NIEUWE UUL CNIUT
K VEIUE KEUZE
Japan en Europa.
Eer*en
P^UILLETON
WAT DELERS ZEGT
Woensdag 8 Mei
Tweede blad
l/mooo 115,609.50 145,148.40 bijna 90
1 n dus 1,11 6611 vlct'k en een
zucht de ze t hooga inkomens, in plaats
van, naar de bedoeling van d-e-n Minister,
met 50 opcenten, met ongeveer 90 zul'en
worden belast. Het cijfer is in de discus
sie zelfs niet genoemd! Er is enkel gespro
ken van „iets meer dan 50 opc." waarmee
de hooge inkomens zouden worden getrof
fen. Maar nog dwazer is, dat terwijl de
opeen e i-j ro .rassD tus-chen in' omens van
f 20.000 en f GO.OOO hen spronfc maakt van
8S tot honderd en vijftien, zij daarna op
houdt niet al'een maar verandert in een
daling die de be'aating op inkomens van
twee ton en daarboven weer'met „slechts"
ongeveer 90 opcenten verhoogt.
Niet van vandaag of gisteren wordt gesproken
van „het gele gevaar" dat Europa vanuit het
Oosten" bedreigt.
En terwijl de Europeesche volkeren door den
broedermoord gedecimeerd worden en liun beste
krachten zien sloopen. bewaart Japan zijn macht-
intact om straks op de zieltogende tijgers, die
elkander nu bekampen, aan te vallen en naar
welgevallen te beslissen over hun leven of hun
dood
Wat in het verre Oosten gebeurt verdient ook
de bijzondere belangstelling van „de tweede
Koloniale Mogendheid der wereld", van óns.
Het is nu wel duidelijk gebleken dat Japan
met zijn deelneming aan den volkerenstrijd alléén
zijn eigenbelang beoogde en gespeend bleef van
altruïstische beweegredenen.
Om zijn plannen te kunnen uitvoeren moest
he1 allereerst trachten vasteren voet te krijgen
op het Aziatisch continent.
Duidelijk was zijn politiek daarop in de laatste
jaren gericht en wien dit nog niet duidelijk
mocht zijn geworden, kunnen de volgende vre
desvoorwaarden, die Japan, volgens een Ja
pan teh dagblad, als minimum stelt, de oogen
openen.
Het vvenscht:
1. Opheffing van alle Duitsche concessies In
Si an to eng.
2. Het afstand doen door Duitschland van
alle thans door de Japanners bezette Zuidzee-
eilanden.
3 Het bestuur van en controle over den
Russisch-Siberischen cn den Chineeschen Oos
terspoorweg.
4. Vergoeding van de oorlogskosten.
5. Het erkennen der suprematie van Japan
in China.
6. Wladiwostok als vrijhaven.
7. Het terugtrekken der garnizoenen uit
Charbin, Nicolajeff enz.
8. Het opheffen der beperkende bepalingen
van alle tegen Japan gerichte maatregelen in
de Ver. Staten.
Hef laatste punt bewijst, dat Japan ook aan
zijn bondgenooten eischen.wil stellen.
Al zou dit bericht, dat wij aan de „Tel." ont-
leenen, onjuist zijn, een deel der oogmerken van
Japan geeft het toch volkomen weer.
Mèt China vormt Japan een gevaar, waarvan
wellicht het einde zal zijn een hevige strijd tus-
schen deze twee Mongoolschc staten cn het oude
Europa om de hegemonie.
Nu het Russische Rijk in een btmdel kleinere
staten is opge'ost, doemt dit gevaar nog drei-
fY - r-,
kortdurend in de weer 0111 zijn
•invloed in Oostelijk Siberië en Korea te vergroo-
ten en het feit dat het de schoone gelegenheid
om in Siberië „vopr de belangen dér Entente
op te komen" blijkbaar niet heeft benut om
nader tot zijn doeleinden te komen, levert niet net
bewijs van het tegendeel.
'Het is waar: in Engeland verklaarde zich een
sterke strooming tegen Japan's interventie in
Siberië en wel voornamelijk van die politici, die
de nabuurschap van den sluwen Japanner min
stens even gevaarlijk achten voor het voortbestaan
van het Briisch-Indische Rijk als de grootere ia-
vloed, die Duitschland in Klein-Azië tracht en
dreigt te verkrijgen.
Het is waar: Amerika bond zijn goedkeuring
van een Japanscfce interventie aan de voor
waarde, dat het bewijs moest geleverd zijn, dat
zij beslist noodig was en dat het in Siberië niet
louter op eigen voordeel uit zou zijn.
Al deze feiten kunnen van invloed zijn ge
weest op Japan's beslissing om niet te interve-
niëeren, maar detl doorslag gaf wel de korte en
bondige waarheid, dat het oogeiiblik Japan nog
niet gunstig genoeg leek.
Men vergete het niet, dat mèt Japan het
•opkomende China om den voorrang vecht. Mo
menten zijn de eilandbewoners in de meerder
heid, doch wanneer het Rijk van den Mikado
zich te zeer zou binden in Siberië, kon zulks
wel eens zijn invloed in China kosten, met het
gevolg dat eeri strijd tusschen China en Japan
om de heerschappij ongunstig zou verlpopen voor
dit laatste rijk.
Wat er ook van zij: men kan zich verzekerd
houden dat het' scheeve oog van den Japanner
met welgevallen de slachting en uitputting in
Europa beloert; dat zijn groote doelwit hem
sfeSfe voor oogen zweeJh 2jja militaire positie f hebben, ah» ik 'n geloofsgenoot vaa ie was,
zoodanig te versterken, dat hij met succes den niaar ik. deel jo principes niet. Verbeeld je,
strijd kan aanbinden, tegen welke combinatie
ook en dan zal geen grommen van Uncle Sam,
geen dreigement van John Buhl hem kunnen
vethinderen te doen wat hij wil, niet alleen in
Oost-Azië, maar. ook in Midden- en West-Azië,
tot zelfs in Europa toe.
En intussclien vechten in Europa de woedende
honden om liet been, waarmede Japan en China
ten slotte zullen wegloopen.
In het bovenstaande schetsten wij een verschiet
van oorlógen.
Wij wenschen van harte dat het bange toe
komstbeelden zijn en de toekomst-werkelijkheid er
eene zij van gelukkige algemeene ontwapening-
Doch zoolang gedachten en handelingen van
het inenschdom en van de volkeren beheerscht
worden door een materialistische wereldbeschou
wing, zoolang geen scherper oor wordt geleend
aan de heilige" idealen van onzen Heiligen
Vader Paus Benedictus, zal de wereldvrede wel
een schoone droom blijven.
Moge de Maatschappij hersteljl worden in
Christus!
toön 't ant-
Dus gij weigert?"
„Ik weiger," klonk op vasten
woord. i
Graaf van Boden verliet den schoorsteen,
waartegen hij in schijnbaar onverschillige hou
ding had geleund en trad naar t laam lerwjjl
hij in den prachtig nangelegden tuin de bewe
gingen van 'n arbeider volgde, ging hij voort
den" fieron jongen man, die in beleefde hou
ding bi.? de deur stond, niet bijtende stem toe te
spreken: „Zult gij óók nog weigeren, als ik u
zeg dat gij a'oor uwe houding toont, geen
waarde te hechten aan manneneer?"
„Dit laatste bestrijd ik, maar.... ook dèn
nog!"
„Mijnheer, gij zijt een lafaardI waarmee
kunt gij uwe weigering motiveeren?'
„Hiermede: ten eerst verafschuw ik as
mensoh en als katholiek het duel wat ook K'J
moest doen. Ten tweede...." Hij bedacht zie-
„Ga voort," riep zijn tegenstander uit, er-
wijl hij weer do kamer intrad „wat ten
tweede?"
„De tweede reden houd ik voor mij. Ik wil
niet vechten met ul"
„Go zj.it bang!"
„Ik verzoek u geen dwaasheden Ie zeggen.
Op mijn vaardigheid in 't hanteeren van degen
en pistool behoef ik u niet te -wijzen 80
weet daarv-an genoeg. Neen graaf, 't ontbreekt
mij niet aan moed on evenmin aan eergevoel.
Maar ik beschouw 't als mijn plicht uwe uit-
dagitig af te slaan,- een uitdaging, die gij
naar ik mot reden vermoed - niet zoudt ge
daan hebben, als gij niet wist dat ik 't duel ver
afschuw!"
Graaf van Boden werd bleek en keerde, zich
schielijk om. De ander waehtto Of er nog. '11
antwoord kwam, maar toen dit uitbleef, ging
hij met 'n kort „goeden middag" heen.
„Eer en moed," dacht de jonge man hitter,
terwijl liii met veerkraohtigen tred, die aan
stonds den militair verried, door de stille
dorpsstraat gring. „Wanneer uien 't om mis
daad noemt, zjjn meciemensch. in 'n duel te
dooden, heet menteen lafaard.... En wfiêrom
wil hii duelleeren?.
Omdat ik eenige beleefdheden bewees aan
zijii zuster, die lieve freule Teresa.omdat ik
haar in bescherming nam tegenover de onge
paste complimenten van haar broers vriend, 'n
taak die zijn plicht wasMaar dat scheen
den edelen graaf van Boden niet in zijn eer te
raken.... Teresa zal ik nu vooreerst wel niet
te zien krijgenOver drie- -da gen ga ik weer
naar mijn regiment...... Zou 't zóó'n korte
droom moeten z-ijn
„Ha! Bonjour, Rhenen! Kerel, je zou ma
bijna ten onderst boven loopèn, Jo marolioert
met je lcop otnlaag als 'ly jonge ree.ruut. Hoe
gaat 't?
Prachtig weertje, lió?"
„Wol kapitein Schouwaart, u hier? Dat doet
me oprecht genoegen. Neem me niet kwalijk,
dat ik.
„Ik neem niets kwalijk! Maar ii propos, wat
hoor 'k van don vaandrig? Heb je 'n duel-
kwestie met graaf van Boden? Om dat aardige
freuletje op zijn kasteel, 't niet? Een zuster
van hem, hé?
Zou je niet zeggen hii lijkt op haar,
als 'n koolstronk op 'n lelie! Ja, ik had zoo
iets zien aankomen. De graaf voelt zich erg
veilig als voogd van de freule. Dat baantje pust
hü niet- graag. En al heb jii 'n mooie toekomst
vóór je, je bent toch niet van adel. Ojjzin
natuurlijk!"
„Wanneer hebt u den vaandrig gesproken?"
„"Vanmorgen. En nu heb ik 'n voorstel. Jij
bent tégen 't duel - principe», hé? Ja ja, dat
snap ik. Bovendien gevoel je, laten wb maar
zeggen: achting voor zijn zusje zou je 't niet
zóó kunnen schikken dat ik jou plaat» innam?"
„Onmbgelijk 1 Nèen kapitein, ik dank 11 voor
uwe, goede bedoelingen, maar door mijn zaak
in uwe handen te geven zou mijn daad in be
ginsel even
„Verkeerd zijlij Kletspraat! Je zou gelijk
|48
Alevrouw Hartman tyas overtuigd dat Ka-
rel zeker een wouw gelukkig zou maken en
ook dat hij een braaf en flink meisje bereid
zou vinden zijn levensgezellin te worden.
Tn zij wist - 0
er
wel eene met wie zij haar
feendin'ruziën Dit was
I'en moederoog a Crump,» Anna Noormaa.
Hartmgn wist- eind i* 8chcrP- Dn mevrouw
haar Karei liefhad dat Anna Noorman
haar indertijd get roffel,08, ,,raeer had het
gen van Karei bepleit hadte?^*114 de-be,,atl"
inderdaad had Anna vJ'3 haay'rien,hn.
En zij zou ibderfijd niet °/nma,n farel h('
hebUn lalGn
nis van den ouden Hartman. Maar zij wist
«at Karei niet haar, doch Rosa liefhad en
«aarom had zij haar geheim diep in haar w?
(Verborgen. iart'
- -- ti
Zij kwam bij mevrouw Hartman nu en
dan aan huis, ook nu nog on ging zoo onbo
vangen mogelijk ook mot Karei om, die niet
bevroedde welke gevoelens dit flinke meisje
voor hem koesterde.
Zijn moeder was een verstandige vrouw.
Toen Rosa Crump eenmaal getrouwd was
mocht ,zij hopen, dat Karel's smart daarover
langzamerhand zou slijten. En zij meende,
dat hij niet ongevoelig kon blijven vóórhaar
fmn/H en lieftalligheid. Maar zij was ver-
standig genoeg bij hem niet rechtstreeks er
Z f-w dm,-en> <lafc hij Anna Noorm.an
tot viouw zou vragen. Zij bevorderde alie'en,
dat deze dikwijls haar bezocht en dan ook
Karei ontmoette, die alle achting voelde
voor het flinke, degelijke meisje.
Hij bewonderde haar vooral om haar groo
te vriendschap voor Rosa.
Toen Rosa met Van Laecken trouwde was
die vriendschap bekoeld, maar zoodra- toen
het duidelijk werd, dat clit een zeer ongeluk
kig huwelijk was, had Anna Noorman alles
gedaan om de ongelukkige vrouw te troos
ten. En nu was zij feitelijk nog do eenige
vriendin uit Rosa's jonge meisjesleven, die
dikwijls haar bezocht, laar troostte cn zoo-
kerel, ik heb in geen jaren gevochtent De zaak
zou prachtig gaanl"
„Denk eens na, kapitein. Als u van Boden
doodle.
„Was or 'n kwajongen minder öp de wereld,"
viel de kapitein zijn eersten luitenant in de
rede. En terwijl hü zijn heftige gebaren en snel
len pas wat matigde, giQg hij voort: „Boven
dien, ik zou hem niet dooden. Een flinken op
stopper toedienen, anders niet. 't Is ook maar
liefhebberij, zie je."
Ondanks ziohzelv^n. moest luitenant Rhenen
glimlachen om de grappige voortvarendheid
van zijn ruwen kapitein,
„En dan vergeet u nog iets. De graaf zou
vlak-af weigeren."
„Dan kan ik er óók niets aan doön! 't Is an
ders jammer...Maar misschien is do melk
baard ook geen flinke schermpartii waard. En
fin, je weet t nu. Als je ^0 noodig hebt kun je
op me rekenen. Nu Rhenen, ik moet dezen weg
uit. Ben 3e-vanavond thuis? Dan kom ik hii je.
Adieu!"
„lot canavond, kapitein."
„n Aardige kerel," mompelde Ernest
Rhenen, terwijl hij verder ging „Jammer dat
hii zoo ruw en daarbij ongeloovig is.
„Ooi God's wil, help," gjide de oude meid, ter
wijl zu pandenwringeild staarde in den vuur
gloed, die t kasteel omgaf. „De freule is nog
met henedenGraaf, c|j zjjt een man, gü zijt
haar broer, red haar!"
De graaf schudde spijtig 't hoofd en rijn bleek
gelaat werd vaal van angst) aig hij dacht aan
t gevaar dat hem bedreigde, wanneer hii den
wenseh der dienstb0«9 zou vervuUen. Zóó plot
seling was de brand uitgebroken, zóó gretig
had t vuur zich verbreid, dat geen toegang tot
eu meor mogelijk scheen.
„Onmogelijk Anna! Ik heb gedaan wat ik
m°ag mi? f kanten komt nu hulp. Maar ik
Wt n? 1, n 11 iet wagen als 't geen nut
r,!L u81e!ile Vc''dieping is één vlam. Geen
meuseh kan daar doorheen, 't Is ontzettend,
maar ik kan er niet»
rw, mQts, mets aan üoenl
te aP'eken. toont gij '11 lafaard te
Waa,l'de te hechten aan mannen-
graaf din yte? Pe stem in zi.in oor en de
wn ii 1 Woedend omkeerde, koek in het
luitenant RheS* ^gekleurde «o]aat van
bü terug.
„Lafaard, red uw zuf.teri»
tr t Is J
8rfepr Il0m ruw hii den schouder en
zag hem met Hammonden blik in de oogen. „llc
durftT" redde=> W, daar «ij niet
Van alle Hid en stroomden de mensehen toe
rue urn ge iieklcige bliisohmiddelen, maar hun
hulp kwam te laat
man8 iöma"d in huis'" W'oeg 'n oude
'freule K a'e]meid "de
lvrvtr rv 1 1 00V vlamillen llCÖIl
ïu i Lf 01"1'1"11"' Ik.ben zoo ban
1 lue*; meer kunnen redden"....
^rnest was reeds de halfverbrande tnyi op-
ge«neld. Goddank, cle verdieping haa' nog wei
nig geleden. In den breeden corridor, die ge
heel gevuld was met rook, bleef hü plotseling
staan, voor zijn voeten laaf 'n witte gedaante,
roerloos als 'n lijk.
1 eresa,kreet hij en tilde haar op in zijn
sterke armen. Her. meisje openci'e langzaam de
oogen en herkende kaar helper.
„Kroest. hoe beu jU liior gekomen I"
„Ik moest je redden. J leveling, misschien
Kunnen we nog terug...."
Hij wilde haar de trap af naar beneden
dragen, maar verschrikt trad hü terug; aan
zijn voeten golfde een zee. van vuur.
„O Ernest," schreide zij. „J0 hadt 't niet
mogen doen. 't Is je dooa'!"
moe3t 'I doen, Teresa, want ik heb je
lief!' M
'Een schittering van geluk vonkte op ia haar
oogen. Toen dacht ze weer aan 't gevaar.
„Zou geen redding meer mogelijk zijn?"
„De trap is verbranddo'ramen riin
hoogf... maar wat is dat?.... God zij dank,
wij zijn gered!"
Een ladaer bonsde togen 't venster. Snel liep
Ernest, nog met do van tuigst machtelooze
geliefde m zijn armen, op 't raam to6 0n »p0e-
dig stond hij op do ladder, dio reeds door d
vlammen wera' aangetast.
Nauwelijks had 't volk boneden het paar ge-
zfn, of een-donderend „hoera" steeg op. Toen
Ernest met zijn last beneden luvam, haddon
z«n kleeren reeds vlam gevat en de rtfok die ip
z«n longen was gedrongen, belemmerde zijn
ademhaling. Hii hoorde als in 'n vooa 'j; ge.
.uuch der dorpelingen, voelde hoe men do freule
uit zijn armen losmaakte, zag als door 'n sche
mer 't opgewonden gezicht van zijn kapitein,
die haastig 'n mantel om hetn ll0en s]oeff om
t vuur te dooveif en Kef zich gewillig in 't
gras neerleggen.... Door de goede zorgen der
omstaanciors was dc dieigenzo bezwijming spoe
dig overwonnen en toen hij krachtig weer zioh
oprichtte, zag hii 't bleek gelaat der freule
dicht boven 't zijne.
„Ei-nest," fluisterde Laar Hove st0m, „hoe
moet ik je danken?"
Hii dacht niet meor aap de omstaanders, -aan
t brandend kasteel, hu^ zag alleen hdér
„Tk heb je met God's hulp mogen redden.
Mag ik 3e behouaen, v roeg Rij jn spanning.
Zjj reikte hom haar k1oine, blanke hand en
veel. mogul-jiv opvroolijkfce. En Rosa waar
deerde de opgewekte, de belango!ooze
vriendschap van Anna ten zeerste.
Op een vraag zeidc Rosa tot haar vriendin:
„Weet je nog Anna-, hoo gij mij vroeger
hebt geraden toch Karal^Hartman te kiezen?
Ik heb toen uw raad niet gevolgd. Nu zou
ik jou een raad willen geven en ik hoop, dat
gij mijn raad wol volgen zult. Dien Karei
Hartman moest gij zelf nemen."
Anna Noorman werd beurtelings bleek en
rood.
„Hoo komt gc cr in 's hemelsnaam bij,"
zeitle ze, „zeg toch'zulke malle dingen niet."
„Malie dingen, waarom?"
„Wel, gij zoudt evengoed ieder ander meis
je als mij dien raacl kunnen geven. Toen ik
je daarover sprak, was er sprake van, dat-
Hartman met -jou zou verloven. Ik wist, dat
hij van je hield en daarom zeido ik je dat.
Maar tusschen hem en mij bestaat er niets
dan ecu gewone vriendschap. En Karei Hart
man denkt er niet aan mij het hóf te ma
ken, zooals hij dit vroeger jou deed."
Zoo, denkt liij cr niet aan," zeide Rosa
zacht, „nu tl at valt mij van hem Jegen. Hij
is nu een govestig<J man, liij moest' gaan
't antwoord op E0a vraag lat hij lu haar yo«S*
tig-glanzendo oogen.
Toen schrikte hii op'.
„Wij mogen nu niet drooinen, Hoveling. Het
kasteel.
„Ligt daar.zeide zij weemoedig en weea
naar de rookende ruïnen en de instortende
muren.
Zoo stonden zR naast elkander, toen cfe kapi-
tein, vergezeld van Teresa's broeder, hen na-
dei de. V ervvonderd "hoorde Ernest z;jn vriend
spreken: „Luitenant Rhenen, de graaf van
Boden komt je zijn excuses aanbieden,"
Bleek ©n,ontdaan stond de graaf voor den
bruidegom zijner zuster.
„Mijnheer Rhenen, ik stol er prlja 0p. thans
te bekennen dat ik u zeer onbillijk behandeld
heb. Gij hebt u een held getoond. Ik dank u
voor 't geen gii gedaan hebt en ik hoop dat bij
mij mijn onrechtvaardige handelwüz© wilt ver
geven.'1
„Laten wij dö&r niet meer over spreken,
graaf. Als ik door uwe schuld' geleden heb. n'
hebt thans wel zwaar moeten hoeten en mij is
deze belooning méér dan genoeg," antwoordde
Ernest en nam teeder de had zijner bruid.
„Hm," bromde kapitein Schouwaart, „zoo'n
brandje is wel kostbaar, maar misschien toch
heter d»n 'n duel!"
ONZE NEUTRALITEIT.
Een behartigenswaardige opmerking maakt
het VADERLAND over onzs neutraliteits
politiek en do moeilijke positie onzer Re-
goering.
De besta steun 'aldus dit blad
dien men de Regeering Icrj de handhaving
yan hare neut-a'.it- itspoli1 iek kan gieven,
is zelf neutraal te tzijn. Dit wordt natuur
lijk niet in dien ,zin bedoe'd, dat men ge?n
persoonlijke sympathieën en antipathieën
zou mogen hebben; dat ware een on
redelijke eisch, waar deze wortelen in
den kijk, dien men pp de groots gebeurte
nissen om óns been heeft, in het milieu
waarin men Joeft, in d© vriendschapsbe
trekkingen, die m©n m©t buitenlanders
'heeft gesloten, maar pok vaak in d©
vrees die men voor ©en der oorlogvoeren
den me©r bepaaldolijk koestert. ,Maar wat
wel mag geëischt worden js, dat m©n die
sympathieën en anti-pntliieën nooit zoo
op den voorgrond brengt, dat de oorlog
voerenden recht hebben, a tuans sohijnjü
te lxe-bben; om i© .zeggen: Da Nederland-
sche Regeering en de Volksvertegenwoor
diging zijn oprecht» voorstanders van
.een© loyale neutraliteit, maar zij vinden
daarvoor bij hot Nederland ;o'.;e .volle n'et
voldoenden steun, terwijl iedereen w©et,
dat.Rögeieri'ng, Volksvertegenwoordiging
on Voik in deze .volkomen homogeen zijn,
en dat de enkele uitzonderingen daarop
slechts den regel bevestigen. Daarom is
liet zoo dubbel te betreuren, dat zeker
pers die zioH wel niet Hollaiidsehon naam
tooit, maar b.esllst nnti-Hoi'and ch i3, in
hare buitenlanclsch© beschouwingen het
zoover wist te brengen, dat men in do
Entente niet beter weet, dan dat wij
met. a-He kracht geporteerd zouden zijn
voor cle Central-en, terwijl1 zjj bij de Oen-
tr-alen de m&ening ingang verschaf!©, dat
wij eigenlijk verkapte hulptroepen ,van
de' Geassocieerden zouden zijn.
BELASTIN Cf-SPOED W ER K.
Men kent het spreekwoord: „Haastige
spood is zelden good"1
De waarheid van dit spreekwoord lieeft
weer eens bevestiging gevonden in de be
handeling van het wetsontwerp-tot heffing
van opcenten op do Verdcdigingsbelasting,
dat verleden week Dinsdag door de Tweede
Kamer is aangenomen.
Gelijk imen weet, was de Minister bij zijn
nader gewijzigd ontwerp van plan 60 opcen
ten te heffen, maar bedoelde het amendo-
ment-Oud de lagere inkomens (beneden do
f 7400) met minder dan 50 opcenten te be
hasten, de hoogerj progressief met meer.
Hoeveel meer? Daarvan lieeft zich blijkbaar
niemand, misschien de Minister 7,elf niet,
rekenschap gegeven en men lieeft er ool^
geen tijd voor. gehad, want men lieeft het
gewijzigde amendement-Oud zelfs zonder liet
gedrukt voor zich gehad te hebben, don
19den April aangenomen, na te voren een
voorstel van den heer Van Hamel tc hebben
verworpen om de behandeling ervan tol: ilun
volgenden Dinsdag uit to stellen ten eind©
den juisten tekst althans nog eens even
voor zich te kunnen zien cn 11a te gaan.
Zelfs de heer Oud zelf scheen dit 'niet over
bodig te achten; mot vindt zijn naam onder
de 17 voorstemmers van het voorstel Van
Hamel. 1
De NIEUWE COR NT Hoeft het tariff
van de Verdedigingshelasiirig II, zooals di|s
volgens het aangenomen, gfeamendr.erae wette-
ontwerp van den minister van Financiën
over liet- 'belastingjaar 1 Mei 1018 tot 30
April 1919 zal worden geheven, nog eens
nagerekend. De Kam/er heeft er zic|li den
tijd niet toe gegund.
Dat dit evenwel niet overbodig ware
geweest, zegt liet blad, zal uit liet hier
volgende blijken.
Wij hebben de sommen djo volgens liet
door het voorstel-Oud 'geamendeerd© ont-
wèrp In UtrjaaT vRfilft fnlfê®ren« zullen
■worden geheven, omgezet ïn opcenten op
dö Verdedigingsbefasting IL zooala zij tol
nu toe geheven werd.
Ziehier nu het wonderlijke resultaat
waartoe de halsr over-kop-toer van belas-
fdngwetgeving heeft geleid. Men lette op
de cijfers in de vierde kolorn van het
staatje; het zijn de opcenten, die nu feite
lijk op de Verdedigingsbelasting U in dit
jaar zullen worden gelegd.
Bij een in- Aansl. met Aanslag volgens het
komen van 50 Opcent
2,000 f
5,000
10,000
20,000
00,003
100,000
200.000
400.000
800,000
13.50
72.-
184.50
484.50
3102.-
7C09.50
19,609.50
43,609.50
91.609.50
geamendeerde ontwerp
Totaal bedr. Opcenten
8.40 6 2
65.40 36
203,40 ruim 05
608.40 ruim 88
4448.40 even 115
10.448.40 bijna 106
25.448.40 ruim 94
55.448.40 ruim 90
115,448.40 bijna 90
Zulk een spoed-tari?f kan het vo'gend -aar
natuurlijk niet behouden worden. Maar voor
één jaar meent het blad is het al on
houdbaar; gewoonweg: fout!
TEEKENEN- DES TIJDS.
In een artikel over „de toekomst van liet
militaire- vraagstuk" maakt© d© N. ROTT.
GT. dezer dagen eenige opmerkingen, die wel
de aandacht verdienen.
Hot blad sprak n.l. den wenseh uit-, dat
als do oorlog moot blijven, clan tsc'ade brand
stof niet' moer iu de toekomst zal worden
opgestapeld."
En hot werkte dit denkbeeld nader uit
als volgt:
De vredessteïkt© der legers, 'dat hat©-,
lijko, der m-enschheid onwaardige, mid
del in de hand van een geheimzinnig
diplomatiek bestier, moet verdwijnen. Wij
verwachten, wij kópen en vertrouwen,
dat do wassend© iuvlo©d van nieuw© dank
beelden eens ©en leger op nieuwen grond
slag? zal' brengen, dat in vredestijd ni©t
bestaat; ©en leger, dat een zuiver militaire
oefenschool zal worden.
Is vragen wij cl© verminderde
©11 stork verminderd© lust, om berojps-
officier en onderofficier to worden, zoo
beschouwd niet ©en- teek-sn des tijd;? Is
het verschijnsel, dat zoo .velen veront
rust, wel inderdaad een verontrustend
teeken
Er zullen voor instructeurs in de o-f -n-
echolen steeds voldoende, voor comman
danten van vrodeseen'-'edsn gsm voldoen
de krachten in de toekomst meer ts vin
den zijn. Het tij verloopt; de bakens mil
ten worden verzet.
Da vredeseenheden verdwijn.n en wor
den door oefenscholen vervangen.
Hot Is nog voorspelling, doch wanneet
men de strooming van id ©n tijd gade
slaat, clan zien wij in dio voórspeTin®
reeds zooveel zekerheid, dat wij er t gen
moeten waarschuwen, lapmiddelen aan ta
wonden, om ©en verdwijnend stals©! bo
ven water te houden.
Komende van ©en blad, dat vóór ©n tijdens
dezen oorlog meermalen ij'Vcrde voor uitbrei
ding en versterking onzer weermacht,, zijn
doze beschouwingen zeker merkwaardig.
Do ,.N. R. Ot." zal hierop later terugkomen,
zóoals zij schrijft, 011 wij doon dus 't best
met 0113 oordeel over het- door haar nog!
slechts in 't kort aangeduide standpunt op
to schorten.
Maar zóó'veel geeft <lete aanduiding toch
wel te verstaan, dat, wordt liet hier on! wik
kelde denkbeeld tot werkelijkheid gemaakt,
dit een radicale ommekeer in onze militair©
organisatie zou beteekénen.
En in elk geval blijkt uit het hevenstaand©,
dat ook bladen, die niet bepaald van anti-mUi»
tairisfischo propaganda zijn te verdenken, tot
óhot inzicht komen, hoe ondragelijk de ge
wapende vrede met. zijn alg©ni©enen dienst
plicht cn het voortdurend op de been houden
van een groot .staandlegei' iu vredes tijd, voor
dc volken wordt.
Da gewapende „vrede" met zijn a'd or
zwaardere persoonlijke en financieel1© lasten,
is niet vol to houden.
Ilij ruïneert d© Staten en hoopt de brand
stof voor den oorlog op.
De oude' spreuk, dat wie den vned© wil, zich'
moet wapenen en voorb.-pcidon tot den strijd,
is gebleken een leugen te zijn.
Het mflitaïrism© is daardoor gekomen tot
een ontwikkeling als nooit de wereld He,'ft
gekend ©11 de vreesalijk© gevolgen zijn n'et
uitgebleven.
Duidelijk moet het daarom wezen, en g© n
andere, geen bclero les kan men uit da ont-
trouwen. En wie zou liij dan beter kunnen
kiezen dan juist jou. En ondanks al je ver
zekeringen ben ik ervan overtuigd, dat hij
er ook wel a'dus over zal gaan denken.
Anna Noorman schudde heftig ontkennend
liet hoofd.
„Neen, neen, volstrekt niet," zeide zij, „als
ik dat kon v'ermo&don, zou ilc niet zoo met
hem on z'n moedor kunnen omgaan, als ik inu
doe. Er is daarvan absoluut geen sprake, ge
loof me toch, 011 kan daarvan zelfs geen-
sprake zijn. Kom, praten we er niit meer
over."
„Hoor eens, Anna, ik wilde cr juist wel
over spreken.' E11 vertel ine eens 'eerlijk:
Zoudt gij dan waarlijk ook zoo kleingeestig
zijn als ik liet indertijd was, zoudt gij hom
ook weigeren om die oude geschiedenis van
zijn vader? Dat kan ik van jou niet geloo-
ven." 1
„1.1c zal nooit voor do vraag gesteld wor
den in deze moeilijkheid een beslissing te
nemen," antwoordde Anna op kalmen toon
nu. „Karei Hartman denkt daaraan nj£t en
ik evenmin."
Maar Rosa was niet overtuigd. Zij voelde,
dat haar -vriendin wel ter dege Hartman
lioihad en zij hal zich inliet hoofd gesteld
mede te heipon om die twee mensehen ge
lukkig te maken. Lang dacht zij er over 11a,
hoe clit te do::n cn ten slotte besloot zjj
haar vader in vertrouwen te nemen.
„Hoor eens papa," zeide zij, -eenige da
gen 11a kaar gesprok met Anna, „ik geloof,
dat gij po Halman lierel veel invloed uit
oefent." i
„lk," vroeg Crump, „nu ik geloof veeleer,
dat gij Of» Hartman heel veel invloed uit
vlood heri't op" mij."
„Ja, ja, dat ook, daar twijfel ilc nieJ, aan.
MuaraKarel^ Hartman handelt t#ch ook wel
naar "uw raad, wat gij daarvan dan ook
zeggen moogt."
„Nu en als dit zoo ware, wat zou dat
dan?" i
„Wel, dan wordt het dunkt me tijd, dat gij'
hem suggereert, dat liij eens aan trouwen
moet gaan denken."
„Aan trouwen gaan denken. Moet Hart
man aan trouwen gaan denken? Maar kind,
hoe komt ge erbij."
„Nu, dat ligt- tocli zeer voor de han«l,
Hij is er oud en wijs genoeg voor.""
(Wordt vervolgd.)