HEM lUILfllUll BUITENLAND JACQUES DE BRANCI0N Toen zij bloeiden!... DE DA MI AATJES in en om Haarlem VROOLIJK'ALLERLEI FEUILLETON Zaterdag 24 Augustus - Tweede blad HET BELASTÏNGVRAAGSTUK TE SCHOTEN. II. Voor de bewoners van ons kwartier is bet voor naamste gedeelte van het belastingvraagstuk- rapport wel dat, waarin gesproken wordt over tfen Hoofdelijkên Omslag. Ook hier' komt de commissie ons vertellen dat zij zich in beginsel vóór progressieve heffing verklaarde. Ik ookmaar't is misschien beter om eerst de commissie haar film te laten afdraaien. Luister nu eens goed: Aan eene invoering van een Ingrijpende pro gressieve heffing zijn volgens de meerderheid onzer commissie, voor deze gemeente verschei dene overwegende bezwaren verbonden. De be volking bestaat voor het overgroote deel uit arbeiders en het getal vano de belastingplich- tigen, die aangeslagen zijn naar een inkomen van f 2OÜ0.en hooger, is zeer gering. Volgens het primitief- en suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1915, bedraagt dit ongeveer 40. Nu kan het percentage van heffing voor de lagere aanslagen, in vergelijking tot de hoogere op de wijze, zooals de gemeentewet bepaalt, lager gesteld worden, doch dan bestaat de vices, dat, tengevolge van een te hooge opvoering van het percentage bij progressie, de toch roads klein in aantal hoog aangeslagenen, die eenigszms zwaar zullen worden getroffen, voor een gedeelte gaan vertrekken. Juist verscheidene van deze aangeslagenen, de meer kapitaalkrachtige bevol king, zijn nief gedwongen in deze gemeente te blijven wonei). Zij worden alleen aan Schoten verbonden door het beter wonen. Wordt nu dei' belastingdruk voor hen te zwaar, dan verkiezen zij de bovenwoningen te Amsterdam en Haarlem boven 'n zwaren Schotenschen aanslag, met fo- raisenbelasting, en dit te meer, waar zij op voordeeliger voorwaarden hunne kinderen op de onderwijsinrichtingen in die plaatsen kunnen doer Vertrek van den meer gegoeden midden stand, welke Schoten voor zijn financieel even wicht'juist niet kan missen, is volgens de meer derheid der commissie bij invoering van een ingrijpende progressieve heffing te vreezen, tei« vi ijl vestiging van meer draagkrachtigen door dusdanige heffing zal worden tegengehouden. Ook de uitbreiding der gemeente zal niet in de hand worden gewerkt en de bouwindustrie, die door den oorlogstoestand zoo is geknakt, zal geheel op het doode punt worden gebracht. Het streven moet juist zijn het bevorderen van ves tiging van middenstanders, die door hunne meerdere finantiëele draagkrachten den belas tingdruk in de toekomst kunnen helpen verlich- ten. - Nu staat er iets in het rapport, dat mij niet duidelijk is. Er volgt dan: de meerderheid in onze commissie, alhoewel niet zeer optimistisch festemd, kan deze bezwaren niet alle deelen. leer bepaaldelijk was zij van gevoelen, dat de vrees voor vertrek van de hoogst aangeslagenen niet zoo sterk behoort te worden gevreesd; ter wijl volgens haar ook geen gevaar is te duchten van belemmering der bouwindustrie. Het onduidelijke zit voor mij hierio£ dat er telkens gesproken wordt van de meerderheid der commissie; dat is natuurlijk een abuis. Ik ver onderstel dat in het eerste deel van dit gedeelte van het rapport een minderheid en geen meerder heid aan het woord is. En dan vertelt óns de commissie verder: Zooals gezegd is de commissie in principe vóór eene progressieve heffing, doch in verband met de hieronder weergegeven meeningsverschil- len kan zij niet met een definitief voorstel komen. Een lid der commissie meent dlat tegen een progressieve belasting met beteekenende ontlas ting der kleine aanslagen in onze gemeente te overwegende bezwaren bestaan. Een ander commissielid had tegen een niet te krachtig doorgevoerde progressie geen overwe gend bezwaar, terwijl een derde lid progressie met klem blijft aanbevelen. Ik wil de cijfers welke in het rapport worden aangegeven niet verder aanhalen; dgt zou abso luut overbodig zijn. Het rapport was gebaseerd op een ontvangst van 50,000.gulden, terwijl de hoofdelijke omslag dit jaar ten minste 95.000 gulden zal opbrengen. Er hebben zich in de laatste twee jaren dus reeds aanmerkelijke ver anderingen in de kapitaalkrachtigheid, der inge zetenen voorgedaan; ik bedoel dat zoo: dat het gezamenlijk inkomen aanmerkelijk grooter is ge worden, althans dat er van een heel wat groo ter inkomen belasting kan worden geheven. Voor mij kooit het hierop neer, dat onze par tijgenoot Hooy wel de man zal zijn die als lid der commissie geen progressie voor onze ge meente bepleit heeft; dat de vrijzinnig-demo craat, op illuster voorbeeld der vrijzinnig-demo cratische politiek, met een wa ter-en -melk -s tel sel is gekomen, zoo iets van zwemmen in twee wa tertjes, en dat de heer Verkooy met een stelsel gekomen is, waarin hij zijn denkbeelden princi pieel heeft laten uitwerken. Het idee-Verkooy is voor de arbeiders heele- maal niet aan te bevelen. Als men rekent dat men met zijn stelsel meteen inkomen van f 1000 dus van nog geen twintig gulden per week, reeds meer betaalt dan men nu zonder progressie in de gemeente betaalt, dan-'Is zijn stelsel als zoo danig reeds voor de arbeidersklasse onaanneme lijk.' Hier wreekt zich inderdaad het argument der minderheid, dat er in onze gemeente geen kapitaalkrachtige menschen zijn (uitgezonderd het 14e, had hij moeten zeggen). Bij een inkomen van slechts vijftienhonderd gulden betaalt men in het stelsel-Verkooy reeds negen gulden zes en zeventig centen meer en bij een inkomen van der tien honderd gulden nog altijd vijf gulden en twaalf centen. Zooals gezegd: dat is voor de arbeiders niet te aanvaarden en veroordeelt dan ook m. i. de practische toepassing eener pro gressieve belasting, zooals de heer Verkooy die wenscht. Het stelsel van den vrijzinnig-democraat is niets beter, ik zou zeggen nog veel slechter. Hij is met zijn stelsel iets zuiniger, maar komt dan ook daardoor tot een veel hooger bedrag voor de weinigen die hier eenig belangrijk inkomen heb ben en zou daardoor nog veel eerder de aan leiding kunnen zijn dat die werkelijk groote ver mogens naar betere oorden verhuisden. Ik ben het wel niet heelemaal eens met de minderheid (of toch meerderheid) der commis sie, dat de menschen bij een verandering van systeem bij de toepassing der belastingheffing' zullen vertrekken. De midden-inkomens, ik bedoel die tot drie duizend gulden, zullen en kunnen zoo gemakkelijk niet verhuizen. Ook niet al was er geen woninggebrek in den lande, veroorzaakt door Jan Kanon. Maar toch meen ik dat er wel vrees zou kunnen bestaan, voor die groote ver mogens die door het systeem Pruschen en Ver kooy nog al zwaar zouden worden aangepakt en die grootere vermogens moeten wij zien te be houden. Wat wel komiek is, dat is de troost die de heer Pruschen geeft, dat er in geen geval meer. belasting zal betaald behoeven te worden dan thans (d. i. 1916) te Haarlem,- d. w. z. 6.1. De geschiedenis heeft echter'geleerd, dat de belasting in Haarlem een jaar na liet verschijnen van het rapport, aanmerkelijk verlaagd is, zoo dat bij doorvoering van hun stelsel de men schen veel meer dan te Haarlem zouden betalen; een argument dat wel waarde heeft, met het oog op een eventueel vertrek. De nota van den lieer Hooy is een eenvoudige min of meer vergelijkende cijfergroepeering over de opbrengst der belasting. Hij blijkt practised een tegenstander der progressie. Nu wil ik wat zeggen, ik ben het lang niet altijd eens met mijn vriend Hooy, ook niet, al ben ik maar het overschot der raadsleden, Het 14deo, neen! Ik geloof dat zoo iets echter heel nuttig is. Uit verschil van meening kan nog wel eens iets goeds geboren worden. Zoodra ik werkelijk raadslid ben, dan zou ik het toch wel met hem kunnen vinden, alhoewel ik ook dan geen ja-broerke hoop te zijn. (Wat is een mensch tocli dwaas; ik raas al over mijn werkelijk raadslidmaatschap en ik ben nog maar altijd „buitenlid"). Ware ik in de plaats van mijn vriend Hooy geweest, dan had ik ,heel wat anders gedaan. Ik zou voorgesteld hebben om een systeem in te voeren, waai'door de gelukkige bezitters van groote gezinnen een veel grooter bedrag aan kinderaftrek zouden bekomen. Iedereen zal toch moeten toegeven, dat een- huisgezin met zes kinderen, dat een inkomen heeft van duizend gulden, dat zoo'n gezin veel meer noodig heeft dan een gezin met hetzelfde inkomen, dat slechts een of twee zulke schep seltjes heeft. De „modernen" beschouwen het als iets „doms" om veel kindertjes bij Onzen Lieven Heer te koopenvooral de „moderne" dames zijn er tegen, 't Is ook te lastig; pianospelen, tennissen, flirten, zwemmen, gymnastiek, is voor een moderne vrouw veel aantrekkelijker dan kin dertjes opvoEden. Gelukkig zijn die ellendige denkbeelden in onze katholieke kringen nog niet doorgedrongen. Wij wagen er de gezondheid der onzen niet aan om al dat gedoe te kunnen naja gen; piincipiëel staan wij er gelukkig vierkant tegenover. (Een komieke preek van een jongeman als ik, die tot nu toe nog steeds niet in het huwe lijksbootje heeft durven stappen. Bij mij is dat echter meer „vrouweflvrees" dan wel angst voor de kleintjes.) Welnu practisch gesproken, heeft een groot ?eZ'ii .v meer behoeften. Brengt de gelukkige bezitter van zoo'n stelletje niet veel meer nut aan de samenleving als die twee-kinderen-systeem- aanbidders? Mag hij dus anderzijds niet wat meer in de samenleving ontzien worden? Is het niet rechtvaardig dat hij -minder belasting betaalt, dan zij die hun plicht tegenover de samenleving trachten te ontduiken? zoo nog drie kolommen met rechtvaar- digheidsargumenten kunnen aanhalen, waaruit zou blijken dat een belastingstelsel, waarbij de groote gezinnen meer ontzien worden, een drin gende noodzakelijkheid is in het belang der maatschappij. Daarom zou ik gaarne gezien hebben dat col lega Hooy zooiets in zijn stelsel had onderge- braent. Vermoedelijk heeft hij zoover niet ge dacht, omdat bovenbedoeld denkbeeld in .die da gen, toen het rapport werd samengesteld, z. i. nog niet rijp was. Toch geloof ik dat hij geen minuut zou aarzelen om zulk een voorstel emstm te steunen. En.... het voorstel is er of komt er. Nu ga ik staatsgeheimen verklappen uit het bchotensche ministerie. 1) Ik heb toch wel een weinig schrik om het neer te schrijven, 't Zal toch geen hoogverraad zijn of als zoodanig beschouwd worden'? Toevallig hoorde ik een dezer dagen wet houder Loerakker praten. En die was zoo en thousiast over een voorstel als door mij' bedoeld, dat het mij niet zou verwonderen, indien B. en W. van Schoten met iets in die richting op de a.s. raadsvergadering voor den dag zouden komen. Ik heb des te meer grond om Het te gelooven, omdat de gemeentebode Bakker, die met zijne vrouw samen ook een half bataljon kindertjes heeft, tegenwoordig zoo opgewekt kijkt, vooral toen ik hem een dezer dagen 'tegenkwam met een afschrift van het belastingkohier onder zijn arm. Bakker droomde zeker al hoe lekker het volgende kohier er voor. hem uit zal zien. Komen B. en W. met een dergelijk voorstel, dan durf ik toch wel voorspellen dat het zal worden aangenomen. Ik kan toch niet aannemen dat de sociaal-democraten, die altijd „praten" over de nooden van de arbeidersklasse, dat die zoo'n stelsel zouden durven verwerpen, te meer niet, omdat zij toch ook weten dat de progressie in onze gemeente practisch onmogelijk is. En dan ben ik ook nieuwsgierig wat de vrij zinnig-democraten zullen doen? Of zij het zul len aandurven om de rechtvaardigheid den kop om te draaien? Of het „Non possumus" van wethouder Boxsdoor de vergaderzaal onzer vroede vaderen zal klinken op zijn gemoedelijke wijze: neen, dat doe ik niet, hooërü Of de Schotensche vrijzinnig-democratische „Hinden burg" zijn ondergeschikten zal commandeeren nog meer achterwaarts te gaan? Hoe ook: de aanstaande paiiementszitting van de republiek Schoten belooft, wat het belastingvraagstuk be treft, zeer belangrijk te worden. Het Hde. 1) Intusschen is dit voorstel van B. en W. publiek geworden. Red. Ben je gauw klaar, Dina? da, waarom? Lk wilde je eens. wat vragen. Dadelijk. Zij zit op baar rijwiel en voert eenige kun stige toeren uit. Nu springt zij er af, staat Toor hem, slank en friscli en bekoorlijk in haar donkerblauwe kleed, mot roode wangen en lachende oogen. Hij trekt baar naast zich op de bank. Dina, houdt ge van mij Natuurlijk, wat een- komieke vraag is dat nu-? - Ge weet toch, d'at we met elkaar zullen trouwen Dat is waar ook, ik had het geheel vergeten. Haar zooals vanzelf spreekt, komt dia ar toch niets van. nietwaar? Waarom niet? Kom, Bernard, dat weet g© toch even goed ale ik. Wii beminnen elkaar in het geheel niet en een huwelijk oip commando is niet goed ge noeg voor hen, die weten wat zii willen, zooals wii bsiden.- Zei je daareven niet, dat je van mij houdt! Ja, maar van iemand houden erf trouwen is niet hetzelfde. Zie, wii kennen elkaar van kindsbeen af, hebben samen paardje gespeeld, om de lekkerste peren ruzie gehad, (ji&terèu hebben wii nog samen ker&en geplukt. Waarom zouden we nu óf hemelhoog juichen óf zielsbe droefd zijn? Hij teekende met zijn stok figuren in het zand en antwoordde niet. Zie eens, beste jongen, zei zii overredend, die beroemde liefde ik bedoel dat vurig verlan gen, dat zoete hopen en zoo méér, ge begrijpt me wel zoii ik wel eens willen leeren kennen. Jij niet? En zouden we elkaar dan den pas af snijden? Dat zou toch erg dom van ons zijn. En denkt ge, dat we samen dat genot niet zouden kunnen smaken? Wij? geen denken aan. Wij stemmen in niets overeen. Nu, daar zou Jk wel buiten kunnen. En daar wii elkander niet beminnen zul len Zullen wij wachten, wii ziin beiden nog jong. beslite hij op zijn kalme manier, die hem ouder deed schijnen dan hij was. Ik geef toe, dat het op dit oogenblik niet ge makkelijk is te onderscheiden voor ons. wat liefde is. Zii lachte. Wachten? Als dat de liefdeproef moet zijn. voor mijn part laten wij dan wachten tot nu laten wij zeggen, tot de planten welke die steenen Flora in haar schoot d'raa.gt, beginnen te bloeien. Inderdaad wel wat veel verlangd. Ik kan dus heengaan met een blauwtje? Een blauwtje? Hoe kunt ge zoo spreken, Bernard. Wij zijn-het toch volkomen eens. En nu groet de uwen in „Friedamsfeld" van mij. en kom morgen bijtijds terug.. Zij zag hem met voldoening aan. Zoo was de zp.ak in de beste orde. Waarlirk. hii was een knappe jongen, geen a-nder kon met hem ver geleken worden. Haar je zioo door liem te laten nemen, ach, neen. het allerschoonste in dit zonnige, bloeiende leven moest toch teel anders ziin. Dat zeggen immers alle dichters en die moeten het weten. En Bernard? Neen, neen. hii moest maar wachten tot de verdorde bloemen in den schoot dier Flora weer begonnen te bloeien. Zeg eens, Dima, is Bernard eigen ©en komeet? Wa a ro m da nK oos j e Ja, onze iuffrouw zegt. kometen ziin vai^ die lichamen, die plotseling verdwijnen; meestal weet men niet wanneer zii terugkomen. En Bernard blijft nu ook weg. en niemand weed voor hoo lang. Ik weet het ook niet, zei Dina verstrooid, cfe astronomische voorspellingen van haar zusje onbeantwoord latend, en zag zooals zij reeds acht dagen gedaan had te vergeefs naaf Frie- densfeld, het naburige landgoed. Waarom kwam Bernard niet? Zii was gaarne naar Friedensfela' gereden, ziooals zii Vroeger zoo dikwijls gedaan had. Haar dat had haar vader, die sedert het mislukken der trouw plannen zeer uit ziin humeur was, haar ver- bloden. Kwam hij toch maar. Weder ging een week voorbii en nog eene, doch Bern,ara' kwam niet. Dina werd hoe langer hoe ernstiger en stiller; overal miste zij den vriend. Zelfs het wielriiden verschafte haar geen genoegen m,eer, daar hii haar niet bege leidde. Niet lang daarna brak een hevig on weder los. Gp het naburige landgoed, waar Bernard, niettegenstaande zijn jeugd, met overleg en bekwaamheid de plaats van ziin zieken vader innam, was de bliksem geslagen in een arbei derswoning. Menschen, die er vandaan kwamen, vertelden dat Bernard rustig en flink te midden der radielooze dorpelingen het reddingswerk leidde. Een ander meende gezien te hebben, dat een brandende balk neergestort was juist op. die plaats waar de jonge mijnheer stond. Nog nooit in haar leven had Dina zulke ang stige uren doorgebracht, tot eindelijk het be richt kwam, a'at de brand gebluscht en mijn heer Bernard ongedeerd wa®. Den volgenden dag kon zii het niet langer uithouden, zii sprong op haar rijwiel en reed trots het verbod haars vaders naar hem toe. Maar toen zü het welbekende heerenhuis door de boomm van 't park zag schemeren, overviel haar 'n vreemd gevoel van schaamte, dat haar het bloed naar de wangen joeg. Zij sloeg een zijpad in, in de hoop hem tegen te komen. Den derden dag ontmoette zii hem. Hii zat te paard en groette haar zonder 'stil te houden, vriende lijk, vluchtig, maar uit as hoogte. Van dat oogenblik kreeg het rijwiel voor on- bepaalden tij'd verlof en kon het zich overgeven aan stille overpeinzingen. Na eenige weken kwam het bericht, dat Bernard op reis zou gaan voor een half of een heel jaar; men wist het nog niet precies. Dina schrikte. Nu moest hij toch komen om afscheid te nemen, dat was haar eenige troost. Hii kwam dan ook, maar juist toevallig, 'toen zii afwezig was. Men bracht haar zijn af scheidsgroet bii hare thuiskomst. Zii girtg naar den zolder e» wierp zich op den grond tussehen allerlei rommel neer en weende hartstochtelijk. Op den avond van dienzelfden dag ging Dina naar buiten in den stillen tuin waar het maan licht met rustige pracht de zomerbloemen be straalde en de avondwind haar als een zachte liefkozing over het haar- streek. Uit het ge opend venster kwamen de tonen'van een lied, dat de onderwijzeres daarbinnen met zachte stem bii de piano zong. Nog dieper veelde zii haar hartewee. Hii zou- wfeggaan en vele schoone en beminnelijke vrou wen ontmoeten, en ééne daarvan zou hii zeker medebrengen als de toekomstige meesteres van Friedensfeld. Zij echter zou ver van hem blijven en geen deel meer hebben in ziin vermaak. Dwaas, on begrijpelijke dwaas, die zii geweest was. Zij dacht niet meer aan dichters en liefde liederen. De vreemde tonen verstomden bij het luide kloppen van haar eigen hart. Als zii hem nog maar eens mocht zien en hem zeggen konga niet weg van mij in toorn ik wist zelve niet, hoe ligf gii mij zijit. Maar morgen vertrekt, hii en a's hii terugkwam, zou datgene wat nog aan liefde voor Iraar in hem leefde, reeds lang gestorven en begraven zijn. Om haar heen verhieven zich uit de tuinbed den de bloemen en keken haar in het maanlicht vragend aan. Uit het lioht overgoten boschje keek grauw en spookachtig het half 'verweerde beeld. Haar overmoedig woord kwam haar weder in de gedachte: „Laat ons wachten tot de plan ten in den schoot dier steenen Flora beginnen Te bloeien." En plotseling doordrong haar eene gedachte. Daar aan het parkhek stond de Flora. Een laatste teeken kon zii hem geven. Een enkel teeken aan het beeld, don zou hii het begrijpen, en haar wellicht niet opgeven en vergetenbeminde hii haar niet, dan zouden haar woorden hem reeds lang ontgaan zijn en. ziin oogen zouden onverschillig langs het stee nen beeld been glijd en. Weinige minuten later sloop zij met saamgebonden schort schuw en voorzichtig ais naar oen „rendez'-vous," naar bet Florabeeld. Nu schreed zii om het laatste geboomte heen, Bernard.... Met een schreeuw trok zij zich terug. Daar stond hij en trok juist ziin hand weg, waarmede hij een ruiker prachtige rozen in het verweerde kleed dor steenen godin gelogd had. Een oogenblik was het stil tussehen Hen. loen zei zij zacht verwijtend: Waarom bleeft ge zoo lang weg'f Omdat ik voor miizelf klaarheid wild© hebben of gii gelijk hadt bij ons laatste gesprek, hnt1 woordde hij. Neen, gij hadt ongelijk, geheel ongelijk, ten minste wat mii betreft. ïk bemin u toch en laat de hoop niet varen u eens te bezitten. Daarom legde ik tot afscheid die rozen daarin 1 nu bloeien zii. de. bloemen van uw Flora. Bernard, jiep zij. en het klonk als een. juich kreet. De slippen van haar voorschoot ontglip-1 ten haar bevende handen, een bloemenregen iel op het gras roor zijne roeten necüer. Adh, Bernard, ik.... wilde juist Tiet zelf de doen. In het witte licht, dat door het loof viel, scheen de steenen godin het paar -vriendelijk toe te lachen. Dat was aardig voor haar, want in het algemeen'ontvangen dames niet gaarne bloemen, die voor een ander bestemd zijn. Daarom mocht zii er nu ooggetuige van weren, hoe d'eze twee jonge gelukkige menschen el kaar. eeuwige trouw en liefde zwoeren; en dat kregen slechts weinigen te zien; r -n naar zwijgende boomen en de maan. ..Het Noorden." ENGELAND EEN FINANTIEEL SCHANDAAL. Uit de thans ontvangen Engel, lie bladen blijkt, dat een financieel schandaal in E: - iand zeer die aandacht trekt, Ln een der rappor ten van de commissie van onderzoek naar dj oorlogsuitgaven zijn n.l. onthullingen gelaat» over ü'e werkzaamheid van de British ML lose and Chemical Manufacturing Company, ecu maatschappij die cellulose en acetou vervaar digt, benoodigd voor de vervaardiging var. vliegtuigen. De maatschappij had met de lvava- ring hijzonder voordeelige ooiitraeten afgeslo ten, en het bleek dat ze. met een- stamkapiuial van 4000 p.st. (verdeeld in 180.000 aan tb vlrn van 6 stuivers elk) in den loop van 19161917 een.winst behaalde van 2.320.600 p.st. Tijden» den oorlog besloot de regeering om de vervaar diging van het voor de vliegtuigindustrie be- noodigoie azijnzuurzout vroeger ingevoerd uit Duitschland en Frankrijk naar Engeland over to brengen, en zoo kwam. op initiatief van de Engelsch-Zwitsersche ma<ffschappii. de Cel- lonite Swiss Company, in Maart 1916 de British Cellulose and Chemical Manufacturing Com pany tot stand, waarvan, naast de leiders der genoemde Zwitsersche maatschappij, tal vau Engelschen ook hóóg-geplaatsten aand-e,!- houders waren, 300 0. a. sir San Hughes, de Canad-eesche minister van militie, Eric Long. zoon van den minister Walter Long. de firma Vockers e. a., o. w. vele voorname Engelsehe No. 43. 24 AUGUSTUS. EERHERSTEL Meer dan ergerlijk is het zooals onze Gees telijkheid op straat wordt bejegend. Men kan niet met een GeesteLjue op straat verschijnen, of allerlei schimp- en scheld woorden worden Z.Eerw. nageschreeuwd, vooral door kwajongens van 18 a zü jaar, zoc- als er tegenwoordig zooveel langs de straat slenteren, die van verveling niet weten wat ze doenmoeten. Het spreekt wel vanzelf dat onze E.E. H.H. Geestelijken, die in ontwikkeling zooveel hoo ger staan clan dat straal gespuis, zich van die schreeuwerij niets aantrekken. Men doet in zoo'n geval precies alsof er een hond blaft, dat heeft evenveel waarde. Maar onaange naam blijft 't toch en voor leeken ni&t-Katoh- lieken, die bet hcoren, zon het a richt den in druk. kunnen geven, dat op zoo'n manier en niet anders, de Roonische'' Geestelijkheid door het volk wordt bejegend. Vrienden Volksbonuers! Wij hebben hiei weer een taak. Laat ms niet verzuimen onze Geestelijkheid beleefd te groeten wanneer wij hen ontmoeten op straat. Beter gezegd, laten wij ons beijveren hen te groeten en zongen dat wij niet inonachtzaamheid een priester zou den voorbijloopen zonder Z.Eerw. te bebbejj gegroet. AGENDA GEBOUW „ST. BAVO." MAANDAG 26 AUG.:, Bestuur Spaarkas, 8 uur Sigarenmakers, 8 uur Metaalbewer kers, 8 uur Handels-, Kantoor en Winkel bedienden 8 uur. DINSDAG 27 AUG.: Fabrieksarbeiders Crisis Middenstand, 8V2 uur Kri.isverbond 8 uur Bloeoibollenveiling. WOENSDAG 28 AUG.: Leden Spoor en Tram, 8 uur. DONDERDAG 29 AUG.: Leden Metaalbe werkers, 8 uur Bur. voor RechtJ:u dige Ad viezen, 8y29yo uur Eerbied in Gods Huis, 8 uur Land- en Tuinbouwbond 10'2 uur. VRIJDAG 30 AUG.: Metaalbewei .cere, 8 u.' ZATERDAG 31 AUG.; Gewone zittingen 8—9 uur. 6 VRIENDELIJKE BEJEGENING. Sam passeerde eens de woning van een goedf vriend, die Molenaar heette, en toen hij dien uit het raam zag liggen, riep hij hem spottend toe, terwijl hij naar boven keek: „Hier woont zeker een voornaam heer, de aap ligt in de vensterbank." „Neen," kreeg hij ten antwoord, „hier woont" 'n molenaar, beste vrind, de ezel staat Voor de deur 1" MOOIE DROOM Mevrouw: „Ik heb van nacht gedroomd, dat je me een nieuwen hoed kocht." Meneer: „Heel aardig. In je volgenden droom moet je hem maar opzetten." RÖM.l isCH VERHAAL UIT DEN TIJD der fransche revolutie. ll „Dat is onmogelijk," zei zij, „ik heb ge zworen dat ik niet spreken zou over hetgeen plaats gehad heeft." „Gij hebt mij ook gezworen, dat gij mij Louise's hand zoudt geven en toch hebt gij uw woord verbroken." „Wij hebben niets anders kunnen hande len, geloof mij, mijn arme Vivant, het heeft ons verdriet genoeg gedaan maar ziet ln den ongelukkigen tijd, dien wij beleven, doet men wel meer zaken, die men niet zou willen en niet zou moeten doen." „Maar zeg mij dan toch waar is Louise," riep ik uii. „Bij hare peettante te Remtremont. Wij hebben u daaromtrent altijd de waarheid ge zegd." „Houdt zij nog van mij?" „Ik hoop dat dit het geval niet is." „Waarom?" „Omdat zij sedert twee maanden gehuwd is." „Gjj bedriegt mijl" „Lees dezen brief, mijn arme Vivant, en gij zult het bewijs van liet tegendeel hebben. Moeder^ Thévenin nam een papier uit haar zak en reikte mij het over. Het was een brief van Louise, waarin zij van haar echtgenoot sprak, die zeer goed voor haar was zooals ze zei. De waarheid begon zich voor mij op te doen; ik wilde alles weten, vervolgde Vivant. „Wist burger Brulard dat," vroeg ik aan moeder Thévenin. „Spreek niet over burger Brulard," riep zij uit op een toon, die van levendigeii angst getuigde. „Hij heeft zich met niets bemoeid, hij wist niets, wij hebben hem nooit het minste toevertrouwd 1 Breng ons dus niet met hem in onaangenaamheden door ons dingen te laten zeggen, waar wij zelfs niet aan gedacht hebben!... Wij zouden u toch tot een leugenaar maken. Lk heb geen lust om mijn, man naar de guillotine te zien gaan en ben er zelf evenmin ap gesteld!" „Daar gij bevreesd zijt voor burger Bru lard, zijt gij misschien niot beducht voor den voo: maligna graaf, die vertrekken is, en kiint gij mij z.ggeu of het waar is, dat bij Louise heeft opgelicht „Hij 1 Louise opgelicht? Dat is een afschu welijke leugen," zei ZU met verontwaardi ging- „ïoch heeft burger Brulard het mij ge zegd: hij heeft m'j verzekerd dat de graaf Louise had weggevoerd en huar op het kas teel gevangen hield. „Nu dan dan," stamelde zij verward, „als burger Brulard hèt gezegd heeft, moot er wel iets van waar zijn. ik spreek slechts "'van het tegenwoordige, en zooals de zaken thans staan,kan ik u verzekeren dat Louise gehuwd is-" Ik ging heen, verontwaardigd over de laf hartigheid dier vrouw zonder er aan te den ken dat mijne lichtgeloovigheid minstens even groot was ais hare vrees, en dat een verrader nog verachtelijker is dan een laf aard, want al was Thévenin ook de hand langer van Brulard, hij was ten minste niet zooals ik de uitvoerder zijner wraakplannen geweest. Van dit oogenblik af zag ik geen defcer twee mannen terug en toen drie maanden la ter de Conventie het vaderland opnieuw on der de wapenen riep, nam ik dienst en werd ingelijfd bij het achttiende regiment dragon-' ders, waarvan te Pont Mousson de esca- drons, voor den oorlog bestemd, gevormd werden; ik voegde mij onmiddellijk daarbij. Het geregelde en tevens zoo bedrijvige soldatenleven verdreef voor een gedeelte mijn treurige herinneringen en matigde den ijver mijner repuiikeinsche beginselen. Wel was het leger republikeinsch, maar zijn pa triotisme was eerlijk, en bij elke gelegenheid gaf het blijk van den afkeer, diesi het koes terde voor de misdaden van hen, die mis bruik maakten van dé macht, aan wie het echter getrouw bleef. Zes weken waren er verloopen sedert ik bij het regiment gekomen was; inen had mij juist tot. brigadier bevorderd, toen ik op ze keren dag onder de pas aangekomen recru- ten Francois Leblond herkende, den gewe zen secretaris der maire van Saint Révérien eh den lagen spion van burger Brulard. Men plaatste hem bij mijne compagnie en zelfs onder mijne aldeeling.' Hij bevond zich, zooals gij begrijpen kunt, matxr half óp zijn gemak, dat hij onder mijn bevelen geplaatst was en ons wederzien was alles behalve zoo gul en vriendschappelijk, als men van twee landslieden die eLander we- dervinden, verwacEten kon. „Als gij u goe<i gedraagt, zei ik hem, „zal ik rechtvaardig zijn; maar zoo gij het aanlegt als gij daar ginds gedaan hebt zal iku Jlot, v°rl®dene en het tegenwoordige geducht betaald zetten." hij"Waar°m B^ree^t S'J zo'°» Vivant," vroeg „Omdat gij het waart die het eerst Hij boog het hoofd met zoo groote ver legenheid dat ik den moed niet had om op denzelfden toon voort te gaan. „Luister eens," hernam ik bedaarder, „wilt gij voorgoed vrede met mij sluiten?" „Ja," antwoordde hij^met een openhartig heid die mij beviel. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 5