1l[|ll IMIL'CIIIMI JACQUES DE BRANCION BUITENLAND Toen zij bloeiden!... ÜE DAM 1AATJES in en om Haarlem FEUILLETON VROOLIJK ALLERLEI Zaterdag 24 Augustus - Tweede blad DER fransche REVOLUTIE. 11 .ENGELAND HET BELASTINGVRAAGSTUK TE SCHOTEN. II. Voor de bewoners van ons kwartier is bet voor naamste gedeelte van het belastingvraagsiuk- rapport wel dat, waarin gesproken wordt over den Hoofdelijken Omslag. Ook hier komt de commissie ons vertellen dat zij zich in beginsel vóór progressieve heffing verklaarde. Ik ook.... maar't is misschien beter om eerst de commissie haar film te laten afdraaien. Luister nu eens,goed Aan eene invoering van een Ingrijpende pro gressieve heffing zijn volgens de meerderheid onzer commissie, voor deze gemeente verschei dene overwegende bezwaren verbonden. De be volking bestaat voor het overgroote deel uit arbeiders en het getal van de belastingplich tigen, die aangeslagen zijn naar een inkomen van f 2000.— en hooger, is zeer gering. Volgens het primitief- en suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1915, bediaagt dit ongeveer 40. Nu kan het percentage van heffing'voor de lagere aanslagen, in vergelijking tot de hoogere op de wijze, zooals dé gemeentewet bepaalt, lager gesteld worden, doch dan bestaat de vrees, dat, tengevolge van een te hooge opvoering van het percentage bij progressie,-de toch reeds klein in aantal hoog aangeslagenen, die eenigszins zwaar zullen worden getroffen, voor een gedeelte gaan vertrekken. Juist verscheidene van tieze aangeslagenen, de meer kapitaalkrachtige bevol king', zijn niet gedwongen in deze gemeente te blijven wonen. Zij worden alleen aan Schoten verbonden door het beter wonen. Wordt nu dei' belastingdruk voor hen te zwaar, dan verkiezen zij de bovenwoningen te Amsterdam en Haarlem boven 'n zwaren Schotenschen aanslag, met fo- rensenbelastiug, en dit te meer, waar zij op voordeeliger voorwaarden hunne kinderen op de onderwijsinrichtingen in' die plaatsen kunnen doen. Vertrek van den-meer gegoeden midden stand, welke Schoten voor zijn financiëel even wicht'juist niet kan missen, is volgens de meer derheid der commissie bij invoering van een ingrijpende progressieve heffing te vreezen, ter wijl vestiging van meer draagkrachtigen door dusdanige heffing zal worden tegengehouden. Ook de uitbreiding der gemeente zal niet in de hand worden gewerkt en de bouwindustrie, die door den oorlogstoestand zoo is geknakt, zal geheel op het doode punt worden gebracht. Het streven moet juist zijn het bevorderen van ves tiging van middenstanders, die door hunne meerdere finantiëele draagkrachten den belas tingdruk in de toekomst kunnen helpen verlich ten. Nu staat er iets ,in het rapport, dat mij niet duidelijk is. Er volgt dan: de meerderheid in onze commissie, alhoewel niet zeer optimistisch fesiemd, kan deze bezwaren niet alle deelen. leer bepaaldelijk was zij van gevoelen, dat de vrees voor vertrek van de hoogst aangeslagenen niet zoo sterk behoort te worden gevreesd; ter wijl volgens haar oolc geen gevaar is te duchten van belemjpering der bouwindustrie. Het onduidelijke zit voor mij hierin, dat er telkens gesproken wordt van de meerderheid, der commissie; dat is natuurlijk een abuis. Ik ver onderstel dat'in het eerste deel van dit gedeelte van het rapport een minderheid en geen meerder heid aan net woord is. En dan vertelt ons de commissie verder: Zooals gezegd is de commissie in principe vóór eene progressieve heffing, doch in verband met de hieronder weergegeven meeningsverschil- len kan zij niet met een definitief voorstel komen. Een lid der commissie meent dlat tegen een progressieve belasting met betedcenendie ontlas ting der kleine aanslagen in onzè gemeente te overwegende bezwaren bestaan. Een ander commissielid had tegen een niet te krachtig doorgevoerde progressie geen overwe gend bezwaar, terwijl een derde lid progressie met klem blijft aanbevelen. Ik wil de cijfers welke in het rapport worden aangegeven niet verder aanhalendat zou abso luut overbodig zijn. Het rapport was gebaseerd op een ontvangst van 50,000.gulden, terwijl de hoofdelijke omslag dit jaar ten minste 95.000 gulden zal opbrengen. Er hebben zich in de laatste twee jaren dus reeds aanmerkelijke ver anderingen in de kapitaalkrachtigheid der inge zetenen voorgedaan; ik bedoel dat zoo: dat het gezamenliik inkomen aanmerkelijk grooter is ge worden, althans dat er van een heel wat groo ter inkomen belasting kan worden geheven. Voor mij komt het hierop neer, dat onze par tijgenoot Hooy wel dé man zal zijn die als lid der commissie geen progressie voor onze ge meente bepleit heeft; dat de vrijzinnig-demo craat, op illuster voorbeeld der vrijzinnig-demo cratische politiek, met een water-en-melk-stelsel is gekomen, zoo iets van zwemmen in twee wa tertjes, en dat de heer Verkooy met een stelsel gekomen is, waarin hij zijn denkbeelden princi pieel heeft laten uitwerken. Het idee-Verkooy is voor de arbeiders heele- maal niet aan te bevelen. Als men reikent dat men met zijn stelsel met een inkomen van f ÏOOO dus van nog geen twintig gulden per week, reeds meer betaalt dan men nu zonder progressie in ROM/ - - ISCH VERHAAL HIT DEN TIJD „Dat is onmogelijk," zei zij, „ik héb ge zworen dat ik niet spreken zou over hetgeen plaats gehad heeft." „Gij hebt mij ook gezworen, dat gij mij Louise's hand zoudt geven en toch hebt gij uw woord verbroken." „Wij hebben niets anders kunnen hande len, geloof mij, mijn arme Vivant, het heeft ons verdriet genoeg gedaanmaar ziet gij, in den ongelukkigen tijd, dien wij belevenj doet men wel meer zaken, die men niet zou willen en niet zou moeten doen." „Maar zeg mij dan toch waar is Louise," riep ik uit. „Bij hare peettante 'te Remtremont. Wij hebben u daaromtrent, altijd de waarheid ge zegd." „Houdt zij nog van mij?" de gemeerde betaalt, 'dan 'is zijn stelsel als zoo danig reeds voor de arbeidersklasse onaanneme lijkHier wreekt zich inderdaad het argument der minderheid, dat er in onze gemeente geen kapitaalkrachtige menschen zijn (uitgezonderd het 14e, had hij moeten zeggen). Bij een inkomen van slechts vijftienhonderd, gulden betaalt men in het stelsel-Verkooy reeds negen gulden zes en zeventig centen meer en bij een inkomen van der tien honderd gulden nog altijd vijf gulden en twaalf centen. Zooals gezegd: dat is voor de arbeiders niet te aanvaarden en veroordeelt dan ook m. i. de practische toepassing eener pro gressieve belasting, zooals de heer Verkooy die wenscht. Het stelsel van den vrijzinnig-democraat is niets beter, ik zou zeggen nog veel slechter. Hij is met zijn stelsel iets zuiniger, maar komt dan ook daardoor tot een veel hooger bedrag voor de weinigen die hier eenig belangrijk inkomen heb ben en zou daardoor nog veel eerder de aan leiding kunnen zijn dat die werkelijk groote ver mogens naar betere oorden verhuisden. Ik ben het wel niet lieelemaal eens met de minderheid (of toch meerderheid) der commis sie, dat de menschen bij een verandering van systeem bij de toepassing der belastingheffing zullen vertrekken. De midden-inkomens, ik bedoel die tot drie duizend gulden, zullen en kunnen- zoo gemakkelijk niet verhuizen. Ooik niet al was er geen woninggebrek in den lande, veroorzaakt door Jan Kanon. Maar toch meen ik dat er wel vrees zou kunnen bestaan voor die groóte ver mogens die door het systeem Pruschen en Ver kooy nog al zwaar zouden worden aangepakt en die grootere vermogens moeten wij zien te be houden. Wat wel komiek is, dat is de troost die de heer Pruschen geeft, dat er in geen geval meer belasting zal betaald behoeven te worden dan thans (d. i. 1916) te Haarlem, d. w. z. 6.1. De geschiedenis heeft echter geleerd, dat de belasting in Haarlem een jaar na het verschijnen van het rapport, aanmerkelijk verlaagd is, zoo- dat bij doorvoering van hun stelsel de men schen veel meer dan te Haarlem zouden betalen; een argument dat wel waarde heeft, met het cog op een eventueel vertrek. De nota van den heer Hooy is een eenvoudige min of meer vergelijkende cijfergroepeering over de -opbrengst dei belasting. Hij blijkt practisch een tegenstander der progressie. Nu wil ik wat zeggen. Ik ben het lang niet cJtijd eens met mijn vriend Hooy, ook niet, al ben- ik maar het overschot der raadsleden, Het 14deo, neen! Ik geloof dat zoo iets echter heel nuttig is. Uit verschil van meening kan nog wel eens iets goeds geboren worden. Zoodra ik werkelijk raadslid ben, dan zou ik het toch wel met hem kunnen vinden, alhoewel ik ook dan geen ja-broerke hoop te zijn. (Wat is een mensch toch dwaas; ik raas al over mijn werkelijk raadslidmaatschap en ik ben nog'maar altijd „buitenlid"). Ware ik in de plaats van mijn vriend Hooy geweest, dan had ik heel wat anders gedaan. Ik zou voorgesteld hebben om een systeem in te voeren, waardoor de gelukkige bezitters van groote gezinnen een veel grooter bedrag aan kinderaftrek zouden bekomen. Iedereen zal toch moeten toegeven, dat een huisgezin meg zes kinderen, dat een inkomen heeft van duizend gulden, dat zoo'n gezin veel meer noodig heeft dan een gezin met hetzelfde inkomen, dat slechts een of twee zulke schep seltjes heeft. De „modernen" beschouwen het als 'iets „doms" om veel kindertjes bij Onzen Lieven Heer te koopen; vooral de „moderne" dames zijn er tegen, 't Is ook te lastig; pianospelen, tennissen, flirten, zwemmen, gymnastiek, is voor een moderne vrouw veel aantrekkelijker dan kin dertjes opvoeden. 'Gelukkig zijn d>ie ellendige denkbeelden in onze katholieke kringen nog nie't doorgedrongen. Wij: wagen er de gezondheid der onzen niet aan om al dat gedoe te kunnen naja gen; principieel staan wij er gelukkig vierkant tegenover. (Een komieke preek van een jongeman als ik, die tot nu toe nog steeds niet in het huwe lijksbootje heeft durven stappen. Bij mij is dat echter meer „vrouwenvrees" dan wel angst voor de kleintjes.) Welnu, practisch gesproken, heeft een groot gezin veel meer behoeften. Brengt de gelukkige bezitter van zoo'n stelletje niet veel meer nut aan de samenleving als die twee-kimderèn-systeem- aanbidders? Mag hij dus anderzijds niet wat meer in de samenleving ontzien worden? Is het niet rechtvaardig dat hij minder belasting betaalt, dan zij die hun plicht tegenover de samenleving trachten te ontduiken? Ik zou zoo nog drie kolommen met rechfvaar- digheidsargumenten kunnen aanhalen, waaruit zou blijken dat een belastingstelsel, waarbij de groote gezinnen meer ontzien worden, een drin gende noodzakelijkheid is in het belang der maatschappij. Daarom zou ik gaarne gezien hebben dat col-' lega Hooy zooiets in zijn stelsel had onderge bracht. Vermoedelijk heeft hij zoover niet ge dacht, omdat bovenbedoeld denkbeeld in die da gen, toen het rapport werd samengesteld, z. i. nog niet rijp was. Toch geloof ik 'dat hij geen minuut zou aarzelen om zulk een voorstel ernstig te steunen. En.. hét voorstel is er of komt er. Nu ga ik staatsgeheimen verklappen uit bet Schotensche ministerie. 1) Ik heb toch wel een' weinig schrik om het neer te schrijven, 't Zal toch geen hoogverraad zijn of als zoodanig beschouwd worden? ToevaLig hoorde ik een dezer dagen wet- 1) Intusschen is dit voorstel van B. en W. publiek geworden. Red. „Ik hoop dat dit het geval niet is." „Waarom?" „Omdat zij sedert twee maanden gehuwd is." i „Gij bedriegt mijl" „Lees dezen brief, mijn arme Vivant, en gij zult het bewijs van bet tegendeel hebben. Moeder Thévenin nam een papier uit haar zak enïeikte mij het over. Het was een brief van Louise, waarin zij van haar echtgenoot sprak, die zeer goed voor haar was zooais ze zei. De waarheid begon zich voor mij op te doen; ik wilde alles weten, vervolgde Vivant. „Wist burger Brulard dat," vroeg ik aan moeder Thévenin. „Spreek niet over burger Brulard," riep zij uit op een toon, die van levendigen angst getuigde. „Hij heeft zich met niets -bemoeid, hij wist niete, wij hebben hem nooit het minste toevertrouwd 1 Breng ons dus niet met hem in onaangenaamhedendoor ons dingen te laten zeggen, waar wij zelfs niet aan gedacht hebben!... Wij zouden u tocb tot een leugenaar maken. Ik heb geen lust om mijn man naar de guillotine te zien gaan houder Loerakker praten. En die was zoo en thousiast over een voorstel als door mij bedoeld, dat het mij niet zou verwonderen, indien B. en W. van Schoten met iets in die richting op de a.s. raadsvergadering voor den dag zouden komen. Ik heb des te meer grond om Het te gelooven, omdat de gemeentebode Bakker, die met zijne vrouw samen ook een half bataljon kindertjes heeft, tegenwoordig zoo opgewekt kijkt, vooral toen ik hem een dezer dagen tegenkwam met een afschrift van het belastingkohier onder, zijn arm. Bakker droomde zeker al hoe lekker het volgende kohier er voor hem uit zal zien. Komen B. en W. met een dergelijk voorstel, dan durf ik toch wel voorspellen dat het zal worden aangenomen. Ik kan toch niet aannemen dat de sociaal-democraten, die altijd „praten" over de nooden van de arbeidersklasse, dat die zoo'n stelsel zouden durven verwerpen, te meer niet, omdat zij toch ook weten dat de progressie in onze gemeente practisch onmogelijk is. En dan ben ik ook nieuwsgierig wat de vrij zinnig-democraten zullen doen? Of zij het zul len aandurven om de rechtvaardigheid den kop om te draaien? Of het „Non possumus" van wethouder Boxs door de vergaderzaal onzer vroede vaderen zal klinken op zijn gemoedelijke wijze: neen, dat doe ik niet, hooërü Of de Schotensche vrijzinnig-democratische „Hinden burg" zijn ondergeschikten» zal commandeeren nog meer achterwaarts te gaan? Hoe ook: de aanstaande parlementszitting van de republiek Schoten belooft, wat het bdastingvraagstuk be treft, zeer belangrijk te worden. Het 14de. Beu je gauw klaar, Dina? Ja, waarom? Ik wilde je eens wait vragen. Dadelijk. Zij zit öp haar rijwiel en voert eenig© kun stige toeren uit. Nu springt z.ij er af, staat •oor hém, slank en iriscli en bekoorlijk in haar donkerblauwe kleed, met roede wangen en lachende oogen. Hij trekt haar naast zich op de bank. Dina, houdt ge van mij Natuurlijk, wat een komieke vraag is dat nuf Ge weet toch, 'dat we met elkaar zullen trouwen Dat is waar ook, ik had het geheel vergeten. Maar zoo als vanzelf spreekt, komt dia ar toch niets van. nietwaar? Waarom niet? Kom, Bernard, dat weet ge toch even goed al© ik. Wü beminnen elkaar in het geheel niet en ©en huwelijk op commando is niet goed ge noeg voor hen, die weten wat zij willen, zooals wii beiden. Zei je daareven niet, dat je van mij houdt? Ja, maar vain iemand houden of trouwen is niet hetzelfde. Zie, wii kennen elkaar van kindsbeen af, hebben .samen paardje gespeeld, om de lekkerste peren ruzie gehad. Gisteren heboen wij nog samen kersen geplukt. Waarom zouden we nu óf hemelhoog juichen óf zielsbe droefd zijn Hij toekende met zijn stok figuren in het zand en antwoordde niet. Zie eens, beste jongen, zei zij overredend, die beroemde liefde ik bedoel dat vurig verlan gen, dat 'zoete hopen en zoo meer, ge begrijpt, me wel zou ik wel eens willen loeren kennen. Jii niet? En zouden we elkaar dan den pas af snijden? Dat zou toch erg donn van ons zijn. En denkt ge, dat we samen dat genot niet zouden kunnen smaken? Wjj? geen denken aan.. Wii stemmen in niets overeen. Nu, daar zou ik wel buiten kunnen. En daar wii elkander niet beminnen zul len Zullen wij wachten, wii zijn beiden nog jong. beslite hij op zijn kalme manier, die hem ouder deed schijnen dan hij was. Ik geef toe, dat het op dit oogenblik niot ge makkelijk is te ondersokeiden voor -ons. wat liefde is. Zü lachte. Wachten? Als dat de liefdèproef moet zijn, voor mijn part laten wii dan wachten tot.... nu laten wij zeggen, tot dé planten welke die steenen Flora in haar schoot draagt-, beginnen te bloeien. Inderdaad wel wat veel verlangd. Ik ban dus heengaan met een blauwtje? Een blauwtje? Hoe kunt ge zoo spreken, Bernard. Wii zijn liet toch volkomen eens. En nu groet de uwen in „Friedenisfeld" van mii, en kom morgen bijtijds terug. Zij zag hem met voldoening aan. Zoo was de zaak in de beste orde. Waarlijk, bii was een knappe jongen^ geen ander kon met. hem ver geleken worden. Maar je zoo door hem te laten nemen, ach, neen. het allerschoonste in diit zonnige, bloeiende leven moest toch heel anders 'zijn. I>at zeggen immers alle dichters en die moeten het weten. En Bernard? •Neen, neen. hii moest maar wachten tot de verdorde bloemen in den schoot dier Flora weer begonnen te bloeien. Zeg eens, Dina, is Bemand eigen een komeet? Waarom dan, Koosje? Ja. onze juffrouw zegt. kometen ziin van die lichamen, die "plotseling verdwijnen; meestal weet men niet wanneeT zii terugkomen. En -V -.I..IL-CJ..JT. T-f-- ijl, ■».-»—a—1 MI If en ben er zelf evenmin op gesteld 1" „Daar gij bevreesd' zijt voor burger Bru lard, zijt gij misschien niet beducht voor den voormaligou graaf, die vertrokken is, en kunt gij mij zoggen of het waar is, dat hij Louise heeft opgelicht „Hij 1 Louise opgelicht? Dat is een afschu welijke leugen," zei zij met verontwaardi ging- „Toch heeft burger Brulard het mij ge zegd: hij heeft^mij verzekerd dat de graaf Louise had weggevoerd en haar op het kas teel ge rangen uield." „Nu dandan," stamelde zij verward, „als burger Brulard het gezegd heeft, moet er wel iets van waar zijn. ik spreek slechts van het tegenwoordige, en zooals de zaken thans staam kan ik u verzekeren dat Louise gehuwd is-" Ik ging heen, verontwaardigd over de laf hartigheid dier vrouw zonder er aan te den ken dat mijne üchtgeloovigheid minstens even groot was als hare vrees, en dat een verrader nog verachtelijker is dan een laf aard, want al was Thévenin ook de hand langer van Brulard, hfl was ten minste niet Bemand blijft ma ook weg. en niemand wee* voor hoe lang. Ik weet het ook niet, zei Dina verstrooid, de astronomische voorspellingen van haar zusje onbeantwoord latend, en zag zooale zij reedh aaht dagen gedaan had te vergeefs naar Frie den sfeld, het naburige landgoed. Waarom kwam Bernard niet? Zü was gaarne naar Friedensfelcf gereden, z-oo al a zif vroeger zoo dikwijls gedaan had. Maar dat had haar vader, die sedert het mislukken der trouw- plannèn zeer uit zijn humeur was, haar ver boden. Kwam hoi toch maar. Wedler ging een week voorbij en nog eene, doch Bernara' kwam niet. Dina werd hoe langer hoe ernstiger en stiller; overal miste zaj den vriend. Zelfs het wielrijden verschafte haar geen genoegen meer, daar hij haar niet bege leidde. Niet lang daarna brak een hevig onweder loa. Gp het naburige landgoed, waar Bernard, niettegenstaande zijn jeugd, met overleg en bekwaamheid de plaats van zijn zieken vader innam,, was de bliksem geslagen in een arbei derswoning. Menschen, die er vandaan kwamen, vertelden dat Bernard rustig en flink te midden der radieloozö dorpelingen het rteddin-gswerk leidde. Een ander meende gezien te hebben, dat een brandende balk neergestort was juist op de plaats waar de jonge ruiimheeï stond. Nog nooit in haar leven had Dina zulke ang stige uren doorgebracht, tot eindelijk het be richt kwam, dat de brand geblnscht en mijn heer Bernard ongedeerd was. Den volgenden dag kon zij het niet langer uithouden', zij sprong op haar rijwiel en reed trots het verbod baars vaders naar hem toe. Maar toen zij het welbekend© heerenhuis door de boomen van 't park zag schemeren, overviel 'haar 'n vreemd gevoel van schaamte, dat haar het bloed naar de wangen joeg. Zii sloeg een zijpad in, in de hoop liem tegen te komen. Den derden dag ontmoette zii hem. Hii zat te paard en groette haar zonder stil te houden, vriende lijk, vluchtig, maar uit de hoogte. Van dat oogenblik kreeg het rijwiel voor on- bepaalden tijd verlof en kon het zich overgeven aan stille overpeinzingen. Na ©enige weken kwam het bericht, dat Bernard op reis zou gaan voor een half of een heel jaar; men wist het nog niet precies. Dina schrikte. Nu moest hij toch komen om afscheid te nemen, dat was haar eend ge troost. Hij kwam dan ook, maar juist toevallig, toen zij afwezig was. Men bracht haar zijn af scheidsgroet bij hare thuiskomst. Zij ging naar den zolder en wierp zaoh op den grond tussehen allerlei rommel neer en weende hartstochtelijk. Op den avond van dienzelfden dag ging Dina naar buiten in den stillen tuin waar het maan licht met rustige pracht do zomerbloemen be straalde en d© avondwind haar als ©en zachte liefkozing over het haar streek. Uit het ge opend venster kwamen de tonen van een lied, dat de onderwijzeres daarbinnen met zachte stem bü de piano zong. Nog dieper voelde zii haar hartewee. Hii zou weggaan en veie eckoone en beminnelijke vrou wen ontmoeten, en ééne daarvan zou hij zeker medebrengen als de toekomstige meesteres van F riedenef eld. Zjj echter zou ver van hem blijven en geen deel meer hebben in ziin vermaak. Dwaas, on begrijpelijke dwaas, die zij geweest was. Zij dacht niet meer aan dichters en liefde liedoren. De vreemde tonen verstomden bij het luide kloppen van haar eigen hart. Als zij hem nog maar eens mocht zien en hem zeggen kon: gia niet weg van mii in toorn, ik wist zelve niet. hoe lief gij mij zijt. Maar morgen vertrokt hii en a'3 hij terugkwam, zou datgene wat nog aan liefde voor haar in hem leefde, reeds lang gestorven en begraven zijn. Om haar heen verhieven zich uit de tuinbed den de bloemen en keken haar in het maanlicht vragend aan. Uit het licht overgoten boschje Leek grauw en spookachtig liet half verweerde beeld. Haar, overmoedig woord "kwam haar weder ,n de gedachte: „Laat ons wachten tot de plan ten in den schoot dier steenen Flora beginnen te bloeien." En plotseling doordrong haar een© gedachte. Daar aan het parkhek stond die Flora. Een laatste toeken kon zij hem geven. Een enkel toeken aah het beeld, dan zou hii het begrijpen, en haar wellicht niet ooeeven en vergetenbeminde hij haar niet, dan zouden haar woorden hom reeds lang ontgaan ziin en ziin oogen zouden onverschillig langs het steej nen beeld heengliiden. Weinige niinuiten later sloop zij met saamgebonden sohort schuw en voorzioht'i# als naar een „ren-dez-vous. naar liet Florabeeld. Nu schreed zii om het laatste geboomte Keen, Bernard.... Met een schreeuw trok zij zich terug. Daar stond hij en trok juist zjin hand weg, waarmede hjj een ruiker prachtige rozen in het verweerde kleed der steenen godin gelegd had. Een oogenblik was het stil tussehen hen. Toen zei zii zacht verwijtend: Waarom bleeft ge zoo lang weg? Omdat ik voor mijzelf klaarheid wilde hebben of gii gelijk hadt bij ons laatste gesprek, ant woordde hij. Neen, gij hadt 'ongelijk, geheel ongelijk, ten minste wat mii betreft. Ik bemin u toch en laat de hoop niet varen u eens te bezitteD. Daarom legde ik tot afscheid die rezen daarin nu bloeien zii. die bloemen van uw Flora. Bernard, riep zij. en het klonk als een juich kreet. De slippen vdn haar voorsol'oot ontglip ten haar Bevende handen, een bloemenregen viel op het gras voor zijne roeten neder. Ach, Bernard, ik.... wilde juist hetzelfde doen, In het witte licht, dat door het loof viel, scheen die steenen godin het paar vriendelijk toe te lachen. Dat was aardig voor haar, want in hiet algemeen ontvangen dames nïet gaarne' bloemen, die voor een ander bestemd ziin. Daarom mocht zii er nu ooggetuige van wezen, hoe cfeze twee jonge gelukkige menschen el kaar. eeuwige trouw en liefde zwoeren; en diat kregen slechts weinigen te zien: cm' naar zwijgende boomen en de maan. „Het Noorden." EEN FINANTIEEL SCHANDAAL. Uit de thans ontvangen Engelsehe blader blijkt, dat een financieel schandaal in Eu - land zeer de aandacht trekt. In een der rappe.- ten van de oommissie van onderzoek u„ar to oorlogsuitgaven zijn n.l. onthullingen gedaan over de werkzaamheid van de British Cellulose and Chemical Manufacturing Company, een maatschappij die cellulose en acetou vervaar digt, bemoedigd voor de vervaardiging van vliegtuigen. De maatschappij had met de rv-,ve ring bijzonder voordeelige contracten afgeslo ten, en het bleek dat ze, met een stamkapitaal van 4000 p.st. (verdeeld in 160.000 aambei n van 6 stuivers elk) in dien loop van 1016/1917 een winst behaalde van 2.320.000 p.st. Tijde ui den oorlpg besloot de regeering om de vervaar diging van hot voor de vliegtuigindustrie be- noodigote azijnzuurzout vroeger ingevoerd uit Duitsehland en Frankrijk naar Engeland over te brengen, en zoo kwam op initiatief van die Engelsoh-Zwitsersche maatschappij, de Cel- lonite Swiss Company, in Maart 1916 de British Cellulose and Chemical Manufacturing Com. pany tot. stand; waarvan, naast "de leiders der genoemd© Zwitsersche maatschappij, tal van EngsLschen ook hooggeplaatsten aandeel houders varen, zoo o. a. sir San Hughes, de Canadieesclie minister van militie, Eric Long. zoon van den-minister-Walter Long. de firma Vockers e. a., o. w. vel© voorname Enmelsahe No. 43. 24 AUGUSTUS. EERHERSTEL. Meer dan ergerlijk is het zooals onze Gees telijkheid op straat wordt bejegend. Men kan niet met een GeestelyKe op straat verschijnen, of allerlei schimp- en scheld woorden worden Z.Eerw. nageschreeuwd, vooral door kwajongens van 18 a to jaar. zor ak er tegenwoordig zooveel langs tic straat slenteren, (lie van verveling niet weten wat ze doen moeten. Het spreekt wel vanzelf dat onze E.E. H.H. Geestelijken, die in ontwikkeling zooveel hoo ger staan uan dat stiaa.gespuis, zich v an die 6chreeuwerij niets aantrekken. Men doet in zoo'n geval precies alsof er een hond blaft, dat heeft evenveel waarde. Maar onaange naam blijft 't toch en voor leeken niet-Katoh- lieken, die het hoeren. zou het a acht den in druk kunnen geven, dat op zoo'n manier en niet anders, de Eoomscbe Geestelijkheid door het volk wordt bejegend. Vrienden Volksbonoers! Wij hebben hisr weer een taak. Laat jns niet verzuimen onze Geestelijkheid beleefd te groeten wanneer wij hen ontmoeten op straat. Beter gezegd, laten wij ons beijveren ben te groeten en zorgen dat wij niet in onachtzaamheid een priester zon den voorbijloopen zonder Z.Eerw. te bebbeu gegryet. AGENDA GEBOUW „ST. BAVO." MAANDAG 26 AUG.: Bestuur Spaaricas, 8 uur Sigarenmakers, 8 uur Metaalbewer kers, 8 uur Handels-, Kantoor en Winkel bedienden 8 uur. DiNSDAG 27 AUG.: Fabrieksarbeiders Crisis Middenstand, 8f/o uur Kruisverbond 8 uur Bioembollenveiling. WOENSDAG 28 AUG.: Leden Spoor en Tram, 8 uur. DONDERDAG 29 AUG.Leden Metaalbe werkers, 8 uur Bur. voor Recbtoku dige Ad viezen, 8%9y2 uur Eerbied in Gids Huis, 8 uur Land- en Tuinbouwbond 10' uur. VRIJDAG 30 AUG.: Metaalbewerkers, 8 u. ZATERDAG 31 AUG.: Gewone zittingen, 89 uur. VRIENDELIJKE BEJEGENING. Sam passeerde eens de woning van een goecf vriend, die Molenaar heette, en toen hij dien uit het raam zag liggen, riep hij hem spottend toe, terwijl hij naar boven keek: „Hier woont zeker een voornaam heer, de aap ligt in de vensterbank." „Neen," kreeg hij ten antwoord, „hier woont 'n molenaar, béte vrind, de ezel staat voor de deur 1" MOOIE DROOM. Mevrouw: „Ik heb van nacht gedroomd, dat je me een nieuwen hoed kocht." Meneer: „Heel aardig In je volgenden droom moet je hem maar opzetten." zooals ik de uitvoerder zijner wraakplannen geureest. Van dit oogenblik af zag ik geen dezer twee ma: nen terug en tóen drie maanden la ter de Conventie liet vaderland opnieuw on der de wapenen riep, nam ik dienst en werd ingelijfd bij het achttiende regiment dragon ders, waarvan te Pont Mousson de esca- drons, voor den oorlog bestemd, gevormd werden; ik voegde mij onmiddellijk daarbij. Het geregelde en tevens zoo bedrijvige soldatenleven verdreef voor een gedeelte mijn treurige herinneringen en matigde den ijver mijner repuükeinsche beginselen. Wel was het leger republikeiusch, maar zijn pa triotisme was eenijk, en bij elke geleffenheid gaf het blijk van den afkeer, dien hot koes terde voor de misdaden van hen, die mis bruik maakten van do macht, aan wie het echter getrouw bleof- Zes weken waren er verloopen sedert ik bij het regiment gekomen was; men had mij juist tot brigadier bevorderd, toen ik op ze keren dag onder de pas aangekomen recru- ten Francois Leblond herkende, den gewe zen secretaris der maire van Saint Révérien en den lagen spion van burger. Brulard. I l lil f—r Men plaatste hem bij mijne compagnie en zelfs onder mijne a.'deeiing. Hij bevond zich, zioals gij begrijpen kunt, maar half op zijn gemak, dat hij onder mijn bevelen geplaatst was en ons-wederzien was alles behalve zoo gul en vriendschappelijk, als men van twee landslieden die elkander we- dervinden, verwachten kon. „Als gij u goed gedraagt, zei ik hem, „zal ik rechtvaardig z jn; maar zoo gij het aanlegt als gü daar ginds gedaan hebt, zal ik u het verledene en het tegenwoordige geducht betaald zetten." „Waarom spreekt gij zoo, Vivant," vroeg hij. „Omdat gij het waart die het eerst..." Hij boog het hoofd met zoo groote ver legenheid dat ik den moed niet had om op denzeifden toon voort te gaan. „Luister eens," hernam ik. bedaarder, „wilt gij voorgoed vrede met mij sluiten?" „Ja," antwoordde hij met een openhartig heid die. mij beviel. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 15