IIEUWEIUIL (HUII STA DËNSTREEK Vervat onzer Dichtkunst. JACQUES DE BRANCION WATDEPERSziGT VROOLMK ALLERLEI FEUILLETON Donderdag 5 September - Tweede blad romantisch verhaal uit den tijd der fransche revolutie. Over dit onderwerp zouden, wij een heel boek kunnen Schrijven. Stof is er genoeg voor. Het dagblad ie niet de plaats om er lang;, breed en diep over uit te weiden, Wei om een enkele maal bet onderwerp even flair te snijden, als de gelegenheid zich daar toe ongezocht oordoet. W ie zhh bijwijlen onledig houdt, met in onze moderne tijdschriften na te g-en, wat door het huidig geslacht der poëeten, als uitvloei sel van bun dichtader al zoo op lvet papier wordt gesmeerd, komt tot de bevinding, dat dit smeerseltje dikwijls „niet veel zaaks" is. Niet zelden ia er een luchtje aan van zedelijk bederf. Dit even in 't voorbijgaan. Want daarover zonen we bet nu niet bobben. aak zal do erittech aangelegde lezer bij onze heuenuaagssche poëeten kunnen constate eren, wii rusteloos ronddolen in uen cirkelgang \sn ijdcle zelfbespiegeling, uie uit den aard uur zaak subjectief is en soms op verwaande vclij,! noegzaamiieid en belachelijke verheer- lykiug lan liet eigen ik uitdraait, liet nuchter verstand van zoon lezer zal nil t zeiden pijnlijk aanfeedaau worden, omdat hel in botsing komt met holle frasen, ten pa; iere gebracht, om annoene aan g e d a c h- t e n, aan ast omlijnde begrippen weg ie moffelen. Zijn zuiver, krachtig gevoel zat zich ergeren aan uie ziekelijke o\piUevoelfg- Jieid, uatzich verlustigen en wentelen in eigen uen -k beeldig leed, waardoor die sehry- \ers en schrijfsters van verzen, zich inbeel den, uat zij de rampzaligste schepselen ter we reld zijn. Wij denken hier aan de dichteres iielène iSwarth, die jaren achtereen haar lezers en i. /.cresscn doodefyk moet verveeld hebben met jammerklachten eener „Weltsehimexz", in honderdvoudige variaties en toonaarden Uitgesnikt. Maar één ding heeft deze dichteres voor op haar met minder talent bedeelde navolgers. Zij is taalvirtuoze en beheerscht volkomen de techniek en klank-expressie onzer schoone moedertaal. Maar wat te zeggen van verzen als de vol gende, uoor Mario orenters in ,,i->o Beweging gedicht: „Kust is slechts kt de beschouwing. Nimmer kan het wiss'lend leven met zijn strijd en zijn benauwing ons do stille vrede geren, die de wonden heelt." Wc wijzen er even op, uat „benauwing" op „beschouwinggoensziils rijmt. Maar vooral, aan welk oen banalen, plat getreden gedach- tengaug, gestoken in het ori'omlaaide kleed vau ecu aikdaagsch gewauwel, ergeren wy ons hier. Marie Cremers vindt het zoo mooi, dat ay voortgaat met aichten. üet zijn verzen xn uen zeilden onbenulligen irs'nt als de vorige: „V raag mij niet aan. de Toekomst te bouwen! Mijn oog ziet alleen het Heden. Iedere uag met zijn vreugde en rouwen overgroeit bet rieden. „Door mij heen gaat de groot© stroom, die vaart door alle leven. Ik geef mij over. Koxne wat kooml - - i .n myn hart zal antwoord geven." Al even tuy, zoo niet erger, maakt bet P. N. van Eijck, in betzelfde tijdschrift. Deze „dichter" wil niemand minder dan haigeiand's grooten beiaen-diahter Milta ter zijde streven. Dies zingt hij van 't „Verloren Paradys „Waarom die rustelooze drang Len onvervulde jonkheid lang! Ik weet het nu, ik was op reis Naar het verloren paradys." Kiep Alcoste niet uit in Molière'» „Misan thrope", na het aanhalen van soortgelijke er barmelijke verzen; -„Je sontiendrai toujours, morbieut [qn'ils sont mauvais, „Et Qn'un homme est pemlable, après [les avoir faite." En aan zoo'n geleuter, zoo'n misselijk gerij mel, wordt een eereplaats ingeruimd in „De Beweging", een tijdschrift, dat zich zelf op dirkt met den weidseheu ondertitel van: Al gemeen Maanschrift voor Letterkunde, We tenschap en Staatkunde Wanneer de artikelen over Kunst, Weten schap en Staatkunde, die in „De Beweging' ten beste gegeven worden, van hetzelfde ge halte zijn als de „dichterlijke"!!) bijdragen van Mario Cremers en P. N. van Eyck, dan rijn de abonné's van dit Maandschrift, die al dat fraais moeten slikken, in den aap gelo geerd en diep te beklagen. ft Waarom geen winterprovisie? Het wil one maar n/iet duidelijk worden, welke groote bezwaren, er tooh tegen zijn óm toe te etaan diat de bewolking ©en wintervoor raad van aardappelen opdoet. Dat op die manier ©en groot gevaar voor het bedorven van massa'* vbWcevoedsel nou worden afgeweerd, staat vast. De manier waarop van regeer in gswege met de voorraden wordt omge sprongen kennen we tra zoo langzamerhand. Was het dat alleen de meer gegoeden door rkc.en maatregel gebaat zouden rijn ten nadoel© van de rbeidersbevoUrin gdan non de maat regel natuurlijk veroordeelenewaaTdig boeten. Maar nu ook en niet het mkiet uit werk lied© rik ringen ©r op wordt aangedrongen dat er aardappelen voor den winter ingeslagen kunnen worden door particulieren, nu mocht minstens genomen toch meegedeeld worden, welke bee.waren er dan wel mogen rijn togen deizen voorzo rgsm a a t rog elwaarvan de afwij zing zoo geheel in strijd is met onzen Holkand- solien volksaard. Want al zal menig arbeider niet in staat zijn zooveel geld uit te leggen als voor diezen inkoop van aardappelen noodig ia, we weten evengoed dat een groot aantal patroon» héél graag door voorschotten willen helpen om dien werkman tenminste rijn winteraardappelen te verzekeren. Onder deze omstandigheden lijkt hot toch wel wat al te gemakkelijk dat minister Posthuma een beslissing in deze eenvoudig weg „aan z.*n opvolger overlaat." Waarom, en wat is er tegen, vragen we nog eens. V OOK UITZICHTEN. Do heer S.(uringj schrijft in het „Kathol. Schoolblad": De Kamerverkiezingen van e o 11 ige maan den terug hebban aan Rechte niet de meer derheid gebracht, waarop niet het minst om de schoolkwestie zoo vurig werd ge hoopt, zc.o verlangend werd gewacht. fDe Tweede Kamer staat op het doode punt. Een der eerste gevolgen daarvan is dat na zeven weken een Rechtsch Ministerie nog steeds niet werd gevormd, terwijl de kans, dat dit nog komt, telkens kleiner schijnt te worden. fin het gelijkstelling-belovende art. 192 der Grondwet wacht op zijn gelijkstelling- brengende uitwerking in eon nieuwe L. O.- wet. Hoe lang nog? Intusschen wordt de toestand van het bijzonder Lager onderwijs steeds meer en meer onhoudbaar. Tal van leermiddelen zijn over de honderd percent in prijs go- stegen. Geen nood voor de openbare school, die, te 'e Gravenhage b.v., eenvoudig het leermiddelen-jaarbedrag per leerling van f 1.50 tot f 3.verhoogt. Wie meenen mocht, dat dan ook de schoolgelden daar wel verdubbeld zouden zijn, geeft alleen bewijs het a-b c van den Nederlandschen Schoolstrijd nog ts moeten ieerenl De winter nadert. Brandstoffen, voor zoover zij nog te verkrijgen zijn, vertoo- nen een prijsstijging, die menige bijzon dere school nu al met sluiting in het koude jaargetijde bedreigt. Voor het openbaar onderwijs, dat voor al zijn uitgaven, alsof het zoo hoort, de publieke kas aanspreekt, hier alweer geen koutje aan de lucht. De onderwijzers-salarieering, door Rijks suppletie en Rijksduurtetoeslag dit jaar althans een ietsje mmder ver van vol doende af, is zoo zachtjes-aan toereikend geworden, om als celibatair de hulp van Armenzorg te kunnen missen, fin de Ge meentebesturen zijn dan ook wettelijk ver plicht, de salarissen der openbare onder wijzers alle vóór Januari 1919 te „her zien", onder welken term natuurlijk geen verslechtering is te verstaan. Maar wie zorgt voor de bijzondere onderwijzers? Zullen zij nog langer naar de leege School- bestuurskassen worden verwezen?! Inderdaad, ons bijzonder onderwijs gaat tenzij spoedige, zeer spoedige hulp wordt geboden, een bange toekomst tege moet. Wachten wij nog even tot bekend is. welk Kabinet uit de stembus van den 3den Juli nog te voorschijn komt, en dan èn in de organisaties der Schoolbesturen èn in die der bijzondere onderwijzers onmid dellijk alie hens aan dek, om van de vooruitzichten, zoo somber als nooit te voren, vöor zoor er het van ons afhangt, het werkelijkheid-worden te voorkomen. DE BURGEMEESTERS EN DE LEVENS- MIDDELENDISTKIBUTIE. „Gemeentebelangen", het tijdschrift voor gemeentebesturen en gemeenteraadsleden, wijdt een artikel aan de burgemeesters en de levensmiddelendistributie, waarin vooral de moeilijke positie van de 'burgemeesters van de plattelandsgemeenten besproken wordt. Deze immers moeten niet alleen voor hun' eigen "bevolking zorg dragee', dooh er ook voor waken, dat het geproduceerde aan andere deelen van het land ten goede kamt en dat de productie zelve op peil blijft. Het is duidelijk, dat die beide deelen van de taak tegen elkaar in kunnen gaan. De redactie vereenigt zich met de steramen uit de be trokken kringen, die er op hebben aange drongen zoo noodig voorbeelden te stollen en de burgemeesters," die zich hun ambt on waardig mochtèn hebben betoond, te ont slaat .1. Het tijdschrift schrijft dan verder: Djtt zou zeker zeer wenschelijk zijn, niet. slechts am in de bepaalde gemeenten het vertrouwen in een zuiver beheer to her winnen, dat thans meer nog dan anders onvermijdelijk is, maar vooral ook, om den blaam niet op een geheel corps te doen rusten, waarvan zonder twijfel de meer derheid zich met alle kracht inspant om baar moeilijke taak naar eisch te vervul len. Want dat die taak moeilijk is, oal niet worden geloochend. Hot aantal circulaires van het centraal gezag is legio en niet al tijd schijnen die aanschrijvingen even hel der en even uitvoerbaar te zijn. Als aan een burgemeester wordt gelast te zorgen dat de kippen in zijn gemeente niet met graan worden gevoerd, is het begrijpelijk dat hij denkt aan het groote onderscheid tusschen zeggen en doen, en niet altijd kans ziet om een behoorlijke uitvoering te verzekeren. Dat ook de burgemeester van een plattelandsgemeente, met doorgaans weinig technisch onderlegde hulp, niet al tijd wijs kan worden uit de hem gegeven aanschrijvingen, waarvan hij misschien niet steeds het algemeen verband en de onvermijdelijkheid doorziet, is zeker ook niet te verwonderen. Automatische uitvoe ring van hem gegeven bevelen (afgezien dan van zijn formeele verplichting tot uit voering) zal zeker niet worden geweuseht door hen, die het burgemeestersambt ais een bestuursfunctie beschouwen en be schouwd willen blijven zien. Hij moet naar eigen oordeel de hoogere voorschriften toe- passed. Maar daarbij moet hij °°S hebben en daarin zit misschien juist de moei lijkheid niet slechts voor de belangen van zijn gemeente, maar ook voor de al- geimeene nationale belangen. En hy moet een sterk karakter hebben, om die alge- meene belangen van hen, met wie hij dagelijks verkeert, en voor wie het mis schien zijn hoogste streven was, een „bur gervader" te zyn. Is bet wonder dat niet alle burgemeesters er ia slagen, hier het juiste midden te houden? .Waarbij ,dan nog kamt, dat zij van de toepassing der re- geëringsmaatregelen niet steeds een goed resultaat zien. en dus licht geneigd zijn, zelf voor hun kring een speciale politiek te gaan toepassen die althans in dien kring tot beter gevolg leidt. Dat is zeker niet goed, en het is ook kortzichtig, om dat ten slotte van die speciale politiek greotere groepon het slachtoffer kunnen worden. Maar is'het niet begrijpelijk dat tnen dien kant wel uitgaat? 't Is trouwens overal zoo. Zelfs in Duitecliiand, het land van de gehoorzaamheid van laag en hoog., en van den eerbied voor organisatie. De redactie vraagt dan echter, of de ró- geering wel voor voldoende voorlichting ge zorgd heeft. „Heeft zij de burgemeesters steeds vol doende ingelicht omtrent de noodzakelijk heid van goede medewerking aan haar 'voorschriften? En heeft zij ook de burgerij steeds voldoende van de noodzakelijkheid en redelijkheid Van die voorschriften door-' drongen? M. a. w. heeft'zij in breede lagen een stemming gekweekt van mede werking, in plaats van zucht tot ontdui king? Óf zou in deze richting nog iets kunnen gebeuren?" GEMEENTERAAD. Gistermiddag vergaderde de gemeenteraad onder voorzitterschap van den burgemeester, Jhr. Mr. Sandherg. .Aanwezig was de secretaris Wyterna. Afwe zig waren de hoeren Koen, Sehreuders en Nagtzaam. - De gas-kwestie-Veisen. Mr. BO MANS zegt dat B. en W. uit de vo rige besprekingen aanleiding gevonden heb ben. om aan den Raad van Velsen voor te stellen om de twee door Velsen gevraagde ontheffingen te verleenen onder voorwaarde dat die ontheffing duurt zoolang de rantsoe neering duurt en dat Velsen de overeengeko men hoeveelheid gas zal blijven afnemen. De commissie van bijstand in het beheer der gemeente financiën adviseert, de belan- sen en winst- en verliesrekeningen over het dienstjaar 1917 goed te keuren. De ont vangsten bedragen f 9.801.579.76, uitgaven bedragen f 9.1,29.698.761/?: vcordeelig slot f 671.811.001/2. Goedgekeurd. B. en W. stellen den Raad ter vaststelling voor, het le supp. kohier van de plaatselijke directe belasting, tot een bedrag f 52.444.64 belastbaar inkomen f 1-280.000; aantal aan slagen 835. Vasl&ewfeia. B. en W. advtoeeron te besluiten, den heer L. "W. Ha velaar, directeur der gemeen- tewaterietdtng. in functie te laten tot 81 Doe. 1819. Aldus besloten. Bij de motie Jonckbloedt e.*.: keuring van toebereide vleeschwaren, met schrijven van B. en W., legtde heer JONCKBLOEDT twee zaken uaar voren te brengen: lo. er word en veel partijen vleeaoh onder het publiek ge bracht zonder keuring. 2o. Als de verorde ning niet zoo lastig was voor de winkeliers, dan zouden zij de keuring wel aanvaarden. De heor, BRFXJONJE wil verklaren, dat zijn vertrouwen in de tegenwoordige wijze van keuring door de gemeente, onverzwakt is. Aanleiding tot verandering in huiskeu- ring acht hij dus niet aanwezig Hij denkt zelfs, dat de winkeliers, wordt de motie van de heeren Jonckbloedt e.a. aangenomen, en huisslachting toegestaan, later weer de vo rige wijze van keuring wenschen terug te zien. Spr. zegt dat door huiskeuring aan personeel voor f 6000 zal moeten aangesteld worden. De Directeur der keuring vreest, dat de huiskeuring niet het gewsnechte gevolg wl hebban, wat men er van verwacht. Wij moe ten de meerdere last nu aannemen die deze keuring opbrengt; bet belang der consu menten gaat boven alles. De heer POPPE heeft met verbazing ge hoord, dat men van de gemeentelijke keu ring wil afgaan. Spr. vindt het een schande, dat de heer Jonckbloedt zegt: laten wij de gemeentelijke keuring afschaffen, want zfj wordt toch veel ontdoken. Hij leest ter adstructie zijner meening de rapporten voor uit enkele plaatsen van deskundigen. VaD een aotie in deze is niets bemerkt; zij is stiekum gevoerd. De heer Jonckbloedt moet dan maar één feit noemen die "op open lijke actie in deze wijst. Spr. treedt verder in uitvoerige beschouwingen, die den vorm eener ellenlange redevoering aannemen. Hij hoopt eindelijk, dat de slachthuiskeu- ring blijft bestaan in 't belang der volksge zondheid. De heer HAGEMEIJER zegt dat het ge meentebelang in dezen voorop moet staan. Spr. wil hier alleen spreken over de kern der kwestie, de beantwoording der vraag: de keuring die wij keDnen, goed genoeg voor het behoud van de gezondheid van het volk? Spr. zegt: absoluut niet. Er wordt van deskundige zijde verklaard: wij kunnen wel afkeuren, maar niet goedkeuren. Waarom is de keuring slecht? Spr. gaat de wijze van keu- ripg na. Het komt voor, dat een partij vleesch- •eerst af- en daarna goedgekeurd wordt. Voor beelden hiervan worden door hem opgesomd. Als een partij vleesch goedgekeurd wordt, dan is zij goed en blijft goed. Er is een rapport van onzen Directeur van 't jaar 1915. Dat is een rapport van nul en geener waarde. Theoretisch is dit rapport prachtig, maar wij hebben daar niets aan. Waarom niet? Omdat het niet aangaat vleesch eerst af- en daarna weer goed te keuren. De raads leden moeten begrijpen, dat als een systeem in de practijk verkeerd werkt, een rapport dat theoretisch dat systeem goedkeurt, niet deugt. Het systeem deugt met. "Spr. zegt dat hij een nieuwe regeling klaar heeft. Hij is er van overtuigd dat bij kennisname dier regeling, deze bijval zal vinden. De heer Jonckbloedt doet het voorkomen, of hij voor een bepaalde partij werkt, spr. doet dat niet. De hoer GROENENDAAL kan niet be grijpen de voordeden der huiskeuring. Hij begrijpt evenmin, wat de tegenstanders der gemeentekeuring dan willen. Wij hebben een keuringsdienst en als die keuringsdienst niet veel op stap ging, dan zou er nog veel meer minderwaardig vleesch geconsumeerd wor den. Hem is het voordeel eener z.g. huis keuring niet gebleken. De heer v. LTKMT Is het geheel en al met de heeren eens die zeggen, dat keuring In het algemeen belang is. Dit belang wordt niet gediend door de tegenwoordige keu ring. Spr. treedt in een beoordeeling van 'het rapport van den Directeur, dat hij aan critiek onderwerpt en releveert in dit ver band het feit, dat er winkeliers zijn, die in maanden geen controleur zien. Het rapport van den Directeur is ampel door hem bestu deerd. Hij ziet er een streven in om de exploitatie zoo gunstig mogelijk te doen voorkomen. De heer ELFFfiRS acht de slaclithuiekeu- ring voor de winkeliers.een uiterst moeilijk en ondankbaar werk. Wat is er tegen om de huisslachting ook eens hier te probeeren? In andere gemeenten kan het slecht gegaan zyn; er kon wel eens blyken, dat het er hier goed mee gaat. Hij kan met den heer Hagemoijer in dezen meegaan. De heer VISSER is overtuigd, dat lang niet de helft der vleeschwaren hier in Haar lem gekeurd worden. In djt verband wijst spr. op de door hem opgedane ondervinding als lid eener feestcommissie, waar broodjes met vleesch aan de kinderen werden ver strekt. De heer v. d. KAMP wijst op iets onaange naams in het rapport van den Directeur van het Slachthuis. Hij vindt daarin een insinuatie die hij voor zich had moeten houden. Spr. geeft zyn stem niet in het belang der win keliers; ook is er voor hem geen politieke kant aan. Hij acht huiskeuring veel beter dan deze keuring. De VOORZITTER zegt dat deze keuring eigenlijk tegen de fabrikanten bedosM is. Z.L wordt dit doel niet zoo goed bereikt door huiskeuring als door slachthuiskeuring. Nog worden meerdere inlichtingen door fceq gegeven over het doel der keuring. Door ded heer Jonckbloedt is de opmerking gemaakt, dei er aan de slaohthuiskeuring veel hapert; welnu, dat is een reden om de keuring nog veel stren ger te dosn zijn. De heer VAN LIEMT zegt, dat een strenge huiskeuring veel beter zal werken. Er wordt hl«T veel geschermd met steden door den Directeur in zijn rapport genoemd. Maar in Utrecht is O* slachthuis-keuring afgeschaft en de huislseurinjg ingevoerd, die tot aller tevredenheid werkt. De heer BOMANS is overtuigd, dat de be« staande keuring in Haarlem niet aan aller ver wachting voldoet. De Directeur meent, dat zija ïueening door veel directeuren gesteund worut. In het rapport van den heer mgemeijer komt z. L te veel theorie voor. Het prècusch bezwaar in groote steden centrale keuring is zeer groot. Eigenaardig viuak spr. het, dat alle andere etenswaren aan .rrfo- keuring zijn onderworpen. Afschaffing var. slaridhüiskeuiing wil hfj niet. Het zwaatXpant der keuring wewt.Lt hij tf v^pUvdsen naar «n zeer strenge huiskeuring. Lu dan zou het wel eens kunnen gebeuren, dat zij, die om huiskeu ring roepen, weer spoedig er van verlost willen zijn. Men heeft gezegd: er is veel werk aan huiskeuring ver benden, maar ook weer niet zoo veel, als het lijkt. In de practijk zal het er op neerkomen, dat men vele vieeschverkoopers niet meer zal behoeven te conüoleeren, maar ande ren des te meer. Deze keuring moet z. i. worden afgeschaft en vervangen worden door een huis keuring. De heer WENTHOLT wil een amendement op de motie-Jonckbloedt indienen ter verscher ping der huiskeuring. Door op deze wijze over die zaak te Mijven praten, komen wij er niet door heen. De heer VAN LIEMT heeft bezwaar tegen het amendement op de motie. Hij vreest, dat niet de keuring, maar de motie een paskwil zal worden. De heer POPPE wijst er op, dat de voor stellers der motie-Jonckbloedt het belang der winkel leis op het oog hebben. De leer JONCKBLOEDT Üteeft a'ieai be toogd dat Tie verordening zooals die op het cjgenblik werkt, met in orde is. Het w.ordt steeds voorgesteld, alsof al de winkeliers er op uit zijn te bedriegen en daartegen komt spr. op. De heer TIMMER krijgt den indruk, dat de winkeliers kolossale overlast hebben van de toe gepaste wijze van keuring. Indertijd is door B. en Wl beloofd, dat er zoo weinig mogelijk, overlast zou veroorzaakt worden. De aak- gehaalde voorbeelden in dit debat hebben weinig indruk op spr. gemaakt, want men heeft ze niet geïllustreerd en omschreven. Slachthuiskeuring werkt zeer preventief. Als we hebben een slacht huiskeuring en krijgen een goede huiskeuring, dan is de zaak in orde. De heer HEERKENS THIJSSEN zegt dat de oplossing door den heer Wentholt een niet te versmaden oplossing aanbiedt. De motie draagt op een verandering, een wijziging in dien zin, dat de commissie de verordening wijzigt zooals zij wil, onder voorwaarde dat door haar beide wijzen eener goede keuring in het oog gehouden wordt. De heer HAGEMEIJER acht het uit den booze als men een idee op twee verschillende wijzen ten uitvoer brengt, wat de heer Wentholt met zijn motie wil bereiken, is niets nieuws. De beer HEERKENS THIJSSEN zegt, dat als het voorstel van den heer Hagemeijer wordt aangenomen, alle keuring verdwijnt De heerHAGEMEIJER zegt, de regeling eener keuring klaar te hebben, de regeling eener zeer scherpe huiskeuring. De heer BOMANS gaat niet met het amende ment mee van den heer Wentholt, want dan zou het zwaartepunt weer gelegd worden op de tegenwoordige wijze van keuriiff[. Zijn voorstel is de eigenlijke keuring door Huiskeuring, de keuring der bacteriën enz. door de centrale keuring te laten geschieden. De heer GROENENDAAL meent dat de heer Bomaas de ambtenaren van het Slachthuis onwelwillend gzind is. De heer BOMANS heeft beweerd,, dat a'8 men beide keuringen aanneemt en vraagt waar zal het zwaartepunt liggen, hij de ambtenaren DE WARE. „Waarom zit u zoo te peinzen?'' „Ik zit niet te peinzen," antwoordde zif. „U heeft toch zeker in twintig minuten gscn woord gezegd." „Ik had ook niets te zeggen." )>Zegt u altijd niets, als u niets te zeggen heeft?" „Altijd." „Wilt u dan m'n vrouw worden?" DE INDRUK. „Wel, kleine Friedel, hoe is je het concert be vallen?5' Friedel (die voor het eerst mee is mogen gaan): „Och arm, oom, die juffrouw! Ik heb bijna geschreid, want daar was een jonge juf frouw die verschrikkelijk stond te huilen/omdat ze de mouwen van haar japon vergeten hadden en een kellner bonsde toen hard op een piano, opdat de menschen 'r gehuil nie zouen kunnen hooren." 21 "j/ T' ®atwporddo de eerste. ;rij zijt zeker de herbergier," hernam de onbekende, terwijl hij mèt een hand in den binnenzak van zijn rok tastte. „Om u te dienen." „Dan heb ik een brief voor u. Het ie vol doende zoo gij mij- zegt of gij al'of niet bet verzoek van den persoon, die u schrijft, wilt inwilligen." Denis nam den brief en ging er mee naar de tafel, waarop een kandelaar stond. 'Nauwelijks liad hij een blik op het papier geslagen ol' zijn open en vroolijk gelaat betrok eensklaps. .Dij ging echter voort met lezen en toen Jb) geëindigd had gaf Irij den ohbekende een ^ken, dat hij hem spreken wilde; het ge- jNek, dat wij hier laten volgen, werd door 6lü Luisterend gevoerd. „Zijt gij de vertrouwde van mevrouw.... van de voormalige markiezin De Viéville?" vroeg Denis. „Sedert tien jaren," antwoordde de on bekende. „Gij kent dus den inhoud van dezen brief „Ja." „Welnu, mijn vriend, er is hier noch voor de voormalige markiezin De Viéville, noch voor anderen iets meer in ontvangst te ne men en gij zoudt uwe reis goed hebben kun nen uitstellen tot het betere seizoen, of gij hadt liever in het geheel niet behoeven te komen, dit zou aan de zaak niets veranderd hebben." „Maai- all j (01ïb niet verkocht, geloof ik; om slechts van iets te spreken, het kas teel bijv. met zijn aanhoorigheden. „Goede hemel! Die puinhoop, waarvan ie- deren dag, hetzij goed of slecht weer, een stuk invalt! Maar, beste man, waar komt gij dan toch vandaan, dat gij niet weet, dat van net kasteel van Saint Révérien niets moor dein eon hoop steeneri over is?" „hergeef mij, meester Denis;-men kan zich vergissen; gaan wij tot iets anders over; er zijn gronden. „Waarlijk, nu zijt gij er, mijn beste." ging Denis op schertsenden toon voort. „Dat zijn verbazende stukken.gronds !Er groeien niets op die 'puincn dan s teenen en hoe meer men er afhaalt hoe meer er komen; 't is een vet land!" „Maar de bosschen dan?" hernam de ver trouwde van de voormalige markiezin De Viéville. e „Ha! die staan er nog en als gij niet! bang zijt om uw laarzen vuil te maken kunt gij er morgen een wandeling in gaan ma ken; maar het ia de Staat die er tegenwoor dig de voordeelen van trekt; gij weet wel dat deze de laatste jaren heel wat geërfd heeft." „Welnu, wat er is, zullen wij nemen: wij wenschen slechte recht en billijkheid, mees ter Denis." '„Dat is zoo klaar als de dag, maar in.dat geval hebt gij mij niet noodig." „Ik hoop dat gij mij ten minste de woning vau den maire, burger Brulard, en van den notaris Larue, zult wijzen." „Zeer zeker, kameraad; waart ge slechts een uur eerder hier gekomen, dan zoudt ge hen beiden hier, met de ellebogen op do tafel, hebben aangetroffen, maar ik kan u wel naar hen laten brengen," hernam Denis op een toon waaruit bleek, dat hij gaarne van zijn bezoeker zou ontslagen zijn. „Ik neem uw voorstel aan. Kan ik vervol gens hier komen soupeeren en dezen nacht logies krijgen? ik geloof-niet dat er een an dere herberg dan de uwe ln het dorp is." „Dat is zoo, maar dezeu avond is het juist alsof er Ln.het geheel geen is, want ik heb slechte één bed en dat is reeds besproken door dien jonkman, een dorpsgenoot, die zoo juist van het leger terugkeert. En Denis wees met de hand naar die noe altijd in het hoekje van den haard zat en «oozeer in zijn melancholische ovor- oeinzingen verdiept was, dat hij geen enkel woord van het gesprek verstaan had, of schoon de sprekers nu en dan bijna luid spraken. „Als dit hef geval is, Laat mij dan spoedig brengen, waar ik u gezegd heb dat- tik zijn moet," antwoordde de bode op ontevrede-D toon. „Op een van beide plaatsen zal men misschien wel een bed en een glas wijn voor mij hebben." Denis opende de deur van een aangrenzend vertrek en riep twee- driemaal om een per soon, die den juist niet alledaagschen naam van Cascoret droeg. Na herhaald geroep gaf eindelijk een prut telende, slaperige kinderstem antwoord: „ik kom, meeeter!" Nog geen minuut daarna zag men een klei nen twaalf-jarigen knaap, wien de guitenstre ken op het ondeugend gelaat te lezen ston den, ofschoon zijn oogen nog half gesloten waren door den Iooden slaap der kinderja- jaren, uit het kamertje te voorschijn sprin gen, met zijn buis in de eene, zijn broek in de andore hand en zijn klompen onder den arm. „Irek vlug uw kleeren aau, jongen," zei Denis, „en breng dan even vlug dezen reizi ger naar burgor Brulard en daarop raar den- notaris. Als ge spoedig terug zyt, moogt ge dadelijk, voor uwe belooning, op blo-nje voe ten naar bed." Gascaret trok een leelijk gezicht, tor wij 1 hij met een verwonderlijke boaen-r^nc d zijn kleeren aanschoot, en i" ®en °ogci,u:ik was hij gereed om te vortreK Kon. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 11