NIEUWE UikL tiuuNANT
JACQUES DE BRANCION
De zevende Diocesane Katho
liekendag in het Bisdom
Haarlem.
FEUILLETON
Maandag 2 September - Tweede blad
Romantisch verhaal uit den tijd
fe 11 1 -
Heden, 2 September, werd te Alkmaar
onder, overgroote belangstelling de Vile Dio
cesane Katholiekendag in het Bisdom Haar
lem gehouden.
Nadat om half 11 door Z. D. H. Mgr.
A. J. Gallier, bisschop van Haarlem, in de
St. Laurentiuskerk de H. Mis was opgedra
gen, vingen om half één de afdeelingsver-
gaderingen aan.
Eerste af dee ling.
In'de eerste af deeling, welke werd gehou
den in de -vergaderzaal van café „Mooy",
Bitsevoort, sprak Dr. A. H. M. J. van Booy
ait Heemstede over het onderwerp: „De
Vrouw in het Gezin."
Spr. begint met de verklaring: dat hii niet
de sacramenteele positie dèr vrouw in 't gezin
zal ontwikkelen: God zij dank, zijn er in
Haarlem's diocees talentvolle en welsprekende
priesters genoeg, die voor deze taak uitstekend
berekend zijn.
Hii zal dus niet bespreken, noöh ontleden de
gedachten, zoo meesterlijk vertolkt in de woor
den, die eens Leo XIII in zijn Encycliek van 10
Febr. 1880 tot de katholieke wereld klinken
deed.
Spreker's beeld, door leekenhand geschetst,
moet van anderen aard worden. Volkomen af
gewerkt zal het niet kunnen worden. Maar
toch wil hij pogen, eenige duidelijke liinen te
ontwikkelen.
De vrouw in het gezin, d.w.z. het gezin, dege
lijk levend naar Roomsche beginselen. Welke
.plaats neemt de vrouw in dit gezin, wat kan
daar haar invloed zijn, welke beteekenis is
daar aan haar- werk te hechten? Hoe is zulk
een gezin Nemen wij als het meest ideale
Voorbeeld: het H. gezin van Nazareth. En
ontwerpen wij 'een beeld van het gezin, als af
spiegeling van dat H. gezin.
Vader, moeder, dochters en zonen zien wij
daar. De vader draagt de lasten des lévens met
den heiligen moed van den Christen.
Do moeder is de ideale kraoht, die de won
dere draden spint, die haar met man en kroost
in heilige liefde samenbinden.
De dochters en de zoons, zij groeien en
ontwikkelen zich, terwijl zii met eerbiedig ont-
z-ag opzien tot de trouwe, brave ouders.
De leidende hand van vader en moeder ge-
voelen zii niet als een kwelling, nocli als een
onncodige belemmering,1 maar in christelijke ge
hoorzaamheid aanvaarden zij de leiding, door
ouderhand hun gegeven.
Zulk een echt, waarachtig Roomsch gezin is
een schoone, riike eenheid.
Het geheele leven van allen staat er in het
teekeir van den Christus.
Zoo'n gezin is de tot werkelijkheid geworden
Bergrede.
Waar schuilt de voornaamste kraoht tot be
houd van hét christelijk karakter der gezin
nen f
Om tot het antwoord te komen, is een juist
inzicht tencaanzien van de krachten, die aard
en karakter van het gezinsleven bepalen,- on
ontbeerlijk.
Welke zijn dan die krachten?
Do vader en de moeder.
Zij bepalen en bebéerschen hot karakter van
«et gezin.
•Nu rijst van-zelf de vraag: welke kracht
heeft bet grootste eri sterkste aandeel in.de
vorming van het karakter van het gezins
leven
Wie leef het meest intensief, wie nagenoeg
Voortdurend in en voor het gezin?
Do man trekt in o'en vroegen morgen ten
arbeid, keert in den avond terug.
De vrouw gToeit het innigst samen met het
gezinsleven, èfj is de onmiddellijk bestierende
kracht. Zij is daarom de kracht, die het meest
direct, het sterkst invloed uitoefent op den
aard, op het karakter, op den geest van het
"^'•i neleven.
Gok door haar karakter, de bijzondere, na
tuurlijke eigenschappen der vrouw, wanneer zij
niet slechts als echtgenoote in de gezineleven
regeert, maar als zii daar als moeder leeft,
2°rgt en werkt, laat de vrouw zich met on
weerstaanbare kracht gelden.
Het is die mysterieuze macht, die de moeder
toet een simpelen blik van haar kind datgene
4oet verkrijgen, wat de vader met den sterk
en aandrang en het klemmendst reden eerend
"stoog niet vermag te bereiken.
Moeder, wie vermag te benaderen met de
toenscbeliike taal, de krachten die wortelen in
dat woord 1
Zong de dichter niet er van:
Moeder, ja, dat woord viel vain de tong der
[Engelen
V oorzeker op de lip van den eersten
[sterveling.
iToen hij in eenen klank, in eenen galm
[wou menglen,
Al het schoonste, dat uit God in sohepse-
[len overging.
^oor^de moeder zal allereerst het christelijk
karakter der gezinnen behouden en bevestigd
kunnen worden.
Zal de zware taak in het gezin goed vol
voerd worden, dan moet de vrouw vele gewich
tige eigenschappen bezitten,
lo. Een degelijke geloofskennis onzer gezin
nen dreigt in de moderne maatschappij aller
eerst een groot gevaar, doordat in het alge
meen omtrent het wezen en de noodzakelijk
heid van het Geloof *n de meest verleidelijke
vormen eindeloos vele dwalingen, als woeker
planten, zich verbreiden en harten en geesten
tot verwarring en onrust brengen.
Naast degelijke geloofskennis heeft zii ook
te streven met diepen ernst. Zii bereikt die
kennis niet, als zii meedoet aan de mode onzer
dagen om zich met allerlei niets-waardige lec
tuur bezig te houdenromans die elke hoogere
gedachte dervendameskronieken, die gevuld
z-iin met onbeduidendheden, de in druk voort
gezette wijsheid der ouderwetsche theekransjes;
liberale dagbladen, met hunne aparte rubrie
ken voor de vrouw, aardig van vorm maar
wrang van inhoud, als lokker© bonbons gevuld
met gevaarlijke likeur. Zou het niet gewenscht
zijn, dat in menig Roomsch gezin in duidelijke
letterschrift aan den wand der woonkamer
dezen raad geschreven stond: Denkt iederen
dag gedurende één kwartier ernstig en in
kalmte na over de eenvoudigste waarheden
van uw geloof?"
Goede gezonden geloofskennis, moet voeren
tot diepen godsdienstzin.
Door groote menschenkermis zal de moeder
komen tot een maximum van invloed en zich
waarborgen een maximum van resultaat in
haar taak als vrouw in het gezin.
Maar ook zonder zelfverloochening komt
de vrouw in het gezin niet tot haar
recht.
Immers: Het moederschap behoort tot de
natuurlijkste bestemmingen der vrouw. Geen
verlangen is sterker bij haar -binnen de gren
zen der Christelijke moraal dan het ver
langen naar het kind, het bloed van baar
bloed, vleeseh van haar vleesoh; het kind dat
zii voeden en koesteren zal, en waaraan zij het
beste inhoud geven zal.
Maar voor het moederschap staat de on-
wreekbare wet geschreven„In smarten zult
gil baren."
Zelfverloochening! Roept op voor uw geest
de beste moeders, <iie gij gekend hebt en vraag
u af: Waarom waren zij zoo ontroerend goed.
waarom leeft hun gedachtenis in onverzwakte
verecriug voort? Is het om haar schoonheid,
haar deugdzaamheid, haar wijsheid?
Ja, maar bovenal om haar zelfverloochening.
In waarheid, door zelfverloochening wint
de christenvrouw haar grooten invloed Ln het
gezin.
De vraag komt nu van zelf naar voren:
„Hoe worden de Roomsche jonge vrouwen,
die eens in een gezin haar kooge taak zullen
ücbbeji te vervullen, voor die taak goed en be
leidvol bek w aa md
Zoovele krachten hebben bij die opvoering
samen te werken, dat ik zelfs niet aan een
eenvoudige opsomming mij wagen mag.
De jonge vrouw doorloopt de beste school
voor haar toekomstige taak in het sezin,
b„ haar eigeu goede Roosche moeder.
Over één gelegenheid' echter in de opvoe
ding onzer katholieke meisjes acht ik het wel
gewenscht, in hét kader mijner beschouwingen,
een korte opmerking te maken.
iioe in vele zaken te handelen als de liuwe-
lijksstaat eens komen mocht, dat woord wordt
niet ot' nauwelijks tot velen in de gevorderde
meisjesjaren gesproken, die leering wordt haar
niet of nauwelijks geschonken.
Is er, zoo mag gevraagd, inderdaad, in de
opvoeding onzer jonge vrouwen, voor wat dit
punt aangaat, niet een eenigszins zwakke
zii de?
Ik stel deze vraag met voorzichtigheid. Ik
ben rnjj bewust, dat ik aan een uiterst moei
lijke zaak raak.
Voor de Roomsche opvoeding in scholen en
pensionaten der vrouwelijke jeugd koester ik
hooge waardeering.
Maar als wij onderzoeken of aan a'e Room
sche jonge vrouw, die het huwelijksleven
wacht, in het.algemeen voldoende klaar ge
leerd wordt, dat in nat leven niet alles rozen
geur en maneschijn is, dat het geluk ia dat
leven verworven wordt, niet alleen door een
poëtisch opgevatte liefde, maar ook door ver
draagzaamheid, door een ernstig streven tus-
schen man en vrouw om elkaar te begriipen,
elkaar aan te vullen, waarbii een deel van het
eigen ik verzaakt zal moeten worden;
als wij nasporen of al deze goede, opvoe
dende waarheden tijdig en voldoende duidelijk
èn in huis én in school èn pensionaat, ja ook
in patronaat, aan de jonge vrouwen die staan
voor de huwelijkspoort worden bijgebracht
dan meen ik, dat iets meer zeer zeker, vooral
in onze dagen. K'<-en overdaad zou zijndoch
veeleer als wijs beleid t© waarfteeren zou
vallen.
Van menige jonge vrouw weet ik, dat zii
in oprechtheid zou verklaren:
„Ware mü dat meerdere weten maar tiidiger
ten deel gevallen 1"
Een waarachtig goed begrip van hare plich
ten in het gezin zou zoo menige jonge vrouw,
die zonder schroom nu gaat in een gemengd
huwelijk, hebben doen terugdeinzen voor dien
ongelukkigen, immer betreurenswaardigen
stap.
De meeste gemengde huweliiken ontstaan
door een volstrekt lichtzinnige opvatting over
het huwelijk, door een volstrekt gemis van zui
ver inzicht aangaande de eiechen, waaraan
in een goed christelijk huwelijk voldaan moet
worden.
Men verwacht él zon, vergeet de schaduwen.
Men denkt slechts aan voorspoed, nimmer aan
zorgen en tegenspoed.
„Het huwelijk, dus het gezin, is het cement
dat het geheele gebouw v-an den tempel der
menschheid vast ineenklemt.''
In gansch de wereldhistorie, is de macht der
vrouw naspeurbaar, macht ten goede, macht
ten kwade.
Samson's kracht werd door Dalila gefnuikt en
David's geluk door Urias' vrouw gebroken. Bij
den aanvang van alle zonde stond Eva, bij den
aanvang van het verlossingswerk straalde de
Moedermaagd Maria.
De macht der vrouw is groot. De Maistre
heeft het zoo treffend gezegd: „Indien de
zedelijke mensoh niet gevormd wordt op die
knieën zijner, moeder, dan zal hii het nimmer
worden."
Wanneer in Haarlem's diocees zooveel bloei
van gezond Roomsch leven is, wanneer het in
ziin priesters, zoo rijk gezegend werd, wanneer
de liefdadigheid zoo schitterende werken er
wrochtte, alom en voortdurend dan valt
daarvoor, naast God's genadige beschikking
dank en hulde te brengen aan de Roomsche
vrouwen, de Roomsche moeder® die in dit dio
cees hebben opgekweekt een waarlijk sterk
Roomsch geslacht.
Spreker eindigde zijn doorwrochte rede met
een schitterende en geestdriftige peroratie,
waarin hii de Roomsche vrouwen toeriep, wel
te bedenken, dat de wereld gekomen is in een
periode van ontzettende ontwrichting, dat de
maatschappij wankelt op hare grondslagen en
dat Christendom en kerk door vijanden als om
singeld ziin. Dat zü dus werken en strijden
met het eenvoudige, heilige geloof van de
arme vrouw van den postbode uit Noord-Itnlië,
die aan Rome's kerk een Pius X geschonken
heeft. Dat God geve, dat de vrouwen van
Haarlem's diocees zün of worden als deze, tot
heil der kerk, tot behoud der christelijke maat
schappij, en tot vreugde en troost van den
Vader van dezen katholiekendag, onzen bemin
den Bisschop.
Daverend applaus toonde de instemming
der vertrad er ing met de bezielende toespraak,
In de tweede af deeling.
Hector J. B. W. M. Maller, uit 's-Graven-
hage, was 6preker in afdeeling IL welke ver
gaderde in café „Peperkamp" Ilreedslraaat.
Reetor Móller had als onderwerp: „De
vrouw in het Openbare leven".
De Katholiekendag, deze bètooging van
Roomsche solidariteit, trouw en eenheid, is
gelijk den Pinksterdag, die in onze zielen een
heilig vuur ontsteekt, om de blijde boodschap
van Christus' onvergankelijke waarheid te
brengen aan allen, die hooren willen en ver-
Wij weten bet, onze ziel heeft rust gevon
den in God, maar zoovele broeders en zusters
zoeken en tasten nog naar den weg, naar het
veilig- huis.
De nederige erkenning van onzen rijkdom
brengt ons tot de erkenning van onzen liefde
plicht: den armen in het geestelijke me
de te deelen Met het Evangelie van Chris
tus moeten wij doordringen ons eigen ziele-
leven, ons huisgezin en geheel de maatschap
pij en wij behoeven daarbij niet schuchter te
zijn. Hebben de liberalen niet de geheele 19e
eeuw gedroomd van een liberalistische niaat-
sciiapjiij op alie g-obieuf Zij hebben de men-
sehen vourgehoudeu de zoo verleidelijke the
orie: stelt u zelf de wet op elk terrein van
het maatschappelijk leven. Het liberalisme is
nog niet dood. Het heelt in zijn dienst het
groot-kapitaal, de pers. hooge, invloedrijke be
trekkingen.
Met geestdrift en toewijding dringen de so
cialisten mede naar de hegemonie. En de ka
pitalisten voelen zich bij hen zeer op hun ge
mak. En al zijn er nu velen die ontgoocheld
het liberalisme en socialisme als een halfheid
den rug toekeeren, wij onderschatten hun in
vloed niet. Tegen hun stelsel, niet tegen de
personen, gaat onze eerlijke strijd.
Daarvoor is noodig, dat wij van God verkrij
gen dat de dwalenden de waarheid aannemen»
maar ook, dat staatsbestuur, opvoeding, on
derwijs, de economische en sociale betrekkin
gen, doortrokken worden van den Christelijken
geest.
En de vrouwen blijven niet schuchter ach
teraan! Zij hebben vele natuurlijke talenten
ontvangen boven den man. Wie dienen wil in
't Apostolische werk, kan van de vrouw lee-
ren: idealisme, geest van offer, van dulden en
van gebed, volharding en vasthoudendheid,
zelfverloochenende liefde. Het verüevenste
voorbeeld daarvan ie Maria, de Moeder der
smarten onder het kruis, wier offer, noodzake
lijk was voor de eer Gods en het heil der
wereld.
Maatschappelijk werk doen in Katholieken
geest vraagt zelfverloochening en liefde. Bü
ons mag sociale arbeid geen mode zijn, noch
zoeken van verstrooiing alleen, noch min
achting van het albdaagsche.
De plichten van den beroepsarbeid staan
voorop. Voor ons is maatschappelijke arbeid
bet verrichten van lichamelijke en geestelijke
werken van barmhartigheid, omdat de
menschheid lijdt naar lichaam en ziel. De
maatschappij is doodelijk gewond en al meer
en meer van den Christus afgeweken. De ge-
loofseenheid is verbroken, er is geen solidari
teit meer onder de volkeren, tusschen de stan
den. Er heerscht vijandschap, wrok, verbit
tering, eigenzucht, hoogmoed, begeerlijkheid
en algunst.
Welke wondeplekken zien wij in den troebel
der tijden niet allerleelijkst naar buiten ko
men? De heer Van Berensteyn spreekt in de
Kamer van een moreele inzinking van het
rolk. Het wordt allengs duidelijker, dat de
hoogopgeschroefde, godsdienstlooze cultuur
failliet is. De maatschappij dreigt ten onder
le gaan door de weeldezucht die verre van
kieskeurig is in de middelen om nog rijker te
worden. Dan aanschouwen we openbaringen
van een verder felijken revolutionairen geest.
Er is slechts één geneesmiddel: terugkeer der
maatschappij tot Hem, die als grootste gebod
in de wet gaf het gebod der liefde.
Leo XIII, de hersteller der sociale ordé en
Benedictus XV, de hersteller der politieke
orde, spreken dan ook éénzelfde woord: liefde.
En waar de maatschappij geleerd heeft met
Christus' woord rekening te honden, is het
da?-, wonder, dat de Kerk u, vronwen, trekt in
het maatschappelijk leven? Ziet, na in de eer
ste plaats de huiselijke belangen te verzorgen,
ook nog wat verder; wijdt uw talenten aan de
kranke samenleving en doe werken van lief
de. Ik weet het. gij voelt n te zwak, gij onder
schat uw gaven, maar breng nw offer nit ge
hoorzaamheid.... de Kerk roept u. Steunt de
priesters in den arbeid voor de Kerk en maat
schappij.
Maar wie de maatschappij wil zuiveren door
het vuur des H. Geestes, moet eerst zijn éigen
ziel de vuurproef der reiniging doen onder
gaan.
Als de Kerk dus aan u, vrouwen, vraagt,
aan de wereld het licht der waarheid en bet
vuur der goddelijke liefde te willen brengen,
vermaant Zij u tevens voor u zelf te zijn, de
wijze maagden, die met brandende lampen den
Bruidegom tegemoet treden en Hem aange
naam zijn. Maar wie zijn zieleleven niet
voedt met de levenssappen van Christus' ge
nade is als een dorre tak, losgescheurd van
den Wijnstok. Hoevele sociale werkers hebben in
de retraite den goeden geest verlevendigd, moed
geput tegen alle teleurstelling. Velen hebben
ook in de Derde Orde, de Maria-Congregatié,
of andere godsdienstige vereenigingen begre
pen, dat de hervorming der Maatschappij be
ginnen moet bij de hervorming van ons zelf,
Wie de Goddelijke liefde niet heeft, hij mbge
mooie woorden zeggen, diens "woord is als een
holle klank, die de zielen niet gTijpt
Vervolgens verhaalt spreker -van het vi
sioen van de H. Catharina van Siena die een
boom zag vol schoone vruchten, doch omge
ven door een dichten doornenhaag. Wie door
den doomenhaag heendrongen, werden ver
sterkt door de vruchten. Want de boom is het
vleeschgeworden woord en de zoete vruchten
zijn de deugden.
Anderen ten voorbeeld hebben wij uit hét
geloof te leven en aan onze levensbeschouwing
te vragen de oplossing van de vele vraagstuk
ken, die in den modernen tijd de geesten be
roeren. Daarom kunnen wij, althans de meer
ontwikkelden, niet meer buiten een breede
kennis van oirzeu godsdienst. Wetenschap is
de afstraling van God's licht, waarmee de
dwaling niet samen wil gaan. Wetenschap
houdt af van gevaarlijke romanlectuur, vormt
het karakter en leert ons de gedachten van
de dragers der beschaving. Zou bet schade
doen aan de roeping van de echtgenoote en
moeder, wanneer de kring barer gedachten
hooger wordt opgevoerd? Klaagt men niet in
onze kringen, dat de. vrouw en het meisje
vaak zoo frivole is, zoo iidel, zoo geheel op
gaande in de kuituur van het lichaam?
Zou het niet noodig zijn, dat onze meisjes
v/at ruimer gebruik maakten van de scholen
voor Midd. en Hooger Onderwijs, die opleiden
tot posten van invloed in het maatschappelijk
leven'? Onze beste schrijvers moéten de le
ver sgidsen worden van het beschaafde ge
zin. Wij moeten verlost worden van de slacht
offers eener halve wetenschap, de verwaan
de strevers naar nieuwigheden, die op hun
eigen troon ten oordeel zitten over boven
natuurlijke dingen. Hoe wij ook stijgen op den
maatschappelijken ladder, wij moeten kinde
ren blijven in het rijk der waarheid.
Een afzonderlijk woord moge ik wijden aan
de-'studie der sociologie en economie. Het
Maatschappelijke vraagstuk is in haar oorza
ken en goneesmiddelen van godsdieustig'-ze-
delijken aard, terwijl bovendien elk econo
misch vraagstuk een etisclie kant heelt De
vrouwen moeten deze vraagstukken besfcud-ee-
ren. WÜ hebben noodig een kader van goed
onderlegde leidster®, die een juiste kijk op
de samenleving hebben. Deze studie vraagt
volharding. Door kleinzielig standenversehil,
henepen egoisme, gebrek aan inzicht, kwijnt
het katholieke vereenigiugsleven. En toch is
het zoo noodig, dat de vrouwen in de beroe
pen voor lichamelijken en zedelijken onder
gang worden behoed.
Steunt daarom de vakorganisatie, naast bet
noodzakelijke werk der meisjespatronaten.
De arbeidster is menscb, christin, is doel van
de productie: deze drievoudige beschouwing
moet ten grondslag liggen aan haar arbeids
overeenkomst
Er is leegheid en verveling in het leven van
menige vrouw; genot misschien vaak. maar
geen geluk.
De vrouw echter, di/3 begrijpt, dat Christus
van haar maatschappelijken arbeid vraagt,
zal arbeiden met dien vrouwelijken drang
DER FRANSCHE REVOLUTIE.
„Dit was te veel," voegde Vivant er bij:
Ven ire U®ien had miJ> zijn vijand, het le-
gcscLnkVmu^6611 h°ld hij mij ve,giffe?!s
hem verraden hkrt n ontr™Yen dienaar, die
te overtuigen lllJ ^chtte mij nog
hij wilde mij troosten11/' Yld vergrootte 1
had. zooals hij gezegd
„Ik wil u niet meer verlaten
graaf," riep ik uit, met meer kracht dan ik
lot nu toein mijn verzwakt lichaam bespeurd
iad. „Mijn leven behoort u toe! beschik er
°ver, ik zou niet meer
v Hij onderbrak mij door met een zacht en
l,:':!<>rlijk gezag zijn handen op mijn arm te
u.jdi'en, daarna zei hij met ernstige, doch
willende stem:
*4rVlVe,n ^koort u niet toe, mijn vriend.
v Zo° geschikt heb dat gij piet als
krijgsgevangene beschouwd wordt, zoudt gij
voor een deserteur gehouden worden, zoo
gij u wederom bij uw korps voegdet, en een
Franschman, welke zaak hij ook dient, mag
nooit, zijn vaandel verlaten. Er zijn helaas
partijen, maar er bestaat slechts ééne eer..,
gij weet dat even goed als ik, in uw hoei
danigheid van soldaat, mijn beste Vivant."
„Mijn vaandel," mompelde ik, „het be
staat niet meer; ip mijn handen is het om
gekomen; in mijn schuldige handen die niet
verdienden het te redden."
De graaf drukte mij de hand, glimlachte
en antwoordde niets. Daarop vroeg ik naar
zijn kinderen, niet zonder beven, zooals gij
kunt begrijpen.
„Ik hoop dat zij welvarend zijn," antwoord
de hij op levendigen toon; „maar hoe weet
gij dat ik een tweede heb?"
„Ik heb bet op een zeer droevige wijze
vernomen," hernam ik, „en terzelfder tijd
vernam ik ook een groot ongelukde dood
van mevrouw de gravinzij, die zoo goed
voor mij, ellendige ondankbare, was."
A ?-?egv.de °?gen.ten hemel met een
smai telijke berusting, ik had de gevoeligste
zijner wonden aangeraakt.
van volkomen toewijding, die haar doet zeg*
gen: Neem mij, ik ben geheel de uwe, handel
met mij naar goedvinden.
Bij de vele mooie talenten heeft de vrouw
een eigenschap, welke zeer gevaarlijk kan
zijn, n.l. de zucht om aan zich en anderen te
behagen. Altoos strijdt het lichaam tegen den
geest en toch, God heeft ons vfror zich ge
maakt, en daarom blijft onze ziél leeg en on.
voldaan, totdat wij beginnen door te dringen
door den haag van doornen, om te naderen
tot Hem.
Christen vrouwen! Een uiterst teere zedig
heid moge u als een muur omringen. Stralé
uit uw handel en wan5el, nit geheel uw ver
schijning deze christelijke gedachte, de man
zoeke en eere in de vrouw de ziel, niet het
lichaam. Gij hebt een Goddelijke roeping te
vervullen; God heeft u sterk gemaakt, opdat
gij, gelijk een moeder den mannen zoudt zijn
een ljchtende fakkel op zijn weg.
Na een bezielend, enthousiast slotwoord,
biedt de Eerwaarde redenaar, die luide werd
toegejuicht, dé reeds gepubliceerde conclusies
aan.
In de derde afdeeling.
Dé derde afdeeling had een onderdak ge
vonden in de sociëteitszaal van de „Harmo
nie", aan de Lombards tee,7. Daar tral als
spreekster op mej. M. Bonnike uit Amster
dam, met het onderwerp: „De vrouw in den
Maatsehappelijken Werkkring."
Wat verstaan wij onder den „Maatsehappelij
ken" werkkring van de vrouw? zoo begon mej.
Bonnike haar rede. Het antwoord is aldus:
het is de werkkring die de vrouw heeft in
haar vak, haar beroep, haar ambt buiten het
gezin.
Na geschetst te hebben hoe vroeger de
meeste vrouwen in den familiekring haar ar
beidsveld vonden, wees spreekster op de groo
te omwenteling in het economisch leven op
het einde der 18e eeuw door dé groote uitvin
dingen, die toen en Jater werden gedaan,
waardoor haar een groot gedeelte van
hare werkzaamheden in het huisgezin wer .en
ontnomen. Het huis hield op een produetiegge-
meerschap te zijn. Gok in het geestes- en
godsdienstig leven van de vrouw had eeue
omweuteiing plaats. De vrouw werd naar de
fabrieken en kantoren getrokken met ai de
.na-deelen en gevaren daaraan verbonden.
Zij werd genoodzaakt een betrekking te zoe
ken buiten het gezin.
Maar ook in het huisgezin ligt voor de
vrouw nog een werkkring, zegt spreekster, en
zij vijst op het belang daarvan voor de toe
komstige huisvrouw.
Achtereenvolgens behandelt spreekster
dan: 1. De vtouw op fabriek en werkplaats.
2. De vrouw op kantoor en winkel. 3. De
vrouw in de openbare bedrijven. 4. De vrouw
in studie en wetenschap. 5. De vrouw als ver
pleegster.
Zij schetst de gevaren van de vrouwen die
in deze beroepen werkzaam zijn, vooral van
de gehuwde vrouw, wie het belet haar taak
iiaar behooren te vervullen. Niet alleen zij
zelf, maar ook haar gezin en de maatschappij
ondervinden ervan de gevolgen.
In ons land is het aantal fabrieksarbeid
sters zéér groot. Spreekster schetst het harde
leven aer vrouw, die in de fabriek arbeidt en
de schadelijke gevolgen voor lichaam en ziel.
Het brengt ontwrichting van het gezinsle
ven en werkt de misdadigheid dèr jeugd in de
hand. Het godsdienstig leven verslapt lang
zamerhand in die gezinnen. Menigmaal ziét
men dan ook gezinnen godsdienstig en maat
schappelijk ten gronde gaan.
Dcor de arbeidswet-Talma, waarbij de ar
beidstijd voor vrouwen en jeugdige personen
op 10 uur werd bepaald en voor de gehuwde
vrouw de vrije Zaterdagmiddag werd inge
voerd, werd reeds eenige verbetering aange
bracht. In het Textielbedrijf is hei getal ge
huwde arbeidstérs reeds verminderd.
Het getal gehuwde vrouwen in andere be
roepen is betrekkelijk klein. Zijn de nadoelen
voor baar aan den maatsehappelijken werk
kring verbonden misschien minder groot,
toch is ook voor die moeder de dagelijksehe
verwijdering van haar kinderen naóeelig voor
haar zelf en voor haar gezin. Het gezinsleven
zal dan ook groot gevaar loopen.
God, die het gezin gevormd heeft als funda
ment van de maatschappij, heeft de vrouw
aangesteld ais bewaarster van het gezin. Die
taak, baar door de natuur zelf aangegeven,
m o e t zij vervullen, om te bereiken hetgeen
waarvoor God haar geschapen heeft. Zij mag
niet vertrouwd worden met stellingen in strijd
met de zedenleer, wat maar al te dikwijls ge
bet rt in onze tijd van egoisme en matérialis
me bij de vrouwen, die buitenshuis arbeid ver
richtten. De gehuwde vrouw moet aan het ge
zin worden wedergegeven en dit is alleen
mogelijk, indien getracht wordt naar alge
meen arbeidsverbod voor de gehuwde vrouw
op wiedde zorg van een gezin mst.
Spreekster schets dan de gevaren voor de
ongehuwde vrouw, waarvan zij er eeD groot
aantal opsomt
Bij het onderwijs en dé wetenschap en als
ziekenverpleegster kan de Katholieke vrouw
een roeping vervullen. Zij wijst op het tekort
van Katholieke onderwijzeressen en leerares-
son bij hét huishoudonderwijs. Dit moet aan
gevuld. Hier is nog een arbeidsveld voor onze
K.-_K. meisjes. Deze werkkring is niet in
strijd met de vrouwelijke roeping. Zij leert
Ik verhaalde hem toe*1 wat mij in den slag
van Berstheim overkomen was.
„Mijn arme oom! Maar toch, hij had geen
kinderen., terwijl -ik, indien ik, evenals
hij, gesneuveld was, twee weezen zonder
brood en steun zou achterlaten
Hij hield op en een groote traan rolde uit
zijn oog over zijn wang, die door vermoeie
nissen, verdriet en ontberingen verbleekt
en vermagerd was-
Ik zweeg eenige oogenblikken stil en vroeg
mij zeiven af of alles wat ik zag- en hoorde
geen vertroostend visioen was, dat op de
verschrikkelijke verschijningen volgde, die
mij eenige dagen te voren gekweld hadden.
„Zij - waren te Constance; maar zij zijn
van daar moeten vertrekken toen het repu-
blikeinsche leger do stad binnenrukte, -en
God alleen weet, waar zij zich thans bevin
den. Elk oogenblik verwacht ik bericht van
hen."
Dit waren zijn woorden, vrienden - maar
om ze goed te begrijpen, zoudt gij zooals ik
den toon, waarop hij ze uitsprak, gehoord
moeten hebben.
„Gij begrijpt wel, vrienden," ging Vivant
voort, „dat ik, toen ik den voormaligen
graaf zoo jegens mij gestemd zag, niet aar
zelde om hem alles mee te deelen wat er
voorgevallen was, namelijk, welke midde
len men in het werk gesteld had om de
liefde en gehechtheid, die ik hem toedroeg
in haat en afkeer te doen veranderen. Deze
bijzonderheden maakten hem gelukkig, want
hij w.ist wel de feiten, uit een brief dien
de oude Adrienne hem korten tijd na zijn
vertrek geschreven had, doch niet de ver
klaring daarvan; sedert had hij geen enkel
bericht meer gehad.
„Gij ziet wel," hernam hy, „dat ik u
zelfs niet te vergeven had, wijl gy
dat gij over het onrecht, dat ik u aandeed
wraak naamt: deze omstandigheid vermin
dert uwe schuld niet weinig. Wat dien ar
men Champagne, thans burger Brulard be
treft," hernam hij op treurigen doch zacht-
moedigen toon, „zoowel al zijn daden en
woorden als zijn gedrag jegens ons kan
ik niet anders verklaren Ran door mij over
tuigd te houden, dat hij van zijn zinnen
beroofd is. Door mijne familie opgevoed, al
tijd door mij goed behandeld, zie ik in hem
veeleer een dwaas dan een ondankbare. Als
hij later tot inkeer komt, zal hij een onge
1 iukkigen ouden dag hebban, want ik houd
I hem in den grond voor een goed mensch
hij is slechts verdwaald en diep te bekla
ge11-
„Verwacht niets goeds van dien man, myn
heer de graaf," riep ik uit; „hij is een door
trapte booswicht, en zoo ik Louise niet be
loofd had hem met rust te laten, wanneer
ik naar het dorp terugkeer.
„Zoo gij het Louise niet beloofd had, zoudt
gij het- mij beloofd hebben," hernam hij
en dat komt juist op hetzelfde neer
„Hoe? Zoudt gij, bij uw terugkeer, hem
hetfkwaad vergeven, dat hij u aangedaan
„\ivant, de koning heeft aan zijn beulen
vergiffenis geschonken 1 Hij heeft meer ge-
aaau; zijn erfgenamen en zijne dienaars heelt
hy barmhartigheid bavolen."
„Dan zal ook ik hem vergeven."
„Ik dank u, mijn vriend," antwoordde hij.
Terwijl hij deze woorden uitsprak, nam
hij opnieuw mijne hand en drukte ze in de
zijne.
(Wordt vervolgd).