HEM lUILfllUll
BUITENLAND
JACQUES DE BRANCI0N
Toen zij bloeiden!...
DE DA MI AATJES
in en om Haarlem
VROOLIJK'ALLERLEI
FEUILLETON
Zaterdag 24 Augustus - Tweede blad
HET BELASTÏNGVRAAGSTUK TE
SCHOTEN.
II.
Voor de bewoners van ons kwartier is bet voor
naamste gedeelte van het belastingvraagstuk-
rapport wel dat, waarin gesproken wordt over
tfen Hoofdelijkên Omslag.
Ook hier' komt de commissie ons vertellen
dat zij zich in beginsel vóór progressieve heffing
verklaarde. Ik ookmaar't is misschien
beter om eerst de commissie haar film te laten
afdraaien.
Luister nu eens goed:
Aan eene invoering van een Ingrijpende pro
gressieve heffing zijn volgens de meerderheid
onzer commissie, voor deze gemeente verschei
dene overwegende bezwaren verbonden. De be
volking bestaat voor het overgroote deel uit
arbeiders en het getal vano de belastingplich-
tigen, die aangeslagen zijn naar een inkomen
van f 2OÜ0.en hooger, is zeer gering.
Volgens het primitief- en suppletoir kohier van
den hoofdelijken omslag, dienst 1915, bedraagt
dit ongeveer 40.
Nu kan het percentage van heffing voor de
lagere aanslagen, in vergelijking tot de hoogere
op de wijze, zooals de gemeentewet bepaalt,
lager gesteld worden, doch dan bestaat de vices,
dat, tengevolge van een te hooge opvoering van
het percentage bij progressie, de toch roads klein
in aantal hoog aangeslagenen, die eenigszms
zwaar zullen worden getroffen, voor een gedeelte
gaan vertrekken. Juist verscheidene van deze
aangeslagenen, de meer kapitaalkrachtige bevol
king, zijn nief gedwongen in deze gemeente te
blijven wonei). Zij worden alleen aan Schoten
verbonden door het beter wonen. Wordt nu dei'
belastingdruk voor hen te zwaar, dan verkiezen
zij de bovenwoningen te Amsterdam en Haarlem
boven 'n zwaren Schotenschen aanslag, met fo-
raisenbelasting, en dit te meer, waar zij op
voordeeliger voorwaarden hunne kinderen op de
onderwijsinrichtingen in die plaatsen kunnen
doer Vertrek van den meer gegoeden midden
stand, welke Schoten voor zijn financieel even
wicht'juist niet kan missen, is volgens de meer
derheid der commissie bij invoering van een
ingrijpende progressieve heffing te vreezen, tei«
vi ijl vestiging van meer draagkrachtigen door
dusdanige heffing zal worden tegengehouden.
Ook de uitbreiding der gemeente zal niet in de
hand worden gewerkt en de bouwindustrie, die
door den oorlogstoestand zoo is geknakt, zal
geheel op het doode punt worden gebracht. Het
streven moet juist zijn het bevorderen van ves
tiging van middenstanders, die door hunne
meerdere finantiëele draagkrachten den belas
tingdruk in de toekomst kunnen helpen verlich-
ten. -
Nu staat er iets in het rapport, dat mij niet
duidelijk is. Er volgt dan: de meerderheid in
onze commissie, alhoewel niet zeer optimistisch
festemd, kan deze bezwaren niet alle deelen.
leer bepaaldelijk was zij van gevoelen, dat de
vrees voor vertrek van de hoogst aangeslagenen
niet zoo sterk behoort te worden gevreesd; ter
wijl volgens haar ook geen gevaar is te duchten
van belemmering der bouwindustrie.
Het onduidelijke zit voor mij hierio£ dat er
telkens gesproken wordt van de meerderheid der
commissie; dat is natuurlijk een abuis. Ik ver
onderstel dat in het eerste deel van dit gedeelte
van het rapport een minderheid en geen meerder
heid aan het woord is.
En dan vertelt óns de commissie verder:
Zooals gezegd is de commissie in principe
vóór eene progressieve heffing, doch in verband
met de hieronder weergegeven meeningsverschil-
len kan zij niet met een definitief voorstel komen.
Een lid der commissie meent dlat tegen een
progressieve belasting met beteekenende ontlas
ting der kleine aanslagen in onze gemeente te
overwegende bezwaren bestaan.
Een ander commissielid had tegen een niet te
krachtig doorgevoerde progressie geen overwe
gend bezwaar, terwijl een derde lid progressie
met klem blijft aanbevelen.
Ik wil de cijfers welke in het rapport worden
aangegeven niet verder aanhalen; dgt zou abso
luut overbodig zijn. Het rapport was gebaseerd
op een ontvangst van 50,000.gulden, terwijl
de hoofdelijke omslag dit jaar ten minste 95.000
gulden zal opbrengen. Er hebben zich in de
laatste twee jaren dus reeds aanmerkelijke ver
anderingen in de kapitaalkrachtigheid, der inge
zetenen voorgedaan; ik bedoel dat zoo: dat het
gezamenlijk inkomen aanmerkelijk grooter is ge
worden, althans dat er van een heel wat groo
ter inkomen belasting kan worden geheven.
Voor mij kooit het hierop neer, dat onze par
tijgenoot Hooy wel de man zal zijn die als lid
der commissie geen progressie voor onze ge
meente bepleit heeft; dat de vrijzinnig-demo
craat, op illuster voorbeeld der vrijzinnig-demo
cratische politiek, met een wa ter-en -melk -s tel sel
is gekomen, zoo iets van zwemmen in twee wa
tertjes, en dat de heer Verkooy met een stelsel
gekomen is, waarin hij zijn denkbeelden princi
pieel heeft laten uitwerken.
Het idee-Verkooy is voor de arbeiders heele-
maal niet aan te bevelen. Als men rekent dat
men met zijn stelsel meteen inkomen van f 1000
dus van nog geen twintig gulden per week, reeds
meer betaalt dan men nu zonder progressie in
de gemeente betaalt, dan-'Is zijn stelsel als zoo
danig reeds voor de arbeidersklasse onaanneme
lijk.' Hier wreekt zich inderdaad het argument
der minderheid, dat er in onze gemeente geen
kapitaalkrachtige menschen zijn (uitgezonderd
het 14e, had hij moeten zeggen). Bij een inkomen
van slechts vijftienhonderd gulden betaalt men
in het stelsel-Verkooy reeds negen gulden zes en
zeventig centen meer en bij een inkomen van der
tien honderd gulden nog altijd vijf gulden en
twaalf centen. Zooals gezegd: dat is voor de
arbeiders niet te aanvaarden en veroordeelt dan
ook m. i. de practische toepassing eener pro
gressieve belasting, zooals de heer Verkooy die
wenscht.
Het stelsel van den vrijzinnig-democraat is
niets beter, ik zou zeggen nog veel slechter. Hij
is met zijn stelsel iets zuiniger, maar komt dan
ook daardoor tot een veel hooger bedrag voor de
weinigen die hier eenig belangrijk inkomen heb
ben en zou daardoor nog veel eerder de aan
leiding kunnen zijn dat die werkelijk groote ver
mogens naar betere oorden verhuisden.
Ik ben het wel niet heelemaal eens met de
minderheid (of toch meerderheid) der commis
sie, dat de menschen bij een verandering van
systeem bij de toepassing der belastingheffing'
zullen vertrekken. De midden-inkomens, ik bedoel
die tot drie duizend gulden, zullen en kunnen
zoo gemakkelijk niet verhuizen. Ook niet al was
er geen woninggebrek in den lande, veroorzaakt
door Jan Kanon. Maar toch meen ik dat er wel
vrees zou kunnen bestaan, voor die groote ver
mogens die door het systeem Pruschen en Ver
kooy nog al zwaar zouden worden aangepakt
en die grootere vermogens moeten wij zien te be
houden. Wat wel komiek is, dat is de troost die
de heer Pruschen geeft, dat er in geen geval
meer. belasting zal betaald behoeven te worden
dan thans (d. i. 1916) te Haarlem,- d. w. z.
6.1. De geschiedenis heeft echter'geleerd, dat de
belasting in Haarlem een jaar na liet verschijnen
van het rapport, aanmerkelijk verlaagd is, zoo
dat bij doorvoering van hun stelsel de men
schen veel meer dan te Haarlem zouden betalen;
een argument dat wel waarde heeft, met het oog
op een eventueel vertrek.
De nota van den lieer Hooy is een eenvoudige
min of meer vergelijkende cijfergroepeering over
de opbrengst der belasting. Hij blijkt practised
een tegenstander der progressie.
Nu wil ik wat zeggen, ik ben het lang niet
altijd eens met mijn vriend Hooy, ook niet, al
ben ik maar het overschot der raadsleden, Het
14deo, neen! Ik geloof dat zoo iets echter
heel nuttig is. Uit verschil van meening kan
nog wel eens iets goeds geboren worden. Zoodra
ik werkelijk raadslid ben, dan zou ik het toch
wel met hem kunnen vinden, alhoewel ik ook dan
geen ja-broerke hoop te zijn. (Wat is een mensch
tocli dwaas; ik raas al over mijn werkelijk
raadslidmaatschap en ik ben nog maar altijd
„buitenlid").
Ware ik in de plaats van mijn vriend Hooy
geweest, dan had ik ,heel wat anders gedaan.
Ik zou voorgesteld hebben om een systeem in te
voeren, waai'door de gelukkige bezitters van
groote gezinnen een veel grooter bedrag aan
kinderaftrek zouden bekomen.
Iedereen zal toch moeten toegeven, dat een-
huisgezin met zes kinderen, dat een inkomen
heeft van duizend gulden, dat zoo'n gezin veel
meer noodig heeft dan een gezin met hetzelfde
inkomen, dat slechts een of twee zulke schep
seltjes heeft.
De „modernen" beschouwen het als iets
„doms" om veel kindertjes bij Onzen Lieven
Heer te koopenvooral de „moderne" dames
zijn er tegen, 't Is ook te lastig; pianospelen,
tennissen, flirten, zwemmen, gymnastiek, is voor
een moderne vrouw veel aantrekkelijker dan kin
dertjes opvoEden. Gelukkig zijn die ellendige
denkbeelden in onze katholieke kringen nog niet
doorgedrongen. Wij wagen er de gezondheid der
onzen niet aan om al dat gedoe te kunnen naja
gen; piincipiëel staan wij er gelukkig vierkant
tegenover. (Een komieke preek van een jongeman
als ik, die tot nu toe nog steeds niet in het huwe
lijksbootje heeft durven stappen. Bij mij is dat
echter meer „vrouweflvrees" dan wel angst voor
de kleintjes.)
Welnu practisch gesproken, heeft een groot
?eZ'ii .v meer behoeften. Brengt de gelukkige
bezitter van zoo'n stelletje niet veel meer nut
aan de samenleving als die twee-kinderen-systeem-
aanbidders? Mag hij dus anderzijds niet wat
meer in de samenleving ontzien worden? Is
het niet rechtvaardig dat hij -minder belasting
betaalt, dan zij die hun plicht tegenover de
samenleving trachten te ontduiken?
zoo nog drie kolommen met rechtvaar-
digheidsargumenten kunnen aanhalen, waaruit
zou blijken dat een belastingstelsel, waarbij de
groote gezinnen meer ontzien worden, een drin
gende noodzakelijkheid is in het belang der
maatschappij.
Daarom zou ik gaarne gezien hebben dat col
lega Hooy zooiets in zijn stelsel had onderge-
braent. Vermoedelijk heeft hij zoover niet ge
dacht, omdat bovenbedoeld denkbeeld in .die da
gen, toen het rapport werd samengesteld, z. i.
nog niet rijp was. Toch geloof ik dat hij geen
minuut zou aarzelen om zulk een voorstel emstm
te steunen. En.... het voorstel is er of komt er.
Nu ga ik staatsgeheimen verklappen uit het
bchotensche ministerie. 1)
Ik heb toch wel een weinig schrik om het neer
te schrijven, 't Zal toch geen hoogverraad zijn of
als zoodanig beschouwd worden'?
Toevallig hoorde ik een dezer dagen wet
houder Loerakker praten. En die was zoo en
thousiast over een voorstel als door mij' bedoeld,
dat het mij niet zou verwonderen, indien B. en
W. van Schoten met iets in die richting op de
a.s. raadsvergadering voor den dag zouden
komen.
Ik heb des te meer grond om Het te gelooven,
omdat de gemeentebode Bakker, die met zijne
vrouw samen ook een half bataljon kindertjes
heeft, tegenwoordig zoo opgewekt kijkt, vooral
toen ik hem een dezer dagen 'tegenkwam met een
afschrift van het belastingkohier onder zijn
arm. Bakker droomde zeker al hoe lekker het
volgende kohier er voor. hem uit zal zien.
Komen B. en W. met een dergelijk voorstel,
dan durf ik toch wel voorspellen dat het zal
worden aangenomen. Ik kan toch niet aannemen
dat de sociaal-democraten, die altijd „praten"
over de nooden van de arbeidersklasse, dat die
zoo'n stelsel zouden durven verwerpen, te meer
niet, omdat zij toch ook weten dat de progressie
in onze gemeente practisch onmogelijk is.
En dan ben ik ook nieuwsgierig wat de vrij
zinnig-democraten zullen doen? Of zij het zul
len aandurven om de rechtvaardigheid den kop
om te draaien? Of het „Non possumus" van
wethouder Boxsdoor de vergaderzaal onzer
vroede vaderen zal klinken op zijn gemoedelijke
wijze: neen, dat doe ik niet, hooërü Of de
Schotensche vrijzinnig-democratische „Hinden
burg" zijn ondergeschikten zal commandeeren
nog meer achterwaarts te gaan? Hoe ook: de
aanstaande paiiementszitting van de republiek
Schoten belooft, wat het belastingvraagstuk be
treft, zeer belangrijk te worden.
Het Hde.
1) Intusschen is dit voorstel van B. en W.
publiek geworden. Red.
Ben je gauw klaar, Dina?
da, waarom?
Lk wilde je eens. wat vragen.
Dadelijk.
Zij zit op baar rijwiel en voert eenige kun
stige toeren uit. Nu springt zij er af, staat
Toor hem, slank en friscli en bekoorlijk in
haar donkerblauwe kleed, mot roode wangen en
lachende oogen.
Hij trekt baar naast zich op de bank.
Dina, houdt ge van mij
Natuurlijk, wat een- komieke vraag is dat
nu-?
- Ge weet toch, d'at we met elkaar zullen
trouwen
Dat is waar ook, ik had het geheel vergeten.
Haar zooals vanzelf spreekt, komt dia ar toch
niets van. nietwaar?
Waarom niet?
Kom, Bernard, dat weet g© toch even goed
ale ik. Wii beminnen elkaar in het geheel niet
en een huwelijk oip commando is niet goed ge
noeg voor hen, die weten wat zii willen, zooals
wii bsiden.-
Zei je daareven niet, dat je van mij houdt!
Ja, maar van iemand houden erf trouwen is
niet hetzelfde. Zie, wii kennen elkaar van
kindsbeen af, hebben samen paardje gespeeld,
om de lekkerste peren ruzie gehad, (ji&terèu
hebben wii nog samen ker&en geplukt. Waarom
zouden we nu óf hemelhoog juichen óf zielsbe
droefd zijn?
Hij teekende met zijn stok figuren in het
zand en antwoordde niet.
Zie eens, beste jongen, zei zii overredend, die
beroemde liefde ik bedoel dat vurig verlan
gen, dat zoete hopen en zoo méér, ge begrijpt
me wel zoii ik wel eens willen leeren kennen.
Jij niet? En zouden we elkaar dan den pas af
snijden? Dat zou toch erg dom van ons zijn.
En denkt ge, dat we samen dat genot niet
zouden kunnen smaken?
Wij? geen denken aan. Wij stemmen in niets
overeen.
Nu, daar zou Jk wel buiten kunnen.
En daar wii elkander niet beminnen zul
len
Zullen wij wachten, wii ziin beiden nog jong.
beslite hij op zijn kalme manier, die hem ouder
deed schijnen dan hij was.
Ik geef toe, dat het op dit oogenblik niet ge
makkelijk is te onderscheiden voor ons. wat
liefde is.
Zii lachte.
Wachten? Als dat de liefdeproef moet zijn.
voor mijn part laten wij dan wachten tot
nu laten wij zeggen, tot de planten welke die
steenen Flora in haar schoot d'raa.gt, beginnen
te bloeien.
Inderdaad wel wat veel verlangd. Ik kan dus
heengaan met een blauwtje?
Een blauwtje? Hoe kunt ge zoo spreken,
Bernard. Wij zijn-het toch volkomen eens. En
nu groet de uwen in „Friedamsfeld" van mij.
en kom morgen bijtijds terug..
Zij zag hem met voldoening aan. Zoo was de
zp.ak in de beste orde. Waarlirk. hii was een
knappe jongen, geen a-nder kon met hem ver
geleken worden. Haar je zioo door liem te
laten nemen, ach, neen. het allerschoonste
in dit zonnige, bloeiende leven moest toch teel
anders ziin. Dat zeggen immers alle dichters en
die moeten het weten.
En Bernard?
Neen, neen. hii moest maar wachten tot de
verdorde bloemen in den schoot dier Flora weer
begonnen te bloeien.
Zeg eens, Dima, is Bernard eigen ©en
komeet?
Wa a ro m da nK oos j e
Ja, onze iuffrouw zegt. kometen ziin vai^ die
lichamen, die plotseling verdwijnen; meestal
weet men niet wanneer zii terugkomen. En
Bernard blijft nu ook weg. en niemand weed
voor hoo lang.
Ik weet het ook niet, zei Dina verstrooid, cfe
astronomische voorspellingen van haar zusje
onbeantwoord latend, en zag zooals zij reeds
acht dagen gedaan had te vergeefs naaf Frie-
densfeld, het naburige landgoed.
Waarom kwam Bernard niet? Zii was gaarne
naar Friedensfela' gereden, ziooals zii Vroeger
zoo dikwijls gedaan had. Haar dat had haar
vader, die sedert het mislukken der trouw
plannen zeer uit ziin humeur was, haar ver-
bloden.
Kwam hij toch maar.
Weder ging een week voorbii en nog eene,
doch Bern,ara' kwam niet. Dina werd hoe langer
hoe ernstiger en stiller; overal miste zij den
vriend. Zelfs het wielriiden verschafte haar
geen genoegen m,eer, daar hii haar niet bege
leidde.
Niet lang daarna brak een hevig on weder
los. Gp het naburige landgoed, waar Bernard,
niettegenstaande zijn jeugd, met overleg en
bekwaamheid de plaats van ziin zieken vader
innam, was de bliksem geslagen in een arbei
derswoning. Menschen, die er vandaan kwamen,
vertelden dat Bernard rustig en flink te midden
der radielooze dorpelingen het reddingswerk
leidde.
Een ander meende gezien te hebben, dat een
brandende balk neergestort was juist op. die
plaats waar de jonge mijnheer stond.
Nog nooit in haar leven had Dina zulke ang
stige uren doorgebracht, tot eindelijk het be
richt kwam, a'at de brand gebluscht en mijn
heer Bernard ongedeerd wa®.
Den volgenden dag kon zii het niet langer
uithouden, zii sprong op haar rijwiel en reed
trots het verbod haars vaders naar hem toe.
Maar toen zü het welbekende heerenhuis door
de boomm van 't park zag schemeren, overviel
haar 'n vreemd gevoel van schaamte, dat haar
het bloed naar de wangen joeg. Zij sloeg een
zijpad in, in de hoop hem tegen te komen. Den
derden dag ontmoette zii hem. Hii zat te paard
en groette haar zonder 'stil te houden, vriende
lijk, vluchtig, maar uit as hoogte.
Van dat oogenblik kreeg het rijwiel voor on-
bepaalden tij'd verlof en kon het zich overgeven
aan stille overpeinzingen.
Na eenige weken kwam het bericht, dat
Bernard op reis zou gaan voor een half of een
heel jaar; men wist het nog niet precies.
Dina schrikte. Nu moest hij toch komen om
afscheid te nemen, dat was haar eenige troost.
Hii kwam dan ook, maar juist toevallig, 'toen
zii afwezig was. Men bracht haar zijn af
scheidsgroet bii hare thuiskomst. Zii girtg naar
den zolder e» wierp zich op den grond tussehen
allerlei rommel neer en weende hartstochtelijk.
Op den avond van dienzelfden dag ging Dina
naar buiten in den stillen tuin waar het maan
licht met rustige pracht de zomerbloemen be
straalde en de avondwind haar als een zachte
liefkozing over het haar- streek. Uit het ge
opend venster kwamen de tonen'van een lied,
dat de onderwijzeres daarbinnen met zachte
stem bii de piano zong.
Nog dieper veelde zii haar hartewee. Hii zou-
wfeggaan en vele schoone en beminnelijke vrou
wen ontmoeten, en ééne daarvan zou hii zeker
medebrengen als de toekomstige meesteres van
Friedensfeld.
Zij echter zou ver van hem blijven en geen
deel meer hebben in ziin vermaak. Dwaas, on
begrijpelijke dwaas, die zii geweest was.
Zij dacht niet meer aan dichters en liefde
liederen. De vreemde tonen verstomden bij het
luide kloppen van haar eigen hart.
Als zii hem nog maar eens mocht zien en
hem zeggen konga niet weg van mij in toorn
ik wist zelve niet, hoe ligf gii mij zijit. Maar
morgen vertrekt, hii en a's hii terugkwam, zou
datgene wat nog aan liefde voor Iraar in hem
leefde, reeds lang gestorven en begraven zijn.
Om haar heen verhieven zich uit de tuinbed
den de bloemen en keken haar in het maanlicht
vragend aan. Uit het lioht overgoten boschje
keek grauw en spookachtig het half 'verweerde
beeld.
Haar overmoedig woord kwam haar weder
in de gedachte: „Laat ons wachten tot de plan
ten in den schoot dier steenen Flora beginnen
Te bloeien."
En plotseling doordrong haar eene gedachte.
Daar aan het parkhek stond de Flora. Een
laatste teeken kon zii hem geven.
Een enkel teeken aan het beeld, don zou hii
het begrijpen, en haar wellicht niet opgeven
en vergetenbeminde hii haar niet, dan zouden
haar woorden hem reeds lang ontgaan zijn en.
ziin oogen zouden onverschillig langs het stee
nen beeld been glijd en. Weinige minuten later
sloop zij met saamgebonden schort schuw en
voorzichtig ais naar oen „rendez'-vous," naar
bet Florabeeld. Nu schreed zii om het laatste
geboomte heen, Bernard.... Met een
schreeuw trok zij zich terug. Daar stond hij en
trok juist ziin hand weg, waarmede hij een
ruiker prachtige rozen in het verweerde kleed
dor steenen godin gelogd had. Een oogenblik
was het stil tussehen Hen.
loen zei zij zacht verwijtend:
Waarom bleeft ge zoo lang weg'f
Omdat ik voor miizelf klaarheid wild© hebben
of gii gelijk hadt bij ons laatste gesprek, hnt1
woordde hij. Neen, gij hadt ongelijk, geheel
ongelijk, ten minste wat mii betreft. ïk bemin
u toch en laat de hoop niet varen u eens te
bezitten. Daarom legde ik tot afscheid die rozen
daarin 1 nu bloeien zii. de. bloemen van uw
Flora.
Bernard, jiep zij. en het klonk als een. juich
kreet. De slippen van haar voorschoot ontglip-1
ten haar bevende handen, een bloemenregen iel
op het gras roor zijne roeten necüer.
Adh, Bernard, ik.... wilde juist Tiet zelf de
doen.
In het witte licht, dat door het loof viel,
scheen de steenen godin het paar -vriendelijk
toe te lachen. Dat was aardig voor haar, want
in het algemeen'ontvangen dames niet gaarne
bloemen, die voor een ander bestemd zijn.
Daarom mocht zii er nu ooggetuige van weren,
hoe d'eze twee jonge gelukkige menschen el
kaar. eeuwige trouw en liefde zwoeren;
en dat kregen slechts weinigen te zien; r -n
naar zwijgende boomen en de maan.
..Het Noorden."
ENGELAND
EEN FINANTIEEL SCHANDAAL.
Uit de thans ontvangen Engel, lie bladen
blijkt, dat een financieel schandaal in E: -
iand zeer die aandacht trekt, Ln een der rappor
ten van de commissie van onderzoek naar dj
oorlogsuitgaven zijn n.l. onthullingen gelaat»
over ü'e werkzaamheid van de British ML lose
and Chemical Manufacturing Company, ecu
maatschappij die cellulose en acetou vervaar
digt, benoodigd voor de vervaardiging var.
vliegtuigen. De maatschappij had met de lvava-
ring hijzonder voordeelige ooiitraeten afgeslo
ten, en het bleek dat ze. met een- stamkapiuial
van 4000 p.st. (verdeeld in 180.000 aan tb vlrn
van 6 stuivers elk) in den loop van 19161917
een.winst behaalde van 2.320.600 p.st. Tijden»
den oorlog besloot de regeering om de vervaar
diging van het voor de vliegtuigindustrie be-
noodigoie azijnzuurzout vroeger ingevoerd
uit Duitschland en Frankrijk naar Engeland
over to brengen, en zoo kwam. op initiatief van
de Engelsch-Zwitsersche ma<ffschappii. de Cel-
lonite Swiss Company, in Maart 1916 de British
Cellulose and Chemical Manufacturing Com
pany tot stand, waarvan, naast de leiders der
genoemde Zwitsersche maatschappij, tal vau
Engelschen ook hóóg-geplaatsten aand-e,!-
houders waren, 300 0. a. sir San Hughes, de
Canad-eesche minister van militie, Eric Long.
zoon van den minister Walter Long. de firma
Vockers e. a., o. w. vele voorname Engelsehe
No. 43.
24 AUGUSTUS.
EERHERSTEL
Meer dan ergerlijk is het zooals onze Gees
telijkheid op straat wordt bejegend.
Men kan niet met een GeesteLjue op straat
verschijnen, of allerlei schimp- en scheld
woorden worden Z.Eerw. nageschreeuwd,
vooral door kwajongens van 18 a zü jaar, zoc-
als er tegenwoordig zooveel langs de straat
slenteren, die van verveling niet weten wat
ze doenmoeten.
Het spreekt wel vanzelf dat onze E.E. H.H.
Geestelijken, die in ontwikkeling zooveel hoo
ger staan clan dat straal gespuis, zich van die
schreeuwerij niets aantrekken. Men doet in
zoo'n geval precies alsof er een hond blaft,
dat heeft evenveel waarde. Maar onaange
naam blijft 't toch en voor leeken ni&t-Katoh-
lieken, die bet hcoren, zon het a richt den in
druk. kunnen geven, dat op zoo'n manier en
niet anders, de Roonische'' Geestelijkheid
door het volk wordt bejegend.
Vrienden Volksbonuers! Wij hebben hiei
weer een taak. Laat ms niet verzuimen onze
Geestelijkheid beleefd te groeten wanneer wij
hen ontmoeten op straat. Beter gezegd, laten
wij ons beijveren hen te groeten en zongen dat
wij niet inonachtzaamheid een priester zou
den voorbijloopen zonder Z.Eerw. te bebbejj
gegroet.
AGENDA GEBOUW „ST. BAVO."
MAANDAG 26 AUG.:, Bestuur Spaarkas,
8 uur Sigarenmakers, 8 uur Metaalbewer
kers, 8 uur Handels-, Kantoor en Winkel
bedienden 8 uur.
DINSDAG 27 AUG.: Fabrieksarbeiders
Crisis Middenstand, 8V2 uur Kri.isverbond
8 uur Bloeoibollenveiling.
WOENSDAG 28 AUG.: Leden Spoor en
Tram, 8 uur.
DONDERDAG 29 AUG.: Leden Metaalbe
werkers, 8 uur Bur. voor RechtJ:u dige Ad
viezen, 8y29yo uur Eerbied in Gods Huis,
8 uur Land- en Tuinbouwbond 10'2 uur.
VRIJDAG 30 AUG.: Metaalbewei .cere, 8 u.'
ZATERDAG 31 AUG.; Gewone zittingen
8—9 uur. 6
VRIENDELIJKE BEJEGENING.
Sam passeerde eens de woning van een goedf
vriend, die Molenaar heette, en toen hij dien uit
het raam zag liggen, riep hij hem spottend toe,
terwijl hij naar boven keek:
„Hier woont zeker een voornaam heer, de aap
ligt in de vensterbank."
„Neen," kreeg hij ten antwoord, „hier woont"
'n molenaar, beste vrind, de ezel staat Voor de
deur 1"
MOOIE DROOM
Mevrouw: „Ik heb van nacht gedroomd, dat
je me een nieuwen hoed kocht."
Meneer: „Heel aardig. In je volgenden droom
moet je hem maar opzetten."
RÖM.l isCH VERHAAL UIT DEN TIJD
der fransche revolutie.
ll
„Dat is onmogelijk," zei zij, „ik heb ge
zworen dat ik niet spreken zou over hetgeen
plaats gehad heeft."
„Gij hebt mij ook gezworen, dat gij mij
Louise's hand zoudt geven en toch hebt gij
uw woord verbroken."
„Wij hebben niets anders kunnen hande
len, geloof mij, mijn arme Vivant, het heeft
ons verdriet genoeg gedaan maar ziet
ln den ongelukkigen tijd, dien wij beleven,
doet men wel meer zaken, die men niet zou
willen en niet zou moeten doen."
„Maar zeg mij dan toch waar is Louise,"
riep ik uii.
„Bij hare peettante te Remtremont. Wij
hebben u daaromtrent altijd de waarheid ge
zegd."
„Houdt zij nog van mij?"
„Ik hoop dat dit het geval niet is."
„Waarom?"
„Omdat zij sedert twee maanden gehuwd
is."
„Gjj bedriegt mijl"
„Lees dezen brief, mijn arme Vivant, en
gij zult het bewijs van liet tegendeel hebben.
Moeder^ Thévenin nam een papier uit haar
zak en reikte mij het over. Het was een brief
van Louise, waarin zij van haar echtgenoot
sprak, die zeer goed voor haar was zooals
ze zei.
De waarheid begon zich voor mij op te
doen; ik wilde alles weten, vervolgde Vivant.
„Wist burger Brulard dat," vroeg ik aan
moeder Thévenin.
„Spreek niet over burger Brulard," riep
zij uit op een toon, die van levendigeii angst
getuigde. „Hij heeft zich met niets bemoeid,
hij wist niets, wij hebben hem nooit het
minste toevertrouwd 1 Breng ons dus niet
met hem in onaangenaamheden door ons
dingen te laten zeggen, waar wij zelfs niet
aan gedacht hebben!... Wij zouden u toch
tot een leugenaar maken. Lk heb geen lust
om mijn, man naar de guillotine te zien gaan
en ben er zelf evenmin ap gesteld!"
„Daar gij bevreesd zijt voor burger Bru
lard, zijt gij misschien niot beducht voor den
voo: maligna graaf, die vertrekken is, en kiint
gij mij z.ggeu of het waar is, dat bij Louise
heeft opgelicht
„Hij 1 Louise opgelicht? Dat is een afschu
welijke leugen," zei ZU met verontwaardi
ging-
„ïoch heeft burger Brulard het mij ge
zegd: hij heeft m'j verzekerd dat de graaf
Louise had weggevoerd en huar op het kas
teel gevangen hield.
„Nu dan dan," stamelde zij verward,
„als burger Brulard hèt gezegd heeft,
moot er wel iets van waar zijn. ik spreek
slechts "'van het tegenwoordige, en zooals de
zaken thans staan,kan ik u verzekeren dat
Louise gehuwd is-"
Ik ging heen, verontwaardigd over de laf
hartigheid dier vrouw zonder er aan te den
ken dat mijne lichtgeloovigheid minstens
even groot was ais hare vrees, en dat een
verrader nog verachtelijker is dan een laf
aard, want al was Thévenin ook de hand
langer van Brulard, hij was ten minste niet
zooals ik de uitvoerder zijner wraakplannen
geweest.
Van dit oogenblik af zag ik geen defcer
twee mannen terug en toen drie maanden la
ter de Conventie het vaderland opnieuw on
der de wapenen riep, nam ik dienst en werd
ingelijfd bij het achttiende regiment dragon-'
ders, waarvan te Pont Mousson de esca-
drons, voor den oorlog bestemd, gevormd
werden; ik voegde mij onmiddellijk daarbij.
Het geregelde en tevens zoo bedrijvige
soldatenleven verdreef voor een gedeelte
mijn treurige herinneringen en matigde den
ijver mijner repuiikeinsche beginselen. Wel
was het leger republikeinsch, maar zijn pa
triotisme was eerlijk, en bij elke gelegenheid
gaf het blijk van den afkeer, diesi het koes
terde voor de misdaden van hen, die mis
bruik maakten van dé macht, aan wie het
echter getrouw bleef.
Zes weken waren er verloopen sedert ik
bij het regiment gekomen was; inen had mij
juist tot. brigadier bevorderd, toen ik op ze
keren dag onder de pas aangekomen recru-
ten Francois Leblond herkende, den gewe
zen secretaris der maire van Saint Révérien
eh den lagen spion van burger Brulard.
Men plaatste hem bij mijne compagnie
en zelfs onder mijne aldeeling.' Hij bevond
zich, zooals gij begrijpen kunt, matxr half
óp zijn gemak, dat hij onder mijn bevelen
geplaatst was en ons wederzien was alles
behalve zoo gul en vriendschappelijk, als
men van twee landslieden die eLander we-
dervinden, verwacEten kon.
„Als gij u goe<i gedraagt, zei ik hem,
„zal ik rechtvaardig zijn; maar zoo gij het
aanlegt als gij daar ginds gedaan hebt zal
iku Jlot, v°rl®dene en het tegenwoordige
geducht betaald zetten."
hij"Waar°m B^ree^t S'J zo'°» Vivant," vroeg
„Omdat gij het waart die het eerst
Hij boog het hoofd met zoo groote ver
legenheid dat ik den moed niet had om op
denzelfden toon voort te gaan.
„Luister eens," hernam ik bedaarder, „wilt
gij voorgoed vrede met mij sluiten?"
„Ja," antwoordde hij^met een openhartig
heid die mij beviel.
(Wordt vervolgd).