NIEUWE llim CIIUIT DsfsAWNZWERINÉ BUITENLAND "SrJEde docij rd££.r Gassen in dienst van den oor log Oe Regendruppel. DE DAM 1AATJES -F.UILLETON VROOLIJK ALLERLEI Zaterdag 10 Augustus - Tweede Blad BELGIË RUSLAND Bij het begin van den wereldoorlog wist men, dat de explosie-gassen van dè springladingen der moderne projectielen, b.v. picrinezuur, eene doodelijke uitwerking had op de bezetting van vestingwerken en de bemanning van vaartuigen, waarin de projectielen gesprongen waren. Uit (teze wetenschap heeft zich gedurende den loop van den oorlog eene bepaalde tak van de oorlog voering ontwikkeld de gas-oorlog die van de beste krachten der industrie en der wetenschap heeft weten gebruik te maken, zoowel voor het gebruik maken van gassen als middel bij den aanval, als voor het uitvinden van bijzondere verdedigingsmiddelen daartegen. De gas-oorlog heeft zijn grootste overwinnin gen behaald bij de Duitsch-Oostenrijksche door braak op het Fransche front in Maart 1918, bij welke gelegenheden het offensief door omtrekken de gasaanvallen werd ingeleid, waaraan de tegenstanders liet succes toeschrijven. Men kan verscheidene soorten gasprojectielen onderscheiden, als: gasgfanaten, die uit gewone stukken geschut geschoten woiflen, gasmijnen, die uit z.g. mijnenwerpers geworpen worden, gashandgr analendie door de stoimtioepen ge worpen worden, en gasbommen, cue door vliegers gebruikt worden. Bovendien worden nog ge bruikt z.g. gaswolk-apparaten voor het voortdu rend ontwikkelen van gaswolken, die door den wind over de vijandelijke stelling gedreven wor den. Gewoonlijk worden alle deze verschillende gasmiddelen tegelijk gebruikt, waarbij de gas- granaten tegen de vijandelijke artillerie gebruikt worden, en de overige tegen de infanterie-stel- lingen. Voor de beschieting van artillerie in ge dekte stellingen zijn de gdsgranaten, als de meeste gitwerking hebbende projectielen te be schouwen, omdat de gassen zich daaruit gemak kei ij k verspreiden over eene oppervlakte van het terrein, waar men weet, dat artillerie opgesteld moet zijn, ofschoon zij met te zien is. De uitwer kingsfeer van deze projectielen is nl. veel grooter dan die van andere, omdat het gas met de lucht verspreid wordt. Nog grooter is de uitwerking Van dit toestel voor de ontwikkeling van gaswol ken indien cie wind gunstig is; er wordt be weerd, dat het gas werken kan over een diepte van verscheidene kilometers. Dit over de tactiek van den gas-oorlog. Thans iets over de giftige gassen zelve en de middelen om zich er tegen te beschermen. Men heeft tot nu toe allerlei mengsels daar voor gebruikt, ten deel er van beoogt een direct doodelijke uitwerking, zooals cyaanwaterstofzuur (blauwzuur), een van de vreeselijkste giftsoorten die men kent. Andere, zooals b.v. chloor en gas vormig acicleine beoogen het onmogelijk maken of bemoeilijken van uen strijd door aantasting van de oogen (traanmiddel, of prikkeling tot hoesten en braken). Soms gaat men zoo geraffi neerd te werk, dat men het vuur begint met gassen, die de laatste uitwerking ten gevolge heb ben en daardoor dwingen tot afnemen van de gasmaskers, waarna me - overgaat tot het vuur met werkelijk doodend g«>- Het gasmasker is hei range afdoende middel tegen vuur met giftige gassen. Dit masker is in den gas-oorlcg te vergelijken met het pantser in deu artilleriestrijd ter zee of de borstweringen in den pcsitie-oorlog. liet doet dus denzelfden dienst als vroeger het schild, toen men man tegen man streed, met ridderlijker wapens dan deze chemicaliën. Het doel van het gasmasker is bij de inademing de lucht te zuiveren van ae gn- tige gassen, door deze te dwingen door sloffen te gaan, die hen binden door chemische processen. Het geheel is dus een strijd tusschen chemicaliën en daaronder spelen, met het oog op de verdedi ging, bepaalde alkalizouten, b.v. Natriumhypo- sulnet, een groote rol. Men moet echter verschillende „verdedigings- chemicaliën" ter bescherming tegen „aanvals- giffen" gebruiken en daarom is het van het grootste gewicht de samenstelling te kennen van de gasmengsels, die de vijand gebruikt. Ja, wat nog moeilijker is men moet reeds bij het begin van den gasaanval trachten te weten te komen, welke gassen de vijand voor die gelegenheid ge kozen heeft, want hij heeft dikwijls verschillende soorten te zijner beschikking, zooals hieronder Zal blijken. Tengevolge hiervan zijn de gasmas kers, die tegenwoordig een deel moeten uitmaken van de persoonlijke uitrusting van iederen man, hoe langer hoe gecompliceerder geworden, daar zii verschillende, van elkander gescheiden afdee- lingen bevatten, met verschillende chemische pre paraten, waardoor de ingezogen lucht moet passeeren. Het zou ons te ver voeren, indien ik hier mede deelde, wat van militaire zijde is moeten worden gedaan tegen den gas-oorlog. Ik noem slechts dat bepaalde oefeningen noodzakelijk zijn om de manschappen te oefenen in het schieten met een gasmasker voor het gezicht en om de bevelvoeren den te leeren hun commando's kenbaar te maken zonder van hunne stem gebruik te maken, daar deze door het volkomen afgesloten gasmasker niet kan worden gehoord. Verder moet er op wor den gewezen, dat de gas-oorlog een uitgebreid verkennings- en alarmstelsel eischt, om oogen- blikkelijk bij gas-aanvallen te kunnen waarschu wen. Ja, zelfs bij de. hoogere afdeelingen heeft men eene aparte afdeeling een staf van schei kundigen moeten oprichten met opdracht om o. a. "steeds de ontwikkeling van de door den vijand gebruikte gasmiddelen te volgen, ten einde bijtijds scheikundige tegenmaatregelen te kunnen treffen, wanneer de vijand nieuwe gifsoorten ontdekt, hetgeen vrij dikwijls geschiedt. Ter toelichting hiervan mogen wij de volgende uit authentieke stukken verkregen opgaven aan voeren. Bij het einde van 1915 bepaalden de Franschen zich tot gebruik van chlooraceton en acroleine, maar begonnen reeds in Januari 1916 met een mengsel van fosgeen (kooloxydchloride) en arsenicum trichloride, 's Zomers van daf jaar gingen zij over tot een mengsel van cyaanwater stofzuur (blauwzuur). Gedurende 1917 kwam daarbij een mengsel van joodaceton en tintetra- chloride, alsmede voor gasmijnen het chloride van acthyleensulfgnzuur. De Engelschen gebruik ten aanvankelijk chloorpicrinezuur met en zon der joodaethyl acetaat. Gedurende liet najaar 1917 kwam daarbij deels cyaanwaterstofzuur, deels fosgeen, met arsenicumtrichloride. Voor gasmijnen gebruikten zij reeds in 1916 chloor met fesgeen gemengd. De Russen begonnen met chloorpicrinezuur, ge mengd met sulfurylchloride en gebruikten daar na in 1917 deels fosgeen met tintrichloride, deels blauwzuur met arsenicumchloride, waarschijn lijk volgens Fransche aanwijzing. De Italianen gebruiken chloorpicrinezuur en fosgeen, gemengd met zwavelkoolstof. Ten einde bij tijds gasaanvallen te kunnen ontdekken, is aan alle posten opgedragen nauw keurig den aard der lucht te observeeren, maar om uit te maken welk gas de vijand bij die gelegenheid gebruikt, is 't noodig andere maat regelen te treffen. O a. worden tegenwoordig aan de troepen der centrale mogendheden ge ïllustreerde boekjes uitgereikt, waarin de projec tielen van deu vijand in kleurendruk zijn aan gegeven, met opgave van afmetingen en kleur- stempels en vermoedelijk passen de geallieerden ook dergelijke verdedigingsmaatregelen toe. Door afgeschoten, doch niet gesprongen projectielen te bewaren en deze met de in de geïllustreerde boekjes aangeduide te vergelijken, kan men direct de samenstelling van het gifmengsel afle zen en daarnaar zijn maatregelen treffen. Door deze voortdurende jacht op 's vijands niet ge sprongen projectielen is 't ook een gemakkelijke zaak de ontwikkeling te volgen van zijn gas-oor- logsmiddelen en daaromtrent eene volledige sta tistiek op te maken. Uil dc zse, de wijde, stille, blauwe zee was de regendruppel omhoog gestegen met duizenden broertjes en zu jes: 't was zulk een klare, warme zomerdag. Een witte woik nam hem op, en nu ging het verder, de wijde, wijde wereld in, hoog boven de zee heen, die glanzend lag in den zonnegloed, over bergen en boomen, en ri vieren en landenen over de woonplaat sen van inenschen. Wat zag hij veel schoons, zoodat hij dik wijls ornlaag wilde zweven, om daar te blij ven, midden in dat heerlijke leven. Maar de woik wist van geen ophouden; die zweefde steeds verder. Eens leek ze wel moe want een heelen dag hing ze op de zelfde plaats, met tal van andere wolken. Daar beneden was. het een heuvelig land en boven op een hoogen bodem stond een klooster. En da regendruppel hoorde het gezang der kloosterlingen: 't leek op een aanster kend en weer kwijnend geluid van wisselen de stemmen. Luisterend vernam hij den triooien loizang der Lauden: „Zon en maan, looit den Heer!... alle wateren daar boven aan het uitspansel, looft den UeezT regen en nevel, alle bronnen en zeeën en stroo men looft den Heerl... vuur en koude, ijs en sneeuw, bliksem en donder, looft den Heerl... Verbazing en vreugJe vervulde het kleine regendropje. Alles kan dus met den mensen den Schepper prijzen!Laten we hier blij ven en mee bidden in den lof van GodI" vroeg het aan de wolk. Maar de wolk wilde nog niet: „eerst zult ge zien, hoe heel de schepping den Meester prijst Verder ging het over ruischende wouden i en stille da'en. En het regendropje zag, hoe de boometi en planten' groeiden en bloeiden, hoe de weiden en velden met bloemen wa- Ven gesierd, hoe al die kleine blonde en kleurige bloemenkindjes haar kopjes ophie ven tot de zon en geurden en fleurden en spraken in haar zwijgende taal van de goed heid en schoonheid van God. „Ja," dacht het regendropje, heel de aarde looft den Heer." De duisternis doezelde alle3 weg déix be neden; een grauwe nevel schoof tusschen de aarde en de wolk*, maar boven ontbloeide een hemel vol sterren in stille pracht. En toen de zon weer s tond aan het lichtgetinto Oosten, beefde en blonk aan blaren en gras spiertjes een leger van druppelen dauw. Toen werd het zwoel; dreigende wolken naderden van ver, grommend en morrend, en lichtende bliksems doorflikkerden de lucht, zoodat de menschen beneden vielen op de knieën, de handen vouwden en baden, dauw en rijp, hitte on koude, bliksem en wolken loofden den Heer. Maar het dropje werd droevig en moede loos: „Ik ben te nietig, te klein, om mede den Heer te prijzen." „Klein, dwaas ding zei de wolk, „wacht uw tijd af En weer kwamen de wolken boven een zee. Donker was 't daar. Er huilden stor men, en bergen van golven rezen en daal den, mot kronen van^schuim op haar kop pen. En het koor der golven en de stem van den wind was een machtige zang van grootheid en kracht: wind en zee loofden den Heer. De storm nam de wolleen op zijn sterke vleugcis en suizelend raasden ze voort over zee naar het land. Toen werd het kalmer, en over hooger bergtoppen zweefde de wolk. Het was een klinken en beven van trillen de lichtjes in die eeuwige sneeuw en ijs velden, als de zon er op scheen, en een brand van regenboogkleuren vlamde over die vlakten. i' En het regendropje zag, h°e moedige men- rchen dl3 toppen beklommen en bovengeko men, stii stonden van verbazing en neer knielden, overweldigd van de majesteit Lods in het ijs en de sneeuw, in gletschers en bergtoppen. Veer ging het verder over velden en huizen. „Had ik de stem der klokken of den zang der vogelen, de kleur van bloemen, of de pracht van den sneeuw, dan zou ik oók den Heer kunnen prijzen 'ik, arme kleine, he laas 1"...... En de tijd was gekomen voor 't regen dropje. Lager en lager zweefde de wolk over vruchtbare streken. Dorstig lao het *anc* en de bloemen lieten hun kelkjes hangen, alsof ze vermoeid waren. En langzaam zigen de kleine regendrop pen op de aarde neer, en verfrischten en ver zadigden menschen en planten. Het kleine regendropje viel in den kelk van een lelie, die bloeide in een stillen kloostertuin. Zacht lag het te rusten op de wit-zij den bladen en dag naar het gouden hart der voorname bloem- En het was verheugd, want toen de zon weer begon te schijnen, blonk het regen dropje ais een felle diamant. Door den tuin liepen twee Zusters, die naar de bloemen keken. Ze waren zoo blij met den malschen regen. Daar zagen ze de lelio en den druppel regen bij het gouden hart. „Zuster, zie eens, hoe heerlijk't luikt wel een edelsteen, die zuivere droppel >,Wat is dat mooi!" zei de andere.... en voorzichtig sneea1 ze den slanken stengel dooi en bracht de mooiste bloem voor het altaar van God. Daar stond de lelie in een kristallen vaas, en de regendruppel lag rustig aan 't gouden hart, Het licht der kaarsen blonk in zijn klaar heid rondom baden de witte bruiden. Nu voeldq.het kleine a'ing zich gelukkig, nog meer dan Nïe andere wezens, welke het had benijd. Dankbaar gaf het zijn leven met den geur der lelie, die zweefde omhoog naar het heilig Sacrament.Voor u, o God, geef ik mijn leven..-, in 't sterven omgeef ik u nog als een sluier van leliengeur. Zoo loofde de regendruppel zijn God en Heer. (Javapost.) VERKLARINGEN VAN DEN BELGISCHEN PREMIER. Onder de verklaringen, die de hjeuwe Bel gische premier aflegde voor de te St. Adresse vergaderde uitgeweken parlementsleden, zijn er enkele, welke zeer de aandacht verdienen m de huidige omstandigheden. Wij ontleenen daaraan het volgende: De heer Cooreman heeft nogmaals en uitdruk kelijk de volgende verklaring afgelegd, die de Belgische regeering reeds meermalen uitte„Dat België geen uitspraak zal doen omtrent het her vatten van de betrekkingen onder de Staten, dan in volle overeenstemming met de mogend heden, wier legers met het zijne voor de zaal der gerechtigheid strijden. Het antwoord der regee ring aan den Paus op 24 December gegeven, onderschrijft zij nog heden; „De ongeschondenheid van het Belgisch grondgebied, moederland en koloniën de politieke, economische en militaire onafhankelijk heid, zonder voorwaarde of voorbehoud, herstel voor de geleden schade, waarborgen tegen een nieuwen overval; dit blijven de noodzakelijke voorwaarden voor een rechtvaardigen vrede, wat België betreft. Iedere bepaling, die iets daarvan beperkt, zou de grondslagen zelf van het recht ondermijnen, want dan zou het vaststaan, dat, op internationaal gebied, de schending van het recht van den overtreder een recht zou geven en voor hem een bron van voordeden worden kan." «België verlangt van ganscher harte naar het einde van het lijden van zijn bevolking, maar het wil geen anderen vrede, dan dien van eer en recht; het is niet noodig hierbij te voegen, dat het de onbeschaamde theorie verwerpt, welke dezer dagen te 'Berlijn werd voorgestaan, die beweert van het schuldvorderend België' een pand te maken in handen van zijn schuldenaar en van het slachtoffer waarborgen vergt ten voordede van den aanvaller." Omtrent de huidige taak en bevoegdheid van de regeering, zoolang de raeerderhdd van het parlement niet spreken kan, heeft de minister zeer duidelijke verklaringen afgelegd. „Wat de bestuurszaken betreft, volgt de regee ring van nabij de eischen van de omstandighe den, die zich achtereenvolgens naar voren drin gen. „De levensquaestie der proviandeering van bezet België is haar voortdurende zorgzij staat steeds op de agenda der minister-vergaderingen, evenals het niet minder belangrijk punt van den moreelen en materiëelen toestand van ons be wonderenswaardig leger. Het lot onzer krijgs gevangenen in Duitschland en onzer geïnter neerden in Zwitserland wekt voortdurend de bezorgdheid der regeering; dat van de geïnter neerden in Nederland, heeft haar doen inzien dat dringende verbeteringen noodzakelijk zijn, verbeteringen, die niet lang op zich zullen laten wachten. De zaak onzer uitgeweken landgenoo- ten wordt door ons voortdurend overwogen; dc veelvuldige vraagstukken, betreffende den tijd kort na den oorlog staat vooraan op de lijst van de werkzaamheden der regeering en van de tal rijke en bekwame medewerkers, die hare pogin gen steunen." Tegenover de activisten keurt hij sterk hun streven af: „Zoo'n groepje verdoolden, die be zweken onder verleidingen, waarvan bet al te walgelijk is de aantrekkelijkheid te onderzoeken, die zich verlaagden om de hand te reiken aan den vijand en het vaderland verrieden, daarvoor schaamt zich het Belgische gemoed, woede en smart veroorzaken ze bij ons, doch tegelijk ver wekte hun handelwijze een opvlammmg van vuriger vaderlandsliefde en eendracht bij de rechtgeaarde burgers." Zal de regeering nog gedurende den oorlog de Vlaamsche kwestie in een of anderen zin oplos sen? Hieromtrent laat liet antwoord niets aan dui delijkheid te wenschen* over. Het gouvernement heeft besloten voor het onderzoek van de vraag stukken in verband met de taalquaestie even als in verband met de kieswetten een com missie in te stellen van 21 leden, waarvan 14 leden eerst later kunnen benoemd worden onder de Belgen, die in het bezette gebied gebleven zijn, en de 7 overige nu reeds de oplossingen voorbereiden, die bij den terugkeer in het land aan de algerueene commissie zullen onderworpen worden. „Aldus zal de regeering, zegt Coote- man, toonen, hoezeer zij er op gesteld is, het belang te willen inzien van deze vraagstukken, en tevens welke waarde zij hecht aan de mee ning van de overgroote meerderheid der natie en aan de prerogatieven van het parlement." Op gebied van den wetgevenden arbeid, niet alleen wat de taalkwestie, doch ook wat alle andere kwesties betreft, weigert de regeering zich te laten verleiden tot autoritaire daden. De meerderheid van de bevolking, de meerderheid van het wetgevend parlement, bevindt zich in bezet België. Zonder deze mag niets belangrijks gedaan worden. „IM politieke inzicht en de rechtvaardigheid verplichten de regeering daar toe- onze landgenooten, die meestal aan gene zijde van de gëvechtslinie gebleven zijn, zouden het niet anders opvatten. Eens de vrijheid her wonnen, eens in volle leven en onafhankelijkheid en in het bezit van al zijne rondom den koning geschaarde kinderen, zal het land klaar <3 krachtig zijn wil te kennen geven. Naar deze* wil zal de wetgevende macht luisteien, zij zaj dien trouw weergeven en bekrachtigen, ec hej paleis van het parlement zal meer dan ooit ha paleis der natie wezen." Voorloopig kan de regeering zich, op wetge vend gebied alleen bepalen tol het nemen van' maatregelen, die door de oorlogsomstandigheden volstrekt opgedrongen worden. BEN 0NDES8OJÏKDING. De Belgische regeering heeft ter on.Iet- teekening a&n des koning voorgelegd «wn besluit, waarbij de titel van ewoburger en vriend der Belgische natie wordt toegekend aan den heer Herbert Hoover minister der voedselvoorziening der Vereeiilgde Staren, stichter en eerste voorzitter van d# Com mission for Relief in Belgium ui' erkente lijkheid voor de onaohatbare diensten door de Amerikaansche regeering in verhand met de voedselvoorziening aan de Belgische be volking sinds de vijandelijke bmaiting be wezen. Reeds met enkele woorden hebben wij mel ding gemaakt van den vreesel ijken toe stand in Rusland. Ziekte en hongersnood eisL-hen er om strijd hot grootste aantal slachtoffers. De Z weeusche consul-gen era al te St. Pe tersburg deelt m-ede, dat volgens offieiecle berichten omtrent de cholera-epidemie daar eu in de voorsteden van 1 tot 18 Juli SCÜa choleragevallen door de medici zijn vastge steld, waarvan er 1210 een cföodelijken af loop hadden. Onder deze getallen zijn de op cholera gelijkende ziekten niet begrepen. Van 19 tot 25 Juli kwamen 800 nieuwe gevallen voor. Uit St. Petersburg in hun land terugge keerde Finnen deeien mede. dat de toestan den daar ontzettend zijn. Het is wegens de No. 41. 10 AUGUSTUS. 48 Mijnheer Golde had Verdier moeten volgen' maar hij schijnt daar niet aan te denken. Ik wilde .naar hem toegaan en zeggen, dat hij naar Wyemouth moet gaan om het volk tegen Verdier op te zetten. Ik geloor tenminste, dat Verdier daar heen is. Hij !s heengegaan om te zien, dat hij een schip krijgt. Wel, maar veronderstel, dat gij wordt dood geschoten Dat kunt u hen toch wel beletten? Welnu, wij zullen zien. De vier mannen voerden een warm gesprek in liet Fransch, en zoo pratende liepen zij over het strand naar den ingang der grot. Deze ingang was nauw, oischoon de^grot zeif zeer ruim was. Zij gingen de grot twee aan twee binnen, eerst twee Franschen, toen oe beide gevangenen en daarna de twee andere bewakers. Toen de twee voorste mannen reeds de grot wat en binnengetreden, duisterde Periila, zonder den hertog aan te "zien: Nu, Hoogheid. De hertog bemerkte, dat de volgorde, waarin zij gingen, zoo ongunstig mogelijk was en hij had reeds spijt, dat hij toestemming had gegeven tot het plan. hij zag ook, dat het beter ware geweest,.als zij een oogenbiik eerder tot uitvoering van haar plan Was begonnen. li ij bemerkte, dat de ingang breeder was dan hij gedacht had, waardoor de mannen meer ruimte hadden om te schieten. Hij zag thans het gevaar in; daar waren vier Claimen met pistolen gewapend; er zou iemand worden doodgeschoten. En die iemand mocht Periila niet zijn. bnei met zijn strenge doordringende oogen rondziende, om met één blik den toestand op te flemen, riep hij haar zachtjes toe: Doe hei niet! Maar hij was een oogenbiik te Iaat. Zij was reeds ®jeg. De twee achterste mannen uitten een kreet, ten hunner wankelde, bijna door haar omvergeloopen. Schiet! schiet! schreeuwde Danda, die voor aan had geloopen hij het binnentreden der grot, inaar nu bij het omkeeren achteraan stond. 'De hertog had nauwkeurig aiies gevolgd en toen een der mannen zijn wapen op haar richtte, sloeg hij met een forschen slag den arm naar beneden. Vóór een der andere kon schieten, stond de hertog voor de vier mannen, met 't gezicht naar hen toe, aldus met zijn lichaam de vlucht van Periila dek- Kenae. i och kon hij niet verhinderen, dat eenre kogels haar werden nagezonden, gelukkig zonder l,aar tc treilen. Daarna vloog zij den hoek eener rots om en verdween. De Franschen maakten aanstalten haar te voteen maar de hertog was hen voor en hield hen tegen'. Neen, sprak hij, gij moet haar nu laten gaan. Als gij haar achterna gaat loop ik weg. Zij keken naar den vastberaden blik zijner oogen en bleven staan. Toen gingen zij met hem de grot binnen. HOOFDSTUK XXV. Eind goed, al goed. Periila vlood snel heen. En Golde haar ziende aankomen, kwam haar tegemoet, doch roet angstige oogen voortdurend op den ingang der grot gericht want hij had tie pistoolschoten in de verte gehoord! Wij moeten terstond naar Wyemouth gaan, mijnheer Golde, sprak het meisje. Hun schip is^ver ongelukt op de rotsen van den vuurtoren en zooals gij gezien hebt is Verdier heengegaan om een ander. Lr is ook een Fransch schip in de haven van Wyemouth, zei (jolde. Zij liepen te zamen een wijle voort, onhoorbaar in het zachte zand, toen Periila plotseling stii stond en met wijde vreemde oogen staarde in de even- wijde en vreemde oogen en het kleurlooze gelaat van Golde. 7 O, mijnheer Golde! fluisterde zij, wat is dat? •Lij wachtte het antwoord niet af. Zij vloog terug naar de grot, welke zij zooeven ontvlucht was; in Vliegende haast stoof zij den nauwen ingang door. „Dat" was het doordringende gehuil "en gebrul van wilde dieren van twee tijgerinnen en een 'eeuw van de dieren die den vorigen nacht uit de menagerie ontsnapt waren. Als bij instinct begrijpende dat zij zich in een be woonde streek bevonden, hadden zij zich angstig in de grot verborgen een dag en een nacht lang,na den eersien nacht over de heide rondgezworven te hebben. Thans waren zij krankzinnig van den ho nger. Wat er precies "gebeurde thans, wist Periila later niet meer. De grol was gevuld met een ontzettend tumult. Een der mannen was alreeds in stukken ge- schenrd en tegenover zich in den versten hoek zag zij in de schemering den hertog op den grond en op hem de klauwen van Apollyon. Op het geluid van haar stem een geluid dat zij geleerd hadden te vreezen sloegen de drie dieren hun groene oogen op en staakten hun doode- lijk werk. Doch slechts voor een oogenbiik. Hun wilde natuur won het van hun vrees, een der tijge rinnen, van haar neergehurkte houding opspringend wierp Danda tegen den grond en boven alles uit klonk zijn doordringende angstkreet. De andere had zich reeds een slaclitoifer uitgekozen en was bezig den ongelukkige mei tanden en klauwen te bewerken. Op dit oooenbiik verscheen Golde temidden van de verwarring hijgende onder het gewicht van een zwaren steen'. Met bovennienseüjken inspanning wierp hij dien boven op den kop van een der tij gerinnen, die zijn pro01 losliet e" rochelend ineen Het'was een geluk, dat Apollyon tammer en meer gehecht was aan Pcril^ uan tic beide andere dieren. Op het geluid van haar Stem, keek de leeuw ver schrikt op en maakte aanstalten om te vluchten. De hertog had op het eerste teeken van de aanwezig heid der wilde dieren in de grot, beschutting gezocht tegen den muur en t°en hij door den schok van den leeuw tuimelde, was zijn weg beschut door den muur. Op dat oogenbiik verscheen Periila en stond hij van aangezicht tot aangezicht tegenover zijn meesteres. Wat op dit oogenbiik in den hertog omging was een gevoel van bewondering voor den moed van het meisje. Dat pistool daar, schreeuwde hij, wijzende op het wapen van een der gedoode Franschen op den grond. Maar zij keek niet naar het pistool om. Met groote kracht sloeg zij met haar gebalde vuist den leeuw in het gelaat, en Apollyon, met onderdrukt gebrul liet los, haastte zich weg en bleef op eenigen afstand staan, haar half twijfelend aankijkend. Terzelfdertijd weerhield zij den anderen tijger die zich op Golde wilde werpen. Het dier met een woedend gebaar naderend riep zij: Foei Fan, durf eens! Toen het dier haar wilde naderen, klonk er een schot van den hertog'en ook dit viel neer. Er be vonden zich nog twee geladen pistolen m de grot en Periila, den hertog naar een nieuw wapen ziende zoeken, sprak: Hij zal niets meer doen, Hoogheid, spaar hem als 't u blieft, hij behoort mij. De leeuw trok zich in een hoek terug en de laat ste der Franschen vluchtte ontsteld en zoo hard hij kon heen. Den volgenden dag werd hij gepakt en in de gevangenis opgesloten. Golde, Periila en de hertog verlieten de grot en spoedden zich oostwaarts langs het strand om zich naar Seacombe te begeven. heeft die ^ondeugende leeuw uw handtoe- etakeld, zei het meisje, wijzende naar de bloedende and van den hertog, in een zakdoek gewikkeld. O, sprak de hertog, dat is niet erg, hij zag mij voor een Fransch man aan. Dan zich tot Golde aan zijn andere zijde wen dende, zei hij Dat was handig van u gedaan, met diai s een, Golde. -'o? ÏS -o "ff Hoogheid, dat ik dien man het leven ten zeerste, dat u het leven van Pol gespaard hebt, sprak Periila toen. Weet u waarom Neen. Waarom dan? Oindat, wanneer Verdier naar de grot terug keert, Pol korte metten met hem zal maken. En het zou niet meer zijn dan de man verdient voegde Golde er aan toe. Ha, maar ik denk wel, dat Pol uit dezen strijd niet als overwinnaar zal komen. Hij liep voort, zijn blik ver weg over de heide gewend, met een ondeugende glans in de oogen, WAT ONS VEREENIGT. Het schijnt wel alsof velen, van ons nog nil goed begrijpen, waarvoor wij strijden en wat ons vereenigt. Er zijn er die meenen dat het hoofddoel va:i onzen strfjd is. hooger loon Zij geven dan di- reet too dat wü, ook aë zedelijke vraagstuk ken niet uit het oog mogen verliezen, maar dat spreekt zoo vanzelf, dat men er verder niet veel werk van maakt. Men zoekt in zulke gevallen vooral samen werking met andersdenkenden. En of die a dersaenkenden mannen van eer zijn of niet. Of ze ons bekladden en onze verdiensten zichzelf aanrekenen, men laat het gaan, sputtert er wel wat tegen, maar zoekt toeh steeds de sa menwerking te hervatten. Ja men gaat zoover in zijn verblindheid, dat men de Kerkelijk.' Overheid een practiseh doorzicht ontzegt, wan neer deze verbiedt dat men zijn leden laat be praten en inlichten op de vergaderingen, door hen die onze inzichten niet deelen. Laten wij het toch goed inzien. Het eind deel van de overzijde is: vernietiging van 't Christendom, Wat ons vereenigt, is ons Ka tholicisme. Daarom zijn, wij één in den R.-K". "Volksbond. O. A P. D. ..AGENDA SOCIËTEIT „ST. BAVO.'_ ZONDAG, 11 AUG.: Bavo-Bioseope, 2» 4, 8 uur. MAAjNiDAG, 12 AUG.: Esperanto, 8 uur Kleermakers, half 9 uur. DINSDAG, 13 Aug.: Crisis Middenstand, half 9 Bestuur Spoor- en Tram 8 nur Leden Bouwvakverbond 8 uur. WOENSDAG 14 AUG.: Schilderspatroons, 8 uur VRIJDAG, 16 AUG.: Herwonnen Levens kracht 8 uur Leden gemeente-werklieden. 8 uur. ZATERDAG, 17 AUG.: Gewone zittingen, 89 uur. HIJ WIST 'T. De meester vertelt voor de klas de ge schiedenis van den verloren zoon. ,,\Vie was er heelema&l niet Wü» dat de ver loren zoon weer thuis kwam," vroeg de mees ter, in de veronderstelling, dat hij to kooren zou krijgen„de oudste zoon." „Zeg jij dat eens, JaDtje." „Het vette kalf meester," zei Jantje. CLIMAX. ®r iots beters op de wereld te bedenken aan 'n^ glas fijne wijn." riep geestdriftig een oude liefhebber uit. „Ja. Een fleseh. voortdurend glimlachend. Hij scheen iets fe willen zeggen en niet te weten hoe hij het moest zeggen. Ten laatste zei hij botweg: Ik kom op de bruiloft. Perilla's hart klopte hoorbaar en dat van Golde niet minder. Welke bruiloft, Hoogheid? vroeg zij blozend, met neergeslagen oogen, Wel Pet ilia, gij hebt er mij reeds alles Van ver teld en zoudt gij het niet weten? Qij moest het mij laten weten. Wat gij, Golde. Ik dank uwe Hoogheid voor deze woorden, sprak Golde. Periila zei niets, maar zij werd beurtelings rood en bleek. 6 Zij waren thans dicht bij Seacoinbe. En toen een half uur later de hertog te paatd noordwaarts r»"d, stonden beiden hem op een heuvel na t« staren 2:n toen hij eindelijk uit het gezicht verdwenen was greep Golde haar hand ën drukte op liaar wang eer neergeslagen oogen. Toe «teeg ee» verlichting op uit haar horst, terwijl lij O mijnheer Golde. had nimmer gedacht dal het hiertoe ion komen. Zij wandelden hand aan hand naar Seacomba terug. HeI was nog vroeg en omstreeks dezen tijo keerde Verdier naar dt grot terug. Oe voorspelling van den hertog kwam tutnsm zoodra had bij de verscheurde lichamen zijnes kame raden en den leeuw gezien, of hij greep zijn platcwn en een oogenbiik latei lag de '.eeuw stuipVektetd op den mond. (Jm negen uw zat op cea -oc-r. uitstekend gedeelte van de rot», de beeacB brngeAr <5 uaar beneden, de imnd onder zijn tun, mrt dicu i m blik starend naar het wrak van hel trotsere «m.p or de rotsen. Korten tijd later gleed oro hoe***^ de rotspunten de statige Ftanschs i'*rk*.v)."Ir!.0.'Ld tot onder behangen niet witte 0,n den kapitein overgehaald v"or het scbp Cct hij hen al te halen„ Op 't «"J-"' glimlachte dioeag. de borst ziii*c" het hoofd op EJND E.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 5