IIEBWEIUIL (NIUT
DE fEHEEBE KEUZE
BUITENLAND
rNNENLAND
In en om Haarlem.
Tweeüe Klasse.
Vroolijk Allerlei
DE DAM 1 AATJES
FEUILLETON
Zaterdag I Juni - Tweede blad
ZWITSERLAND
OOK amerikaansch?
DUITSCHLAND
BELGIË
VERSPREIDE^BERICHTEN
Leedvermaak?
KB ARBEIDSBEMIDDELING.
Het is een genot een half uurtje met
onzen directeur der Gemeentelijke 'Arbeids
beurs, den heer Sorgdrager, te keuvelen
over het vraagstuk der arbeidsbemiddeling.
Wanneer men op een middaguurtje door
hem op zijn ruim, maar niet zeer huiselijk1,
kantoor ontvangen wordt en de heer Sorg
drager raakt aan het praten over de ar
beidsbemiddeling, dan merkt men al gauw
dat onze directeur der arbeidsbeurs zijn
zaak en taak volkomen meester is; dat hij
waarlijk van arbeidsbeurzen en alles wat
ïnet arbeidsbemiddeling samenhangt meer af
weet dan wat er uiterlijk van blijkt, wan
neer hij zoo nu en dan van zijn stoel opstaat,
naar het loket wandelt, waarvoor intusschen
hat hoofd van een bezoeker is verschenen
en hij deze helpt aan een inschrijv'ings-
kaart, aan een bewijs voor werkmanskaart
op het een of ander treintraject der H. IJ.
S. M., of den gegadigde eenige inlichtingen
verstrekt.
De heer Sorgdrager knapt het werk aan
de Abeidsbeurs geheel alleen op met en
kel een helpster voor do vrouwenafdeeling,
doch dat hij dan ook zijn onafscheidelijk
pijpje niet in ledigheid rookt, blijkt wpl uit
enkele cijfers over de prestatie der Ar
beidsbeurs.
Het is aan het bureau aan de Nieuwe
Gracht een gestadig komen en gaan.
Allereerst moet elke ingeschrevene bij de
Arbeidt „ars minstens ééns in de week zijn
inschrij vingskaart laten vernieuwen. Voorts
kunnen arbeiders, die van den trein móeten
gebruik malen, op verklaring der Arbeids
beurs, direct een werkmanskaart krijgen,
waarop zij anders niet dan na drie weken
in een vreemde plaats te hebben gewerkt,
recht hebben en dan leze men eens dat ver
leden jaar het respectabele aantal van 7749
werkzoekenden zich lieten inschrijven.
Als men aanneemt en dat is niet over
dreven dat elke ingeschreven werklooze
gemiddeld twaalf bezoeken aflegt vanaf den
dag, dat hij wordt ingeschreven tot op het
oogenblik dat hij wordt afgeschreven, dan
komt men tot een 10Ó.000 bezoeken die de
hreer S. heeft te ontvangen alleen van werk
zoekenden. En allen ontvangt hij met een
onverstoorbaar gemoedelijk humeur.
Tel daar nog. bij dat verleden jaar 3357
aanvragen inkwamen van werkgevers, aan
welke verzoeken om arbeiders liiet minder
dan 2364 maal werd voldaan, plus de ette
lijke malen dat vergeefsch werk wordt ver
richt en men heeft een klein idee van den
omvang van het werk aan de Haarlemsohe
Arbeidsbeurs.
De werkkring der Haarlemsohe Arbeids
beurs strekt zich uit over de geheele streek
vanaf Wijk aan Zee tot en met Hillegom en
van West naar Oost vanaf Zandvoort tot
en met Haarlemmermeer. Zij bestrijkt alzoo
een geheel district, hetgeen voor de vcr-
deeling van arbeidskrachten van zeergroot
belang is. In iedere plaats is een corres
pondent der Arbeidsbeurs te Haarlem ge
vestigd en dit contaot met de verschillen
de plaatsen maakt het mogelijk dat de ar
beiders die in een bepaald vak of bezigheid
in de eene plaats te veel zijn, naar een an
dere worden gedirigeerd, waar er te kort
zijn voor dezelfde soort werkzaamheden.
Het bezwaar dat in de eene plaats aan een-
zelf,ien Do nar le 'er mind r loon wo dt uitbe
taald dan in .een andere is, in deze crisis
tijden, ondervangen door de regeling van
het Kon. Nat. Steuncomité, waarbij het ver
schil in het hoogere met het lagere loon
van den arbeider wordt bijgepast door het
Steuncomité.
Deze arbeidsverdeeling heeft door alle ar
beidsbeurzen in Nederland- plaats wat haar
eigen district aangaat, dcch bovendien be
staat er een Centraal Bureau in den Haag,
van waaruit de aWy>i 'skracliten over geheel
het land worden verdeeld. Elke arbeidsbeurs
zendt rapport naar dit bureau van het aan
tal in haar district benooöigde werkkrach
ten, dat voor bepaalde werkzaamheden be
staat. Deze gegevens worden door middel
van het Centraal Bureau verspreid over de
verschillende arbeidsbeurzen in het land,
waardoor elke arbeidsbeurs voortdurend op
de hoogte is van den toestand in de ver
schillende bedrijven In geheel Nederland en
het niet kan voorkomen dat in een bepaal
de streek een groot aantal arbeiders m een
bepaald vak' werkloos rondloopen, terwijl er
wellicht van die zelfde arbeiders op enkele
uren afstand of een halven dag sporens
groot gebrek is.
Het nut van deze organisatie is natuurlijk'
in tijden als wij nu beleven lang zoo' niet
in het oog loopend als in normale tijden,
maar ook nu wordt dikwijls nut uit deze
regeling trokken.
'Het zou waarlijk van groot belang zijn
deze nationale bemiddeling tot werkverschaf
fing internationaal te maken en ware de
alle planr.en in duigen-werpende oorlog er
niet tusschen gekomen, dan zou zeer zeker
contact zijn gezocht met soortgelijke ver-
eenigingen als onze arbeidsbeurzen, in Frank
rijk, Engeland, Amerika, Australië en ande
re landen.
Iets vam internationaal contact bestaat ook
nu reeds en bestond voor den oorlog ook
fn de arbeidsbeurs te Oberhausen (Duitsch
land). Tooh beperkte de werkkring van deze
beurs zich meer tot het geven van inlichtin
gen over toestanden in bepaalde Duitsche
bedrijven en voorkwam aldus dat Neder-
landsohe arbeiders onder minder gunstige
condities in Duitschland zouden arbeiden
dan de Duitschers.
Behalve den heilzamen invloed, van een
internationale organisatie der arbeidsbeur
zen op de verdeeling van den arbeid over
een groot deel der wereld, zou ook Ihet doel
kunnen nagestreefd worden, waarmede de
beurs te Oberhausen werd opgericht endaar-
mede gewaarborgd kunnen worden dat Ne-
derlandscbe arbeiders onder niet minder gun
stige voorwaarden zouden werken in de ver
schillende landen, dan de inwoners dier lan
den zelf.
De heer Sorgdrager meent dat spoedig na
den oorlog met deze internationale regeling
zal worden begonnen.
De jonge instelling der Arbeidsbeurzen
heeft in haar kort leven alzoo reeds ten
volle haar bestaansrecht bewezen en belooft
voor de toekomst van nog grooter nut te
worden door den invloed, die van haar kan
uitgaan op de arbeidsregeling niet alleen
in Nederland, maar ook naar buiten, waar
door het wellicht mogelijk wordt een genees
middel te bereiden voor tijden van groote
crisis, zooals wij die in de laatste jaren,
ook voor den oorlog, hebben meegemaakt.
Wij meenden goed te doen- op deze ge
meentelijke instelling eens wat meer het
licht te laten vallen, alsook de aandacht
te vestigen op den schakel, die stij kan
vormen in ons economisch leven, waarvan
het evenwicht he-t is in dezen oorlog duide
lijk gebleken per slot van rekening, o.zoo
licht, wordt verbroken.
Je begrijpt nooit, als je al die mensehen op
het perron ziet staan, hoe die in zoo'n paar be
nauwde spoorwagens moeten worden geborgen.
Zoo keek mijn vrouw ook erg bedenkelijk,
toon er maar steeds meer door de eontroie
kwamen en kaartjes lieten knippen.
„Kamt de tweede klasse vóóraan of achter
aan
Ik begreep wel, dat de vraagi tot mij was ge
richt, maar overwoog, dat een. gesprek over dit
onderwerp allicht aanleiding kon geven tot
lichte onaangenaamheden.
Ik wist het natuurlijk niet, maar als ik die
onwetendheid beleed, kon dit op zichzelf als
onbeleefdheid worden opgevat. „Zoo, weet je
't weer niet. Natuurlijk niet. Als ik je iets
vraag, weet je 't nooit. En je weet het natuur
lijk wel."
Dan zou ik antwoorden en zoo verder.
Ook zou ik op goed«geluk af kunnen beweren,
dat de tweede klasse vooraan kwam te staan.
Maar dat gaf vijftig procent kans op vergis
sing, en in dit geval was ik keelemaal verloren.
Dan was het mijn opzet, om haar temidden van
al d'at volk uit de derde klas te laten duwen en
dringen.
Wanneer wij zelf kaartjes derde klasse heb
ben, wat ook wel eens gebeurt, dan staat de
zaak heel ander» t dan wordt rechtmatige cri-
tiek uitgeoefend op conducteurs en zoo, die zich
verbeelden ver verheven te zijn boven die cierde
klas mensehen.
Maar nu hadden we tweede en waren zelf
andere soort lieden.
Enfin, ik vond het vsiliger om mijn aandacht
te vestigen op een koffer, met kleurige etiket
ten beplakt, behoorende bij een statigen heer In
een grijs pak.
Maar die uitvlucht ging niet op:.
„Kun je me niet antwoorden!"
Ik zette mijn meeat onschuldige gezicht, en
in die kunst heb ik het gedurende de vele jaren
van mijm huwelijksleven, al zeg ik het zelf, heel
ver gebracht.
„Zeker wel, vrouwtje. Vroeg je ietat"
„Of wil je me niet antwoorden
Hier paste een diplomatiek zwijgen, en dit
maal werkte het goed, want ze herhaalde haar
vraag, of de tweede klasse vooraan, kwam dan
wel achteraan.
„Dat is verschillend en soms zitten de wag
gons door elkaar."
„Ja, soms, maar ik bedoel nu, in dezen trein."
Het geval werd moeilijker.
„Ja, dat weet ik ook niet goed."
„Kun je 't dan niet vragen?"
„Aan wien.?"
„Aan den chef natuurlijk. Hè, moet ik je 'dan
alles voorkauwen
Dit voad ik minder wenschehilf en zoo begaf
ik me, om verder debat te voorkomen, naar den
generaal van 't stationnetje.
Deze was juist in gesprek met een dame, wat
me gelegenheid gaf 0m deemoedig te wachten.
Eindelijk was de quaestie van een fiets of iets
dergelijks opgelost en kwam ik aan de beurt.
„Goeden middag, 0hef. Weet u ook, of de
tweede klas wagens vooraan in in trein zit
ten?"
De autoriteit keek naar bet volle perron.
„Ik denk dat u blij moogt wezen, wanneer u
mee komt. Stapt u maar zoo gauw mogelijk in,
anders moet u staan
De chef liep door en ik stond met een bood
schap, die ik onmogelijk kon overbrengen.
Juist wilde ik overleggen, hoe de zaak in te
kleeden. toen mijn dierbare wederhelft al naast
me stond.
.„Wat zei de chef?"
„Ja, dat er erg Veel mensehen zijn
„Dat kunnen we zelf -wel zien. Maar van die
wagens?"
„Daarop heeft kii me «een antwoord ge
geven.
„Heb je 't dan ni6t gevraagd?»
„J a, natuurlijk wel."
»,Maar dan zal hij tooh zeker wel iets hebben
gezegd."
„Ja, juist dat 't erg vol liep en dat wo blü
moesten wezen, als we een zitplaats krijgen.
Bovendien kan ik wel staan."
,,JNu nog mooier. Dus misschien niet eens
een plaatsje, en dan nog blii wezen on com
mando."
Ik zweeg en Wachtte verdere uitingen van
logica en welsprekendheid af, terwijl ik con.
stateerde, dat er steeds nog meer menseben
kwamen.
Mijn vrouw zag hetzelfde als ik en dat maak
te haar ongeruster da» ze reeds was.
wat me-oten we dan tooh doen?''
«wachten tot de trein komt en daa zoo
gauw mogelijk instappen."
„Waar m stappen?"
ïlU Ae\ tr6in natuurlijk."
rk probeerde het met Spartaansche wijsbe
geerte tenminste ik geloof, dat mijn vriend
1 alot het zoo noemt, wanneer je zuinig bent
met wóórden. Maar 't had geen kalmeerende
uitwerking.
„Ja bent een aWige man."
Zij probeerde hot blijkbaar met dezelfde
Pnilosophio «n zei niets, mee.r.
hr Jrlonlc oen holaiffn aala'at hoopvolle ver-
ivaoh tin #©f*, wok to betreffende do nadering van
den Irela. maar tegelijk de vrees deed toe
nemen.
„Waasrom gaan we ook eigenlijk op reis?"
Ik herinnerde haar in alle be«oh.»ideniieid er
aan, dat zij zelve het plan had gemaakt tot dit
uitstapje, dat ik het haar had afgeraden, doch
dat zij op haar stuk had gestaan en dat ik het
dus zeker niet helpen kon, als zioh eenige be
zwaren voordeden.
Dit maakte indruk, want ze stampte 'plotse
ling met haar parasol, een nieuwe en dure op
de steenen en verklaarde:
„Als je zoo vervelend bent, ga ik
huis."
Het was mij niet volkomen duidelijk, waarin
ruija vervelendheid bestond, maar ik achtte het
beter op dit oogenblik gocu. nadere ophelde
ring te vragen en mankte haar liever opmerk
zaam op den naderenden trein.
De locomotief kwam statig aan, in 't volle
bewustzijn' van ȟu waardigheid, 9n tergend
langzaam.
De trein reed voor en.?.at vol mensehen.
naar
Maar voor mijn wederhelft was de verma
king toch toepasselijk, want ze liep heen en
weer, alsof ze al de coupè's moest inspecteeren.
Ten slotte kwam ze in botsing met den conduc
teur. Was ik tegen haar aangeloopen, dan' zou
me dat de nnodige, benevens nog eenige over
bodigeopmerkingen hebben gekost; nu vroeg
ze heel vriendelijk:
„Hebt u nog een plaatsje voor ons?"
Hij keek even langs een stukje trein.
„Alles stampvol. Als u mee wilt, moet u maar
ergens gaan staan."
Dat deden we ten slotte 'toch ïn cfe 'derde en
meteen reed de trein.
Toen we 's avonds weer thuis waren, ver
klaarde mijn vrouw, dat het een heel gezellig
dagje was geweest. En ik mocht wat beleefd
heid betreft, wel eens oen lesje nemen bij dien
conducteur; „je weet wel. toen we heengingen."
Tk zweeg.
Ud. - „Ct-rm."
Een Amerikaansche dame had in Zwitserland
niet iemand uit het van den voormaligen
Griekschen koning Konstantijn getennist Dit
was den Amerikaanschen vertegenwoordiger
daar niet naar den zin. Duitsche bladen melden,
dat hij ter bestraffing den pas der dame niet'
wenschte te vernieuwen. De Zwitsersche regee
ring verhinderde dat hij haar nog op andere
manier om haar „verkeer met den vijand" lastig
viel. Toen zond hij een foto, waarop ze met die
heeren tennissend stond afgebeeld, met een kant-
teekening naar haar moeder.
INBESLAGNEMING VAN GEDENK-
TEEKENS.
In Duitschland zijn thans alle gedenkteekens
met het oog op de versmelting voor oorlogsdoel
einden in drie soorten gesplitst, nl. 1. die welke
direct worden opgeëischt, 2. die in geval van nog
grooteren nood zullen worden opgevorderd éh
3. die welke hoogere kunst- of historische waarde
bezitten en gespaard blijven. Gedenkteekens op
graven vallen buiten de beslagneming.
HET BELGISCHE PAARDENRAS.
Het gaat slecht met het zoo bekendë Belgische
paardenras. Enkele van de beste raspaarden wer
den tijdig In veiligheid gebracht. Daarvan wer
den reeds enkelen verkocht.
De Belgische hengst „Indigène de Lessines",
die een onderkomen gevonden had te Sluis in
Zeeland, werd aangekocht door een groep paar
denfokkers te Gulpen, voor de som van 110.-50
frank. Onlangs verkocht men te Waterloo (Iowa)
in de Vereenigde Staten, een anderen Belgischen
hengst, „Farceur", tegen 240,000 frank.
ROUWKLEED1NG.
In het vorstendom Lippe is tot de vrouwelijke
bevolking het verzoek gericht van het dragen
van rouwkleeding af te zien en zich tevreden te
stellen met een rouwband, zulks om geen klee-
dingsfoffen te verkwisten.
HIJ RUSTE IN VREDE!
In een plaatsje aan den Rijn had de dood
graver een paar honderd kilo aardappelen op
het kerkhof begraven, om ze aan inbeslagneming
te onttrekken. Op het graf plaatste hij een kruis
met „Hij ruste in vrede". Eenigen tijd later be
merkte hij, dat op het kruis stond„Hij is opgei-
staan". De aardappelen waren opgegraven en
verdwenen 1
NIET VERLEGEN,
„Kijk eens hier! Ia dat niet een haar in
de boter?"
„Ja, mevrouw, een koehaar. We geven
er altijd een bij1 de boter, om te laten zien,
dat 't geen margarine Is."
MISVERSTAND.
Een gtedeooreerde laat zich met zijn vróuw
fotografeeren en zegt tot den fotograaf:
Als men nu mijn kruis" maar goed ziet,
meneer.
Ja, dan moet u wat achteruit gaan en
uw vrouw vooruit komen, was het antwoord.
BEKENTENIS.
Ik ben om het geld getrouwd.
Maar dat zat toch zeker aan een vrouw
vast?
Ja, en wel zoo stevig, dat ik er tot nu
toe nog geen cent van heb kunnen los krij
gen.
Onder het opschrift „Geen animo" wordt
uit Steen wijk aan „Het Volk" gemeld:
„Da hear G. H. Wijchgel, candidaat der
Algemeens Staatspartij in 't kiesdistrict
Zwolle, zou te Steen wijk spreken. Een flin
ke. advertentie werd geplaatst, strooibiljet
ten werden verspreid, doch de kiezers toon-
jWMML- den zich ondankbaar. Een dame en twee
„Hij is al vol." miia vrouw, mii aanziend heeren waren op de vergadering aanwezig,
met een blik, alsof om baar te plagea, een Meer -het. Voor deze drie personen vond
paar honderd tnecsohen haif afgehuurd om den de candidaat het niet noorttg zijn redevoo
trein te bezetten. ring af te draaien. Hij iging dus onverrichter
De eerste coup's bevatten twee klasse, maar ^ke en met Óén Ülu3ie mindCf dan Waar'
reden ver door. Een derde klas waggon bleef
voor ons stilstaan.
„Gauw, vrouw, er is plaats; stap in."
Als ze dadelijk nnin raad had gevolgd, was 't
gelukt, maar ze keek rechts en links, naar boven
en beneden en nu waren^ anderen* haar vóór.
„Waarom stap je met in?"
„'t Was derde klas-
„Ja, dat weet ik ook wel."
>,En rook en."
„Nu j'a, 't is maar een kwartiertje."
De mensehenmas!*a slonk met verrassende
snelheid, maar wij hadden geen plaats.
'.Vlug Instappen-/ riep een conducteur in
totaal overbodtgen ilver Voor de goede zaak.
mee hij was gekomen, huiswaarts.'
't Is een troost voor „Het Volk", zij 't
dan een ijdela, dat de 3.D.A.P,-sprekers niet
de éénigea zijn, die nog al eens voor 'nlegge
zaal komen optreden om hun idealen te ver
kondigen en de gunst en recommandatie te
vragen voor eenzeteltje. En daarom
gunnen wij haar die troost wel; maar dan
moet het begrepen worden, dat het een isfcuk-
je leedvermaak is, waarmede de „bewuste"
volgelingen worden tevreden gesteld.
„Het Volk" lacht met de ervaring, die da
Alg. Staatspartij te Steenwijk opdeed; mahr...
het is het lachen van den boer, die kiespijn
heeft, zooals het spreekwoord zegt.
GODSDIENST PRIVAATZAAK?
Wijl het de S. D. A. P. te doen is, om snel
de massa te winnen, wordt in „Het Volk,"
en in allerlei propaganda, het socialisme ge
presenteerd als volstrekt niet strijdig met
godsdienst.
De leiders weten zelf wel beter, doch m n
wit do massa snel winnen en in deze dagen
kiezers werven.
Het- is weer het oude liedje: Godsdienst
is privaatzaak.
Maar dan is liet nu ook goed te herinneren
aan even-oude citaten van socialisten die d za
leugen-leuze zelf al weerlegden. Dit deed nu
de WelEerw. heer J. v. Wijk in het „Oentr.'
en wij! halen ook gaarne op deze plaats d'e
citaten aan omdat zo in deze tijdon van ac tie
-op fabrieken en werkplaatsen den Kath. werk
lieden van grooten dienst kunnen zijn.
7 December 1894 sprak Anseele a'dus in
de Belgische KamerWanneer men ons, socia
listen, vraagt, wat onze godsdienstige denk
beelden zijn, dan zullen wij met Licbknecbt
antwoordenW ij zij n Godloochenaars.
Ook Gerhard zeido ^ronduit in „Het Volk,"
8 Febr. 1903, dat cle geloovige arbeider, dio
zich bij hen a ansloot, onvermijdelijk zijn kerk-
geloof zou verliezen.
In het sociaal-democratisch maandschrift
„De Nieuwe Tijd," jaargang 1902, p. 722,
schrijft F. van der Goes: „Ik houd da godi-
dienstlooshoid voor een wezenlijk bestan i 'eel
van het socialisme."
Nogmaals in dat sociaaldemocratisch
maandschrift, p. 205, schrijft H. Roland Holst:
„Het historisch materialisme kan n et met 't
Calvinistisch of eenig ander geloof aan een
daadkrachtig god samengaan."
Op p. 207: Voor sociaal-democraten
wordt de zedenwet afgeleid, uit menschelijko
wisselende verhoudingen en toestanden, uit da
maatschappij wellen hare bronnen".
NUMMER 31 1 jUN
ONZE POLITIEKE CURSUS.
Tot slot van onzen Politieken Cursus zal a.s.
Woensdagavond een lezing worden gehouden
over „Staatspensioen."
iNu verschillende partijen niet dit paard-
reuJttmo lijdam ia het noodisc dit onderwerp
een» goed te bepreken, op-a'at onze mannen
weten wat zij onder „Staatspensioen" hebben
te verstaan en wat dat eigenlijk is.
Gelukkig is het, dat onze voorzitter, de Volks-
leeraar bij uitnemendheid, de heer J. A. de
Lobel. dit onderwerp voor ona wil behandelen,
Wij zijn nu verzekerd ieta te zullen hoor en,
wat geen laawaaisaus is, geen rimram, geen
hoogdravende woord-poospas, maar degelijk
onderricht, waarvan men iets kan. meenemen,
om het anderen te zeggen, bij woordenstrijd in
fabrieken en werkplaatsen.
Wij verzoeken daarom iederfeen propaganda te
makon voor deze lezing.
Alle Roomsohe Haarlemmers met hun vrou-
wep, züa welkom.
Zegt het voort.
SPAARKAS ,,ST. NIOOLAAS."
Met het terugbetalen der teveel betaalde gol
den voor de brandstoffen wordt b#<
gonnen op Dinsdag 4 Juni dea avonds, voor de
letters A tot G. Op Donderdag 6 Juni voor de
lettors H tot N. Voor de overige letters zal de
uitbetaling nader worden aangekondigd.
Geen uitbetaling zal geschieden indien de
boekjes niet worden medegebracht.
AGE»NDA „SOCIËTEIT ST. BAVO."
Zondag 2 Juni; Bavo Bioscope 2, 4 en 8 uur.
Bakkers.
Maandag 3 Juni: Esperanto. Ondersteu
ningsfonds 8)4 uuf. Slagers 8 uur. Arbeid
Adelt 8 uur. k*
Dinsdag 4 Juni: Fabrieksarbeiders 8 uur.
Kruisverbond 8 uur. Naaisters 8 uur.
Woensdag 5 Juni: Lezing „Staatspensioen,
door den heer J. A. de Lobel, 8 uur.
Donderdag 6 Junij Volkszang 8 uur, Ar
beidsrecht 8V2 tot 0)4 uur. Armbestuur 8 uur.
Transportarbeiders 8 uur. Bestuur Spoor eu
Tram, 8 uur. Middenstandsvereenigiug,
8 uur.
Vrjjdng 7 Juni; Rederijkers 8 uur.
57
Als ge u dus niet aan mishandeling bloot
stellen wilt, wees dan voorzichtig."
„Och wat praatjes, laffe bedreigingen," zei
Eüuard. Maar toen hij weer alleen was,
ifioest hij zich zelf bekennen, dat de mede-
deeling van den inspecteur hem heel slecht
aanstond.
Eduard was nooit een held geweest en de
idee, dat men wellicht pogen zou hem in
donker te overvallen was allesbehalve ge
schikt zijn humeur te verbeteren. En hij
nam zich v/el ter dege voor voorzichtig fe
zijn en den eersten tijd zich niet buiten te
wagen.
Intusschen had Rosa daags na het ongeluk
zich naar het ziekenhuis begeven, waar de
jongen verpleegd werd en daarna de ouders
opgezocht. Deze hadden haar beleefd maar
koud ontvangen. Ze begrepen wel, dat me
vrouw er geen schuld aan had, maar als zij
soms uitnaam van mijnheer kwam en geld
geven wilde of zoo, kon zij wel onverrichter
zake heengaan. Zij waren arm zij zouden
de verpleegkosten slechts met grooto moeite
'kunnen betalen. Maar liever, zoo verklaar
de de man, lijden we daar honger voor dan
één cent aan te nemen van uw man. Want
het is alles zijn schuld en als ons jongetje
sterft..." Hij voltooide de zin niet maar Rosa
huiverde onwillekeurig. De groote smart en
de verbeten woede van den werkman troffen
haar diep. Zij kon zich levendig voorstel
len, hoe boos de arme vader zijn moest.
Zij zocht tevergeefs woorden van troost,
haar hulp werd afgewezen.
Thuis gekomen schreef zij Hartman een
briefje, waarin zij Karei vroeg, dat hij de
ouders zou helpen. Natuurlijk was Hartman
hiertoe volkomen bereid. Hij liet van den
Berg bij zich op het kantoor komen. Maar
met den man was niet veel te beginnen.
„Neen mijnheer Hartman," zei hij, „hoe
graag ik; anders ook door u geholpen zou
worden nu wil ik dat niet. Want ziet u van
cle Van Laecken's heb ik hulp geweigerd.
Misschien hebben zij u verzocht mij te hel
pen. Maar ik wil geheel vrij blijven. Ik zSal
m'n eigen recht zoeken."
Hartman sprak ernstig met den man en
hield hem onder het oog, dat hij van dwaze
wraakneming af moest zien. Het kon zeker
waar zijn, dat'er schuld was bij mijnheer Van
Laecken, maar het ongelukkige toeval had
toch ook een groote rol gespeeld. De !man
antwoordde niet veel en toen hij weer heen
gegaan was, had Hartman niet de 0vertui-:
ging,'tiat hij met z'n schoone redenaties veel
had bereikt.
Intusschen stierf de knaap niet, maar hij
leed toch erge pijnen. En de geneesheer kon
nog niet met beslistheid zeggen, dat hij weer
geheel beter worden zou.
Op een avond, het was nu al een week' na
het ongeluk, kwam van den Berg van
het ziekenhuis1, waar hij nog even was gaan
informeeren naar den toestand van den zieke.
Het ventje had juist weer hooge koorts en
klaagde steeds nog over pijn. Telkens weer
als de vader zag hoe ziek z'n jongen was,
voelde hij z'n verbittering stijgen en ook' hu
maakte wraakgevoel zicli van hem meester.
„Wacht maar/' mompelde Hiji, „als ik! dien
,Va,n Laecken eens alleen tegen kom, zal ik
bom z'n grappen wel afleeren. Laat hij zoo
rijk zijn als hij wil, dat zal hem z'n straf
niet doen ontloopen."
Hij kon niet lang bij het zieke knaapje
blijven en moest spoedig weg.
Nu wilde het noodlottig toeval, dat Eduard
van Laecken, die bot dan alleen maar over
dag soms uitgegaan was, dien avond naar
buiten was geslopen. De eerste indruk van
het onheil was bij hem al weer over, hij
hoorde iederen dag, dat de knaap nog leefde
en meende, dat het zoo erg met hem niet zou
zijn. jEn de vrees, dat men hem zou aanvallen,
werd dus ook al minder. Daarom wilde li ij
dien avond er eens uit, doch. nam nog wel
zijn voorzorgsmaatregelen. Hij zou de volks
buurten, vooral do straat waar die van den
Berg en zijn vrienden woonden, vermijden.
Hij behoefde zeker zoo geen vrees te koes
teren hem te ontmoeten. Maar van Laecken
dacht er niet aan, dat de gewonde knaap
in het ziekenhuis lag en dat de vader het
kind daar wellicht ging opzoeken. Hij nam
juist zijn weg langs den singel, waaraan het
ziekenhuis lag. En zoo lcwam het, dat toen
van den Berg alleen langs den stillen singel
wandelde, zijn woede en wraaklust opnieuw
opgewekt door het zien van z'n lijdend zoon
tje, dat hij toen op het onverwachts Eduanl
van Laeoken ontmoette, den man dien luj
haatte en dien hij het kwaad betaald wilde
Z Opeens stonden zij tegenover elkaar. Beide
waren in gedachten- verdiept geweest, nu
wilden zij heide op zij wijken maa,r toen
zag de werkman wien hij voor zich had. Met
oen vloek hield hij hem staande.
„Wacht even mooie mijnheer, wij hebben
nog samen een appeltje te schillen," zei hij.
Nu wist Eduard ook met wien hij te doen
had. Radeloos zag liij om zich heen, maar
zag geen kans te vluchten. Aan de eene zijde
de hooge muur van den ziekenhuistuin, aan
de andere zijde de singelgracht. Als hij izich
omdraaide en vluchtte zou zijn tegenstander
hem dadelijk ingehaald hebben. Hulpgeroep
kon hier ook niet baten, want er was nie
mand in de nabijheid. Daarom besloot Edu
ard met don man te spreken, in ieder geval
moest hij tijd winnen tot er misschien hulp
kwam opdagen. Daarom antwoordde hij:
„Wat wilt ge van mij van den Berg."
(Wordt vervolgd.)