1l[|ll IMIL'CIIIMI
JACQUES DE BRANCION
BUITENLAND
Toen zij bloeiden!...
ÜE DAM 1AATJES
in en om Haarlem
FEUILLETON
VROOLIJK ALLERLEI
Zaterdag 24 Augustus - Tweede blad
DER fransche REVOLUTIE.
11
.ENGELAND
HET BELASTINGVRAAGSTUK TE
SCHOTEN.
II.
Voor de bewoners van ons kwartier is bet voor
naamste gedeelte van het belastingvraagsiuk-
rapport wel dat, waarin gesproken wordt over
den Hoofdelijken Omslag.
Ook hier komt de commissie ons vertellen
dat zij zich in beginsel vóór progressieve heffing
verklaarde. Ik ook.... maar't is misschien
beter om eerst de commissie haar film te laten
afdraaien.
Luister nu eens,goed
Aan eene invoering van een Ingrijpende pro
gressieve heffing zijn volgens de meerderheid
onzer commissie, voor deze gemeente verschei
dene overwegende bezwaren verbonden. De be
volking bestaat voor het overgroote deel uit
arbeiders en het getal van de belastingplich
tigen, die aangeslagen zijn naar een inkomen
van f 2000.— en hooger, is zeer gering.
Volgens het primitief- en suppletoir kohier van
den hoofdelijken omslag, dienst 1915, bediaagt
dit ongeveer 40.
Nu kan het percentage van heffing'voor de
lagere aanslagen, in vergelijking tot de hoogere
op de wijze, zooals dé gemeentewet bepaalt,
lager gesteld worden, doch dan bestaat de vrees,
dat, tengevolge van een te hooge opvoering van
het percentage bij progressie,-de toch reeds klein
in aantal hoog aangeslagenen, die eenigszins
zwaar zullen worden getroffen, voor een gedeelte
gaan vertrekken. Juist verscheidene van tieze
aangeslagenen, de meer kapitaalkrachtige bevol
king', zijn niet gedwongen in deze gemeente te
blijven wonen. Zij worden alleen aan Schoten
verbonden door het beter wonen. Wordt nu dei'
belastingdruk voor hen te zwaar, dan verkiezen
zij de bovenwoningen te Amsterdam en Haarlem
boven 'n zwaren Schotenschen aanslag, met fo-
rensenbelastiug, en dit te meer, waar zij op
voordeeliger voorwaarden hunne kinderen op de
onderwijsinrichtingen in' die plaatsen kunnen
doen. Vertrek van den-meer gegoeden midden
stand, welke Schoten voor zijn financiëel even
wicht'juist niet kan missen, is volgens de meer
derheid der commissie bij invoering van een
ingrijpende progressieve heffing te vreezen, ter
wijl vestiging van meer draagkrachtigen door
dusdanige heffing zal worden tegengehouden.
Ook de uitbreiding der gemeente zal niet in de
hand worden gewerkt en de bouwindustrie, die
door den oorlogstoestand zoo is geknakt, zal
geheel op het doode punt worden gebracht. Het
streven moet juist zijn het bevorderen van ves
tiging van middenstanders, die door hunne
meerdere finantiëele draagkrachten den belas
tingdruk in de toekomst kunnen helpen verlich
ten.
Nu staat er iets ,in het rapport, dat mij niet
duidelijk is. Er volgt dan: de meerderheid in
onze commissie, alhoewel niet zeer optimistisch
fesiemd, kan deze bezwaren niet alle deelen.
leer bepaaldelijk was zij van gevoelen, dat de
vrees voor vertrek van de hoogst aangeslagenen
niet zoo sterk behoort te worden gevreesd; ter
wijl volgens haar oolc geen gevaar is te duchten
van belemjpering der bouwindustrie.
Het onduidelijke zit voor mij hierin, dat er
telkens gesproken wordt van de meerderheid, der
commissie; dat is natuurlijk een abuis. Ik ver
onderstel dat'in het eerste deel van dit gedeelte
van het rapport een minderheid en geen meerder
heid aan net woord is.
En dan vertelt ons de commissie verder:
Zooals gezegd is de commissie in principe
vóór eene progressieve heffing, doch in verband
met de hieronder weergegeven meeningsverschil-
len kan zij niet met een definitief voorstel komen.
Een lid der commissie meent dlat tegen een
progressieve belasting met betedcenendie ontlas
ting der kleine aanslagen in onzè gemeente te
overwegende bezwaren bestaan.
Een ander commissielid had tegen een niet te
krachtig doorgevoerde progressie geen overwe
gend bezwaar, terwijl een derde lid progressie
met klem blijft aanbevelen.
Ik wil de cijfers welke in het rapport worden
aangegeven niet verder aanhalendat zou abso
luut overbodig zijn. Het rapport was gebaseerd
op een ontvangst van 50,000.gulden, terwijl
de hoofdelijke omslag dit jaar ten minste 95.000
gulden zal opbrengen. Er hebben zich in de
laatste twee jaren dus reeds aanmerkelijke ver
anderingen in de kapitaalkrachtigheid der inge
zetenen voorgedaan; ik bedoel dat zoo: dat het
gezamenliik inkomen aanmerkelijk grooter is ge
worden, althans dat er van een heel wat groo
ter inkomen belasting kan worden geheven.
Voor mij komt het hierop neer, dat onze par
tijgenoot Hooy wel dé man zal zijn die als lid
der commissie geen progressie voor onze ge
meente bepleit heeft; dat de vrijzinnig-demo
craat, op illuster voorbeeld der vrijzinnig-demo
cratische politiek, met een water-en-melk-stelsel
is gekomen, zoo iets van zwemmen in twee wa
tertjes, en dat de heer Verkooy met een stelsel
gekomen is, waarin hij zijn denkbeelden princi
pieel heeft laten uitwerken.
Het idee-Verkooy is voor de arbeiders heele-
maal niet aan te bevelen. Als men reikent dat
men met zijn stelsel met een inkomen van f ÏOOO
dus van nog geen twintig gulden per week, reeds
meer betaalt dan men nu zonder progressie in
ROM/ - - ISCH VERHAAL HIT DEN TIJD
„Dat is onmogelijk," zei zij, „ik héb ge
zworen dat ik niet spreken zou over hetgeen
plaats gehad heeft."
„Gij hebt mij ook gezworen, dat gij mij
Louise's hand zoudt geven en toch hebt gij
uw woord verbroken."
„Wij hebben niets anders kunnen hande
len, geloof mij, mijn arme Vivant, het heeft
ons verdriet genoeg gedaanmaar ziet gij,
in den ongelukkigen tijd, dien wij belevenj
doet men wel meer zaken, die men niet zou
willen en niet zou moeten doen."
„Maar zeg mij dan toch waar is Louise,"
riep ik uit.
„Bij hare peettante 'te Remtremont. Wij
hebben u daaromtrent, altijd de waarheid ge
zegd."
„Houdt zij nog van mij?"
de gemeerde betaalt, 'dan 'is zijn stelsel als zoo
danig reeds voor de arbeidersklasse onaanneme
lijkHier wreekt zich inderdaad het argument
der minderheid, dat er in onze gemeente geen
kapitaalkrachtige menschen zijn (uitgezonderd
het 14e, had hij moeten zeggen). Bij een inkomen
van slechts vijftienhonderd, gulden betaalt men
in het stelsel-Verkooy reeds negen gulden zes en
zeventig centen meer en bij een inkomen van der
tien honderd gulden nog altijd vijf gulden en
twaalf centen. Zooals gezegd: dat is voor de
arbeiders niet te aanvaarden en veroordeelt dan
ook m. i. de practische toepassing eener pro
gressieve belasting, zooals de heer Verkooy die
wenscht.
Het stelsel van den vrijzinnig-democraat is
niets beter, ik zou zeggen nog veel slechter. Hij
is met zijn stelsel iets zuiniger, maar komt dan
ook daardoor tot een veel hooger bedrag voor de
weinigen die hier eenig belangrijk inkomen heb
ben en zou daardoor nog veel eerder de aan
leiding kunnen zijn dat die werkelijk groote ver
mogens naar betere oorden verhuisden.
Ik ben het wel niet lieelemaal eens met de
minderheid (of toch meerderheid) der commis
sie, dat de menschen bij een verandering van
systeem bij de toepassing der belastingheffing
zullen vertrekken. De midden-inkomens, ik bedoel
die tot drie duizend gulden, zullen en kunnen-
zoo gemakkelijk niet verhuizen. Ooik niet al was
er geen woninggebrek in den lande, veroorzaakt
door Jan Kanon. Maar toch meen ik dat er wel
vrees zou kunnen bestaan voor die groóte ver
mogens die door het systeem Pruschen en Ver
kooy nog al zwaar zouden worden aangepakt
en die grootere vermogens moeten wij zien te be
houden. Wat wel komiek is, dat is de troost die
de heer Pruschen geeft, dat er in geen geval
meer belasting zal betaald behoeven te worden
dan thans (d. i. 1916) te Haarlem, d. w. z.
6.1. De geschiedenis heeft echter geleerd, dat de
belasting in Haarlem een jaar na het verschijnen
van het rapport, aanmerkelijk verlaagd is, zoo-
dat bij doorvoering van hun stelsel de men
schen veel meer dan te Haarlem zouden betalen;
een argument dat wel waarde heeft, met het cog
op een eventueel vertrek.
De nota van den heer Hooy is een eenvoudige
min of meer vergelijkende cijfergroepeering over
de -opbrengst dei belasting. Hij blijkt practisch
een tegenstander der progressie.
Nu wil ik wat zeggen. Ik ben het lang niet
cJtijd eens met mijn vriend Hooy, ook niet, al
ben- ik maar het overschot der raadsleden, Het
14deo, neen! Ik geloof dat zoo iets echter
heel nuttig is. Uit verschil van meening kan
nog wel eens iets goeds geboren worden. Zoodra
ik werkelijk raadslid ben, dan zou ik het toch
wel met hem kunnen vinden, alhoewel ik ook dan
geen ja-broerke hoop te zijn. (Wat is een mensch
toch dwaas; ik raas al over mijn werkelijk
raadslidmaatschap en ik ben nog'maar altijd
„buitenlid").
Ware ik in de plaats van mijn vriend Hooy
geweest, dan had ik heel wat anders gedaan.
Ik zou voorgesteld hebben om een systeem in te
voeren, waardoor de gelukkige bezitters van
groote gezinnen een veel grooter bedrag aan
kinderaftrek zouden bekomen.
Iedereen zal toch moeten toegeven, dat een
huisgezin meg zes kinderen, dat een inkomen
heeft van duizend gulden, dat zoo'n gezin veel
meer noodig heeft dan een gezin met hetzelfde
inkomen, dat slechts een of twee zulke schep
seltjes heeft.
De „modernen" beschouwen het als 'iets
„doms" om veel kindertjes bij Onzen Lieven
Heer te koopen; vooral de „moderne" dames
zijn er tegen, 't Is ook te lastig; pianospelen,
tennissen, flirten, zwemmen, gymnastiek, is voor
een moderne vrouw veel aantrekkelijker dan kin
dertjes opvoeden. 'Gelukkig zijn d>ie ellendige
denkbeelden in onze katholieke kringen nog nie't
doorgedrongen. Wij: wagen er de gezondheid der
onzen niet aan om al dat gedoe te kunnen naja
gen; principieel staan wij er gelukkig vierkant
tegenover. (Een komieke preek van een jongeman
als ik, die tot nu toe nog steeds niet in het huwe
lijksbootje heeft durven stappen. Bij mij is dat
echter meer „vrouwenvrees" dan wel angst voor
de kleintjes.)
Welnu, practisch gesproken, heeft een groot
gezin veel meer behoeften. Brengt de gelukkige
bezitter van zoo'n stelletje niet veel meer nut
aan de samenleving als die twee-kimderèn-systeem-
aanbidders? Mag hij dus anderzijds niet wat
meer in de samenleving ontzien worden? Is
het niet rechtvaardig dat hij minder belasting
betaalt, dan zij die hun plicht tegenover de
samenleving trachten te ontduiken?
Ik zou zoo nog drie kolommen met rechfvaar-
digheidsargumenten kunnen aanhalen, waaruit
zou blijken dat een belastingstelsel, waarbij de
groote gezinnen meer ontzien worden, een drin
gende noodzakelijkheid is in het belang der
maatschappij.
Daarom zou ik gaarne gezien hebben dat col-'
lega Hooy zooiets in zijn stelsel had onderge
bracht. Vermoedelijk heeft hij zoover niet ge
dacht, omdat bovenbedoeld denkbeeld in die da
gen, toen het rapport werd samengesteld, z. i.
nog niet rijp was. Toch geloof ik 'dat hij geen
minuut zou aarzelen om zulk een voorstel ernstig
te steunen. En.. hét voorstel is er of komt er.
Nu ga ik staatsgeheimen verklappen uit bet
Schotensche ministerie. 1)
Ik heb toch wel een' weinig schrik om het neer
te schrijven, 't Zal toch geen hoogverraad zijn of
als zoodanig beschouwd worden?
ToevaLig hoorde ik een dezer dagen wet-
1) Intusschen is dit voorstel van B. en W.
publiek geworden. Red.
„Ik hoop dat dit het geval niet is."
„Waarom?"
„Omdat zij sedert twee maanden gehuwd
is." i
„Gij bedriegt mijl"
„Lees dezen brief, mijn arme Vivant, en
gij zult het bewijs van bet tegendeel hebben.
Moeder Thévenin nam een papier uit haar
zak enïeikte mij het over. Het was een brief
van Louise, waarin zij van haar echtgenoot
sprak, die zeer goed voor haar was zooais
ze zei.
De waarheid begon zich voor mij op te
doen; ik wilde alles weten, vervolgde Vivant.
„Wist burger Brulard dat," vroeg ik aan
moeder Thévenin.
„Spreek niet over burger Brulard," riep
zij uit op een toon, die van levendigen angst
getuigde. „Hij heeft zich met niets -bemoeid,
hij wist niete, wij hebben hem nooit het
minste toevertrouwd 1 Breng ons dus niet
met hem in onaangenaamhedendoor ons
dingen te laten zeggen, waar wij zelfs niet
aan gedacht hebben!... Wij zouden u tocb
tot een leugenaar maken. Ik heb geen lust
om mijn man naar de guillotine te zien gaan
houder Loerakker praten. En die was zoo en
thousiast over een voorstel als door mij bedoeld,
dat het mij niet zou verwonderen, indien B. en
W. van Schoten met iets in die richting op de
a.s. raadsvergadering voor den dag zouden
komen.
Ik heb des te meer grond om Het te gelooven,
omdat de gemeentebode Bakker, die met zijne
vrouw samen ook een half bataljon kindertjes
heeft, tegenwoordig zoo opgewekt kijkt, vooral
toen ik hem een dezer dagen tegenkwam met een
afschrift van het belastingkohier onder, zijn
arm. Bakker droomde zeker al hoe lekker het
volgende kohier er voor hem uit zal zien.
Komen B. en W. met een dergelijk voorstel,
dan durf ik toch wel voorspellen dat het zal
worden aangenomen. Ik kan toch niet aannemen
dat de sociaal-democraten, die altijd „praten"
over de nooden van de arbeidersklasse, dat die
zoo'n stelsel zouden durven verwerpen, te meer
niet, omdat zij toch ook weten dat de progressie
in onze gemeente practisch onmogelijk is.
En dan ben ik ook nieuwsgierig wat de vrij
zinnig-democraten zullen doen? Of zij het zul
len aandurven om de rechtvaardigheid den kop
om te draaien? Of het „Non possumus" van
wethouder Boxs door de vergaderzaal onzer
vroede vaderen zal klinken op zijn gemoedelijke
wijze: neen, dat doe ik niet, hooërü Of de
Schotensche vrijzinnig-democratische „Hinden
burg" zijn ondergeschikten» zal commandeeren
nog meer achterwaarts te gaan? Hoe ook: de
aanstaande parlementszitting van de republiek
Schoten belooft, wat het bdastingvraagstuk be
treft, zeer belangrijk te worden.
Het 14de.
Beu je gauw klaar, Dina?
Ja, waarom?
Ik wilde je eens wait vragen.
Dadelijk.
Zij zit öp haar rijwiel en voert eenig© kun
stige toeren uit. Nu springt z.ij er af, staat
•oor hém, slank en iriscli en bekoorlijk in
haar donkerblauwe kleed, met roede wangen en
lachende oogen.
Hij trekt haar naast zich op de bank.
Dina, houdt ge van mij
Natuurlijk, wat een komieke vraag is dat
nuf
Ge weet toch, 'dat we met elkaar zullen
trouwen
Dat is waar ook, ik had het geheel vergeten.
Maar zoo als vanzelf spreekt, komt dia ar toch
niets van. nietwaar?
Waarom niet?
Kom, Bernard, dat weet ge toch even goed
al© ik. Wü beminnen elkaar in het geheel niet
en ©en huwelijk op commando is niet goed ge
noeg voor hen, die weten wat zij willen, zooals
wii beiden.
Zei je daareven niet, dat je van mij houdt?
Ja, maar vain iemand houden of trouwen is
niet hetzelfde. Zie, wii kennen elkaar van
kindsbeen af, hebben .samen paardje gespeeld,
om de lekkerste peren ruzie gehad. Gisteren
heboen wij nog samen kersen geplukt. Waarom
zouden we nu óf hemelhoog juichen óf zielsbe
droefd zijn
Hij toekende met zijn stok figuren in het
zand en antwoordde niet.
Zie eens, beste jongen, zei zij overredend, die
beroemde liefde ik bedoel dat vurig verlan
gen, dat 'zoete hopen en zoo meer, ge begrijpt,
me wel zou ik wel eens willen loeren kennen.
Jii niet? En zouden we elkaar dan den pas af
snijden? Dat zou toch erg donn van ons zijn.
En denkt ge, dat we samen dat genot niet
zouden kunnen smaken?
Wjj? geen denken aan.. Wii stemmen in niets
overeen.
Nu, daar zou ik wel buiten kunnen.
En daar wii elkander niet beminnen zul
len
Zullen wij wachten, wii zijn beiden nog jong.
beslite hij op zijn kalme manier, die hem ouder
deed schijnen dan hij was.
Ik geef toe, dat het op dit oogenblik niot ge
makkelijk is te ondersokeiden voor -ons. wat
liefde is.
Zü lachte.
Wachten? Als dat de liefdèproef moet zijn,
voor mijn part laten wii dan wachten tot....
nu laten wij zeggen, tot dé planten welke die
steenen Flora in haar schoot draagt-, beginnen
te bloeien.
Inderdaad wel wat veel verlangd. Ik ban dus
heengaan met een blauwtje?
Een blauwtje? Hoe kunt ge zoo spreken,
Bernard. Wii zijn liet toch volkomen eens. En
nu groet de uwen in „Friedenisfeld" van mii,
en kom morgen bijtijds terug.
Zij zag hem met voldoening aan. Zoo was de
zaak in de beste orde. Waarlijk, bii was een
knappe jongen^ geen ander kon met. hem ver
geleken worden. Maar je zoo door hem te
laten nemen, ach, neen. het allerschoonste
in diit zonnige, bloeiende leven moest toch heel
anders 'zijn. I>at zeggen immers alle dichters en
die moeten het weten.
En Bernard?
•Neen, neen. hii moest maar wachten tot de
verdorde bloemen in den schoot dier Flora weer
begonnen te bloeien.
Zeg eens, Dina, is Bemand eigen een
komeet?
Waarom dan, Koosje?
Ja. onze juffrouw zegt. kometen ziin van die
lichamen, die "plotseling verdwijnen; meestal
weet men niet wanneeT zii terugkomen. En
-V -.I..IL-CJ..JT. T-f-- ijl, ■».-»—a—1 MI If
en ben er zelf evenmin op gesteld 1"
„Daar gij bevreesd' zijt voor burger Bru
lard, zijt gij misschien niet beducht voor den
voormaligou graaf, die vertrokken is, en kunt
gij mij zoggen of het waar is, dat hij Louise
heeft opgelicht
„Hij 1 Louise opgelicht? Dat is een afschu
welijke leugen," zei zij met verontwaardi
ging-
„Toch heeft burger Brulard het mij ge
zegd: hij heeft^mij verzekerd dat de graaf
Louise had weggevoerd en haar op het kas
teel ge rangen uield."
„Nu dandan," stamelde zij verward,
„als burger Brulard het gezegd heeft,
moet er wel iets van waar zijn. ik spreek
slechts van het tegenwoordige, en zooals de
zaken thans staam kan ik u verzekeren dat
Louise gehuwd is-"
Ik ging heen, verontwaardigd over de laf
hartigheid dier vrouw zonder er aan te den
ken dat mijne üchtgeloovigheid minstens
even groot was als hare vrees, en dat een
verrader nog verachtelijker is dan een laf
aard, want al was Thévenin ook de hand
langer van Brulard, hfl was ten minste niet
Bemand blijft ma ook weg. en niemand wee*
voor hoe lang.
Ik weet het ook niet, zei Dina verstrooid, de
astronomische voorspellingen van haar zusje
onbeantwoord latend, en zag zooale zij reedh
aaht dagen gedaan had te vergeefs naar Frie
den sfeld, het naburige landgoed.
Waarom kwam Bernard niet? Zü was gaarne
naar Friedensfelcf gereden, z-oo al a zif vroeger
zoo dikwijls gedaan had. Maar dat had haar
vader, die sedert het mislukken der trouw-
plannèn zeer uit zijn humeur was, haar ver
boden.
Kwam hoi toch maar.
Wedler ging een week voorbij en nog eene,
doch Bernara' kwam niet. Dina werd hoe langer
hoe ernstiger en stiller; overal miste zaj den
vriend. Zelfs het wielrijden verschafte haar
geen genoegen meer, daar hij haar niet bege
leidde.
Niet lang daarna brak een hevig onweder
loa. Gp het naburige landgoed, waar Bernard,
niettegenstaande zijn jeugd, met overleg en
bekwaamheid de plaats van zijn zieken vader
innam,, was de bliksem geslagen in een arbei
derswoning. Menschen, die er vandaan kwamen,
vertelden dat Bernard rustig en flink te midden
der radieloozö dorpelingen het rteddin-gswerk
leidde.
Een ander meende gezien te hebben, dat een
brandende balk neergestort was juist op de
plaats waar de jonge ruiimheeï stond.
Nog nooit in haar leven had Dina zulke ang
stige uren doorgebracht, tot eindelijk het be
richt kwam, dat de brand geblnscht en mijn
heer Bernard ongedeerd was.
Den volgenden dag kon zij het niet langer
uithouden', zij sprong op haar rijwiel en reed
trots het verbod baars vaders naar hem toe.
Maar toen zij het welbekend© heerenhuis door
de boomen van 't park zag schemeren, overviel
'haar 'n vreemd gevoel van schaamte, dat haar
het bloed naar de wangen joeg. Zii sloeg een
zijpad in, in de hoop liem tegen te komen. Den
derden dag ontmoette zii hem. Hii zat te paard
en groette haar zonder stil te houden, vriende
lijk, vluchtig, maar uit de hoogte.
Van dat oogenblik kreeg het rijwiel voor on-
bepaalden tijd verlof en kon het zich overgeven
aan stille overpeinzingen.
Na ©enige weken kwam het bericht, dat
Bernard op reis zou gaan voor een half of een
heel jaar; men wist het nog niet precies.
Dina schrikte. Nu moest hij toch komen om
afscheid te nemen, dat was haar eend ge troost.
Hij kwam dan ook, maar juist toevallig, toen
zij afwezig was. Men bracht haar zijn af
scheidsgroet bij hare thuiskomst. Zij ging naar
den zolder en wierp zaoh op den grond tussehen
allerlei rommel neer en weende hartstochtelijk.
Op den avond van dienzelfden dag ging Dina
naar buiten in den stillen tuin waar het maan
licht met rustige pracht do zomerbloemen be
straalde en d© avondwind haar als ©en zachte
liefkozing over het haar streek. Uit het ge
opend venster kwamen de tonen van een lied,
dat de onderwijzeres daarbinnen met zachte
stem bü de piano zong.
Nog dieper voelde zii haar hartewee. Hii zou
weggaan en veie eckoone en beminnelijke vrou
wen ontmoeten, en ééne daarvan zou hij zeker
medebrengen als de toekomstige meesteres van
F riedenef eld.
Zjj echter zou ver van hem blijven en geen
deel meer hebben in ziin vermaak. Dwaas, on
begrijpelijke dwaas, die zij geweest was.
Zij dacht niet meer aan dichters en liefde
liedoren. De vreemde tonen verstomden bij het
luide kloppen van haar eigen hart.
Als zij hem nog maar eens mocht zien en
hem zeggen kon: gia niet weg van mii in toorn,
ik wist zelve niet. hoe lief gij mij zijt. Maar
morgen vertrokt hii en a'3 hij terugkwam, zou
datgene wat nog aan liefde voor haar in hem
leefde, reeds lang gestorven en begraven zijn.
Om haar heen verhieven zich uit de tuinbed
den de bloemen en keken haar in het maanlicht
vragend aan. Uit het licht overgoten boschje
Leek grauw en spookachtig liet half verweerde
beeld.
Haar, overmoedig woord "kwam haar weder
,n de gedachte: „Laat ons wachten tot de plan
ten in den schoot dier steenen Flora beginnen
te bloeien."
En plotseling doordrong haar een© gedachte.
Daar aan het parkhek stond die Flora. Een
laatste toeken kon zij hem geven.
Een enkel toeken aah het beeld, dan zou hii
het begrijpen, en haar wellicht niet ooeeven
en vergetenbeminde hij haar niet, dan zouden
haar woorden hom reeds lang ontgaan ziin en
ziin oogen zouden onverschillig langs het steej
nen beeld heengliiden. Weinige niinuiten later
sloop zij met saamgebonden sohort schuw en
voorzioht'i# als naar een „ren-dez-vous. naar
liet Florabeeld. Nu schreed zii om het laatste
geboomte Keen, Bernard.... Met een
schreeuw trok zij zich terug. Daar stond hij en
trok juist zjin hand weg, waarmede hjj een
ruiker prachtige rozen in het verweerde kleed
der steenen godin gelegd had. Een oogenblik
was het stil tussehen hen.
Toen zei zii zacht verwijtend:
Waarom bleeft ge zoo lang weg?
Omdat ik voor mijzelf klaarheid wilde hebben
of gii gelijk hadt bij ons laatste gesprek, ant
woordde hij. Neen, gij hadt 'ongelijk, geheel
ongelijk, ten minste wat mii betreft. Ik bemin
u toch en laat de hoop niet varen u eens te
bezitteD. Daarom legde ik tot afscheid die rezen
daarin nu bloeien zii. die bloemen van uw
Flora.
Bernard, riep zij. en het klonk als een juich
kreet. De slippen vdn haar voorsol'oot ontglip
ten haar Bevende handen, een bloemenregen viel
op het gras voor zijne roeten neder.
Ach, Bernard, ik.... wilde juist hetzelfde
doen,
In het witte licht, dat door het loof viel,
scheen die steenen godin het paar vriendelijk
toe te lachen. Dat was aardig voor haar, want
in hiet algemeen ontvangen dames nïet gaarne'
bloemen, die voor een ander bestemd ziin.
Daarom mocht zii er nu ooggetuige van wezen,
hoe cfeze twee jonge gelukkige menschen el
kaar. eeuwige trouw en liefde zwoeren;
en diat kregen slechts weinigen te zien: cm'
naar zwijgende boomen en de maan.
„Het Noorden."
EEN FINANTIEEL SCHANDAAL.
Uit de thans ontvangen Engelsehe blader
blijkt, dat een financieel schandaal in Eu -
land zeer de aandacht trekt. In een der rappe.-
ten van de oommissie van onderzoek u„ar to
oorlogsuitgaven zijn n.l. onthullingen gedaan
over de werkzaamheid van de British Cellulose
and Chemical Manufacturing Company, een
maatschappij die cellulose en acetou vervaar
digt, bemoedigd voor de vervaardiging van
vliegtuigen. De maatschappij had met de rv-,ve
ring bijzonder voordeelige contracten afgeslo
ten, en het bleek dat ze, met een stamkapitaal
van 4000 p.st. (verdeeld in 160.000 aambei n
van 6 stuivers elk) in dien loop van 1016/1917
een winst behaalde van 2.320.000 p.st. Tijde ui
den oorlpg besloot de regeering om de vervaar
diging van hot voor de vliegtuigindustrie be-
noodigote azijnzuurzout vroeger ingevoerd
uit Duitsehland en Frankrijk naar Engeland
over te brengen, en zoo kwam op initiatief van
die Engelsoh-Zwitsersche maatschappij, de Cel-
lonite Swiss Company, in Maart 1916 de British
Cellulose and Chemical Manufacturing Com.
pany tot. stand; waarvan, naast "de leiders der
genoemd© Zwitsersche maatschappij, tal van
EngsLschen ook hooggeplaatsten aandeel
houders varen, zoo o. a. sir San Hughes, de
Canadieesclie minister van militie, Eric Long.
zoon van den-minister-Walter Long. de firma
Vockers e. a., o. w. vel© voorname Enmelsahe
No. 43. 24 AUGUSTUS.
EERHERSTEL.
Meer dan ergerlijk is het zooals onze Gees
telijkheid op straat wordt bejegend.
Men kan niet met een GeestelyKe op straat
verschijnen, of allerlei schimp- en scheld
woorden worden Z.Eerw. nageschreeuwd,
vooral door kwajongens van 18 a to jaar. zor
ak er tegenwoordig zooveel langs tic straat
slenteren, (lie van verveling niet weten wat
ze doen moeten.
Het spreekt wel vanzelf dat onze E.E. H.H.
Geestelijken, die in ontwikkeling zooveel hoo
ger staan uan dat stiaa.gespuis, zich v an die
6chreeuwerij niets aantrekken. Men doet in
zoo'n geval precies alsof er een hond blaft,
dat heeft evenveel waarde. Maar onaange
naam blijft 't toch en voor leeken niet-Katoh-
lieken, die het hoeren. zou het a acht den in
druk kunnen geven, dat op zoo'n manier en
niet anders, de Eoomscbe Geestelijkheid
door het volk wordt bejegend.
Vrienden Volksbonoers! Wij hebben hisr
weer een taak. Laat jns niet verzuimen onze
Geestelijkheid beleefd te groeten wanneer wij
hen ontmoeten op straat. Beter gezegd, laten
wij ons beijveren ben te groeten en zorgen dat
wij niet in onachtzaamheid een priester zon
den voorbijloopen zonder Z.Eerw. te bebbeu
gegryet.
AGENDA GEBOUW „ST. BAVO."
MAANDAG 26 AUG.: Bestuur Spaaricas,
8 uur Sigarenmakers, 8 uur Metaalbewer
kers, 8 uur Handels-, Kantoor en Winkel
bedienden 8 uur.
DiNSDAG 27 AUG.: Fabrieksarbeiders
Crisis Middenstand, 8f/o uur Kruisverbond
8 uur Bioembollenveiling.
WOENSDAG 28 AUG.: Leden Spoor en
Tram, 8 uur.
DONDERDAG 29 AUG.Leden Metaalbe
werkers, 8 uur Bur. voor Recbtoku dige Ad
viezen, 8%9y2 uur Eerbied in Gids Huis,
8 uur Land- en Tuinbouwbond 10' uur.
VRIJDAG 30 AUG.: Metaalbewerkers, 8 u.
ZATERDAG 31 AUG.: Gewone zittingen,
89 uur.
VRIENDELIJKE BEJEGENING.
Sam passeerde eens de woning van een goecf
vriend, die Molenaar heette, en toen hij dien uit
het raam zag liggen, riep hij hem spottend toe,
terwijl hij naar boven keek:
„Hier woont zeker een voornaam heer, de aap
ligt in de vensterbank."
„Neen," kreeg hij ten antwoord, „hier woont
'n molenaar, béte vrind, de ezel staat voor de
deur 1"
MOOIE DROOM.
Mevrouw: „Ik heb van nacht gedroomd, dat
je me een nieuwen hoed kocht."
Meneer: „Heel aardig In je volgenden droom
moet je hem maar opzetten."
zooals ik de uitvoerder zijner wraakplannen
geureest.
Van dit oogenblik af zag ik geen dezer
twee ma: nen terug en tóen drie maanden la
ter de Conventie liet vaderland opnieuw on
der de wapenen riep, nam ik dienst en werd
ingelijfd bij het achttiende regiment dragon
ders, waarvan te Pont Mousson de esca-
drons, voor den oorlog bestemd, gevormd
werden; ik voegde mij onmiddellijk daarbij.
Het geregelde en tevens zoo bedrijvige
soldatenleven verdreef voor een gedeelte
mijn treurige herinneringen en matigde den
ijver mijner repuükeinsche beginselen. Wel
was het leger republikeiusch, maar zijn pa
triotisme was eenijk, en bij elke geleffenheid
gaf het blijk van den afkeer, dien hot koes
terde voor de misdaden van hen, die mis
bruik maakten van do macht, aan wie het
echter getrouw bleof-
Zes weken waren er verloopen sedert ik
bij het regiment gekomen was; men had mij
juist tot brigadier bevorderd, toen ik op ze
keren dag onder de pas aangekomen recru-
ten Francois Leblond herkende, den gewe
zen secretaris der maire van Saint Révérien
en den lagen spion van burger. Brulard.
I l lil f—r
Men plaatste hem bij mijne compagnie
en zelfs onder mijne a.'deeiing. Hij bevond
zich, zioals gij begrijpen kunt, maar half
op zijn gemak, dat hij onder mijn bevelen
geplaatst was en ons-wederzien was alles
behalve zoo gul en vriendschappelijk, als
men van twee landslieden die elkander we-
dervinden, verwachten kon.
„Als gij u goed gedraagt, zei ik hem,
„zal ik rechtvaardig z jn; maar zoo gij het
aanlegt als gü daar ginds gedaan hebt, zal
ik u het verledene en het tegenwoordige
geducht betaald zetten."
„Waarom spreekt gij zoo, Vivant," vroeg
hij.
„Omdat gij het waart die het eerst..."
Hij boog het hoofd met zoo groote ver
legenheid dat ik den moed niet had om op
denzeifden toon voort te gaan.
„Luister eens," hernam ik. bedaarder, „wilt
gij voorgoed vrede met mij sluiten?"
„Ja," antwoordde hij met een openhartig
heid die. mij beviel.
(Wordt vervolgd).