NIEUWE IUIL CIIUIT DE SAMENZWERIÜS. BUITENLAND Gassen in dienst van den oorlog Oe Regendruppel. DE DAM IAATJES VROOLIJK ALLERLEI SÊUILLETON Zaterdag 10 Augustus Tweede Biad Bij het begin van den wereldoorlog wist men, dat de explosie-gassen van de springladingen der moderne projectielen, b.v. picrinezuur, eene doodelijke uitwerking had óp de bezetting van vestingwerken en de bemanning van vaartuigen, waarin de projectielen gesprongen waren. Uit deze wetenschap heelt zich gedurende' den loop van den oorlog eene bepaalde tak van de oorlog- /oering ontwikkeld de gas-oorlog die van de beste krachten der industrie en der wetenschap heeft weten gebruik te maken, zoowel voor het gebruik maken van gassen als middel bij den aanval, als voor het uitvinden van bijzondere verdedigingsmiddelen daartegen. De gas-oorlog heeft zijn grootste overwinnin gen behaald bij de Duits'ch-Oostenrijksche door braak op het Fransche front in Maart 1918, bij welke gelegenheden het offensief door omtrekken de gasaanvallen werd ingeleid, waaraan de tegenstanders het succes toeschrijven. Men kan verscheidene soorten gasprojectielen onderscheiden, als gasgranaten, die uit gewone stukken geschut geschoten worden, .gasmijnen, die uit z.g. mijneirwerpers geworpen worden, gashandgranaten, die door de stormtroepen ge worpen worden, en gasbommen, die c.oor vliegers gebruikt worden. Bovendien worden nog ge bruikt z.g. gaswolk-apparaten voor het voortdu rend ontwikkelen van gaswolken, die doer den wind over de vijandelijke stelling gedreven wor den. Gewoonlijk worden alle deze verschillende gasmiddelen tegelijk gebruikt, waarbij de gas- granaten tegen de vijandelijke'artillerie gebruikt worden, en de overige tegen de infanterie-stel- lingen. Voor de beschieting van artillerie in ge dekte stellingen zijn de gasgranaten, als de meeste uitwerking hebbende projectielen te be schouwen, omdat de gassen -zich daaruit gemak kelijk verspreiden over eene oppervlakte van het terrein, waar men weet, dat artillerie opgesteld moet zijn, ofschoon zij niet te zien is. De uitwer kingsfeer van deze projectielen is nl. veel ^rooter dan die van anJcre, omdat het gas met de lucht verspreid wordt. Nog grooter is de uitwerking van dit toestel voor de ontwikkeling van gaswol ken, indien de wind gunstig is; er wordt be weerd, dat het gas werken kan over een diepte van verscheidene kilometers. Dit over de tactiek van den gas-oorlog. Thans iets over de giftige gassen zelve en de middelen om zich er tegen te beschermen. Men heeft tot nu'toe allerlei mengsels daar voor gebruikt. Een deel er van beoogt een direct doodelijke uitwerking, zooals cyaanwaterstofzuur (blauwzuur), een van de vreeselijkste giftsoorten die men kent. Andere, zooals b.v. chloor en gas vormig acioleine beoogen het onmogelijk maken of bemoeilijken van den strijd door aantasting van de oogen (traanmiddel, of prikkeling tot hoesten en braken). Soms gaat men zoo geraffi neerd te \terk, dat men het vuur begint met gassen, die de laatste uitwerking ten gevolge heb ben en daardoor dwingen tot afnemen van de gasmaskers, waarna men overgaat tot het vuur met werkelijk doodend g HO Het gasmasker is het eemge afdoende middel tegen vuur met giftige gassen. Dit masker is in den gas-oorlcg te vergelijken met het pantser in den artilleriestrijd ter zee of de borstweringen in den positie-oorlog. Het doet dus denzelfden dienst als vroeger het schild, toen men man tegen man streed, met ridderlijker wapens dan deze chemicaliën. Het doel van het gasmasker is bij de inademing de lucht te zuiveren van de gif tige gassen, door deze te dwingen door stoffen te gaan, die hen binden door chemische processen. Het geheel is dus een strijd tusschen chemicaliën, en daaronder spelen, met het oog op de verdedi ging, bepaalde alkalizouten, b.v. Natriumhypo- sulfiet, een groote rol. Men moet echter verschillende „verdedigings- chemicaliën" ter bescherming tegen „aanvals- giffeu" gebruiken en daarom is het van het grootste gewicht de samenstelling te kennen van de gasmengsels, die de vijand gebruikt. Ja, wat nog moeilijker is, men moet reeds bij het begin van den gasaanval trachten te weten te komen, welke gassen de vijand voor die gelegenheid ge kozen heeft, want hij heeft dikwijls verschillende soorten te zijner beschikking, zooals hieronder *al blijken. Tengevolge hiervan zijn de gasmas- kers, die tegenwoordig een deel moeten uitmaken van de persoonlijke uitrusting van iederen man, hoe langer hoe gecompliceerder geworden, daar zij verschillende, van elkander gescheiden afdee- lingen bevatten, met verschillende chemische pre paraten, waardoor de ingezogen lucht moet passeeren. Het zou ons te ver voeren, indien ik hier mede deelde, wat van militaire zijde is moeten worden gedaan tegen den gas-oorlog. Ik noem slechts dat bepaalde oefeningen noodzakelijk zijn om de manschappen te oefenen in het schieten met een gasmasker voor het gezicht en om de bevelvoeren den te keren hun commando's kenbaar te maken zonder van hunne steni gebruik te maken, daar deze door het volkomen afgesloten gasmasker niet kan worden gehoord. Verder moet er op wor den gewezen, dat de gas-oorlog een uitgebreid verkennings- en alarmstelsel eischt, om oogen- blikkelijk bij gas-aanvallen te kunnen waarschu wen. Ja, zelfs bij dè hoogere afdeel ingen heeft men eene aparte afdeeling een staf van schei kundigen moeten oprichten met opdracht om o. a. steeds de ontwikkeling van de door den yijand gebruikte gasmiddelen te volgen, ten einde bijtijds scheikundige tegenmaatregelen te kunnen treffen, wanneer de vijand nieuwe gifsoorten ontdekt, hetgeen vrij dikwijls geschiedt. Ter toelichting hiervan mogen wij de volgende uit authentieke stukken verkregen opgaven aan voeren. Bij het einde van 1915 bepaalden de Franschen zich tot gebruik van chlooraceton en acroleine, maar begonnen reeds in Januari 1916 met een mengsel van fosgeen (kooloxydchloride) en arsenicum trictiloride. 's Zomers van dat jaar gingen zij over tot een mengsel van cyaanwater stofzuur (blauwzuur). Gedurende 1917 kwam daarbij een mengsel van joodaceton en tintetra- chloride, alsmede voor gasmijnen het chloride van acthyleensulfonzuur. De Engelschen gebruik ten aanvankelijk chloorpicrinezuur met en zon der joodaethylacetaat. Gedurende liet najaar 1917 kwam daarbij deels cyaanwaterstofzuur, deels fosgeen, met arsenicumtrichloride. Voor gasmijnen gebruikten zij reeds in 1916 chloor met fesgeen gemengd. De Russen begonnen met chloorpicrinezuur, ge mengd met sulfur'ylchloride en gebruikten daar na in 1917 deels iosgeen met tintrichloride, deels blauwzuur met arsenicumchloride, waarschijn lijk volgens Fransche aanwijzing. De Italianen gebruiken chloorpicrinezuur en fosgeen, gemengd rnet zwavelkoolstof. Ten einde bij tijds gasaanvallen te kunnen ontdekken, is aan alle posten opgedragen nauw keurig den aard der lucht te observeeren, maar om uit te maken welk gas de vijand bij die gelegenheid gebruikt, is 't noodig andere maat regelen te treffen. O a. worden tegenwoordig aan de troepen der centrale mogendheden ge ïllustreerde boekjes uitgereikt, waarin de projec tielen van den vijand in kleurendruk zijn aan gegeven, met opgave van afmetingen en kleur- stempels en veimoedelijk passen de geallieerden ook dergelijke verdedigingsmaatregelen toe. Door afgeschoten, doch niet gesprongen projectielen te bewaren en deze met de in de geïllustreerde boekjes aangeduide te vergelijken, kan men direct de samenstelling van het gifmengsel afle zen en daarnaar zijn maatregelen treffen. Door deze voortdurende jacht op 's vijands niet ge sprongen projectielen is 't ook een gemakkelijke zaak de ontwikkeling te volgen van zijn gas-oor- logsmiddelen en daaromtrent eene volledige sta tistiek op te maken. Uiit de zee, de wijde, stille, blauwe zee was de regendruppel omhoog gestegen met duizenden broertjes en zusjes: 't was zulk een klare, warme zomerdag. Een witte woik nam liem op, en nu ging het verder, de wijde, wijde wereld in, hoog boven de zee heen, die glanzend lag in den zonnegloed, over bergen en boomen, en ri vieren en .landen en over de woonplaat sen van menschen. Wat zag hij veel schoons, zoodat.hy dik wijls omlaag wilmie zweven, om daa* te blij ven, midden in dat heerlijke leven. Maar de wolk wist van geen ophouden; die zweefde steeds verder. Eens leek. ze wel moe want een heelen dag hing ze op de zelfde plaats, met tal van andere women. Daar beneden was het een heuvelig iand en. boven op een koogen bodem stond een klooster. En de regendruppel hoorde het gezang der kloosterlingen: 't leek'op een aanster kend en weer kwijnend geluid van wisselen- do stommen. Luisterend vernam hij den mooien lofzang der Lauden: „Zon en maan, looit den Heer!alle wateren daar boven aan bet uitspansel, looft den Heerl... regen en nevel, alle bronnen en zeeën en stroo- men looft den Heerl... vuur en koude, ijs en sneeuw, bliksem en donder, looft den Heer!... Verbazing en vreugde vervulde het kleine regendropje. Alles kan dus met den mensch den Schepper prijzen!Laten we hier blij ven en meo bidden in den lof van Goil" vroeg het aan de wolk. Maar de wolk wilde nog niet: „eerst zult ge zien, hoe heel de schepping den Meester prijst n Verder ging het over ruischende. wouden I en stille dalen. En het regendropje zag, hoe de boo'men en planten" groeiden en bloerden, hoe de weiden en velden met bloemen wa ren gesierd, hoe al die kleine blonde en kleurige bloemenkindjes haar kopjes ophie ven tot de zon en geurden en fleurden en spraken in haar zwijgende taal van .de goed heid en schoonheid van God. „Ja," dacht het regendropje, lieel de aarde looft den Heer." De duisternis doezelde alles weg dó,ar be neden; een grauwe nevel schoof tusschen de aarde en de wolk, maar boven ontbloeide een hemel vol sterren in stille pracht. En toen de zon weerstond aan het lichtgetinto Oosten, beefde en blonk aan blaren en gras spiertjes een leger van druppelen dauw. Toen werd het zwoel; dreigende wolken naderden van ver, grommend en morrend, en lichtende bliksems' doorflikkerden de lucht, zoodat de menschen beneden vielen op de knieën, de handen vouwden en baden, dauw en rijp, hitte en koude, bliksem en wolken loofden den Heer. Maar het dropje werd droevig en moede loos: „Ik ben te nietig, te klein, om mede den Heer te prijzen." „Klein, dwaas ding," zei de wolk, „wacht uw tijd af..." En weer kwamen de wolken boven een zee. Donker was 't daar. Er huilden stor men, en bergen van golven rezen en daal den, met kronen van schuim op haar kop pen. En het koor der golven en de stem van den wind was een machtige zang van grootheid en kracht: wind en zee loofden den Heer. De storm nam de wolken op zijn sterke vleugels en suizelend raasden ze voort over zee naar het lancl. Toen werd het kalmer, en over hooger bergtoppen zweefde de wolk. Het was een klinken en beven van trillen de lichtjes in die eeuwige sneeuw en ijs velden, als de zon er op scheen, en een brand van regenboogkleuren vlamde over die vlakten. En het regendropje zag, hoe moedige men schen ditop, en beklommen en boven geko men, stil stonden van verbazing en neer knielden, overweldigd van de majesteit Gods in het ijs en de sneeuw, in gletachers. en bergtoppen. Weer ging het verder over velden en huizen. „Ilad ik de stern- der klokken of oen zang der vogelen, de kleur van bloemen,of de pracht van den sneeuw, dan zou ik óók den Heer kunnen prijzen ik, arme kleine, he laas!" En de tijd was gekomen voor 't regen- dropje. Lager en lager zweefde de wolk over vruchtbare streken. Dorstig lag het *ancl en de bloemen lieten hun kelkjes hangen, alsof ze vermoeid waren. En langzaam z.-gen de kleine regendrop pen op de aarde neerpen vex'fnschten en ver zadigden menschen én planten. Het kleine regendropje viel in den kelk van een lelie, die bloeide in een stillen kloostertuin. Zacht lag het te rusten op de wit-zijden bladen en zag naar het gouden hart der voorname bloem- En het was verheugd, want toen de zon weer begon te schijnen, blonk het regen- dropje ais een felle diamant. Door den tuin liepen twee Zusters, die naar de bloemen keken. Ze waren zoo blij met den malschen regen. Daar. zagen ze de lelie en den druppel regen bij het gouden hart. „Zuster, zie eens, hoe heerlijk't Lijkt wel een edelsteen, die zuivere droppel.... >,Wat i,s dat ni>ooi!" zei de andere.... en voorzichtig sneed ze den slanken stengel door en bracht de mooiste bloem voor het altaar van God. Daar stond de lelie in een kristallen vaas, en de regendruppel lag rustig aan 't gouden hart. Het licht der kaarsen blonk in zijn klaar heid; rondom baden de witte bruiden. Nu voelde het kleine o'ing zich gelukkig, nog meer dan de andere wezens, welke het had benijd. Dankbaar gaf het* zijn leven met den geur der lelie, die zweefde omhoog naar het heilig Sacrament.... „Voor u, o God, geef ik mijn leven..-, in 't sterven omgeef ik u nog ah een sluier van leliengeur. Zoo loofde de regendruppel zijn God en Heer. (Javapost.) BELGIË VERKLARINGEN VAN DEN BELOISCHEN PREMIER. Onder de verklaringen, die de nieuwe Bel gische premier aflegde voor de te St. Adresse vergaderde uitgeweken parlementsleden, zijn er enkele, welke zeer de aandacht verdienen m de huidige omstandigheden. Wij ontleenen daaraan het volgende: De heer Cooreman heeft nogmaals en uitdruk kelijk de volgende verklaring afgelegd, die de Belgische regeering reeds meermalen uitte„Dat België geen uitspraak zal doen omtrent het her vatten van de betrekkingen onder de Staten, dan in volle overeenstemming met de mogend heden, wier legers met het zijne voor de zaak der gerechtigheid strijden. Het antwoord der regee ring aan den Paus op 24 December gegeven, onderschrijft zij nog heden: „De ongeschondenheid van het Belgisch grondgebied, moederland en koloniën de politieke, economische en militaire onafhankelijk heid, zonder vooiwaarde of voorbehoud, herstel voor de geleden schade, waarborgen tegen een nieuwen overval; dit blijven de noodzakelijke voorwaarden voor een rechtvaardigen vrede, wat België betreft. Iedere bepaling, die iets daarvan beperkt, zou de grondslagen zelf van het recht ondermijnen, want dan zou het vaststaan, dat, op internationaal gebied, de schending van hd! recht van den overtreder een recht zqu geven en voor hem een bron van voordeden worden kan.'' „België verlangt van ganscher harte naar het einde van het lijden van zijn bevolking, maar het wil geen anderen vrede, dan dien van eer en recht; het is niet noodig hierbij te voegen, dat het de onbeschaamde theorie verwerpt, welke dezer dagen te Berlijn werd voorgestaan, die beweert van het schuldvorderend België' een pand te maken in handen van zijn schuldenaar en van het slachtoffer waarborgen vergt ten voordeele van den aanvaller." Omtrent de huidige taak en bevoegdheid van de regeering, zoolang de meerderheid van het parlement niet spreken kan, heeft de minister zeer duidelijke verklaringen afgelegd. „Wat de bestuurszaken betreft, volgt de regec- riug van nabij de eischen van de omstandighe den, die zich achtereenvolgens naar voren drin gen. „De levensquaestie der proviandeering van bezet België is haar voortdurende zorg; zij staat steeds op de agenda der minister-vergaderingen, evenals het niet minder belangrijk puut van den moreelen en materiëelen toestand van ons be wonderenswaardig leger. Het lot onzer krijgs gevangenen in Duitscliland en onzer geïnter neerden in Zwitserland wekt voortdurend de bezoigdheid der regeering; dat van de geïnter neerden in Nederland, heeft haar doen inzien dat dringende verbeteringen noodzakelijk zijn, verbeteringen, die niet lang op zich zullen laten wachten. De zaak onzer- uitgeweken landgenoo- ten wordt door ons voortdurend overwogen; de veelvuldige vraagstukken, betreffende üen tijd kort na den oorlog staat vooraan op de lijst van de werkzaamheden der regeering en van de tal rijke en bekwame medewerkers, die hare pogin gen steunen." Tegenover de activisten keurt hij sterk hun streven af: „Zoo'n groepje verdoolden, die be zweken onder verleidingen, waarvan bet al te walgelijk is de aantrekkelijkheid te onderzoeken, die zich verlaagden om de hand,te reiken aan den vijand en het vaderland verrieden, daarvoor schaamt zich het Belgische gemoed, woede en smart veroorzaken ze bij ons, doch tegelijk ver wekte hun handelwijze een opvlamming van vuriger vaderlandsliefde in eendracht bij de rechtgeaarde burgers." Zal de regeering nog gedurende den oorlog de Vlaamsche kwestie in een of anderen zin oplos sen? Hieromtrent laat het antwoord niets aan dui delijkheid te wenschen over. Het gouvernement heeft besloten voor het. onderzoek vair de vraag stukken in verband met de taalquaestie even als in verband met de kieswetten een com missie in te stellen van 21 leden, waarvan 14 leden eerst later kunnen benoemd worden onder de Belgen, die in het bezette gebied gebleven zijn, en de 7 overige nu reeds de oplossingen voorbereiden, die bij den terugkeer in liet land aan de algemeene commissie zullen onderworpen worden. „Aldus zal de regeering, zegt Coore man, toonen, hoezeer zij er op gesteld is, het belang te willen inzien van deze vraagstukken, en tevens welke waarde zij hecht aan de mee- ning van de overgroote meerderheid der natie en aan de prerogatieven van het parlement." Op gebied van den wetgevenden arbeid, niet alleen wat de taalkwestie, doch ook wat alle andere kwesties betreft, weigert de regeering zich te laten verleiden tot autoritaire daden. De meerderheid van de bevolking, de meerderheid van het wetgevend parlement, bevindt zich in bezet België. Zonder deze mag niets belangrijks gedaan worden. „Het poliiieke inzicht en de rechtvaardigheid verplichten de regeering daar toe; onze landgenooten, die meestal aan gene zijde van de gevechtslinie gebleven zijn, zouden het niet anders opvatten. Eens de vrijheid her wonnen, eens in volle leven en onafhankelijkheid cn in het bezit van al zijne rondom den koning geschaarde kinderen, zal het land klaar krachtig zijn wil te kennen geven. Naar desa wil zal de wetgevende tr.ackluisteicn, zij za: dien trouw weergeven en bekrachtigen, ea hej paleis van het parlement zal meer aan cotf he* paleis der natie wezen." Voorloopig kan de regeering zich, op wetge vend gebied alleen bepalen tot het nemen van' maatregelen, die door de oorUgsomstandighedsv volstrekt opgedrongen worden. E®N ONDERSOHBÏDING. Da Belgische regiering heeft ter on Us teekening aan den koning voorgeleyd «n besluit, waarbij da titel m «ereburger en vriend der Belgisch» natie wordt toemakend aan den heer Herbert Hoover, minister der voedselvoorzteixlng der Yereenlgde Staten, stichter en eerste vooriitter van d» Com mission; for Relief in Belgium uit erkente lijkheid voor de onschatbare diensten door de Amerikaansche regoerlog ia verbond met de voedselvoorziening aan de Belgische be volking sinds de vijandelijke b« zitting be wezen. 1 RUSLAND Reeds met enkele woorden hebben wij mel ding gemaakt van den vreeselijken toe stand iix Rusland. Ziekte en hongersnood eiselxeii er om strijd hot grootste aantal slachtoffers. De Zweedsche consul-generaal te St. Pe tersburg deelt mode, dat volgens officieele berichten omtrent de cholera-epidemie daar en in de voorsteden van 1 tot 18 Juli 5635 choleragevallen door de medici zijn vastge steld. waarvan er f210 een doodelijken af loop hadden. Onder deze getallen zijn de. op elioiera gelijkende ziekten niet begrepen. Van 19 tot 2-5 Juli kwamen 800 nieuwe gevallen voor. Uit St. Petersburg in Tun land terugge keerde f innen deelen ixxede, dat de foestaj:- i1 daar 'ontzettend zijn. Het is wegens de No. 41. 10 AUGUSTUS. WAT ONS VEULEN 1G 1.'. Het schijnt wel alsof velen van ons nog niet goed begrijpen, waarvoor w\j strijden en wat ons vereenigt. Er zjjn er die meenen dat het hoofddoel van onzen strijd is. hooger loon Zij geven dan di- reet toe dat wij ook de zedelijke vraagstuk ken niet uit het oog mogen verliezen, maar dat spreekt zoo vanzelf, dat men er verder Triet veel werk van maakt. Men zoekt in zulke gevallen vooral samex - werking met andersdenkenden. En of die an dersdenkenden mannen van eer zijn of niet. Of ze ons bekladden en onze verdiensten zich ze I f aanrekenen, men laat het gaan, sputtert - wel wat tegen, maar zoekt toch steeds de sa menwerking te hervatten. Ja men gaat zoover in zijn verblindheid, dat men de Kerkelijk Overheid een. praetisch doorzicht ontzegt, wan neer deze verbiedt dat men zijn leden laat be praten en inlichten op de vergaderingen, de hen die onze inzichten niet deelen. Laten wij het toch goed inzien. Het eind doel van de overzijde is: vernietiging van ?t Christendom. Wat ons vereenigt, Is ons Ka tholicisme. Daarom zijn wij één in dén R.-lC. Volksbond. O. A P. D. ..AGENDA SOCIËTEIT „ST. 13AVO/_ ZONDAG, 11 AUG.: Bavo-Bioscope, 2. 4, 8 uur. MAAiXDAGt, 12 AUG.: Esperante, 8 uur Kleermakers, half 9 uur. DINSDAG, 13 Aug.: Crisis Middenstand, half 9 Bestuur Spoor- en Tram 8 uur Leden BouW vakverbond 8 uur. WOENSDAG 14 AUG.: Schilderspatroons, 8 uur VRIJDAG, 10 AUG.: Herwonnen Levens kracht 8 uur Leden gemeente-werklieden. 8 uur. ZATERDAG, 17 AUG.: Gewone zittingen, 89 uur. HU WIST 'T. De meester vertelt voor de klas de ge schiedenis van den verloren zoon. >,Wie was er heelemaa) niet blü, dat de ver loren zoon weer thuis kwam," vroeg de mees ter, in de veronderstelling, dat hij te hooren zou krijgen„de oudste zoon." „Zeg jij dat eens, Jantje." „Het vette kalf meester," zei Jantje. CLIMAX. «Is er iets beters od de wereld te bedenken aan 'n glas fijne wijn." riep geestdriftig een oude liefhebber uit. „Ja. Een flesch. Mijnheer Oolde had Verdier moeten volgen, maar hij schijnt daar niet aan te denken. Ik wïide .naar hem toegaan en zeggen, dat hij naar Wyemouth 'moet gaan om het volk tegen Verdier op te zetten. jk geloor tenminste, dat Verdier daar heen is. Hij 's heengegaan cm te zien, dat hij een schip krijgt. Wel, maar veronderstel, dat gij vvordt dood geschoten? Dat kunt u hen toch wel beletten? Welnu, wij zullen zien. De vier mannen voerden een warm gesprek in het fransch, en zoo pratende liepen zij over 'het strand naar den ingang der grot. Deze ingang was nauw ofschoon de grot zelf zeer ruim was. Zij gingen dè grot twee aan twee binnen, eerst twee Franschen, toen de beide gevangenen en daarna de twee andere bewakers. Toen de twéé voorste mannen reeds de grot waren binnengetreden, fluisterde Perilia, zonder den hertog aan te zien: Nu, Hoogheid. De hertog bemerkte, dat de volgorde, waarin zij gingen, zoo ongunstig mogelijk was en hij had reeds spijt, dat hij toestemming hacf gegeven tot het plan. Hij zag ook, dat liet beter ware geweest, als zij een oogenbiik eerder tot uitvoering van haar plan was begonnen. Hij bemerkte, üat de ingang breeder was dan hij gedacht had, waardoor de mannen meer ruimte hadden om' ie schieten. Hij zag thans het gevaar in; daar waren vier mannén niet pistolen gewapend; er zou iemand worden doodgeschoten. En die iemand mocht Perilia fiiei zijn, Snei met zijn strenge doordringende oogen ro idziende, om met' één Wik den toestand op tel nemen, riep hij haar zachtjes toe: Doe hei niet! Maar bij was een oogenbiik te laat. Zij was reeds weg. De twee achterste mannen uitten een kreet, ten hunner wankelde, bijna door haar omvergeloopen. Schiet! schietl schreeuwde Danda, die voor aan had geloopen hij het binnentreden der grot, maar nu bij het omkeeren achteraan stond. De hertog had nauwkeurig alles gevolgd en toen een der mannen zijn wapen op haar riculte, sloeg hij met een forschen slag den arm naar beneden! Vóór een der andere kon schieten, stond de hertog vóór de vier mannen, met 't gezicht naar hen toe° aldus niet zijn lichaam de vlucht van Perilia dek kende. Toch kon hij -niet verhinderen, dat eenige kogels haar werden nagezonden, gelukkig zonder haar te treffen. Daarna vjoog zij den hoek eener rots om en verdween. De Franschen maakten aanstalten haar te volgen, maar de hertog was hen voor en hield hen tegen. -- Neen, sprak hij, gij moet haar nu laten gaan- Als gij haar achterna gaat loop ik weg. Zij keken naar den vastberaden blik zijner oogen en bleven staan. Toen gingen zij met hem de grot binnen, HOOFDSTUK XXV. Eind goed, al goed. Perilia vlood snel heen. En Oolde haar ziende aankomen, kwam haar tegemoet, doch met ahgstige oogen voortdurend op den ingang der grot gericht, want hij had de pistoolschoten in'de verte gehoord. W ij moeten terstond naar Wyemouth gaan, mijnheer Gplde, sprak het •meisje. Hun schip is ver ongelukt op de rotsen van den vuurtoren en zooals gij gezien hebt is Verdier heengegaan om een ander. Fr is ook een Fransch schip m de haven van Wyemouth, zei (Jolde. Zij liepen te zamen een wijle voort, onhoorbaar in het zachte zand, toen Perilia plotseling stil. stond en met wijde vreemde oogen staarde in de ëven- wijde en vreemde oogen en het kleurlooze gelaat van Golde. O, mijnheer Golde! fluisterde zij, wat is dat? Zij wachtte het antwoord niet af. Zij vloog terug naar de grot, welke zij zooeven ontvlucht was; in vliegende haast stoof zij den nauwen ingang door. „Dat" was het doordringende gehuil en gebrul van wilde dieren van twee tijgerinnen en een leeuw van de dieren die den vorigen nacht uit de menagerie ontsnapt waren. Als bij instinct begrijpende dat zij zich in een be woonde streek bevonden, hadden tij zich angstig in de grot verborgen een dag en een nacht lang,na den eersten nacht over de heide rondgezworven te hebben. Thans waren zij krankzinnig van den ho nger. Wat er precies gebeurde thans, wist Perilia later niet meer. De grot was gevuld met een ontzettend tumult. Een der mannen was alreeds in stukken ge scheurd en tegenover zich in den .versten hoek zag zij in de schemering den hertog op den grond en op hem de klauwen van Apoliyon. Op het geluid van haar stem een geluid dat zij geleerd hadden te vreezen sloegen de drie dieren hun groene oogen op en staakten hun doode- lijk wexk. Doch slechts voor een oogenbiik. Hun wilde natuur wou het van hun vrees, -.en der tijge rinnen, van haar neergehurkte houding opspringend, wierp Danda tegen den grond en boven alles uit klonk zijn doordringende angstkreet. De andere had zich reeds een slachtoner uitgekozen en was bezig den ongelukkige met tanden en klauwen te bewerken. Op dit oogenbiik verscheen Golde temidden van de verwarring, hijgende oqjjer het gewicht van een zwaren steen. Met bovenmenselijken inspanning wierp hij dien*boven op den kop van een der tij gerinnen, die zijn prooi losliet en rochelend ineen 'stortte, Het was een geluk, dat Apoliyon tammer en meer gehecht was aaxx Perilia dan de beide andere dieren. Op het geluid van haar stern, keek de leeuw ver schrikt op en maakte aanstalten om te vluchten. De hertog had op het eerste teeken van de aanwezig heid der wilde dieren in de grot, beschutting gezocht tegen den muur en toen hij door den schok van den leeuw tuimelde, was zijn weg beschut door den muur. Op dat oogenbiik verscheen Perilia en stond hij van aangezicht tot aangezicht tegenover zijn meesteres. Wat op dit oogenbiik in den hertog omging was een gevoel van bewondering voor den moed van het meisje. Dat pistool daar, schreeuwde hij', wijzende op het wapen van een -der gedoode Franschen op den grond. 1 Maar zij keek niet naar het pistool om. Met groote kracht sloeg zij met haar gebalde vuist den leeuwjn het gelaat, en Apoliyon, met onderdrukt gebrul liet los, haastte zich weg en bleef op eenigen afstand staan, haar half twijfelend aankijkend. Terzelfdertijd weerhield zij den anderen tijger die zich op Golde wilde werpen. Het dier met een woedend gebaar nadetend riep zij: Foei Fan, durf eens! Toen het dier haar wilde naderen, klonk er een schot van den hertog en ook dit viei neer. Er be vonden zich nog twee geladen pistolen in de grot en Perilia, den hertog naar een nieuw wapen ziende zoeken, sprak: Hij zal niets meer doen, Hoogheid, spaar hem als 't u blieft, hij behoort mij. De leeuw trok zich in een hoek terug en de laat ste der Franschen vluchtte ontsteld en zoo hard hij kon heen. Den volgenden dag werd hij gepakt en in de gevangenis opgesloten. Golde, Perilia en de hertog verlieten de grot en spoedden zich oostwaarts langs het strand om zich naar Saicombe te begeven. r Wat heelt die ondeugende leeuw uw hand toe getakeld, zei het meisje, wijzende naar de bloedende hand van den hertog, in een zakdoek gewikkeld. O, sprak de hertog, dat is niet erg, hij zag mij voor een Franschman aan. Dan zich tot Golde aan zijn andere zijde wen dende, zei hij: Dal was handig van u gedaan, met dien steen, Golde. Golde kreeg een kleur. O, ik ben zoo blij. Hoogheid, dat ik dien man het leven kon redden. Het verheugt mij ten zeerste, dat u het leven van Pol gespaad hebt, sprak Perilia toen. Weet u waarom Neen. Waarom dan? Onxdat, wanneer Verdier naar de grot terug keert, Pol korte metten met hem zal maken. En het zou niet meer zijn dan de man verdient, voegde -Golde er aan toe. Ha, maar ik denk wel, dat Pol uit dezen strijd met als overwinnaar zal komen. Hij liep voort, zijn blik ver weg over de heide gewend, met een ondeugende glans in de oogen, voortdurend glimlachend. Hij scheen iets te willen zeggen en niet te weten hoe hij her moest zeggen. Ten laatste zei hij botweg: Ik kom op de bruiloft. Perilla's hart klopte hoorbaar en dat van Golde niet minder. Welke bruiloft, Hoogheid? vroeg zij blozend, met neergeslagen oogen, Wel Perilia, gij hebt er mij reeds alles van ver teld en zoudt gij het niet weten? Gij moest het mij laten weten. Wat gij, Golde. Ik dank uwe Hoogheid voor deze woorden, sprak Golde. Perilia zei niets, maar zij werd beurtelings rood en bleek. Zij waren thans dicht bij Seacombe. En toen een half uur fater de hertog te paard noordwaarts r"td, stonden beiden hem op een heuvei na te staren. Er: toen hij eindelijk uit het geziebt verdwenen was, greep Golde haar hand en druk'e op haar vang eer vurigen kus. Zij weerde heni niet af, doch stond daar met nee: geslagen oogen. Toe «teeg een di«p« zuc» van verlichting op uit haar borst, twwfj! **7 O, mijnheel Oolde, ik had nimmer gedacht OM hef hiertoe zou komen. Zij wandelden hand aan hand naar beacombe terug. Hel was .nog vroeg en omstreeks dezen thd keerde Verdier naar de grot terug. De voorspelling van den hertog kwam ut: niet zoodra had hij de verscheurde lichamen zijner kame raden en den leeuw gezien, oi nij greep m. piste** en een oogenbiik later lag de leeuw itulptrekseic op den grond. Um negen utu zat hit op een root- uitstekend gedeelte van de rot», ót beenrn Ltngrtrr naar beneden, de hand onder zijn km, met J/<»h'" blik starend naar het wrak van hei trotsere de rotsen. Korten tijd later gleed orr d""vsn i0,c„ de rotspunten de statige Fransche Verjier gad tot onder behangen mei witxe ^e^ICJoïe tont om den kapitein overgehaald v°°'y£ 'hei «cbr "'-'1 "ij hen ai te halen. Op 'J,, 'en glimlachte droevig, het hoofd op cfe borst t<" EINDE, 48 -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 21