.1
Sans-CuSotten.
Kerstvrede.
Het Kerstfeest van vier
r
Bijvoegsel der „Nieuwe Haanemsche Coüfant
Maandag 24 December 1917
Gegroet Gij, o Moeder
En zuivere Maagd,
Gij hebt door uw deugden
Den Hemel behaagd;
Gij klank als de lelie
Met dauwglans getooid,
Die schuchter haar blaadren
Voor 't zonlicht ontplooit.
Gij schoon als een sterre,
Die bliakt in den nacht,
Gij parel en krone
Vaa 't menschlijk geslacht,
Gij mocht wel de Moeder
Van 't Kindeke zijn.
Dat kwam om te boeten
Ia armoede en pijn.
Hoe zalig een weelde
Doorstroomt uw gemoed,
Als 't Kindjen U aanblikt
En lachend U groet,
Terwijl het zijn handjes
Al bevende reikt,
En zachtkens langs voorhoofd
Ea wangen U strijkt.
En als Gij dan buigend
Op 't kribbetje neer
Vol eerbied bewondert
Uw Kind en uw Heer,
En diep in die oogjes,
Zoo helder en klaar,
Uw beeid ziet weerspiegeld
Of 't levende waar';
Wat wonder, wat wonder,
Zoo 't hart zich ontsluit,
En breekt in een lofzang
Vol jubelen uit!
Nu prijzen U zalig
De volkren der aard';
Gij hebt een Verlosser
Den menschen gebaard.
En vol als een harptoou
In zwijgenden nacht,
Klinkt trillend een stemme.
Die wecnende lacht;
't Zijn Englen, die zingen
Zoo heerlijk en schoon;
'n Gegroet Koninginne,
Gegroet met uw Zoon.
A. GIELEN S. J.
ï«e:
ra
'r
Zij waren met hun vieren; alle vier afkomstig uit
i-®* foubourg St.-Antoine, een vulkaan, weike vioe-
ky schier geregelde tusschenpoozen, strootnei.
*vdutionnaire lava uitspuwde.
bp een morgen, den 12 Augustus 1799 hadden zij
•en naar de.Tnileriën voortgolvenden oploop g»
WjfdUde uitplundering van liet paleis hadden zij
vermakelijk gcyonden; zij hada'en de matrassen
7* lóa „Gros Capet" met lansstooten doorboord;
i *hien, op den Olympus der geschilderde plaioau's
^*®itade, gefusilleerd; de spiegels tamelijk ver-
veel gedronken en, als echte kwajongens, al
•ónzen bedden van het paleis opengescheurd, om
inhoud daarvan, uit de hooge vensters der
2| "agalcrie, als vlokken sneeuw te doen neer-
Arreien.
Met de politiek lieten zij zich overigens zeer wei-
is, wat hun evenwel niet belette eenige dagen
Mer, in September, overal zich te bevinden waar
J^eera' werd; niet dat zij aan de slachting deel-
maar alleen om als slenteraars, vei heug
*Vtr de nieuwigheid van het schouwspel, toe te
Vervolgens onder tromgeroffel en het kanon-
J^ulder ran deo Pont-Neuf, bij het bataljon vrij-
'higers ingelijfd, waren zij lachend en spottend
®i!*r het leger van Champagne vertrokken', om
arna bij het korps van den verrader Dumouriez
'cnst te nemen. Overdag sliepen, 's nachts mar
merden zij, het korps was ongedisciplineerd; het
*8rcn alleen goede soldaten op de dagen wanneer
Aag geleverd werd.
^ct toeval dat hen had le saam gebracht bleef
ribestaan: zij sloten zich gezamenlijk bij het
*Cer o'er Alpen aan, maakten deel uit van die legen-
•*rieche benden, waarmee de kleine Corsicaan zich
®*Eepralend in Lombardije stortte, barrevoets,
*"Sïr, in ellcndigen toestand vertrokken, waren zij
den veldtocht goed geschoeid en zagen er gezond
Welvarend uit. Niemand wist beter dan zü vaii
f® °tustandgiheden partij te trekken en op kosten van
't buitenland zijn voordeel te doen; daarom noemde
e* hen de Parijsche gauwdieven. Daarenboven
*dden z-ij sedert langen tijd den naam vergeten,
e'ken hun ouders hun hadden nagelaten en de bij
luien aangenomen, welke meer aan hun modernen
j^stand pasten; de een heette Nonodi, de ander
de derde Tournesol en de laatste Pimpre-
e> al deze woorden ontleend aan den revolu-
ai ren aimanak.
at hun moraal betreft, de uiteenzetting daarvan
Stl kort zijn: zij hadden voor gedragslijn het be-
"W, om zooveel mogelijk in overvloed te leven;
pj *«n trouwden hun oversten, verfoeiden de aristo-
*ten en de rijken, verachtten de priesters in de
5 A>cn, waar gekampeerd werd, waarvan zij hc.
'n c'e kerk drongen, waarvan zij de deuren
"braken; om hun soep te koken, bedienden zij
vaa de beeldhouwwerken der biechtstoelen;
staken hun pijpen aan de godslampen aan, en
ii:ten zich zakdoeken van het altaarkleed; zoo-
aaoiQe heldendaden, welke hun naam hadden be-
vernuftige en filosophische geetsen.
f'f'8eus waren zij vroolijk, stoutmoedig, 't ééne
y" bandieten, 't ander oogenblik helden:
tf, echte Parijsche Faubouricns, losgelaten om
te veroveren.
dat jaar 1799 dan, na de zeeën overgestoken,
verovering van Egypte deelgenomen, de
H)t<jUoca overwonnen en hun namen op de Pyra-
"eergeschreven te hebben, maakten Nonodi,
Tournesol en Pimprenelle deel uit van het
0 °€3carP3> dat ten gevolge van de belegering
at-Jean d'Acre, in last had Palestina in be-
'"»tj^*emen en van de joden te Jerusalem de be-
**"est 'e heffen' die de kosten van den veldtocht
'$ed goedmaken. --
Nary**4 eenige dagen kampeerde de halve brigade,
ar3fie Parijsche gauwdieven het sieraad en den
uitmaakten, onder de muren van de heilige
£>VPatroui"es aoorkruisten in alle richtingen de
Pek om de veiligheid der inwoners te verze-
de aankomst der Franschen hadden de
pelgrims, zooals men wel kan denken, de heilige
plaatsen verlaten; de katholieke of Griekschc ker
ken werden aan haar lot overgelaten. Zeifs de Tur
ken hadden hun moskeeën in den steek gelaten, dr
bleven in Palestina niets anders over dan joden,
die na eenigen krachteloozcn tegenstand en een
ferme aframmeling, voor de soldaten een voorbeeld
looze overbeleefdheid aan den dag legden.
In den nacht van den 24 December bevond zich
Nonodi, die ser' nut was, en zijn drie kameraden
in dc vlakte tot het houden van de ronde; de lucht
was koel, de nacht donker. In een dal, een ware
woestijn van keien en grondwortels, tusschen twee
hooge heuvels, welker toppen in de sombere lucht
verdwenen, wiren de vier mannen neergezeten. Op
dien droefgeestigen doch innig teederen stond werd
er geen ander gedruisch vernomen dan het heesche
gekwaak van de in regenbakken verlaten kik-
vorschen. Decius lag te slapen; Tournesol floot de
„Carmagnole"; Pimprenelle at z'n „korstje";
Nonodi voerde niets uit.
Zij bevonden zich daar sedert een uur, toen boven
den top van een der heuvels, welke het dal insloten,
een lichtgeele stip, in het donker, aan den hemel
schitterde. Aanvankelijk was het een vaag schijnsel,
dat allengs een vasteren vorm aannam. In een lang-
zamen rcgelmafigen gang bewoog het zich in de
lucht voort
Wat mag dat zijn? bromde de sergeant op
gedemptcn toon.
De vurige stip nam, glinsterende in de heldere
lucht, thans in afmeting toe: men zou gezegd heb
ben ,dat het een ster was op de stille, ingesluimerde
vallei neergedaald.
Dat is een dwaallicht, verklaarde Tournesol;
zoo heb ik ze gezien in de moerassen van Biërre.
Een dwaallicht, op die hoogte, dat is niet
mogelijk? antwoordde Pimprenelle.
Decius, eenmaal ontwaakt, had zich overeind ge
richt en keek met onsteld gelaat naar het schijnsel.
Ohriep hij uit, dat is de Ster.
De Ster.
Ja, voegde hij er aan toe, en zijn stem daalde
tot een gefluister, maar zijn oog bleef op het licht
gevestigd: vroeger heeft men mij verteld....
Kom, wilt ge wel eens ophouden I
Wat! ge kent toch wel de wonder Ster, die
de herders naar de Kribbe geleidde.... we zijn
den Kerstnacht.... 't is de Ster, ik verzeker 't u,
't is de Ster, zei de soldaat.
Stommerikmompelde Pimprenelle. Da
anderen, ecnigszins ontroerd, grijsnachten niet.
V zullen eens zien, sprak de sergeant; laten
we onze geweren en onze ransels opnemen en tot
daar ginds marcheeren; zonder gedruisch te maken;
geen woord meer. Vooruit.
De vier mannen rustten zich toe en bereikten de
i buitenzijde van het ravijn; de „Ster" daalde thans
in de schuinsche richting naar hen omlaag, om
hen vervolgens voor te gaan. Zij versnelden evenwel
i den pas om haar In te halen. Nonodi, nieuwsgierig
j naar de oplossing van dit raadsel schreed den
'kleinen troep voorbij; Tournesol en Pimprenelle
i volgden hem op tamelijk luchtige wijze; Decius
j kwam het laatst, zonder eenige opgewektheid, «1
hij mompelde
't Is de Ster..,, gewis; 't is de Ster.
De sergeant bleef eensklaps stilstaan.
Stommerik: duwde hij hem op gedempten toon
toe, kijk, daar hebt gij uwe Ster. 't Is een bursar
dia een lantaarn draagt. Drommels 1 waar raag bij
naar toe gaan?
Decius voelde de spottende blikken van
kameraden op zich rustten, hij nam zijn geweer «p
ea riep uit:
Die, daar ginds, zal me den angst betaald
zetten welke hij mij aangejaagd heeft I
De sergeant hield hem evenwel tegen.
Geen dwaasheden, voor 't oogenblik: Wfe moe
ten te weten komen wat dien zonderling hierheen
lokt. Laten we hem volgen, maar zonder gedruisch
te maken I
De „SteP' kwam in de vlakte uU. Daar was de
schaauw minder dicht en bemerkten de vier swP
daten oen nog tegen de bleekroode schemering der j
lucht zich afteekenenden man, die de lantaarn droeg:
nzaa onderselwia'de zijn sduduwfegeld, qjet (ea
kleed ««hangen, zijn hoofd was gedekt niet de
spits uittoopende muts der Armeniërs. Hij begaf zich
in ee» «4«takkcr, gescheiden door lage muurtjes van
los op elkaar gestapelde steenen; vervolgens
maakte hij een draai en sloeg een stcenachtigen weg
op, en hij kwam terstond weer in de schaduw te
recht. Nonodi en zijn manschappen afgaande op het
licht va» de lantaarn, verhaastten hun schreden.
Zij bevonden zich in de straat van een verlaten
dorp; hier en daar verhieven! zich de sombere,
regelmatige blokken der onbewoonde huizen; geen
schijnsel gleed door de gesloten vensters naar
kuiten; "iet het minste gedruisch verstoorde de
stilte.
De Armeniër duwde een toeslaanae deur open,
die achter hem dicht viel. De vier Franschen bleven
stil staan: zij drukten hun geizchten vlak tegen de
reten van de deur aan, zij keken, de man was een
groot prachtig en verlaten kerkgebouw ingegaan;
zijn lantaarn wierp op de gouden, gebroken en zwart
geworden mozaïken, vreemde, rose-achtige stralen
uit; ee» vier dubbele rij ranke zuilen steunde het
gewelf, dat op sommige plaatsen open was. De
Armeniër zette zijn lantaarn op den grond cn viel
te midden van den ledigen tempel op bet aange
zicht neder.
Dien kerel daar, vertrouw ik niet, sprak de
sergeant; het komt me voor, dat 't oogenblik daar
is. vooruit jongens, de wapens gereed houden,
ea laat mij maar begaan.
Vervolgens op zijn beurt de deur openduwend,
betrad hij het gebouw, gevolgd door zijn kameraden.
De man verroerde zich niet bij bet vernemen van
het gedruisch; hij bleef in deemoedige houding
neergeknield, met het hoofd tegen de vloersteenen.
Nonodi trad op hem toe, en hem de hand op den
schouder leggende, zei de hij hem:
Zeg eens, goede vriend.... ge moet hier niet
gaan liggen slapen: die plaats is ongezond.
De Armeniër richtte het hoofd opwaarts; 't was
een grijsaard met witten baard: hij nam de solda
ten, die hem omringden, meteen verwonderd gelaat
van het hoofd tot de voeten op.
Ik bad, zei hij nu in het Fransch'.
Stilte heerschte er. Nonodi scheen eenlgszlns.
onthutst.
Zoo iets is natuurlijk niet verboden, antwoordde
hij langs zijn knevel strijkendemaar 't doet er
niet toe, 't koml mij verdacht voor. Hoe heei deze
laats?
Het is de kerk der Geboorte.
De soldaten wisselden een blik: dia Woorden
brachten hun iets le binnen.
En de naam van de plaats zelve? hernam de
sergeant.
Betlehem.
Een zoodanige toovermacht ortfzweeft dien naam,
<Jat de soldaten opsprongen; Decius ontblootte on
willekeurig het hoofde Deze beweging, uit ontroe
ring voortvloeiend, ontgaat geenszins aan 't oog van
den pelgrim: hij richt zich weder overeind en zijn
lantaarn opnemende voegde hij hun toe:
Volgt mij.
Alle vijf togen dwars door 1 kerkgebouw heen;
de Armeniër liep voorop gebeden prevelend; de
soldaten volgden hem voorzichtig. Zij waren door
een ongekende indruk aangegrepen. Zij daalden een
stoffige steenen trap af, hol weergalmden hunne
zware voetstappen; beneden bevond zich een smalle
witmarmeren poort; deze poort verleende toegang
tot een uitgestrekte spelonk, uit een reeks kleine af-
(fcelingen en smalle gangen samengesteld, door over
blijfselen van altaren en stukken mariner versperd:
zware druipsteen vormde het gewelf.
De Armeniër bekommerde zich weinig om het
menschelijk opzicht, onbevreesd voor die „godde-
loozen" belichte hij alles met zijn lantaarn en legde
den Franschen alles uit:
Hier bevond zich de Kribbe, waarin het Kind
werd neergelegd; hier lag de Maagd neergebogen;
hier lagen dé os en de ezel vastgelegd; hier knielden
de drie Wijzen neer.
En dc vier soldaten, met ontbloote hoofden, aan
vankelijk nieuwsgierig, vervolgens aangedaan, raak
ten in gepeins over die dingen, welke in hun harte
de vervlogen herinneringen van hun verre jeugd,
de lieve verhalen de lieve verhalen, welke hun
moeders vertelden deden herleven.Hun geest was vol
verbazing, nu zij zich daar bevonden op die uitver
koren plek, voor immer beroemd; in die grot, ver-
niaarder dan de trotsche paleizen, en welke roem
daarin zijn oorsprong vindt, dat zij eenige uren den
Armst» der kinderen der menschen. tot schuilplaats
diende.
De pelgrim gaf een verklaring, hoe sedert eeuwen
de geloovigen zich in dit onderaardsche gewelf had
den verdrongen, duizenden waskaarsen verlichtten
het, de koningen van geheel de wereld hadden het
met wonderwerken getooid; vervolgens was de oor
log uitgebroken, de Franschen hadden het land over
weldigd, en de heilige plaatsen warén verlaten ge
worden. Hij, de eenige geloovige onder de ketterSche
bevolking, door den inval geenszins verjaagd, hij
kon het niet van zich verkrijgen, dat in dezen nacht
van Kerstmis de plek van de Geboorte zonder
eenig huldebetoon bleef. Na dit gezegd te hebben
knielde hij neer, en zonder zich verder om de aan
wezige» te bekommeren verdiepte hij zich in 't ge
bed.
Nonodi, Decius, Tournosel en Pimprenell® dachten
er niet aan heen te gaan. Zij waren door een mach
tige en zoo teedere aandoening aangegrepen, dat
weerstand onmogelijk was.Die plek, waar sedert
negentien eeuwen de bedroefde menigten waren
heangeimeld, waar zooveel harten hunne gebeden
hadden uitgestort, die heilige plaats hield hen in
verteederde kalme overpeinzing terug. De sergeant
deed gee» pogingen om de tranen te verbergen welke
heat langzaam uit de oogen rolden, zijn kameraden
vi»g«a bij toeval zijn gefluister op bij het aaaschou-
wea van de Kribbe:
Arme kleine!
Het was wel een eenigszi»§ «nbeholpe» gebed, dat
in deeen vorm aan zijn hart ontsnapte; maar het
beantwoordde zoo zeer aan zijne innerlijke gevoelens,
dat het even goed als de heerlijkste lofzangen, zijn
toevlucht naar den hemel heeft moeten nemen.
En het was een vreemde nacht voor die vier man
nen, door zooveel lotgevallen gehard, doch wier on
verschilligheid hier wegsmolt gelijk sneeuw onder
een warme zomerzon.
Het was zonder twijfel niet het vuur der eerste
christe«Ksn, dat hen bezielde, noch minder het ver-
ontstaan; neen alleen het verleden va» ongeku»st«lde
vroomheid, die in elk Fransch hart sluimert, ont
waakte allengs: zij dachten aan de godvruchtige
feesten hunner jeugd; brokstukken van vergeten
lofzangen kwamen hun weer in het geheugen; zij
zagen zich weer terug in de catechismus in de kerk
van hun faubourg, en de schoone processies van
vroeger dagen trokken langs hun van tranen glin
sterende oogen en ook de kruisdragers, de banieren,
de wit gesluierde meisjes....
Ook dachten zij aan de kartonnen rotsen en aan
de schaapjes bij dc kribbe in hun parochiekerk, vroe
ger, toen het Kerstmis was; aan de gekleurd» vet
potjes brandende tusschen het mos en altoos kwa
men zij op den grijzen steen terug, waarvoor de
Armeniër in deemoedige houding geknield lag te
bidden, en ze voegden eikander toe:
Het was dus waar? Hier is het hier op dezen
steenen vloer, dat het Kind dat overal wordt aange
beden, Zijn eersten kreet geslaakt heeft: hier Is het
dat Hij, gekomen is, opdat de haat zou bezwijken
en de trotsche harten zich zouden! vernederen....
Toen zij bij het krieken van den dag den tocht
aanvaarden naar de stad, -togen zij stilzwijgend
voorwaarts, met het hoofd omlaag, het hart vervuld
met nieuwe aandoeningen, en zij durfden niet tot
elkaar spreken, uit vrees, voor de mogelijkheid
maar in iets van zienswijze te verschillen.
Het is ons niet bekend, wat er van Decïui en
Pimprenelle is geworden: Nonodi volgde de mili
taire loopbaan, die hem gunstig was: zijn naam
zijn ware naam Is die van een der officieren,
welke Napoleon na den: veldslag van Kulm, tot
generaal bevorderde. Wat Tournesol betreft, deze
heeft, eenmaal in arFnkrijk terug, 11a zijn ontslag,
het orde-kleed aangenomen. Hij is het, meene» wij,
die in 183s in de parochiekerk van de „Assumption"
het verheven „Miserere" uitsprak over het stoffelijk
overschot van La Fayette.
Zwijgend zaten, ze bij elkander.
De jongere kinderen waren naar bed, de
oudste dochter was op bezoek bij een ken
nisje, en Willem had het in de laatste da
gen van het jaar te druk op het kantoor om
zelfs op Kerstavond vroeg thuis te komen.
Reeds geruimen tijd had in de eenvoudige
huiskamer niets de stilte verbroken. Maar
zij was tusschen deze echtelieden niet het ge
volg van zwijgende overeenstemming, niet
die gezellig-stlile intimiteit, wier hartelijk
heid geen woorden noodig heeft om zich uit
te spreken.
Stroef en kort vielen dp enkele woorden
die noodig gesproken moesten worden, ea do
bittere trek om den mond der vrouw, haar
bleeke wangen en de doffe oogen in het nog
schöcne gelaat, zeiden duidelijk, dat het hier
een van die iu onzen aan liefde zoo armen
tijd. zoo talrijke gezinnen gold,-waar do ha-
welijksliei.de een zinledige 'klank was gewor
den, waar man en vrouw naast, niet meer
mèt elkander loefden.
Hij had de courant uit. Nog even een blik
op de advertenties in dezen tijd van mi
sère moest je daar óók al naar kijken en
hij stond op, keek op zijn horloge en verliet
met een koelen, even kort beantwoorden
groet de kamer.
Met somberen Mik keeik ze hem na. Zelfs
op den vooravond van het Kerstfeest dacht
hij er niet aan, hhétr gezelschap te verkiezen
boven dat van zijn vrienden op de sociëteit.
Och, ze was het nu eenmaal gewoon, maar
de toch nooit geheel uit to roeien liefde van
een eenzaam vrouwenhart voor den lïmn, die
het eens geheel vervuld heeft, doet van tijd
tot tijd een vonk van hoop gloeien te hiidden
der asch van een verdwenen levensgeluk.
Zij was niet slechter af dan vele andoren,
had ze zich al dikwijls voorgehouden. Haar
man zorgde goed voor zijn gezin, zooals men
dat noemt. Ze kwamen in niet» te kort, geld
zorgen kenden ze niet en al was er dan
van huwelijksliefde weinig sprake meer, hij
kende zijn plicht, en ze wist dat hij hoog
hield de huwelijkstrouw, en door zijn gedrag
de algemeene achting genoot
Maar ach, voor vele gezinnen, die zich te
vreden stellen met een gemakkelijk leven-
zonder-zorgcu mocht dat genoeg zijn, voor
haar met haar gevoelig, naar de liefde voor
haar echtgenoot verlangend hart, was het
0 zoo weinig.
Zij greep naar de courant
„Vrede op aarde aan hen die van goeden
wille zijn.''
Maar was zij dan niet van goeden willeT
En mocht dat vrede heeten. het leven zon
der vreugde, dat zij al sedert zoo lang ge
doemd was te leiden naast een man, wiens
liefde voor haar verdwenen wa» met de
frischheid en den jeugdblos van haar wan-
geu?
Zij zou het dragen, natuurlijk, Diep-gods-
dieustig als ze van huis uit was. had ze troost
gezocht en gevonden bii Hem, Die meer
dan wie ook door Zijne vrienden verlaten was.
Troost ook had ze gevonden in de liefde en
de braafheid van haar kinderen, maar dit
alles kon niet voorkomen, dat de pijn der
verwaarloozing haar hart nu en dan deed
ineenkrimpen
Ze las het mooi-gesteldo artikel door, en
toen, in gepeinzen vervallend, liet zij de ge
dachte aan den Kerstnacht op zich inwer
ken, en van den bodem van haar gepijnigd
vrouwenhart reeds de bede omhoog: „Ach
mijn God, als liet toch nog eens mooht ver
anderen 1"
„Hè moe, kon pa nu vanavend niet «ens
bij u blijven! Als ik dat geweten had, was
ik niet uitgegaan," klonk het van de lippen
harer oudste dochter.
De moeder hief het hoofd on een aacht-
vorwijlende blik ging in do richting van het
frisse lie meisjeskop je. dat sick in do deur
opening vertoonde.
digheid, „maar 't is toch eigenlijk
„Je vader heeft afleidia* noodig, kind,"
viel de moeder haar m 'do rode.
„Ea u soms niett Ea vader heeft toch even
goed twee Kerntdagea als vrii? Hoe geve!dg
e* prettig konden we het niet hebben, v.. -
aeer pa niet altijd weer naar rlie vervelends
sociëteit liep."
„Nu kind, je weet dat ik die dingen niet
grae# hoor," w*s liet ietwat-ongedulëd.e
antwoord.
Marie liet zicli niet afschrikken. Ze tr.ul
op haar moeder toe, sloeg haar arm om n
hale der lieve vrouw en drukte haar ecu 1
kua op de lippen.
„Ik zal er niet meer over praten, moeder-
tjelief," sprak ze zacht. „Maar komt vr.dor
dan tenminste vroeg thui»?"
„Dat denk ik wel. lieve. Je weet immers
dat pa en ik nog altijd volgehouden hebben
om samen naar de Nacht mi* te gaan?"
Marie wist het en ze wi«t ook. hoe moo-i'-
der* hart hing aan de weinige dingen, die
haar oudera nog simeu deden.
Zach en teer klonken de geheimzinnig- i:
rnieehende kerkgezangen lang* de gewelven
van het Go daim ie.
Als altijd in den Kemtaacht, vulde een
dlohte menigte het kerkgebouw, en welspiv-1'
kender dan ooit verkondigde ditmaal In t
woord van den priester de geheimen der cc- -1,
boorte van God* Zoon. Hii sprak van d-u
vrede, dat kostbare goed dat het Kindje ,u -
zus op aai*de was komen brengen toen de c:i- -•
gelen boven den stal Hem het .Gloria in rx-1'
celsis Deo, et- in terra pax hominibu» b'onae
voluntatis" toezongen. En de gewijde rede
naar 6prak van den vrede t.ussehen de v - 1
keren, die zoo noodig is voor maatnehappe-;1,
lijku welvaart en dien men na* leert w:>s:r-f s
deeren wanneer de oorlogswagen in niet te
stuiten vaart voortrolt over de verwoeste
reld. Hij sprak van den vrede in 't menschel Uk
gemoed, die slechts bestaan kan wanncreaj
men. In vrede met. zijn God. het. oog geró-hi
houdt op het leven hiern; inasl*. on in t
licht der eeuwigheid de aardsehe din 1 c-d,
schouwt. En eindelijk srprak hii ook ovt d i
vrede in het gezin van den christen, die
bouwd moet zijn op onderling» lie: cn'J:
waardeering en geduld met elkanders zwak- 1
heden.
Hij gewaagde van den plicht der o'itN - 1
lijke moeder, drie vol toewijding en teedo---H
heid moet zorgen voor man en kinderen.
maar die dan ook volle recht mag i, - u
gelden op de hartelijke liefde, de tree we e:i
sterk® zorg van den echtgenoot, die v 11
Uh£r op do eerste plaaia moet. "ieve.-i../.
Do laatste woorden der predikatie w«r i f'
roods lang weggestorven, bh da mysterie
klanikon van hot „Vredo on aarde" rcUehica
nog door het kerkgebouw, toen ecu
donkere mannenoogea nog rustten do
vrouw, die daar eeniga riicu vóór hem, rcotfö
diep gebogen hoofd lag neergeknield, bi Uk- 3
baar geheel opgaande in het eeildcdig ge-
eprek met haren God
Een vreemd gevoel doortrilde hem. Hoi w.-s
als een herinnering aan lang voorbije ukicu.
Als oen snijdend verwijt en toch tegetijs ..is
een soort verfrisschende adem giug het i r
ziel de gedachte dat het toeii
lijk gèèü vrede was in r/Ajn gezin en d .i r
zijn schuld, omdat de vrouw die voor li
zat tooh dezelfde was wio hii eenmaal Vc.
maar ouk inTd»
„Ja, ik mag natuurlijk van pa weer niets
fefate waaruit de krachtige overttiitiugenJreagsm." ZUask hut mcf yiikiu j-
het altaar niet alleen trouw,
beloofd had..
Zij gingen zwijgend naast olkaj. ir
huis, maar het was een ander zwiigou t' n
den vorigen avond, en sinds iaren al >,oo 1
dikwijls tusschen hen geheet» At ia i. ia,
haar was na het extra-hartelii'k«"gebed, waar-
in ze heel haar ziel had gelegd, tie hoop t
nieuwe kracht ontwaakt, dat hei nog eons;!»
beter zou worden tusschen hen: maar ook in-j l|
hèm werkte de invloed van het Yredei tu t, .j
en als met een zekere schuwheid kerk 1 jj
naar de bleekheid van haar waugeu, o.-, i-jfii
moetto hij den wat"minder doffen blik i
haar. toch zoo lieve oogen.
Bijna geen woord spraken zo op den
rugweg. Ze wenschten elkander geen Zr g
Kerstfeest, en zij niet, omdat ze wist t
hij het niet gaarne had, hii niet uit i|
verlegenheid, na zooveel jaren van nv r-
schiliigheid maar hü had het vel gowiUl, 1,1
Wel bleef de stemming gedwougeu op ujocLi
twee Kerstdagen, maar zii voelde toch, dat'u|||
het anders waa dan gewoonlijk. En met u
zekere angstige spanniftg bespiedde ze d n
droef-nadenkenden trek op zijp gelaat. Jiiji.
ging niet uit dien avond den volgenden.
dag vergezelde hij haar naar de kerk, sein u
hij wist dat het géén verplichting was. u U
anders ging liij toch al sinds langen lijd I
niet meer dan hoog noodig was.
Zou het mogelijk zijn dat het. Kerst fc si ;.j
een méér dan voorbijgaanden indruk op benr;i
gemaakt had?
Er werd niet over gesproken, maar ze
voelde dat 't werkte in zijn gemoed. De klank;
zijner stem, zachter en vriendelijker dan zo
sinds jaren van hem gewoon was, voerdf
haar terug naar de eerste maanden van
hun huwelijksleven, en vuriger dau ooil j
stoeg aan het einde van dit Kerstfeest haarjj
bede tot God omhoog: „Heer. geef vrc e
ook tusschen ons heidon."
Toen hij dien avond stil en ernstig ven j
*oh heen zat te ataron, waagde zij het bi'
hem te komen staan en haar arm orn zijl';:
hals te slaan. Hij beantwoordd* noch ont;:
week haar liefkoozing: éven ontmoetten hui* j
blikken elkander, maar dadcliik koek
wear treurig voor ziek bemi.
„Scheelt or wat aan, man." vroeg ze zacht
Rij knikt» van neen. »n ze durfde
verder aandringen. A.Ir
De T«igeade dagen bleef hii dreei
stemd ou in zichzelf gekeerd, uinar tcea rS
op den laatste» «vond des ia ars in.de -
i 1 wam cm te biechten, éu jTa