IIEBWEIUIL (NIUT DE fEHEEBE KEUZE BUITENLAND rNNENLAND In en om Haarlem. Tweeüe Klasse. Vroolijk Allerlei DE DAM 1 AATJES FEUILLETON Zaterdag I Juni - Tweede blad ZWITSERLAND OOK amerikaansch? DUITSCHLAND BELGIË VERSPREIDE^BERICHTEN Leedvermaak? KB ARBEIDSBEMIDDELING. Het is een genot een half uurtje met onzen directeur der Gemeentelijke 'Arbeids beurs, den heer Sorgdrager, te keuvelen over het vraagstuk der arbeidsbemiddeling. Wanneer men op een middaguurtje door hem op zijn ruim, maar niet zeer huiselijk1, kantoor ontvangen wordt en de heer Sorg drager raakt aan het praten over de ar beidsbemiddeling, dan merkt men al gauw dat onze directeur der arbeidsbeurs zijn zaak en taak volkomen meester is; dat hij waarlijk van arbeidsbeurzen en alles wat ïnet arbeidsbemiddeling samenhangt meer af weet dan wat er uiterlijk van blijkt, wan neer hij zoo nu en dan van zijn stoel opstaat, naar het loket wandelt, waarvoor intusschen hat hoofd van een bezoeker is verschenen en hij deze helpt aan een inschrijv'ings- kaart, aan een bewijs voor werkmanskaart op het een of ander treintraject der H. IJ. S. M., of den gegadigde eenige inlichtingen verstrekt. De heer Sorgdrager knapt het werk aan de Abeidsbeurs geheel alleen op met en kel een helpster voor do vrouwenafdeeling, doch dat hij dan ook zijn onafscheidelijk pijpje niet in ledigheid rookt, blijkt wpl uit enkele cijfers over de prestatie der Ar beidsbeurs. Het is aan het bureau aan de Nieuwe Gracht een gestadig komen en gaan. Allereerst moet elke ingeschrevene bij de Arbeidt „ars minstens ééns in de week zijn inschrij vingskaart laten vernieuwen. Voorts kunnen arbeiders, die van den trein móeten gebruik malen, op verklaring der Arbeids beurs, direct een werkmanskaart krijgen, waarop zij anders niet dan na drie weken in een vreemde plaats te hebben gewerkt, recht hebben en dan leze men eens dat ver leden jaar het respectabele aantal van 7749 werkzoekenden zich lieten inschrijven. Als men aanneemt en dat is niet over dreven dat elke ingeschreven werklooze gemiddeld twaalf bezoeken aflegt vanaf den dag, dat hij wordt ingeschreven tot op het oogenblik dat hij wordt afgeschreven, dan komt men tot een 10Ó.000 bezoeken die de hreer S. heeft te ontvangen alleen van werk zoekenden. En allen ontvangt hij met een onverstoorbaar gemoedelijk humeur. Tel daar nog. bij dat verleden jaar 3357 aanvragen inkwamen van werkgevers, aan welke verzoeken om arbeiders liiet minder dan 2364 maal werd voldaan, plus de ette lijke malen dat vergeefsch werk wordt ver richt en men heeft een klein idee van den omvang van het werk aan de Haarlemsohe Arbeidsbeurs. De werkkring der Haarlemsohe Arbeids beurs strekt zich uit over de geheele streek vanaf Wijk aan Zee tot en met Hillegom en van West naar Oost vanaf Zandvoort tot en met Haarlemmermeer. Zij bestrijkt alzoo een geheel district, hetgeen voor de vcr- deeling van arbeidskrachten van zeergroot belang is. In iedere plaats is een corres pondent der Arbeidsbeurs te Haarlem ge vestigd en dit contaot met de verschillen de plaatsen maakt het mogelijk dat de ar beiders die in een bepaald vak of bezigheid in de eene plaats te veel zijn, naar een an dere worden gedirigeerd, waar er te kort zijn voor dezelfde soort werkzaamheden. Het bezwaar dat in de eene plaats aan een- zelf,ien Do nar le 'er mind r loon wo dt uitbe taald dan in .een andere is, in deze crisis tijden, ondervangen door de regeling van het Kon. Nat. Steuncomité, waarbij het ver schil in het hoogere met het lagere loon van den arbeider wordt bijgepast door het Steuncomité. Deze arbeidsverdeeling heeft door alle ar beidsbeurzen in Nederland- plaats wat haar eigen district aangaat, dcch bovendien be staat er een Centraal Bureau in den Haag, van waaruit de aWy>i 'skracliten over geheel het land worden verdeeld. Elke arbeidsbeurs zendt rapport naar dit bureau van het aan tal in haar district benooöigde werkkrach ten, dat voor bepaalde werkzaamheden be staat. Deze gegevens worden door middel van het Centraal Bureau verspreid over de verschillende arbeidsbeurzen in het land, waardoor elke arbeidsbeurs voortdurend op de hoogte is van den toestand in de ver schillende bedrijven In geheel Nederland en het niet kan voorkomen dat in een bepaal de streek een groot aantal arbeiders m een bepaald vak' werkloos rondloopen, terwijl er wellicht van die zelfde arbeiders op enkele uren afstand of een halven dag sporens groot gebrek is. Het nut van deze organisatie is natuurlijk' in tijden als wij nu beleven lang zoo' niet in het oog loopend als in normale tijden, maar ook nu wordt dikwijls nut uit deze regeling trokken. 'Het zou waarlijk van groot belang zijn deze nationale bemiddeling tot werkverschaf fing internationaal te maken en ware de alle planr.en in duigen-werpende oorlog er niet tusschen gekomen, dan zou zeer zeker contact zijn gezocht met soortgelijke ver- eenigingen als onze arbeidsbeurzen, in Frank rijk, Engeland, Amerika, Australië en ande re landen. Iets vam internationaal contact bestaat ook nu reeds en bestond voor den oorlog ook fn de arbeidsbeurs te Oberhausen (Duitsch land). Tooh beperkte de werkkring van deze beurs zich meer tot het geven van inlichtin gen over toestanden in bepaalde Duitsche bedrijven en voorkwam aldus dat Neder- landsohe arbeiders onder minder gunstige condities in Duitschland zouden arbeiden dan de Duitschers. Behalve den heilzamen invloed, van een internationale organisatie der arbeidsbeur zen op de verdeeling van den arbeid over een groot deel der wereld, zou ook Ihet doel kunnen nagestreefd worden, waarmede de beurs te Oberhausen werd opgericht endaar- mede gewaarborgd kunnen worden dat Ne- derlandscbe arbeiders onder niet minder gun stige voorwaarden zouden werken in de ver schillende landen, dan de inwoners dier lan den zelf. De heer Sorgdrager meent dat spoedig na den oorlog met deze internationale regeling zal worden begonnen. De jonge instelling der Arbeidsbeurzen heeft in haar kort leven alzoo reeds ten volle haar bestaansrecht bewezen en belooft voor de toekomst van nog grooter nut te worden door den invloed, die van haar kan uitgaan op de arbeidsregeling niet alleen in Nederland, maar ook naar buiten, waar door het wellicht mogelijk wordt een genees middel te bereiden voor tijden van groote crisis, zooals wij die in de laatste jaren, ook voor den oorlog, hebben meegemaakt. Wij meenden goed te doen- op deze ge meentelijke instelling eens wat meer het licht te laten vallen, alsook de aandacht te vestigen op den schakel, die stij kan vormen in ons economisch leven, waarvan het evenwicht he-t is in dezen oorlog duide lijk gebleken per slot van rekening, o.zoo licht, wordt verbroken. Je begrijpt nooit, als je al die mensehen op het perron ziet staan, hoe die in zoo'n paar be nauwde spoorwagens moeten worden geborgen. Zoo keek mijn vrouw ook erg bedenkelijk, toon er maar steeds meer door de eontroie kwamen en kaartjes lieten knippen. „Kamt de tweede klasse vóóraan of achter aan Ik begreep wel, dat de vraagi tot mij was ge richt, maar overwoog, dat een. gesprek over dit onderwerp allicht aanleiding kon geven tot lichte onaangenaamheden. Ik wist het natuurlijk niet, maar als ik die onwetendheid beleed, kon dit op zichzelf als onbeleefdheid worden opgevat. „Zoo, weet je 't weer niet. Natuurlijk niet. Als ik je iets vraag, weet je 't nooit. En je weet het natuur lijk wel." Dan zou ik antwoorden en zoo verder. Ook zou ik op goed«geluk af kunnen beweren, dat de tweede klasse vooraan kwam te staan. Maar dat gaf vijftig procent kans op vergis sing, en in dit geval was ik keelemaal verloren. Dan was het mijn opzet, om haar temidden van al d'at volk uit de derde klas te laten duwen en dringen. Wanneer wij zelf kaartjes derde klasse heb ben, wat ook wel eens gebeurt, dan staat de zaak heel ander» t dan wordt rechtmatige cri- tiek uitgeoefend op conducteurs en zoo, die zich verbeelden ver verheven te zijn boven die cierde klas mensehen. Maar nu hadden we tweede en waren zelf andere soort lieden. Enfin, ik vond het vsiliger om mijn aandacht te vestigen op een koffer, met kleurige etiket ten beplakt, behoorende bij een statigen heer In een grijs pak. Maar die uitvlucht ging niet op:. „Kun je me niet antwoorden!" Ik zette mijn meeat onschuldige gezicht, en in die kunst heb ik het gedurende de vele jaren van mijm huwelijksleven, al zeg ik het zelf, heel ver gebracht. „Zeker wel, vrouwtje. Vroeg je ietat" „Of wil je me niet antwoorden Hier paste een diplomatiek zwijgen, en dit maal werkte het goed, want ze herhaalde haar vraag, of de tweede klasse vooraan, kwam dan wel achteraan. „Dat is verschillend en soms zitten de wag gons door elkaar." „Ja, soms, maar ik bedoel nu, in dezen trein." Het geval werd moeilijker. „Ja, dat weet ik ook niet goed." „Kun je 't dan niet vragen?" „Aan wien.?" „Aan den chef natuurlijk. Hè, moet ik je 'dan alles voorkauwen Dit voad ik minder wenschehilf en zoo begaf ik me, om verder debat te voorkomen, naar den generaal van 't stationnetje. Deze was juist in gesprek met een dame, wat me gelegenheid gaf 0m deemoedig te wachten. Eindelijk was de quaestie van een fiets of iets dergelijks opgelost en kwam ik aan de beurt. „Goeden middag, 0hef. Weet u ook, of de tweede klas wagens vooraan in in trein zit ten?" De autoriteit keek naar bet volle perron. „Ik denk dat u blij moogt wezen, wanneer u mee komt. Stapt u maar zoo gauw mogelijk in, anders moet u staan De chef liep door en ik stond met een bood schap, die ik onmogelijk kon overbrengen. Juist wilde ik overleggen, hoe de zaak in te kleeden. toen mijn dierbare wederhelft al naast me stond. .„Wat zei de chef?" „Ja, dat er erg Veel mensehen zijn „Dat kunnen we zelf -wel zien. Maar van die wagens?" „Daarop heeft kii me «een antwoord ge geven. „Heb je 't dan ni6t gevraagd?» „J a, natuurlijk wel." »,Maar dan zal hij tooh zeker wel iets hebben gezegd." „Ja, juist dat 't erg vol liep en dat wo blü moesten wezen, als we een zitplaats krijgen. Bovendien kan ik wel staan." ,,JNu nog mooier. Dus misschien niet eens een plaatsje, en dan nog blii wezen on com mando." Ik zweeg en Wachtte verdere uitingen van logica en welsprekendheid af, terwijl ik con. stateerde, dat er steeds nog meer menseben kwamen. Mijn vrouw zag hetzelfde als ik en dat maak te haar ongeruster da» ze reeds was. wat me-oten we dan tooh doen?'' «wachten tot de trein komt en daa zoo gauw mogelijk instappen." „Waar m stappen?" ïlU Ae\ tr6in natuurlijk." rk probeerde het met Spartaansche wijsbe geerte tenminste ik geloof, dat mijn vriend 1 alot het zoo noemt, wanneer je zuinig bent met wóórden. Maar 't had geen kalmeerende uitwerking. „Ja bent een aWige man." Zij probeerde hot blijkbaar met dezelfde Pnilosophio «n zei niets, mee.r. hr Jrlonlc oen holaiffn aala'at hoopvolle ver- ivaoh tin #©f*, wok to betreffende do nadering van den Irela. maar tegelijk de vrees deed toe nemen. „Waasrom gaan we ook eigenlijk op reis?" Ik herinnerde haar in alle be«oh.»ideniieid er aan, dat zij zelve het plan had gemaakt tot dit uitstapje, dat ik het haar had afgeraden, doch dat zij op haar stuk had gestaan en dat ik het dus zeker niet helpen kon, als zioh eenige be zwaren voordeden. Dit maakte indruk, want ze stampte 'plotse ling met haar parasol, een nieuwe en dure op de steenen en verklaarde: „Als je zoo vervelend bent, ga ik huis." Het was mij niet volkomen duidelijk, waarin ruija vervelendheid bestond, maar ik achtte het beter op dit oogenblik gocu. nadere ophelde ring te vragen en mankte haar liever opmerk zaam op den naderenden trein. De locomotief kwam statig aan, in 't volle bewustzijn' van »üu waardigheid, 9n tergend langzaam. De trein reed voor en.?.at vol mensehen. naar Maar voor mijn wederhelft was de verma king toch toepasselijk, want ze liep heen en weer, alsof ze al de coupè's moest inspecteeren. Ten slotte kwam ze in botsing met den conduc teur. Was ik tegen haar aangeloopen, dan' zou me dat de nnodige, benevens nog eenige over bodigeopmerkingen hebben gekost; nu vroeg ze heel vriendelijk: „Hebt u nog een plaatsje voor ons?" Hij keek even langs een stukje trein. „Alles stampvol. Als u mee wilt, moet u maar ergens gaan staan." Dat deden we ten slotte 'toch ïn cfe 'derde en meteen reed de trein. Toen we 's avonds weer thuis waren, ver klaarde mijn vrouw, dat het een heel gezellig dagje was geweest. En ik mocht wat beleefd heid betreft, wel eens oen lesje nemen bij dien conducteur; „je weet wel. toen we heengingen." Tk zweeg. Ud. - „Ct-rm." Een Amerikaansche dame had in Zwitserland niet iemand uit het van den voormaligen Griekschen koning Konstantijn getennist Dit was den Amerikaanschen vertegenwoordiger daar niet naar den zin. Duitsche bladen melden, dat hij ter bestraffing den pas der dame niet' wenschte te vernieuwen. De Zwitsersche regee ring verhinderde dat hij haar nog op andere manier om haar „verkeer met den vijand" lastig viel. Toen zond hij een foto, waarop ze met die heeren tennissend stond afgebeeld, met een kant- teekening naar haar moeder. INBESLAGNEMING VAN GEDENK- TEEKENS. In Duitschland zijn thans alle gedenkteekens met het oog op de versmelting voor oorlogsdoel einden in drie soorten gesplitst, nl. 1. die welke direct worden opgeëischt, 2. die in geval van nog grooteren nood zullen worden opgevorderd éh 3. die welke hoogere kunst- of historische waarde bezitten en gespaard blijven. Gedenkteekens op graven vallen buiten de beslagneming. HET BELGISCHE PAARDENRAS. Het gaat slecht met het zoo bekendë Belgische paardenras. Enkele van de beste raspaarden wer den tijdig In veiligheid gebracht. Daarvan wer den reeds enkelen verkocht. De Belgische hengst „Indigène de Lessines", die een onderkomen gevonden had te Sluis in Zeeland, werd aangekocht door een groep paar denfokkers te Gulpen, voor de som van 110.-50 frank. Onlangs verkocht men te Waterloo (Iowa) in de Vereenigde Staten, een anderen Belgischen hengst, „Farceur", tegen 240,000 frank. ROUWKLEED1NG. In het vorstendom Lippe is tot de vrouwelijke bevolking het verzoek gericht van het dragen van rouwkleeding af te zien en zich tevreden te stellen met een rouwband, zulks om geen klee- dingsfoffen te verkwisten. HIJ RUSTE IN VREDE! In een plaatsje aan den Rijn had de dood graver een paar honderd kilo aardappelen op het kerkhof begraven, om ze aan inbeslagneming te onttrekken. Op het graf plaatste hij een kruis met „Hij ruste in vrede". Eenigen tijd later be merkte hij, dat op het kruis stond„Hij is opgei- staan". De aardappelen waren opgegraven en verdwenen 1 NIET VERLEGEN, „Kijk eens hier! Ia dat niet een haar in de boter?" „Ja, mevrouw, een koehaar. We geven er altijd een bij1 de boter, om te laten zien, dat 't geen margarine Is." MISVERSTAND. Een gtedeooreerde laat zich met zijn vróuw fotografeeren en zegt tot den fotograaf: Als men nu mijn kruis" maar goed ziet, meneer. Ja, dan moet u wat achteruit gaan en uw vrouw vooruit komen, was het antwoord. BEKENTENIS. Ik ben om het geld getrouwd. Maar dat zat toch zeker aan een vrouw vast? Ja, en wel zoo stevig, dat ik er tot nu toe nog geen cent van heb kunnen los krij gen. Onder het opschrift „Geen animo" wordt uit Steen wijk aan „Het Volk" gemeld: „Da hear G. H. Wijchgel, candidaat der Algemeens Staatspartij in 't kiesdistrict Zwolle, zou te Steen wijk spreken. Een flin ke. advertentie werd geplaatst, strooibiljet ten werden verspreid, doch de kiezers toon- jWMML- den zich ondankbaar. Een dame en twee „Hij is al vol." miia vrouw, mii aanziend heeren waren op de vergadering aanwezig, met een blik, alsof om baar te plagea, een Meer -het. Voor deze drie personen vond paar honderd tnecsohen haif afgehuurd om den de candidaat het niet noorttg zijn redevoo trein te bezetten. ring af te draaien. Hij iging dus onverrichter De eerste coup's bevatten twee klasse, maar ^ke en met Óén Ülu3ie mindCf dan Waar' reden ver door. Een derde klas waggon bleef voor ons stilstaan. „Gauw, vrouw, er is plaats; stap in." Als ze dadelijk nnin raad had gevolgd, was 't gelukt, maar ze keek rechts en links, naar boven en beneden en nu waren^ anderen* haar vóór. „Waarom stap je met in?" „'t Was derde klas- „Ja, dat weet ik ook wel." >,En rook en." „Nu j'a, 't is maar een kwartiertje." De mensehenmas!*a slonk met verrassende snelheid, maar wij hadden geen plaats. '.Vlug Instappen-/ riep een conducteur in totaal overbodtgen ilver Voor de goede zaak. mee hij was gekomen, huiswaarts.' 't Is een troost voor „Het Volk", zij 't dan een ijdela, dat de 3.D.A.P,-sprekers niet de éénigea zijn, die nog al eens voor 'nlegge zaal komen optreden om hun idealen te ver kondigen en de gunst en recommandatie te vragen voor eenzeteltje. En daarom gunnen wij haar die troost wel; maar dan moet het begrepen worden, dat het een isfcuk- je leedvermaak is, waarmede de „bewuste" volgelingen worden tevreden gesteld. „Het Volk" lacht met de ervaring, die da Alg. Staatspartij te Steenwijk opdeed; mahr... het is het lachen van den boer, die kiespijn heeft, zooals het spreekwoord zegt. GODSDIENST PRIVAATZAAK? Wijl het de S. D. A. P. te doen is, om snel de massa te winnen, wordt in „Het Volk," en in allerlei propaganda, het socialisme ge presenteerd als volstrekt niet strijdig met godsdienst. De leiders weten zelf wel beter, doch m n wit do massa snel winnen en in deze dagen kiezers werven. Het- is weer het oude liedje: Godsdienst is privaatzaak. Maar dan is liet nu ook goed te herinneren aan even-oude citaten van socialisten die d za leugen-leuze zelf al weerlegden. Dit deed nu de WelEerw. heer J. v. Wijk in het „Oentr.' en wij! halen ook gaarne op deze plaats d'e citaten aan omdat zo in deze tijdon van ac tie -op fabrieken en werkplaatsen den Kath. werk lieden van grooten dienst kunnen zijn. 7 December 1894 sprak Anseele a'dus in de Belgische KamerWanneer men ons, socia listen, vraagt, wat onze godsdienstige denk beelden zijn, dan zullen wij met Licbknecbt antwoordenW ij zij n Godloochenaars. Ook Gerhard zeido ^ronduit in „Het Volk," 8 Febr. 1903, dat cle geloovige arbeider, dio zich bij hen a ansloot, onvermijdelijk zijn kerk- geloof zou verliezen. In het sociaal-democratisch maandschrift „De Nieuwe Tijd," jaargang 1902, p. 722, schrijft F. van der Goes: „Ik houd da godi- dienstlooshoid voor een wezenlijk bestan i 'eel van het socialisme." Nogmaals in dat sociaaldemocratisch maandschrift, p. 205, schrijft H. Roland Holst: „Het historisch materialisme kan n et met 't Calvinistisch of eenig ander geloof aan een daadkrachtig god samengaan." Op p. 207: Voor sociaal-democraten wordt de zedenwet afgeleid, uit menschelijko wisselende verhoudingen en toestanden, uit da maatschappij wellen hare bronnen". NUMMER 31 1 jUN ONZE POLITIEKE CURSUS. Tot slot van onzen Politieken Cursus zal a.s. Woensdagavond een lezing worden gehouden over „Staatspensioen." iNu verschillende partijen niet dit paard- reuJttmo lijdam ia het noodisc dit onderwerp een» goed te bepreken, op-a'at onze mannen weten wat zij onder „Staatspensioen" hebben te verstaan en wat dat eigenlijk is. Gelukkig is het, dat onze voorzitter, de Volks- leeraar bij uitnemendheid, de heer J. A. de Lobel. dit onderwerp voor ona wil behandelen, Wij zijn nu verzekerd ieta te zullen hoor en, wat geen laawaaisaus is, geen rimram, geen hoogdravende woord-poospas, maar degelijk onderricht, waarvan men iets kan. meenemen, om het anderen te zeggen, bij woordenstrijd in fabrieken en werkplaatsen. Wij verzoeken daarom iederfeen propaganda te makon voor deze lezing. Alle Roomsohe Haarlemmers met hun vrou- wep, züa welkom. Zegt het voort. SPAARKAS ,,ST. NIOOLAAS." Met het terugbetalen der teveel betaalde gol den voor de brandstoffen wordt b#< gonnen op Dinsdag 4 Juni dea avonds, voor de letters A tot G. Op Donderdag 6 Juni voor de lettors H tot N. Voor de overige letters zal de uitbetaling nader worden aangekondigd. Geen uitbetaling zal geschieden indien de boekjes niet worden medegebracht. AGE»NDA „SOCIËTEIT ST. BAVO." Zondag 2 Juni; Bavo Bioscope 2, 4 en 8 uur. Bakkers. Maandag 3 Juni: Esperanto. Ondersteu ningsfonds 8)4 uuf. Slagers 8 uur. Arbeid Adelt 8 uur. k* Dinsdag 4 Juni: Fabrieksarbeiders 8 uur. Kruisverbond 8 uur. Naaisters 8 uur. Woensdag 5 Juni: Lezing „Staatspensioen, door den heer J. A. de Lobel, 8 uur. Donderdag 6 Junij Volkszang 8 uur, Ar beidsrecht 8V2 tot 0)4 uur. Armbestuur 8 uur. Transportarbeiders 8 uur. Bestuur Spoor eu Tram, 8 uur. Middenstandsvereenigiug, 8 uur. Vrjjdng 7 Juni; Rederijkers 8 uur. 57 Als ge u dus niet aan mishandeling bloot stellen wilt, wees dan voorzichtig." „Och wat praatjes, laffe bedreigingen," zei Eüuard. Maar toen hij weer alleen was, ifioest hij zich zelf bekennen, dat de mede- deeling van den inspecteur hem heel slecht aanstond. Eduard was nooit een held geweest en de idee, dat men wellicht pogen zou hem in donker te overvallen was allesbehalve ge schikt zijn humeur te verbeteren. En hij nam zich v/el ter dege voor voorzichtig fe zijn en den eersten tijd zich niet buiten te wagen. Intusschen had Rosa daags na het ongeluk zich naar het ziekenhuis begeven, waar de jongen verpleegd werd en daarna de ouders opgezocht. Deze hadden haar beleefd maar koud ontvangen. Ze begrepen wel, dat me vrouw er geen schuld aan had, maar als zij soms uitnaam van mijnheer kwam en geld geven wilde of zoo, kon zij wel onverrichter zake heengaan. Zij waren arm zij zouden de verpleegkosten slechts met grooto moeite 'kunnen betalen. Maar liever, zoo verklaar de de man, lijden we daar honger voor dan één cent aan te nemen van uw man. Want het is alles zijn schuld en als ons jongetje sterft..." Hij voltooide de zin niet maar Rosa huiverde onwillekeurig. De groote smart en de verbeten woede van den werkman troffen haar diep. Zij kon zich levendig voorstel len, hoe boos de arme vader zijn moest. Zij zocht tevergeefs woorden van troost, haar hulp werd afgewezen. Thuis gekomen schreef zij Hartman een briefje, waarin zij Karei vroeg, dat hij de ouders zou helpen. Natuurlijk was Hartman hiertoe volkomen bereid. Hij liet van den Berg bij zich op het kantoor komen. Maar met den man was niet veel te beginnen. „Neen mijnheer Hartman," zei hij, „hoe graag ik; anders ook door u geholpen zou worden nu wil ik dat niet. Want ziet u van cle Van Laecken's heb ik hulp geweigerd. Misschien hebben zij u verzocht mij te hel pen. Maar ik wil geheel vrij blijven. Ik zSal m'n eigen recht zoeken." Hartman sprak ernstig met den man en hield hem onder het oog, dat hij van dwaze wraakneming af moest zien. Het kon zeker waar zijn, dat'er schuld was bij mijnheer Van Laecken, maar het ongelukkige toeval had toch ook een groote rol gespeeld. De !man antwoordde niet veel en toen hij weer heen gegaan was, had Hartman niet de 0vertui-: ging,'tiat hij met z'n schoone redenaties veel had bereikt. Intusschen stierf de knaap niet, maar hij leed toch erge pijnen. En de geneesheer kon nog niet met beslistheid zeggen, dat hij weer geheel beter worden zou. Op een avond, het was nu al een week' na het ongeluk, kwam van den Berg van het ziekenhuis1, waar hij nog even was gaan informeeren naar den toestand van den zieke. Het ventje had juist weer hooge koorts en klaagde steeds nog over pijn. Telkens weer als de vader zag hoe ziek z'n jongen was, voelde hij z'n verbittering stijgen en ook' hu maakte wraakgevoel zicli van hem meester. „Wacht maar/' mompelde Hiji, „als ik! dien ,Va,n Laecken eens alleen tegen kom, zal ik bom z'n grappen wel afleeren. Laat hij zoo rijk zijn als hij wil, dat zal hem z'n straf niet doen ontloopen." Hij kon niet lang bij het zieke knaapje blijven en moest spoedig weg. Nu wilde het noodlottig toeval, dat Eduard van Laecken, die bot dan alleen maar over dag soms uitgegaan was, dien avond naar buiten was geslopen. De eerste indruk van het onheil was bij hem al weer over, hij hoorde iederen dag, dat de knaap nog leefde en meende, dat het zoo erg met hem niet zou zijn. jEn de vrees, dat men hem zou aanvallen, werd dus ook al minder. Daarom wilde li ij dien avond er eens uit, doch. nam nog wel zijn voorzorgsmaatregelen. Hij zou de volks buurten, vooral do straat waar die van den Berg en zijn vrienden woonden, vermijden. Hij behoefde zeker zoo geen vrees te koes teren hem te ontmoeten. Maar van Laecken dacht er niet aan, dat de gewonde knaap in het ziekenhuis lag en dat de vader het kind daar wellicht ging opzoeken. Hij nam juist zijn weg langs den singel, waaraan het ziekenhuis lag. En zoo lcwam het, dat toen van den Berg alleen langs den stillen singel wandelde, zijn woede en wraaklust opnieuw opgewekt door het zien van z'n lijdend zoon tje, dat hij toen op het onverwachts Eduanl van Laeoken ontmoette, den man dien luj haatte en dien hij het kwaad betaald wilde Z Opeens stonden zij tegenover elkaar. Beide waren in gedachten- verdiept geweest, nu wilden zij heide op zij wijken maa,r toen zag de werkman wien hij voor zich had. Met oen vloek hield hij hem staande. „Wacht even mooie mijnheer, wij hebben nog samen een appeltje te schillen," zei hij. Nu wist Eduard ook met wien hij te doen had. Radeloos zag liij om zich heen, maar zag geen kans te vluchten. Aan de eene zijde de hooge muur van den ziekenhuistuin, aan de andere zijde de singelgracht. Als hij izich omdraaide en vluchtte zou zijn tegenstander hem dadelijk ingehaald hebben. Hulpgeroep kon hier ook niet baten, want er was nie mand in de nabijheid. Daarom besloot Edu ard met don man te spreken, in ieder geval moest hij tijd winnen tot er misschien hulp kwam opdagen. Daarom antwoordde hij: „Wat wilt ge van mij van den Berg." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 5