t
DE SAMENZWERING.
T buitenland.
REGEER1NGS-VISCH.
UEESCIBISTllllTiE HAARLEM
gekorven tabak.
EIWIT EN EIGEEL.
feuilleton
P. W. TWEEHUIJSEN,
Onze Taak.
Vroolijk Allerlei
VERVOERVERBOD VAN
VEBBOUWVEBBOD KARWIi.
WAT DE PERS ZEGT
WITTE SCHOENEN
STERKE VETERS
s "ir- s Sc?',eri rtt "h*
B!KSBA£ 9 JI3LS 19S3
42ste JAARGANG 9683
OE ABONNEMENTSPRIJS BEDRAAGT VOOR HAARLEM EH AGENTSCHAPPEN: PER KWARTAAL f 195; PER WEEK IS CEMT3; FRANCO PER POST PER KWARTAAL t MO
per persoon één pond Visch
2 ons Paardenvleesch
VERVOERVERBOD
WERELDBRAND.
NIEUW LEVEN IN.. ALBANIË RUIM
DUIZEND GEVANGENEN - STILSTAND IN
ITALIË - RUST iN HET WESTEN.
'INGEZONDEN MEDEDEELING.)
Barteljorissiraat 27. TEL. 1770
RUSLAND
DE TOESTAND DE OPSTAND IN MOSKOU
ONDERDRUKT DE MOORD OP DEN DUIT-
SCHEN GEZANT EEN GEVECHT OM
DE MOORDENAARS DE ACTIE AAN Dï
MOERMANKUST - INTERVENTIE DER
JAPANNERS IN SIBERIE EEN OFFiCIEELE
TEGENSPRAAK OVER DEN MOORD OP DEN
EX-CZAAR - NIEUWE VERBROKKELING
VAN RUSLAND.
.J*-*
HAARLE
Woensdag 10 Juli verkrijgbaar van 10 uur
v.m. tot 1 uur n.m. 7280
op vertoon van
VISCHKAART NO. 11200—11800
in de Gemeentelijke Vischhal;
De Directeur v. h. Gem. Levensmiddelenburean
F. DE JONGE.
Verkrijgbaar op Woensdag 10 Juli, des
middags van 25 uur op bon no. 13, let
ters 1 en I
bij WISKER, Kerkhofstraat 24. 2786
De Gemeentebesturen van HAARLEM,
BENNEBROEK, HEEMSTEDE en SCHOTEN
brengen ter kennis, dat door den Minister
v&n L. N. en H. het vervoer van gekorven
tabak verboden is. Ontheffing van dit' ver
bod kan op schriftelijk verzoek verleend
worden ^door het Rijksbureau voor Tabak
(ft. B. T.) Afd. Tabakfabrikaten, Prins Hen
drikkade 160, Amsterdam.
Het verbod is NIET VAN TOEPASSING
°p het vervoer van gekorven tabak door
Winkeliers aan hunne bekende afnemers
(niet-handelaren) bij hoeveelheden van ten
hoogste 1/4 E.G. geleverd, en het vervoer
voor eigen gebruik van hoeveelheden
1/4 E.G. niet te boven gaande. 7288
De Gemeentebesturen van HAARLEM,
BENNEBROEK, HEEMSTEDE en SCHOTEN
brengen ter kennisi clat dbor den Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel met ingang
van heden de verbouw van karwij verboden is.
Door den Minister kan in bijzondere gevallen
daarvan ontheffing worden verleend. 7288
De Gemeentebesturen van HAARLEM,
BENNEBROEK, HEEMSTEDE en SCHOTEN
brengen ter kennis, dat door den Minister van
L., N. en H. het vervoer van eiwit en eigeel is
verboden. 7288
Wij allen hebben wel, na den schitterenden
uitslag der Kamerverkiezingen, gevoeld dat
voor de Katholieke Partij in Nederland een
nieuw, verantwoordelijk, tijdperk aanbreekt.
Ea zoo is het ook.
Ruim vierhonderdduizend Roomsche kiezers
hebben hun machtige stem doen hooren en met
dat derde deel van Nederland's bevolking dient
rekening te worden gehouden.
Nu wij ons echter, dank zij het stelsel der
Evenredige Vertegenwoordiging, van onze eigen
groote macht nog meer bewust zijn geworden,
dienen wij ook onze plichten te kennen.
Ruim half Nederland heeft zich uitgesproken
yoor een christelijke regeering. Het is onze plicht
dezen wensch in vervulling te doen gaan,
maar tevens is het onze taak de christelijke
idee ook op ander dan politiek terrein, ingang
te doen vinden, juist omdat op zulk een welspre
kende wijze deze „volkswil" gebleken is.
Laten wij het is een reden tot groote blijd
schap laten wij ons nog eens goed herinne
ren wat de inzet van dezen verkiezingsstrijd is
geweest.
Wij hebben niet geschipperd en niet beloofd;
onze strijd was open en eerlijk en daarom zoo
machtig mooi: onze strijd was principieel.
Herhaaldelijk hebben wij de christelijke we
reldbeschouwing tegenover de materialistische
gesteld. Wij hebben de kiezers gevraagd zich uit
te spreken vóór of tegen God. En donderend
heeft het antwoord van ruim de helft der Ne-
derlandsche bevolking weerklonken: wij willen
God! Wij willen God in onze binnenkameren,
maar óók in het openbare leven.
Met hun dertigen stappen de vertegenwoor
digers van het Roomsch-Katholiek deel des volks
met dreunenden pas het Parlement binnen, om
zich te scharen rond het Roomsche vaandel,
waarin geschreven staat: Alles herstellen in
Christus.
Ziedaar dan de leus die ons bezielen moet; de
taak, die ons wacht.
Maar," zooals we reeds schreven, die werk
zaamheid mag zich niet bepalen tot het politiek
terrein.
Geheel ons openbare leven moet doordeesemd
worden van den christelijken geest. Dat te be
vorderen is onze plicht, omdat het christelijk
deel van ons volk en welk een deeler om
vraagt en omdat wij, katholieken, van dat chris
telijk deel der natie de groote kracht vormen.
Jarenlang is het liberalisme heer en meester
geweest over zoo goed als de geheele linie van
ons openbare leven en thans zien wij hoe dat
zelfde terrein wordt veroverd door de aanhan
gers van het socialisme.
Er is een lichtpunt. Hoewel er reden te over
is om in diep-emstige stemming de toekomst
tegemoet te gaan, biedt de toekomst echter ook
weer ongedachte mogelijkheden, om ons beginsel
te prediken, om ons beginsel ingang te doen
vinden bij de schare.
Het liberalisme in de politiek heeft afgedaan
en de tijd is nu gekomen dat het, nolens volens,
afstand moet doen van de macht, doch op andere
terreinen des levens weet het zich, nog ongerept
bijna, te handhaven. Zoo vertoonen de kunsten
en wetenschappen, de algemeen-nationale cultuur
en de algemeene toon van het leven in Nederland,
zeer sterk de wezenstrekken van het liberalisme.
Een andere vijand, op 't moment dreigender
dan het liberalisme, is het socialisme, dat met
zijn stofvergoding speculeert op de laagste in
stincten, die bij de menschheld konden worden
gevonden. Het practische materialisme, dat het
aanhangt, vraagt niet naar meer levensverhef
fing, meer levensgrootheid, meer goede zeden,
meer eer, doch eenvoudig: meer geld. Dit ver
langen omsluit alles: geld zal vanzelf meer
levensverheffing en levensgrootheid bezorgen
en het bezit van geld maakt eer en alles wat
daarbij behoort overbodig.
Wie geen vreemdeling Is op het gebied der
kunsten en wetenschappen, wie oog en oor
laat grasduinen in litteratuur, schilder- en beeld
houwkunst, en architectuur, weet welk een reus-
achtigen invloed de socialistische wereldbeschou
wing, ook in ons land, op schrijvers en dichters
en kunstenaars van allerlei richting heeft ver
worven.
De christelijke wereldbeschouwing staat in het
openbare leven op een zeer achtergesteld plan.
Hoe komt dat?
Het feit is er, dat de politiek voor ons chris
telijk volksdeel altijd een sterke vooruitgeschoven
stelling vormde en dat op andere terreinen des
levens onze vooruitgang niet zoo beslist was.
Voor een deel is dit te verklaren door de ver
drukte pofütie, die wij lange jaren hebben inge
nomen, maar waar de ondervinding der laatste
jaren heeft bewezen dat het mogelijk is onze
tegenstanders op politiek terrein uit sterke ver
schansingen te verdrijven, daar moeten onze
krachten er op gericht worden ook op ander ge
bied hen de alleenheerschappij te ontnemen.
Zeker, wij tellen onder onze Katholieken
knappe koppen in elk opzicht, tal van namen,
die een eervolle plaats innemen op elk ge
bied van kunst en wetenschappen en daar
gezien zijn en geëerd. Onze lei
ders mogen er en blaken van vuur en
geestdrift, maar de algemeene toon van ons
leven is niet' doortrokken van den christe
lijken geest. Dat kon wellicht nog niet, om
dat onze opleving nog maar dateert uit de laat
ste jaren, maar het is dan nu de taak van
de massa, van die massa bezield met het
zelfde heiligentho:: ne waarmede het ter
stembus trok, om daarin ook van nu af aan
verandering te brengen.
De vijand dient verdreven, ook van ander
dan politiek terrein.
Onze R.-K. Pers mag op grooten vooruit
gang bogen, maar moet aan invloed nog zeer
veel winnen.
Deugdelijk middelbaar onderwijs, katho
lieke leergangen, een katholieke universiteit
moet een uitgebreide kern vormen van Room
sche mannen en vrouwen, die de gansche
samenleving van de christelijke levensop
vatting doordringen.
Reeds tellen wij een groot aantal kunste
naars op alle gebied en Godlof zijn er onder
de jongeren van het maaksel, waaruit
genieën groeien,
Zij zullen zorgen voor de verovering van
het gebied der kunsten en wetenschappen.
Doch zij dienen te worden gesteund door
ons aller waardeering, een waardeering, die
alleen kan worden gekweekt door breeder
ontwikkeling.
Om dat te bereiken 1^ allereerst
belangstelling noodig en die ontbreekt thans
nog ten eénenmale.
Hoe weinigen toch zijn er Qnder ons en
hier schakelen wij onze goede stad Haarlem
niet uit hoe weinigen onder örs zijn er, die
belangstelling toonen voor de kunst, voor
muziek, voor schilderkunst of voor archi
tectuur.
En toch ook d&ar moet Christus heorschen,
wil Hij regeeren over de geheele linie.
Wanneer wij -een christelijke kunst
een christelijke wetenschap, een christelij
ke wereldbeschouwing als de heerschende
weten te scheppen, dan zal bet niet langer
„salonfahig" zijn van alles te wezen behal
ve goed, geloovig christen; dat zal men
niet langer geacht worden, alléén iets van
kunst af te weten, mits men geen godsdien-
sligen maatstaf aanlegt,
g Op politiek terrein is bet ons gelukt
'na zwaren strijd, een sterke positie in te
nemen. Waarom zou ons dat ook niet op
ander gebied lukken?
De strijd voor onze politieke overwinning
is zeer zwaar geweest, He andere zal zeker
niet lichter zijn.
Doch zouden wij hem daarom vreezen?
Laten wij zorgen, dat wij de leiders en
arbeiders worden van bat nieuwe tijdperk,
dat wij beginnen.
DE „STANDAARDEN DE SPEMRUS-
UITSLAG.
Op het artikel van Dr. Kuyper in „De Stan
daard," onder bovenstaanden titel gisteren
door ons besproken, heeft ook DE TIJD eenige
juiste kantteekeningen gemaakt, waaraan wij
het volgende ontleenen.
Wanneer men de bezwaren van Dr. Kuy
per onderzoekt, lijken ze noch geheel zui
ver, noch geheel" juist. Dr. Kuyper schijnt
n.l. bevreesd voor. een overheersching van
„de Roomschen." Niet zonder spijtigheid
constateert hij „de Roomsche bevolking
is ongeveer een derde van de geheele lands-
bevolking en toch zetelt er een Roomsche
voorzitter met 17 tegen 33 stemmen." Deze
Cijfers zijn ongetwijfeld juist, maar zij moti-
y eer en allerminst, wat dr. Kuyper daafop
laat volgen: „Gaai nu ook in de Tweede
Kamer bij alle overige groepen de verdeeld
heid steeds verder door, dan loopt het er
ten slotte op uit, dat de Roomschen, die één
blijven, ook hier niet alleen de sterkste frac
tie zullen blijven, gelijk ze die nu reeds zijn,
maar dat ze ook hier de verwante fractie
van de Anti-revolutionnairen en christelijk-
Misto-rischen allengts gehoel overlieorscden
zullen."
Wij zouden den Anti'-revolutlonnairen lei
der willen vragen: geeft bet verleden recht
tot zulk een.... insinuatie?-Hebben „de
Roomschen, die in elk geval ook vroeger
de sterkste partij1 vormden, gestreefd n ar
overbeersc'üng bij de kabinetsformaties, bij
de samenstelling der rechtsche kabinetten
en vooralbij do verkiezingen, waarbij
zij nog al eens medewerkten om anti-revolu
tionnairen in de Kamer te brengen?
Een ander bezwaar van dr. Kuyper be
treft den christen-democraat Staalman en
mr. dr. van de Laar. „Beiden staan vol
gens het „Standaard"-artikel geheel bui
ten ons, hebben niets met ons uitstaande,
en kunnen op geenerlel wijs als tijdelijke
hulpen door ons aanvaard worden. Ze be-
hooren niet tot de onzen, zelfs niet tijde
lijk, maar staan voor ons als ingedeeld
bij de oppositie."
Ons oordeel over beide Kamerleden is,
ook al vergeten wij mr. dr. van de Laar's
anti-papisme niet, toch ietwat milder dan
dat van dr. Kuyper en wij kunnen ons voor
stellen, dat zij, die de mogelijkheid van een
recht&h kabinet onderzoeken, beide Kamer
leden althans in hoofdzaak rekenen tot de
Rechterzijde.
Ten slotte,' zoo schrijft de „Tijd" verder,
wijst dr. Kuyper er op, dat een ministerieel
accoord voor ons (anti-revolutioanairen) zoo
goed als afgesneden is, door het electoraal
program, waaronder men van Roomsche
zijde optrok. Bedoeld is de paragraaf over
de Defensie, welke een contra-militairistisch
karakter zou diagen en lijnrecht tegenover
het anti-revolutionnaire program z u slain.
Wie echter de woorden leest van de De
fensie-paragraaf der Anti-revolutionnairen
(12 a en 12 b) zal ze niet onvereenigbaar
kunnen vinden met" de verlangens der Ka
tholieken. Het is echter waar, dat er onder
de anti-revolutionnairen zijn, wier opvattin
gen omtrent de Defensie niet strooken met
die van het mèerendeel der Katholieken.
Doch vergeten mag niet worden, dat een
ministerieel accoord tusschen drie partijen
noodwendig het karakter zal moeten dra
gen van een compromis, waarin niet alle
eischen der regeeringspartijen volledig zul
len kunnen worden opgenomen.
Evenals gisteren zegt ook de „Tijd," dat
men eraan mag1 twijfelen, of aan het verzet
van Dr. Kuyper tegen een reelitseh Kabinet
wel overleg met de anti-Revolutionnairen is
vooraf gegaan.
Volgens inlichtingen van de „Tijd" althans
bestaat er onder de anti-revolutionnaire Ka
merleden vooral onder de jongere wel
degelijk, een strooming welke gestemd is vóór
een kabinet uit de Rechterzijde.
De MAASBODE, die het artikel van Dr.
Kuyper eveneens bespreekt, legt hierop den na
druk als „een nieuw factor" welke in de kabi
netscrisis is getreden en welke misschien oor
zaak is, „dat aan een rechts kabinet niet meer
behoeft te worden gedacht."
Die nieuiwe factor zegt blad is de houding
van Dr. Kuyper in de „Standaard."
Het blad betwist, dat de Katholieke partij
op „contra-militaristisch" standpunt zou staan
getuige het aannemen van de legerwet-Colijn.
Ons program ia echter inderdaad van alle
militaristische smetten vrij. En wii mogen ver
klaren, dat dit in onze gelederen de innigste
voldoening wekt, besluit het blad.
23
Laat mij eens probeeren, zei Verdler en hij
knielde bij de aeur pm trok van de linkerzijde een
korten stevigen dolk en stak deze in het slot, met
opeengeklemde lippen stekende en peuterende.
Duw nu hard! schreeuwde hij met vuurrood
gelaat.
Danda en Dupin zetten da schouders tegen de
deur en toen, na een Inspannenden druk tuimelde
ztj met de deur naar binnen.
Een „bravo!" van de Fran8cheni was het ant
woord, te midden van een feilen biik8emstraa] zij
gingen naar binnen, Danda het eerst, met getrokken
zwaard. Zij kwamen aan de nauwe trap en begon
nen de treden te beklimmen.
Golds en Perilia knielden op den vloer der on
derste kamer, verward turende over.-dcn rand der
trapopening. Maar zij konden in de duistere diepte
niets onderscheiden, ofsehoon zij wisten, dat de
Franschen er waren en kwamen. Geen licht drong
in het inwendige van den toren door, ofschoon de
uepr beneden open stond. Alleen een scherpe tocht
M/u boven,
Ter afwisseling als 't ware komt uit Albanië
via Rome het bericht, dat Zaterdagmorgen de
Italiaansche troepen in samenwerking met de
Fransche troepen tusschen de kust en de Tomo-
rica-vallei een oj>eratie begonnen, welke thans
nog in vollen gang is en voor de Entente-troepen
een bevredigend verloop heeft. Meer dan duizend
gevangenen, waaronder 50 officieren, zijn reeds
in de verzamelplaatsen aangebracht.
Er komt dus weer leven in de Albanische brou
werij. Dat de gealliëerden in dezen, bijna ver
geten hoek een nieuwe actie hebben ingezet, zal
hoogst vermoedelijk wel in verband moeten wor
den gebracht met den politieken toestand in
Griekenland, waar den laatsten tijd zoo nu en
dan ook eenige beroering was waar te nemen en
verzet tegen den oorlog.
Nog in de laatste dagen werd °PenljftPJ°P?'
fTsiuiten rich meer voordeelen zag toegewezen,
dan het door voortzetting van den oorlog zou
kunnen bemachtigen.
Overigens dient het offensief der Italianen en
Franschen in Albanië natuurlijk tot verlichting
van den toestand in Italië, waar na de jongste
successen der Italianen een schijnbare stilstand
is ingetreden.
Alleen zijn hier aan het Italiaansche front ten
Oosten van den Mont Pertica hevige gevechten
geleverd om de Tasson-stellingen, die niet min
der dan zeven maal door de Italianen, doch
telkens te vergeefsch, werden aangevallen. Het
feit, dat in het Italiaansche stafbericht van/den
bloedigen strijd aan den Monte Pertica niet
wordt gerept, maakt de Oostenrijksche lezing des
te geloofwaardiger.
742j
De Italianen berichten kleine vorderingen ten
N. van den Monte Grappa en in de streek van
den Col Caprile.
Behoudens partiëele aanvallen op sommige
punten van het front, in het bijzonder van de
Engelschen aan weerszijden van het La Bassée-
kanaal, heerscht er in het Westen een betrekke
lijke rust, in afwachting nog altijd van het nieu
we offensief, dat Lloyd George in een rede ver
leden week binnen enkele uren verwachtte.
Reeds direct na het bekend worden van den
moord op den Duitschen gezant te Moskou,
graaf Mirbach, werd uit Berlijn gemeld, dat er
gegronde hoop was, dat de Bolsjewiki te Mos
kou den toestand weldra meester zou zijn.
Thans meldt ook een te Londen ontvangen
draadloos bericht uit Rusland, dat de contra-
revolutionnaire opstand der links-sociaal-re-
volutionnairen te Moskou is onderdrukt en dat
dezen bij honderden gevangen zijn genomen.
Uit de nadere berichten is
de leiders der links-revolutionnairen hebben
erkend, dat de moord op den Duitschen ge
zant graaf Mirbach met hun voorkennis was
gepleegd. Naar het schijnt is Sawinkof, de
leider der Entente-beweging in Moskou en
minister van oorlog onder Kerenski, de voor
naamste schuldige. Hij staat in verbinding
met de Tsjecho Slowaken en de mensjewiki
en het doei van den opstand blijkt te zijn
geweest den stoot te geven tot den opstand,
om in het belang der Entente de heerschap
pij der Bolsjewiki omver te werpen.
Die toeleg is mislukt. De moordenaars waren
gevlucht in een gebouw, waar de Entente-
gezinde sociaal-revolutionnairen zich ver
schanst hadden en zich met machinegeweren
verdedigden. De chef der politie, die daar
hun uitlevering kwam éischen, werd er zelf
in gijzeling gesteld. De bolsjewiki hebben
onmiddellijk strenge maatregelen getroffen om
om het oproer te dempen. De staat van beleg
werd afgekondigd en het verbarrieadeerde
gebouw onder artillerievuur genomen. Daar
tegen moesten de mitrailleurs den strijd spoe
dig opgeven en Zondag zonden zij dan ook
reeds parlementairen uit, die den eisch van
onvoorwaardelijke overgave mee terugbrach
ten. Blijkens het bericht, dat den opstand on
derdrukt noemt, is die overgave dus spoedig
gevolgd.
In verband met de actie der geallieerden
aan de 'Moermankust melden de "bladen te
Moskou, dat reeds op 16 Juni te Kem een
gepantserde trein met Fransche en Servische
troepen, onder bevel van Russische officie
ren, is aangekomen. De commandanten deel
den mede dat de trein was aangekomen om
de stad tegen de oprukkende Finnen te
verdedigen.
De beambten van den Moermanspoorweg
hebben in een op 28 Juni te Kem gehouden
vergadering de zijde gekozen van hun Ho
jewikische vertegenwoordigers, en de leden
Piet; „Zeg Jan, weet je, wie bij de rel
letjes het meest op hun kop hébben gehad?"
Jan: „Nou?"
Piet: „De spijkers, waarmee de planken voor
de ruiten, zijn geslagen."
Uit een brief van een keukenmeid aan haar
soldaat-vrijer:
„Lieve Hein hier stuur ik je een paar
lekkere varkenslappen, 't Is niet veel, maar het
komt uit het hart v»n: Je liefhebbende Kee.
Een onzer lezeressen deelt ons nog mede,
als antwoord op een onlangs in dit blad ge
stelde vraag, dat inplaats van wijnsteenzuur
ook een weinig colyciljuus kan worden ge
bruikt in aardbeiensap. Het sap ingieten in
gezwavelde flesschen.
De vloer van de benedenste kamer, waar Golde
en Perilia zich bevonden, was ongeveer 42 voet
boven het hoogte punt van de rots; de voet van
trap ongeveer 10 voet. Het gedeelte van den vuur
toren beneden den voet der trap bestond uit den
stevigen basis, waarlangs de kleine ijzeren trap naar
de deur leidde.
In het vertrek waar Golde en Perilia zich bevon-
dpH'vpncj1^ gewoonlijk een zeer getemperd licht door
wand vanrLtVa" r r°°d gks' die in den eenen
vertrek waren aangebracht. Thans, nu
g geheel donker was geworden, had
men alleen het schijnsel van een lantaarn, welke de
hchtwachter op den vloer had neergezet, toen hii
den beiden vluchtelingen ging opendoen. Het was
bij dit schijnsel, dat, wijl Perilia e„ Gold" over den
rand der opening tuurden, Verdier onder het klim
men, Goide's hoofd kon zien. Zich opjzij buigende
om Danda njet te raken, die voor hem uitging'
vuurde hij zijn pistool af zoo nauwkeurig als hem'
mogelijk was in de lastige honding, welke hij innam,
ue Kogel gmg Golde rakelings iangs het hoofd en
drong in den vloer der volgende kamer,
iili
ard in he
blik op „iet mëerdan^- -°-nd Z1'ch -0p dat 00gen"
Vol schrik sprongen Periiia en Oolde op en trok-
rechterhand omklemde"^^ de» vloer; zijn
scherpe zwaard het t0UW' zi'n het
de bleeke lippen van Perilia.
Naar boven.... de trappen
Het luik! sprak ze.
Zij snelde naar het luik- Dit was een dikken ijze
ren deur. met scharnieren aan den vloer bevestigd,
bestemd om in tijd van nood dienst te doen.
Doch het was zoo weta'g m gebruik geweest, dat
de scharnieren verroest waren en zeer stroef gingen.
Een man, van gewone sterkte, kon het haast niet
in beweging brengen. Ue scharnieren waren vrij
groot, zoodat bij den rand der opening tusschen
het luik en den vloer zic" juist genoeg ruimte be
vond om er met de vingers tusschen te komen,
leder ijan een zijde, begonnen Golde en Periiia het
luik in de hoogte te werken. Terwijl zij hiermede
uit alle macht bezig waren, verschenen de woeste
oogen van den fanatieke" kapitein in de opening.
Langzaam ging het luik de hoogte in, als het ware
lichter wordend onder den krachtigen druk der vier
armen. Daar bereikte het zijn evenwichtspunt, een
oogeitblik van onbeweeglijkheid en spanning want
zij hadden het iets te gauw losgelaten en het viel
door een vluggen stoot van Perilia met een slao-
boven het wegduikende hoofd van Danda en op
zijn tweesnijdend zwaard.
Golde en Perilia keken elkaar aan, bevende van
inspanning en vrees voor den dood, wiens gelaat zij
hadden aanschouwd. Hunne blikken ontmoetten el-
iachten.
Dat was op het kantje af, sprak hij,
Een van hen moet dat luik op zijn hoofd heb
ben gehad, denk ik. Ik zag de oogen.
En goed ook, zei Oolde.
Maar wat is datkanongebulder.
Ik voelde het reeds, even te voreii. Het zou
mij niets verwonderen of de mannen op het schip
bestoken de toren met kanonnen.
Maar wacht, luister! dat kan niet zijn.
Het was de schok der geweldige golven, die op
den vuurtoren aanstormden, als om het gevaarte in
zijn grondwerken aan te tasten. Het had veel weg
van een bombardement met kanonskogels. Boven
zicli hoorden zij een deur slaan; de vensters rinkel
den, het gebouw sidderde en beefde op zijn grond
vesten. Toen klonk een luide donderslag en een
bliksemstraal doorkiiefde de klucht.
"Wat zullen we doen? klonk het fluister.,m t ar' z'i elkanders gelaatstrekken staarden.
Ktonk net mustereud van1 Toen kwamen zij een weinig tot hunzelve en glim
e Kiucm.
Dat is onweer, zei Golde. Er J*eeJ?n' n, i,„."
weer buiten, waarvan wij niets k,"!"n dQ 1
wl nieu kunnen «e- Ik ben
bShieuwd wat die menschen nu f" Hit tuil,
Wat kunnen zij doen Z'J ^""en luiknier
in beweging krijgen vanaf de trap waar zij op staan.
Wij zijn veilig.
jk zie daar een ijzeren ring in den vloer en een
ring aan het luik om het er aan te bevestigen, sprak
Golde. Wij zullen goed doen met het vast te zetten,
geloof ik.
Hij liep heen en weer om iets te zoeken teneinde
er tusschen te steken. Terwijl hij hiermee bezig was
kon Perilia goed onderscheiden, dat het luik een
weinig bewoog door het duwen en drukken van
beneden.
Zij probeeren het luik op te lichten, riep zij.
Golde kwam terug.
Wat zullen wij nog vreezen? sprak zij, zij ver
morsen hun krachten. Ik ben zeker, dat zij het met
kunnen, omdat het luik vanaf de trap door met meer
dan twee handen is te bereiken.
Gij zijt zeer moedig en trouw, sprak hij, ter
wijl hij haar weer i" de oogen keek Ik zou er heel
wat voor over heb ben om uw moed en Opgewekt-
heid te hebben-
Gij zijt ook dapper, antwoordde zij, terwijl zij
haar oogen neersloeh; maar gij hebt geheel uw leven
rustig thuis doorgebracht, zou ik denken. Gij zijt
nimmer in de gelegenheid geweest het te toonen.
tm gjj aen.ct te veel aan u zeiven, durf ik zeggen,
ik daarentegen leefde te midden van leeuwen, tij
gers
Ik ben molenaar van beroep.
Wel, er is niet veel moed toe noodig, om ko
ren te malen. Doch iuister!
Het is de zee, dat houd ik vol, sprak Gou.e.
De heele toren siddert
Ik houd van den donder, sprak "Ij.. J,
razen. Het heeft wel iets weg van het ge.
(Wordt vervolgd).