BUITENLAND BINNENLAND ORDE EN ARBEID KERK EN SCHOOL „Mocht dit niet het geval zijn, en ae heer Colijn dus geen Kabinetsformateur worden, dan zou men o.i. verkeerd doen daaruit op te maken, dat de kansen op een Rechtsch kabinet zouden zijn ver zwakt. Gissen kan zeker doen missen, maar wij achten het logische praemissé van onze voorstèhing in deze, dat de heer Nolens een zeer bezadigd en van zijne verantwoor delijkheid zeer bewust staatsman is, wat wei door niemand zal worden ontkend. En in dien geüachcengang achten wij'het onmogelijk, dat hij Nederland zes weken aan de praat zou hebben gehouden, en houden het dus voor gewis, dat hij op het oogenblik, dat hij ontheffing van de op dracht verzocht, zeker was van iemand van rechts die de opdracht zou overne men. Noam dien man, dis ook ons natuur lijk onbekend is X, stel u voor dat X eerst bereid is op te treden als Colijn niet wil of niet kan, dan -gelooven wij de juiste po^.tie van dit oogenblik weergegeven te hebben. Waarbij de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat X eerst nog gaarne een ander dan Colijn zou zien gepolst. X zal, gegeven het weinig benijdenswaardige van het ambt, nu wel spoedig voor den dag komen." nen raat kre< son slaa dwa inb 1 ovei brie bou ber. aan. brui test hen ontc nam brac Kan; vers dool cbei piet hebi Kest lend Niei ring zich toen bobb Kev-fl T> c ©ver 1 e Uil dagi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 2