NIEUWE UikL tiuuNANT JACQUES DE BRANCION De zevende Diocesane Katho liekendag in het Bisdom Haarlem. FEUILLETON Maandag 2 September - Tweede blad Romantisch verhaal uit den tijd fe 11 1 - Heden, 2 September, werd te Alkmaar onder, overgroote belangstelling de Vile Dio cesane Katholiekendag in het Bisdom Haar lem gehouden. Nadat om half 11 door Z. D. H. Mgr. A. J. Gallier, bisschop van Haarlem, in de St. Laurentiuskerk de H. Mis was opgedra gen, vingen om half één de afdeelingsver- gaderingen aan. Eerste af dee ling. In'de eerste af deeling, welke werd gehou den in de -vergaderzaal van café „Mooy", Bitsevoort, sprak Dr. A. H. M. J. van Booy ait Heemstede over het onderwerp: „De Vrouw in het Gezin." Spr. begint met de verklaring: dat hii niet de sacramenteele positie dèr vrouw in 't gezin zal ontwikkelen: God zij dank, zijn er in Haarlem's diocees talentvolle en welsprekende priesters genoeg, die voor deze taak uitstekend berekend zijn. Hii zal dus niet bespreken, noöh ontleden de gedachten, zoo meesterlijk vertolkt in de woor den, die eens Leo XIII in zijn Encycliek van 10 Febr. 1880 tot de katholieke wereld klinken deed. Spreker's beeld, door leekenhand geschetst, moet van anderen aard worden. Volkomen af gewerkt zal het niet kunnen worden. Maar toch wil hij pogen, eenige duidelijke liinen te ontwikkelen. De vrouw in het gezin, d.w.z. het gezin, dege lijk levend naar Roomsche beginselen. Welke .plaats neemt de vrouw in dit gezin, wat kan daar haar invloed zijn, welke beteekenis is daar aan haar- werk te hechten? Hoe is zulk een gezin Nemen wij als het meest ideale Voorbeeld: het H. gezin van Nazareth. En ontwerpen wij 'een beeld van het gezin, als af spiegeling van dat H. gezin. Vader, moeder, dochters en zonen zien wij daar. De vader draagt de lasten des lévens met den heiligen moed van den Christen. Do moeder is de ideale kraoht, die de won dere draden spint, die haar met man en kroost in heilige liefde samenbinden. De dochters en de zoons, zij groeien en ontwikkelen zich, terwijl zii met eerbiedig ont- z-ag opzien tot de trouwe, brave ouders. De leidende hand van vader en moeder ge- voelen zii niet als een kwelling, nocli als een onncodige belemmering,1 maar in christelijke ge hoorzaamheid aanvaarden zij de leiding, door ouderhand hun gegeven. Zulk een echt, waarachtig Roomsch gezin is een schoone, riike eenheid. Het geheele leven van allen staat er in het teekeir van den Christus. Zoo'n gezin is de tot werkelijkheid geworden Bergrede. Waar schuilt de voornaamste kraoht tot be houd van hét christelijk karakter der gezin nen f Om tot het antwoord te komen, is een juist inzicht tencaanzien van de krachten, die aard en karakter van het gezinsleven bepalen,- on ontbeerlijk. Welke zijn dan die krachten? Do vader en de moeder. Zij bepalen en bebéerschen hot karakter van «et gezin. •Nu rijst van-zelf de vraag: welke kracht heeft bet grootste eri sterkste aandeel in.de vorming van het karakter van het gezins leven Wie leef het meest intensief, wie nagenoeg Voortdurend in en voor het gezin? Do man trekt in o'en vroegen morgen ten arbeid, keert in den avond terug. De vrouw gToeit het innigst samen met het gezinsleven, èfj is de onmiddellijk bestierende kracht. Zij is daarom de kracht, die het meest direct, het sterkst invloed uitoefent op den aard, op het karakter, op den geest van het "^'•i neleven. Gok door haar karakter, de bijzondere, na tuurlijke eigenschappen der vrouw, wanneer zij niet slechts als echtgenoote in de gezineleven regeert, maar als zii daar als moeder leeft, 2°rgt en werkt, laat de vrouw zich met on weerstaanbare kracht gelden. Het is die mysterieuze macht, die de moeder toet een simpelen blik van haar kind datgene 4oet verkrijgen, wat de vader met den sterk en aandrang en het klemmendst reden eerend "stoog niet vermag te bereiken. Moeder, wie vermag te benaderen met de toenscbeliike taal, de krachten die wortelen in dat woord 1 Zong de dichter niet er van: Moeder, ja, dat woord viel vain de tong der [Engelen V oorzeker op de lip van den eersten [sterveling. iToen hij in eenen klank, in eenen galm [wou menglen, Al het schoonste, dat uit God in sohepse- [len overging. ^oor^de moeder zal allereerst het christelijk karakter der gezinnen behouden en bevestigd kunnen worden. Zal de zware taak in het gezin goed vol voerd worden, dan moet de vrouw vele gewich tige eigenschappen bezitten, lo. Een degelijke geloofskennis onzer gezin nen dreigt in de moderne maatschappij aller eerst een groot gevaar, doordat in het alge meen omtrent het wezen en de noodzakelijk heid van het Geloof *n de meest verleidelijke vormen eindeloos vele dwalingen, als woeker planten, zich verbreiden en harten en geesten tot verwarring en onrust brengen. Naast degelijke geloofskennis heeft zii ook te streven met diepen ernst. Zii bereikt die kennis niet, als zii meedoet aan de mode onzer dagen om zich met allerlei niets-waardige lec tuur bezig te houdenromans die elke hoogere gedachte dervendameskronieken, die gevuld z-iin met onbeduidendheden, de in druk voort gezette wijsheid der ouderwetsche theekransjes; liberale dagbladen, met hunne aparte rubrie ken voor de vrouw, aardig van vorm maar wrang van inhoud, als lokker© bonbons gevuld met gevaarlijke likeur. Zou het niet gewenscht zijn, dat in menig Roomsch gezin in duidelijke letterschrift aan den wand der woonkamer dezen raad geschreven stond: Denkt iederen dag gedurende één kwartier ernstig en in kalmte na over de eenvoudigste waarheden van uw geloof?" Goede gezonden geloofskennis, moet voeren tot diepen godsdienstzin. Door groote menschenkermis zal de moeder komen tot een maximum van invloed en zich waarborgen een maximum van resultaat in haar taak als vrouw in het gezin. Maar ook zonder zelfverloochening komt de vrouw in het gezin niet tot haar recht. Immers: Het moederschap behoort tot de natuurlijkste bestemmingen der vrouw. Geen verlangen is sterker bij haar -binnen de gren zen der Christelijke moraal dan het ver langen naar het kind, het bloed van baar bloed, vleeseh van haar vleesoh; het kind dat zii voeden en koesteren zal, en waaraan zij het beste inhoud geven zal. Maar voor het moederschap staat de on- wreekbare wet geschreven„In smarten zult gil baren." Zelfverloochening! Roept op voor uw geest de beste moeders, <iie gij gekend hebt en vraag u af: Waarom waren zij zoo ontroerend goed. waarom leeft hun gedachtenis in onverzwakte verecriug voort? Is het om haar schoonheid, haar deugdzaamheid, haar wijsheid? Ja, maar bovenal om haar zelfverloochening. In waarheid, door zelfverloochening wint de christenvrouw haar grooten invloed Ln het gezin. De vraag komt nu van zelf naar voren: „Hoe worden de Roomsche jonge vrouwen, die eens in een gezin haar kooge taak zullen ücbbeji te vervullen, voor die taak goed en be leidvol bek w aa md Zoovele krachten hebben bij die opvoering samen te werken, dat ik zelfs niet aan een eenvoudige opsomming mij wagen mag. De jonge vrouw doorloopt de beste school voor haar toekomstige taak in het sezin, b„ haar eigeu goede Roosche moeder. Over één gelegenheid' echter in de opvoe ding onzer katholieke meisjes acht ik het wel gewenscht, in hét kader mijner beschouwingen, een korte opmerking te maken. iioe in vele zaken te handelen als de liuwe- lijksstaat eens komen mocht, dat woord wordt niet ot' nauwelijks tot velen in de gevorderde meisjesjaren gesproken, die leering wordt haar niet of nauwelijks geschonken. Is er, zoo mag gevraagd, inderdaad, in de opvoeding onzer jonge vrouwen, voor wat dit punt aangaat, niet een eenigszins zwakke zii de? Ik stel deze vraag met voorzichtigheid. Ik ben rnjj bewust, dat ik aan een uiterst moei lijke zaak raak. Voor de Roomsche opvoeding in scholen en pensionaten der vrouwelijke jeugd koester ik hooge waardeering. Maar als wij onderzoeken of aan a'e Room sche jonge vrouw, die het huwelijksleven wacht, in het.algemeen voldoende klaar ge leerd wordt, dat in nat leven niet alles rozen geur en maneschijn is, dat het geluk ia dat leven verworven wordt, niet alleen door een poëtisch opgevatte liefde, maar ook door ver draagzaamheid, door een ernstig streven tus- schen man en vrouw om elkaar te begriipen, elkaar aan te vullen, waarbii een deel van het eigen ik verzaakt zal moeten worden; als wij nasporen of al deze goede, opvoe dende waarheden tijdig en voldoende duidelijk èn in huis én in school èn pensionaat, ja ook in patronaat, aan de jonge vrouwen die staan voor de huwelijkspoort worden bijgebracht dan meen ik, dat iets meer zeer zeker, vooral in onze dagen. K'<-en overdaad zou zijndoch veeleer als wijs beleid t© waarfteeren zou vallen. Van menige jonge vrouw weet ik, dat zii in oprechtheid zou verklaren: „Ware mü dat meerdere weten maar tiidiger ten deel gevallen 1" Een waarachtig goed begrip van hare plich ten in het gezin zou zoo menige jonge vrouw, die zonder schroom nu gaat in een gemengd huwelijk, hebben doen terugdeinzen voor dien ongelukkigen, immer betreurenswaardigen stap. De meeste gemengde huweliiken ontstaan door een volstrekt lichtzinnige opvatting over het huwelijk, door een volstrekt gemis van zui ver inzicht aangaande de eiechen, waaraan in een goed christelijk huwelijk voldaan moet worden. Men verwacht él zon, vergeet de schaduwen. Men denkt slechts aan voorspoed, nimmer aan zorgen en tegenspoed. „Het huwelijk, dus het gezin, is het cement dat het geheele gebouw v-an den tempel der menschheid vast ineenklemt.'' In gansch de wereldhistorie, is de macht der vrouw naspeurbaar, macht ten goede, macht ten kwade. Samson's kracht werd door Dalila gefnuikt en David's geluk door Urias' vrouw gebroken. Bij den aanvang van alle zonde stond Eva, bij den aanvang van het verlossingswerk straalde de Moedermaagd Maria. De macht der vrouw is groot. De Maistre heeft het zoo treffend gezegd: „Indien de zedelijke mensoh niet gevormd wordt op die knieën zijner, moeder, dan zal hii het nimmer worden." Wanneer in Haarlem's diocees zooveel bloei van gezond Roomsch leven is, wanneer het in ziin priesters, zoo rijk gezegend werd, wanneer de liefdadigheid zoo schitterende werken er wrochtte, alom en voortdurend dan valt daarvoor, naast God's genadige beschikking dank en hulde te brengen aan de Roomsche vrouwen, de Roomsche moeder® die in dit dio cees hebben opgekweekt een waarlijk sterk Roomsch geslacht. Spreker eindigde zijn doorwrochte rede met een schitterende en geestdriftige peroratie, waarin hii de Roomsche vrouwen toeriep, wel te bedenken, dat de wereld gekomen is in een periode van ontzettende ontwrichting, dat de maatschappij wankelt op hare grondslagen en dat Christendom en kerk door vijanden als om singeld ziin. Dat zü dus werken en strijden met het eenvoudige, heilige geloof van de arme vrouw van den postbode uit Noord-Itnlië, die aan Rome's kerk een Pius X geschonken heeft. Dat God geve, dat de vrouwen van Haarlem's diocees zün of worden als deze, tot heil der kerk, tot behoud der christelijke maat schappij, en tot vreugde en troost van den Vader van dezen katholiekendag, onzen bemin den Bisschop. Daverend applaus toonde de instemming der vertrad er ing met de bezielende toespraak, In de tweede af deeling. Hector J. B. W. M. Maller, uit 's-Graven- hage, was 6preker in afdeeling IL welke ver gaderde in café „Peperkamp" Ilreedslraaat. Reetor Móller had als onderwerp: „De vrouw in het Openbare leven". De Katholiekendag, deze bètooging van Roomsche solidariteit, trouw en eenheid, is gelijk den Pinksterdag, die in onze zielen een heilig vuur ontsteekt, om de blijde boodschap van Christus' onvergankelijke waarheid te brengen aan allen, die hooren willen en ver- Wij weten bet, onze ziel heeft rust gevon den in God, maar zoovele broeders en zusters zoeken en tasten nog naar den weg, naar het veilig- huis. De nederige erkenning van onzen rijkdom brengt ons tot de erkenning van onzen liefde plicht: den armen in het geestelijke me de te deelen Met het Evangelie van Chris tus moeten wij doordringen ons eigen ziele- leven, ons huisgezin en geheel de maatschap pij en wij behoeven daarbij niet schuchter te zijn. Hebben de liberalen niet de geheele 19e eeuw gedroomd van een liberalistische niaat- sciiapjiij op alie g-obieuf Zij hebben de men- sehen vourgehoudeu de zoo verleidelijke the orie: stelt u zelf de wet op elk terrein van het maatschappelijk leven. Het liberalisme is nog niet dood. Het heelt in zijn dienst het groot-kapitaal, de pers. hooge, invloedrijke be trekkingen. Met geestdrift en toewijding dringen de so cialisten mede naar de hegemonie. En de ka pitalisten voelen zich bij hen zeer op hun ge mak. En al zijn er nu velen die ontgoocheld het liberalisme en socialisme als een halfheid den rug toekeeren, wij onderschatten hun in vloed niet. Tegen hun stelsel, niet tegen de personen, gaat onze eerlijke strijd. Daarvoor is noodig, dat wij van God verkrij gen dat de dwalenden de waarheid aannemen» maar ook, dat staatsbestuur, opvoeding, on derwijs, de economische en sociale betrekkin gen, doortrokken worden van den Christelijken geest. En de vrouwen blijven niet schuchter ach teraan! Zij hebben vele natuurlijke talenten ontvangen boven den man. Wie dienen wil in 't Apostolische werk, kan van de vrouw lee- ren: idealisme, geest van offer, van dulden en van gebed, volharding en vasthoudendheid, zelfverloochenende liefde. Het verüevenste voorbeeld daarvan ie Maria, de Moeder der smarten onder het kruis, wier offer, noodzake lijk was voor de eer Gods en het heil der wereld. Maatschappelijk werk doen in Katholieken geest vraagt zelfverloochening en liefde. Bü ons mag sociale arbeid geen mode zijn, noch zoeken van verstrooiing alleen, noch min achting van het albdaagsche. De plichten van den beroepsarbeid staan voorop. Voor ons is maatschappelijke arbeid bet verrichten van lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid, omdat de menschheid lijdt naar lichaam en ziel. De maatschappij is doodelijk gewond en al meer en meer van den Christus afgeweken. De ge- loofseenheid is verbroken, er is geen solidari teit meer onder de volkeren, tusschen de stan den. Er heerscht vijandschap, wrok, verbit tering, eigenzucht, hoogmoed, begeerlijkheid en algunst. Welke wondeplekken zien wij in den troebel der tijden niet allerleelijkst naar buiten ko men? De heer Van Berensteyn spreekt in de Kamer van een moreele inzinking van het rolk. Het wordt allengs duidelijker, dat de hoogopgeschroefde, godsdienstlooze cultuur failliet is. De maatschappij dreigt ten onder le gaan door de weeldezucht die verre van kieskeurig is in de middelen om nog rijker te worden. Dan aanschouwen we openbaringen van een verder felijken revolutionairen geest. Er is slechts één geneesmiddel: terugkeer der maatschappij tot Hem, die als grootste gebod in de wet gaf het gebod der liefde. Leo XIII, de hersteller der sociale ordé en Benedictus XV, de hersteller der politieke orde, spreken dan ook éénzelfde woord: liefde. En waar de maatschappij geleerd heeft met Christus' woord rekening te honden, is het da?-, wonder, dat de Kerk u, vronwen, trekt in het maatschappelijk leven? Ziet, na in de eer ste plaats de huiselijke belangen te verzorgen, ook nog wat verder; wijdt uw talenten aan de kranke samenleving en doe werken van lief de. Ik weet het. gij voelt n te zwak, gij onder schat uw gaven, maar breng nw offer nit ge hoorzaamheid.... de Kerk roept u. Steunt de priesters in den arbeid voor de Kerk en maat schappij. Maar wie de maatschappij wil zuiveren door het vuur des H. Geestes, moet eerst zijn éigen ziel de vuurproef der reiniging doen onder gaan. Als de Kerk dus aan u, vrouwen, vraagt, aan de wereld het licht der waarheid en bet vuur der goddelijke liefde te willen brengen, vermaant Zij u tevens voor u zelf te zijn, de wijze maagden, die met brandende lampen den Bruidegom tegemoet treden en Hem aange naam zijn. Maar wie zijn zieleleven niet voedt met de levenssappen van Christus' ge nade is als een dorre tak, losgescheurd van den Wijnstok. Hoevele sociale werkers hebben in de retraite den goeden geest verlevendigd, moed geput tegen alle teleurstelling. Velen hebben ook in de Derde Orde, de Maria-Congregatié, of andere godsdienstige vereenigingen begre pen, dat de hervorming der Maatschappij be ginnen moet bij de hervorming van ons zelf, Wie de Goddelijke liefde niet heeft, hij mbge mooie woorden zeggen, diens "woord is als een holle klank, die de zielen niet gTijpt Vervolgens verhaalt spreker -van het vi sioen van de H. Catharina van Siena die een boom zag vol schoone vruchten, doch omge ven door een dichten doornenhaag. Wie door den doomenhaag heendrongen, werden ver sterkt door de vruchten. Want de boom is het vleeschgeworden woord en de zoete vruchten zijn de deugden. Anderen ten voorbeeld hebben wij uit hét geloof te leven en aan onze levensbeschouwing te vragen de oplossing van de vele vraagstuk ken, die in den modernen tijd de geesten be roeren. Daarom kunnen wij, althans de meer ontwikkelden, niet meer buiten een breede kennis van oirzeu godsdienst. Wetenschap is de afstraling van God's licht, waarmee de dwaling niet samen wil gaan. Wetenschap houdt af van gevaarlijke romanlectuur, vormt het karakter en leert ons de gedachten van de dragers der beschaving. Zou bet schade doen aan de roeping van de echtgenoote en moeder, wanneer de kring barer gedachten hooger wordt opgevoerd? Klaagt men niet in onze kringen, dat de. vrouw en het meisje vaak zoo frivole is, zoo iidel, zoo geheel op gaande in de kuituur van het lichaam? Zou het niet noodig zijn, dat onze meisjes v/at ruimer gebruik maakten van de scholen voor Midd. en Hooger Onderwijs, die opleiden tot posten van invloed in het maatschappelijk leven'? Onze beste schrijvers moéten de le ver sgidsen worden van het beschaafde ge zin. Wij moeten verlost worden van de slacht offers eener halve wetenschap, de verwaan de strevers naar nieuwigheden, die op hun eigen troon ten oordeel zitten over boven natuurlijke dingen. Hoe wij ook stijgen op den maatschappelijken ladder, wij moeten kinde ren blijven in het rijk der waarheid. Een afzonderlijk woord moge ik wijden aan de-'studie der sociologie en economie. Het Maatschappelijke vraagstuk is in haar oorza ken en goneesmiddelen van godsdieustig'-ze- delijken aard, terwijl bovendien elk econo misch vraagstuk een etisclie kant heelt De vrouwen moeten deze vraagstukken besfcud-ee- ren. WÜ hebben noodig een kader van goed onderlegde leidster®, die een juiste kijk op de samenleving hebben. Deze studie vraagt volharding. Door kleinzielig standenversehil, henepen egoisme, gebrek aan inzicht, kwijnt het katholieke vereenigiugsleven. En toch is het zoo noodig, dat de vrouwen in de beroe pen voor lichamelijken en zedelijken onder gang worden behoed. Steunt daarom de vakorganisatie, naast bet noodzakelijke werk der meisjespatronaten. De arbeidster is menscb, christin, is doel van de productie: deze drievoudige beschouwing moet ten grondslag liggen aan haar arbeids overeenkomst Er is leegheid en verveling in het leven van menige vrouw; genot misschien vaak. maar geen geluk. De vrouw echter, di/3 begrijpt, dat Christus van haar maatschappelijken arbeid vraagt, zal arbeiden met dien vrouwelijken drang DER FRANSCHE REVOLUTIE. „Dit was te veel," voegde Vivant er bij: Ven ire U®ien had miJ> zijn vijand, het le- gcscLnkVmu^6611 h°ld hij mij ve,giffe?!s hem verraden hkrt n ontr™Yen dienaar, die te overtuigen lllJ ^chtte mij nog hij wilde mij troosten11/' Yld vergrootte 1 had. zooals hij gezegd „Ik wil u niet meer verlaten graaf," riep ik uit, met meer kracht dan ik lot nu toein mijn verzwakt lichaam bespeurd iad. „Mijn leven behoort u toe! beschik er °ver, ik zou niet meer v Hij onderbrak mij door met een zacht en l,:':!<>rlijk gezag zijn handen op mijn arm te u.jdi'en, daarna zei hij met ernstige, doch willende stem: *4rVlVe,n ^koort u niet toe, mijn vriend. v Zo° geschikt heb dat gij piet als krijgsgevangene beschouwd wordt, zoudt gij voor een deserteur gehouden worden, zoo gij u wederom bij uw korps voegdet, en een Franschman, welke zaak hij ook dient, mag nooit, zijn vaandel verlaten. Er zijn helaas partijen, maar er bestaat slechts ééne eer.., gij weet dat even goed als ik, in uw hoei danigheid van soldaat, mijn beste Vivant." „Mijn vaandel," mompelde ik, „het be staat niet meer; ip mijn handen is het om gekomen; in mijn schuldige handen die niet verdienden het te redden." De graaf drukte mij de hand, glimlachte en antwoordde niets. Daarop vroeg ik naar zijn kinderen, niet zonder beven, zooals gij kunt begrijpen. „Ik hoop dat zij welvarend zijn," antwoord de hij op levendigen toon; „maar hoe weet gij dat ik een tweede heb?" „Ik heb bet op een zeer droevige wijze vernomen," hernam ik, „en terzelfder tijd vernam ik ook een groot ongelukde dood van mevrouw de gravinzij, die zoo goed voor mij, ellendige ondankbare, was." A ?-?egv.de °?gen.ten hemel met een smai telijke berusting, ik had de gevoeligste zijner wonden aangeraakt. van volkomen toewijding, die haar doet zeg* gen: Neem mij, ik ben geheel de uwe, handel met mij naar goedvinden. Bij de vele mooie talenten heeft de vrouw een eigenschap, welke zeer gevaarlijk kan zijn, n.l. de zucht om aan zich en anderen te behagen. Altoos strijdt het lichaam tegen den geest en toch, God heeft ons vfror zich ge maakt, en daarom blijft onze ziél leeg en on. voldaan, totdat wij beginnen door te dringen door den haag van doornen, om te naderen tot Hem. Christen vrouwen! Een uiterst teere zedig heid moge u als een muur omringen. Stralé uit uw handel en wan5el, nit geheel uw ver schijning deze christelijke gedachte, de man zoeke en eere in de vrouw de ziel, niet het lichaam. Gij hebt een Goddelijke roeping te vervullen; God heeft u sterk gemaakt, opdat gij, gelijk een moeder den mannen zoudt zijn een ljchtende fakkel op zijn weg. Na een bezielend, enthousiast slotwoord, biedt de Eerwaarde redenaar, die luide werd toegejuicht, dé reeds gepubliceerde conclusies aan. In de derde afdeeling. Dé derde afdeeling had een onderdak ge vonden in de sociëteitszaal van de „Harmo nie", aan de Lombards tee,7. Daar tral als spreekster op mej. M. Bonnike uit Amster dam, met het onderwerp: „De vrouw in den Maatsehappelijken Werkkring." Wat verstaan wij onder den „Maatsehappelij ken" werkkring van de vrouw? zoo begon mej. Bonnike haar rede. Het antwoord is aldus: het is de werkkring die de vrouw heeft in haar vak, haar beroep, haar ambt buiten het gezin. Na geschetst te hebben hoe vroeger de meeste vrouwen in den familiekring haar ar beidsveld vonden, wees spreekster op de groo te omwenteling in het economisch leven op het einde der 18e eeuw door dé groote uitvin dingen, die toen en Jater werden gedaan, waardoor haar een groot gedeelte van hare werkzaamheden in het huisgezin wer .en ontnomen. Het huis hield op een produetiegge- meerschap te zijn. Gok in het geestes- en godsdienstig leven van de vrouw had eeue omweuteiing plaats. De vrouw werd naar de fabrieken en kantoren getrokken met ai de .na-deelen en gevaren daaraan verbonden. Zij werd genoodzaakt een betrekking te zoe ken buiten het gezin. Maar ook in het huisgezin ligt voor de vrouw nog een werkkring, zegt spreekster, en zij vijst op het belang daarvan voor de toe komstige huisvrouw. Achtereenvolgens behandelt spreekster dan: 1. De vtouw op fabriek en werkplaats. 2. De vrouw op kantoor en winkel. 3. De vrouw in de openbare bedrijven. 4. De vrouw in studie en wetenschap. 5. De vrouw als ver pleegster. Zij schetst de gevaren van de vrouwen die in deze beroepen werkzaam zijn, vooral van de gehuwde vrouw, wie het belet haar taak iiaar behooren te vervullen. Niet alleen zij zelf, maar ook haar gezin en de maatschappij ondervinden ervan de gevolgen. In ons land is het aantal fabrieksarbeid sters zéér groot. Spreekster schetst het harde leven aer vrouw, die in de fabriek arbeidt en de schadelijke gevolgen voor lichaam en ziel. Het brengt ontwrichting van het gezinsle ven en werkt de misdadigheid dèr jeugd in de hand. Het godsdienstig leven verslapt lang zamerhand in die gezinnen. Menigmaal ziét men dan ook gezinnen godsdienstig en maat schappelijk ten gronde gaan. Dcor de arbeidswet-Talma, waarbij de ar beidstijd voor vrouwen en jeugdige personen op 10 uur werd bepaald en voor de gehuwde vrouw de vrije Zaterdagmiddag werd inge voerd, werd reeds eenige verbetering aange bracht. In het Textielbedrijf is hei getal ge huwde arbeidstérs reeds verminderd. Het getal gehuwde vrouwen in andere be roepen is betrekkelijk klein. Zijn de nadoelen voor baar aan den maatsehappelijken werk kring verbonden misschien minder groot, toch is ook voor die moeder de dagelijksehe verwijdering van haar kinderen naóeelig voor haar zelf en voor haar gezin. Het gezinsleven zal dan ook groot gevaar loopen. God, die het gezin gevormd heeft als funda ment van de maatschappij, heeft de vrouw aangesteld ais bewaarster van het gezin. Die taak, baar door de natuur zelf aangegeven, m o e t zij vervullen, om te bereiken hetgeen waarvoor God haar geschapen heeft. Zij mag niet vertrouwd worden met stellingen in strijd met de zedenleer, wat maar al te dikwijls ge bet rt in onze tijd van egoisme en matérialis me bij de vrouwen, die buitenshuis arbeid ver richtten. De gehuwde vrouw moet aan het ge zin worden wedergegeven en dit is alleen mogelijk, indien getracht wordt naar alge meen arbeidsverbod voor de gehuwde vrouw op wiedde zorg van een gezin mst. Spreekster schets dan de gevaren voor de ongehuwde vrouw, waarvan zij er eeD groot aantal opsomt Bij het onderwijs en dé wetenschap en als ziekenverpleegster kan de Katholieke vrouw een roeping vervullen. Zij wijst op het tekort van Katholieke onderwijzeressen en leerares- son bij hét huishoudonderwijs. Dit moet aan gevuld. Hier is nog een arbeidsveld voor onze K.-_K. meisjes. Deze werkkring is niet in strijd met de vrouwelijke roeping. Zij leert Ik verhaalde hem toe*1 wat mij in den slag van Berstheim overkomen was. „Mijn arme oom! Maar toch, hij had geen kinderen., terwijl -ik, indien ik, evenals hij, gesneuveld was, twee weezen zonder brood en steun zou achterlaten Hij hield op en een groote traan rolde uit zijn oog over zijn wang, die door vermoeie nissen, verdriet en ontberingen verbleekt en vermagerd was- Ik zweeg eenige oogenblikken stil en vroeg mij zeiven af of alles wat ik zag- en hoorde geen vertroostend visioen was, dat op de verschrikkelijke verschijningen volgde, die mij eenige dagen te voren gekweld hadden. „Zij - waren te Constance; maar zij zijn van daar moeten vertrekken toen het repu- blikeinsche leger do stad binnenrukte, -en God alleen weet, waar zij zich thans bevin den. Elk oogenblik verwacht ik bericht van hen." Dit waren zijn woorden, vrienden - maar om ze goed te begrijpen, zoudt gij zooals ik den toon, waarop hij ze uitsprak, gehoord moeten hebben. „Gij begrijpt wel, vrienden," ging Vivant voort, „dat ik, toen ik den voormaligen graaf zoo jegens mij gestemd zag, niet aar zelde om hem alles mee te deelen wat er voorgevallen was, namelijk, welke midde len men in het werk gesteld had om de liefde en gehechtheid, die ik hem toedroeg in haat en afkeer te doen veranderen. Deze bijzonderheden maakten hem gelukkig, want hij w.ist wel de feiten, uit een brief dien de oude Adrienne hem korten tijd na zijn vertrek geschreven had, doch niet de ver klaring daarvan; sedert had hij geen enkel bericht meer gehad. „Gij ziet wel," hernam hy, „dat ik u zelfs niet te vergeven had, wijl gy dat gij over het onrecht, dat ik u aandeed wraak naamt: deze omstandigheid vermin dert uwe schuld niet weinig. Wat dien ar men Champagne, thans burger Brulard be treft," hernam hij op treurigen doch zacht- moedigen toon, „zoowel al zijn daden en woorden als zijn gedrag jegens ons kan ik niet anders verklaren Ran door mij over tuigd te houden, dat hij van zijn zinnen beroofd is. Door mijne familie opgevoed, al tijd door mij goed behandeld, zie ik in hem veeleer een dwaas dan een ondankbare. Als hij later tot inkeer komt, zal hij een onge 1 iukkigen ouden dag hebban, want ik houd I hem in den grond voor een goed mensch hij is slechts verdwaald en diep te bekla ge11- „Verwacht niets goeds van dien man, myn heer de graaf," riep ik uit; „hij is een door trapte booswicht, en zoo ik Louise niet be loofd had hem met rust te laten, wanneer ik naar het dorp terugkeer. „Zoo gij het Louise niet beloofd had, zoudt gij het- mij beloofd hebben," hernam hij en dat komt juist op hetzelfde neer „Hoe? Zoudt gij, bij uw terugkeer, hem hetfkwaad vergeven, dat hij u aangedaan „\ivant, de koning heeft aan zijn beulen vergiffenis geschonken 1 Hij heeft meer ge- aaau; zijn erfgenamen en zijne dienaars heelt hy barmhartigheid bavolen." „Dan zal ook ik hem vergeven." „Ik dank u, mijn vriend," antwoordde hij. Terwijl hij deze woorden uitsprak, nam hij opnieuw mijne hand en drukte ze in de zijne. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 11