas of lees of vertel Christus' leven aan een of ander oud zieltje dat niet lezen kan. „Ik durf niemand onderrichten. Ik zou bang zijn hem iets verkeerd te leeren." En zijt ge niet bang uw talent te begraven en hetzelfde verwijt te hooren als de zorgelooze dienst knecht? „Gij hebt vrij gekregen", zegt de Heer, „geef vrij". Pas er in ieder geval voor op God's werk slordig te doen; maak er u zelf geschikt voor en wees niet bang voor de voorbereiding en geweld te gebruiken. En vertrouw dan in God. Hij laat Zijne medehel pers niet in den steek, maar staat hfen bij, legt de juiste woorden in hunnen mond en de juiste ge nade in de harten hunner toehoorders. Ik meen je vroeger verteld te hebben van een jong officier in het leger, die 3lechts een zeer korte onderrichting had gehad, maar vol ijver was. Hoe hij tijdens een dans bemerkte dat zijne dame ontevreden was met hare positie in de Engelsche kerk en hij zijn best deed haar tot de waarheid te brengen terwijl zij soms door de zaal walsten. En hoe hij zijn werk voortzette door haar te brengen tot degenen die konden voortzetten wat hij begonnen had. „En zulk een jong man was te goed voor deze wei'hld." Misschien wel. Spoedig daarna stierf hij in Zuid-Afrika. Hij was niet lang Katholiek en van den dag dat hij in de kerk werd opgenomen, scheen zijne eene gedachte te zijn anderen tot de waarheid te brengen. Is het gebrek aan wil, gebrek aan energie, gebrek aan moed meer dan gebrek aan bekwaamheid, dat onze handen vastsnoert en verontschuldigingen tot onze lippen brengt? „Gave God dat ik een grootere boot hadde", kermde de man als hij voortging met weinigen en de velen liet verongelukken. O gave God dat we grootere harten hadden, om meer er in op te nemen en meer te redden. Er is eene manier om zielen te helpen op ruime schaal wonderbaar geknipt voor de geruststelling der genen, die hunne onbekwaamheid voor onderricht betreuren en bang zijn voor verantwoordelijkheid. Allen kent ge die Broederschap, met eene wereld wijde organisatie en takken in bijna elk land, voor het verspreiden van het katholiek geloof in heiden- sche en niet-kathqlieke landen. De voorwaarden van lidmaatschap zijn niet zwaar (1) het dagelijksch bidden van één Ome Vader en één Wees gegroet, met de aanroeping H. Franciscus Horverius bid voor ons, en (2) eene kleine bijdrage. Als we eens konden zien wat de missionarissen in heidensche landen voordurend zien, hoe zouden wij er naar haken hen in hun grootsch werk bij te staan. Zij zeggen ons dat er gedeelten in Afrika zijn waar de duivel als meester zetelt; hij heeft zijne tempels, zijne altaren, zijne bedienaren, zijn men- schelijke offers. In ééne plaats worden alle slaven gedood als de koning sterft om hem te dienen in de andere wereld! Op de slavenmarkten worden honderden menschelijke wezens opeengepakt, som migen bedekt met wonden en zweren, anderen stei-- mi/la va T*ia«n will Ea.fr vende van honger, om gekocht en verkocht te wor den als vee vaders en moeders, hunne kinderen aan hunne hals hangende, om nu van hen geschei den te worden door de verschillende opkoopers. Als deze arme luitjes iets wisten van de smarten van onzen Goddelijken Zaligmaker en van de belooning, die hen wacht, die geduldig voor Zijnen Naam- lijden, zouden zij getroost zijn in hunne ellende. Maar zij weten daarvan niets; zij zijn ellendige slaven hier en denken dat zij niets beters zullen zijn in de toekomende wereld. Wanneer de missionarissen kunnen i. als de aalmoezen toereikend zijn bouwen zij missiehui zen en scholen, waar de kinderen gedoopt worden en gelukkig opgroeien terwijl de oude menschjes goed verzorgd worden en voorbereid vöor een zaligen dood. Lees de „Annalen van de voortplanting des Geloofs", of andere tijdschriften, die spreken van de verspreiding des Geloofs onder de heidenen („Vriend der H.H. Harten" „Klein Ypelaar", Ginneken). Langzamerhand zult ge belang stellen in deze verslagen. Te weten wat anderen doen en opofferen om Jezus Christus bekend te (naken aan de scharen, die nooit Zijnen Naam hoorden, zal u met eene edelmoedige sympathie begeesteren. Het zal er u naar doen haken uwe dankbaarheid voor de gave des Geloofs te toonen door iets van uw zakgeld op zij te leggen om de vreemde Missies vooruit te helpen. Als dat nu en dan met zich brengt opoffering' van wat voor uw eigen pleizier zou uitgegeven worden zoo veel te beter 1 Door aan dit groote werk, de Broederschap tot voortplanting des Geloofs, bij te dragen, deelt gij in de verdiensten der missionarissen zijn werken, tegenkantingen en lijden; gij verzekert aan menige ziel geluk, niet voor eenige jaren maar voor de geheele eeuwigheid en maakt u menige vriend in den Hemel. Zij zullen u daar niet vergeten. Zoudt ge maar ééne ziel kunnen redden, die bevoorrechte ziel zal u gedenken en voor u bidden als gij op uwen beurt gebed noodig hebt en uwe aardsche vrienden u misschien hebben vergeten. Maar 't voornaamste is, dat gij het Allerheiligst Hart van Jesus zult verblijden door Zijn medehelper te wor den in de zaligmaking der zielen, waarvoor Hij stierf. O gave God da we grootere harten hadden! We zouden moeten geven en het als een voorrecht beschouwen te geven en te voelen wat het kost te geven en zoo deelen in het geluk dergenen, die alles zelfs hun leven hebben gegeven. Er is een andere Broederschap, die der heilige Kindsheid, wier doel het is het H. Doopsel te schenken aan kinderen der heidensche landen die in stervensgevaar verkeeren en hen te koopen die gered kunnen worden en in katholieke scholen op te brengen. Deze Broederschap behoort uitsluitend aan de kinderen; de leden daarvan zijn kinderen. Maan delijks worden er twee Missen gelezen voor de leden, bijzonder voor hen die hunne eerste H. Communie nog niet gedaan hebben. De inschrijving is zeer gering. Is er een katholiek kind, dat niet gaarije elk jaar iets ter zijde zou leggen om het H. Doopsel te geven aan arme kleine heidensche kinderen, die overgelaten worden bij duizenden aan den dood en die als ze zonder Doopsel sterven God nooit zullen zien? Ik herinner me een jonge Trappist van Zuid- Afrika die eenige jaren geleden hier in Engeland kwam, gezonden om te bedelen voor de missie zijner Orde om de buitengewone armoede. Hij vertelde me hoe hij in verscheidene rijke katholieke huizen ont vangen was; van „het groote verdriet niet in stjat te zijn zulk een prachtig werk te «leunen vanwege de drukking der locale verplichtingen" enz. Een dame, hoorende van de armoede der missie en de onmogelijkheid der Paters in de dringende nooden te voorzien, was echter zóó droevig omtrent die et schrikkelijke bekrompenheid 'e hooren en zou zóó blij geweest zijn te helpen, maar met eene wanhopige blik rond de weelderig gemeubileerde spreekkamer, elke tafel vol kostbare en elegante snuisterijen „de eischen van gezelschapsleven, tegenwoordig waren zoo verschrikkelijk, eigenlijk een volkomen slavernij, dat het volstrekt onmoge lijk was te doen wat ze verlangde op 't gebied van liefdewerken." „Ik hoop dat hij haar zeide hare liefdevolle ver langens te voldoen door hem een der „vereischten" te geven voor de missie." „Of dat hij deed als Pater Ignatius Spencer, die zijn notitieboekje voor den dag haalde en aan de dame die 't zóó jammer voor hem vond, vroeg hoe veel zij 't jammer vond een rijksdaalder of een gulden? Neen de jonge Pater deed niets van dat alles. Zijn oogen volgden droevig de hare dodr de overdreven gemeubileerde kamer. Hij dacht aan het verschil voor zijn klein kapitaal wat ook maar één dezer elegante snuisterijen zou maken. Maar hij zeide niets. Zelf had hij vader, moeder en huis ver laten voor het heil der zielen, waarvoor Christus stierf en voor een oogenblik kwam de herinnering aan zijn eigen offer in zijnen geest op en bittere woorden lagen op zijnen tong, maar het werd alles beslist onderdrukt. Hij dacht aan zijnen zachtmoedigen Meester voor de groot'en dezer wereld staande, en zijn hoofd buigende hij durfde niet spreken ging hij kalm heen. Ik begrijp natuurlijk heel goed dat men dit van eenen anderen kant beschouwen kan. Want ten slotte moeten er toch snuisterijen zijn en gren zen aan liefdedaden. Wie zal ons zeggen hoeveel juweelen moeten bezeten worden door eene voor name dame, als geen daarvan strikt noodzakelijk isDoch oofschoon we toegeven dat er iets te zeg gen valt voor deze zijde der kwestie,. Iaat ons op passen den anderen kant niet vit het oog te ver liezen. Laten we niet vergeten dat eene dosis zelf opoffering hierin zonder twijfel Verwacht wordt, en dat in evenredigheijl met de behoeften onzer lijdende medebroeders „de liefde van Christus ons dringt" Ongeveer terzelfder tijd dat de Trappist in En geland was, stierf er in Frankrijk een edel handels mans, wiens ééne gedachte scheen te zijn: de voort planting des Geloofs te midden der heidenen. Rondom zich zag hij mannen hard werken om geld op te stapelen voor de latere jaren om in staat te zijn ten laatste te rusten en van het gemak wat geld mèt zich brengt, te genieten. Ook hij werke hard, maar niet om geld op te stapelen voor zich zelf ook niet voor anderen. Men noemde hem een gierigaard, want zij wisten "Tlat hij een tamelijk gefortuneerd man was en dat het geld ergens moest zijn. Zijn afgedragen jas en eenvoudige tafel toonden duidelijk aan dat het niet voor hem zelf besteed werd, der halve moest het opgepeild worden voor eenen regenacahtigen dag. Weinigen Wisten, dat vèr weg in Azië, Australië, Afrika en Amerika zijn schat was de kostbare zielen voor wie Christus stierf en dat daér zijn hart was. Elk jaar werd een groote som gezonden naar de Broederschap tot voortplanting des Geloofs. Niets werd bewaard. God zou wel vóór hem zorgen, was hij gewoon te zeggen als zijne vrienden hem berispten, maar hij kon gerust niets ter zijde leggen voor den regen- achtigen dag, die misschien nooit zou komen. Ten laatste werd hij door ziekte overvallen en was In een paar dagen aan den rand van het graf. Familie had hij niet, zoodat hij er zeer mee ingenomen was alles te vermaken aan zijn lievelingswerk. Wederom vermaanden hem voorzichtige vrienden. Misschien werd hij beter, het was dwaas alls weg te geven. Maar hij kon niet wachten. Al wat hij in geld kon omzetten, zette hij om en een scheque voor een heel aardig sommetje werd naar de directie der Broe derschap gestuurd. Daarna wacfitte hij kalm en rus tig zijn eindje af. Maar het einde kwam nog niet. „Och arme man wat deed hij toen?" Hij genas en hoevele vingers op hem gericht waren kunt ge u wel voorstellen! Maar natuurlijk zal hij zijn herstel bekend gemaakt hebben aan de Directeurs van het groote werk welks weldoener hij zoo vele jaren geweest was en zij zouden hem zijne edelmoedige gave teruggegeven hebben of knapjes voor hem zorgen tot zijnen dood. Hij wou 't volstrekt niet doen. Hij wilde er niet van hooren het aan de Directeurs te zeggen. Hij begon weer voor zijn broodje te werken, nu inderdaad een arm man. Zijne verdiensten voldeden voör zijne ge ringe behoefte. Hij bewaarde zijn geheim gedurende de weinige jaren die hem nog te werken overble ven. En toen kwam het einde. Hoe denkt ge zou Onze Heer hem tegeemóet gaan ter terechtstelling? En alle zielen die hij geholpen had ter zaligheid?'' „Zij zullen dien allemaal te gemoet gesneld zijn. Wat moet er een herrie geweest zijn om hem in den Hemel te brengen." Ge zegt dat ge ervan houdt het genoegen te heb ben het goede wat ge doet te zien, hartelijke be dankjes te ontvangen. Zoo waren ook de Heiligen, want zij hadden dezelfde menschelijke natuur die wij hebben. Toch zien we hen geveji in 't verborgen en bidden hunne belooning met in dit leven te ont vangen/omdat wat van de natuur bevalt, zoo uiter mate geschikt is van de verdienste onzer goede wer ken af te trekken. Zelfs kan, dat ze totaal beder ven. Veel van de zoogenaamde liefdadigheid onzer dagen is louter zelfzucht, evenveel acht gevend op de persoonlijke belooning van den gever als de ver lichting van den lijder. Het armen blok redt ons van dat gevaar en bewaart de heele vergoeding voor Hem, die in het verborgen ziet. Een cent geworpen in het offerblok is tegelijkertijd een acte van ge loof, hoop en liefde en, evenals de gebeden voor de geloovige zieltjes, bewerkstelligt een-goed, dat zoo veel te zekerder is omdat het niet gezien wordt door den bewerker. Het doet meer doordat we hulp brengen alleen in gevallen die het verdienen. Misschien geeft ge liever aan een bedelaar in lompen, maar het is niet altijd verstandig zoo te doen, en daar de mid delen van de meesten onder ons tamelijk beperkt zijn, is het 't beste ze te plaatsen, waar, zooals de nadenkende kleine jongen zei, ze ,,'t verste gaan". Meisjes moeten van 't begin af leeren, dat lief dadigheid een werkelijk vereischte van ieder onzer is, niet af te schepen door een cent van moeders portemonnaie voor de offerbus en in later leven, door willekeurig te geven als de gevoelens door een of ander bijzonder treurig geval zijn aangedaan. Dat gevoel, dat uw eigen oogenblikkelijke gevoe lens verlicht, is bij lange niet- zoo goed voor het karakter als het gedurig op zij leggen van een dubbeltje of welk gedeelte van uw geld ge recht vaardig oordeek. Het verduidelijkt op wonderbare wijze wat nood zakelijk is in persoonlijke onkosten en mogelijk voor liefdewerken; van 't begin voelt ge dat dit dubbeltje niet het uwe is, laak het dus niet aan. Gij allen die een vaste gewoonte en het handelen uit principe acht, zult grootelijks de karaktervorming waardce- ren, besloten in de tiende, in tegenstelling met dat toegeven aan eene gemoedsaandoening, hetgeen een vuur is, somtijds van boven, soms van beneden ontstoken en altijd een onzekere gids. We moeten goed in ons inprenten deze waarheid, dat „voordeel der fortuin is eene verantwoordelijk heid, een ding met vreeze te behandelen, geen brand stof voor ijdclheid en werktuig van zelftoegeving." „Aan wjen veel gegeven is, van hem zal veel gevor derd worden." (Luc. XII). Een diepe beurs is als een lang examenpapier; niemand gaat daar groot op, maar iedereen is er bang van. God aal me onder vragen over de heele materie mijner bezittingen, boe zal Ik Zijne vragen beantwoorden? Pater BEIJNES. Maand van 't H. Hart Lit 1 - 1 i!: (j'i, 1 ti - 1 1' 1 1 i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1917 | | pagina 13