IIEUWEIUIL (HUII
STA DËNSTREEK
Vervat onzer Dichtkunst.
JACQUES DE BRANCION
WATDEPERSziGT
VROOLMK ALLERLEI
FEUILLETON
Donderdag 5 September - Tweede blad
romantisch verhaal uit den tijd
der fransche revolutie.
Over dit onderwerp zouden, wij een heel boek
kunnen Schrijven. Stof is er genoeg voor.
Het dagblad ie niet de plaats om er lang;,
breed en diep over uit te weiden,
Wei om een enkele maal bet onderwerp even
flair te snijden, als de gelegenheid zich daar
toe ongezocht oordoet.
W ie zhh bijwijlen onledig houdt, met in onze
moderne tijdschriften na te g-en, wat door
het huidig geslacht der poëeten, als uitvloei
sel van bun dichtader al zoo op lvet papier
wordt gesmeerd, komt tot de bevinding, dat
dit smeerseltje dikwijls „niet veel zaaks" is.
Niet zelden ia er een luchtje aan van zedelijk
bederf.
Dit even in 't voorbijgaan. Want daarover
zonen we bet nu niet bobben.
aak zal do erittech aangelegde lezer bij onze
heuenuaagssche poëeten kunnen constate eren,
wii rusteloos ronddolen in uen cirkelgang
\sn ijdcle zelfbespiegeling, uie uit den aard
uur zaak subjectief is en soms op verwaande
vclij,! noegzaamiieid en belachelijke verheer-
lykiug lan liet eigen ik uitdraait,
liet nuchter verstand van zoon lezer zal
nil t zeiden pijnlijk aanfeedaau worden, omdat
hel in botsing komt met holle frasen, ten
pa; iere gebracht, om annoene aan g e d a c h-
t e n, aan ast omlijnde begrippen weg
ie moffelen. Zijn zuiver, krachtig gevoel zat
zich ergeren aan uie ziekelijke o\piUevoelfg-
Jieid, uatzich verlustigen en wentelen in eigen
uen -k beeldig leed, waardoor die sehry-
\ers en schrijfsters van verzen, zich inbeel
den, uat zij de rampzaligste schepselen ter we
reld zijn.
Wij denken hier aan de dichteres iielène
iSwarth, die jaren achtereen haar lezers en
i. /.cresscn doodefyk moet verveeld hebben
met jammerklachten eener „Weltsehimexz",
in honderdvoudige variaties en toonaarden
Uitgesnikt.
Maar één ding heeft deze dichteres voor op
haar met minder talent bedeelde navolgers.
Zij is taalvirtuoze en beheerscht volkomen
de techniek en klank-expressie onzer schoone
moedertaal.
Maar wat te zeggen van verzen als de vol
gende, uoor Mario orenters in ,,i->o Beweging
gedicht:
„Kust is slechts kt de beschouwing.
Nimmer kan het wiss'lend leven
met zijn strijd en zijn benauwing
ons do stille vrede geren,
die de wonden heelt."
Wc wijzen er even op, uat „benauwing" op
„beschouwinggoensziils rijmt. Maar vooral,
aan welk oen banalen, plat getreden gedach-
tengaug, gestoken in het ori'omlaaide kleed
vau ecu aikdaagsch gewauwel, ergeren wy
ons hier.
Marie Cremers vindt het zoo mooi, dat ay
voortgaat met aichten.
üet zijn verzen xn uen zeilden onbenulligen
irs'nt als de vorige:
„V raag mij niet aan. de Toekomst te bouwen!
Mijn oog ziet alleen het Heden.
Iedere uag met zijn vreugde en rouwen
overgroeit bet rieden.
„Door mij heen gaat de groot© stroom,
die vaart door alle leven.
Ik geef mij over. Koxne wat kooml
- - i .n myn hart zal antwoord geven."
Al even tuy, zoo niet erger, maakt bet P.
N. van Eijck, in betzelfde tijdschrift.
Deze „dichter" wil niemand minder dan
haigeiand's grooten beiaen-diahter Milta ter
zijde streven.
Dies zingt hij van 't „Verloren Paradys
„Waarom die rustelooze drang
Len onvervulde jonkheid lang!
Ik weet het nu, ik was op reis
Naar het verloren paradys."
Kiep Alcoste niet uit in Molière'» „Misan
thrope", na het aanhalen van soortgelijke er
barmelijke verzen;
-„Je sontiendrai toujours, morbieut
[qn'ils sont mauvais,
„Et Qn'un homme est pemlable, après
[les avoir faite."
En aan zoo'n geleuter, zoo'n misselijk gerij
mel, wordt een eereplaats ingeruimd in „De
Beweging", een tijdschrift, dat zich zelf op
dirkt met den weidseheu ondertitel van: Al
gemeen Maanschrift voor Letterkunde, We
tenschap en Staatkunde
Wanneer de artikelen over Kunst, Weten
schap en Staatkunde, die in „De Beweging'
ten beste gegeven worden, van hetzelfde ge
halte zijn als de „dichterlijke"!!) bijdragen
van Mario Cremers en P. N. van Eyck, dan
rijn de abonné's van dit Maandschrift, die al
dat fraais moeten slikken, in den aap gelo
geerd en diep te beklagen.
ft Waarom geen winterprovisie?
Het wil one maar n/iet duidelijk worden,
welke groote bezwaren, er tooh tegen zijn óm
toe te etaan diat de bewolking ©en wintervoor
raad van aardappelen opdoet.
Dat op die manier ©en groot gevaar voor het
bedorven van massa'* vbWcevoedsel nou worden
afgeweerd, staat vast. De manier waarop van
regeer in gswege met de voorraden wordt omge
sprongen kennen we tra zoo langzamerhand.
Was het dat alleen de meer gegoeden door
rkc.en maatregel gebaat zouden rijn ten nadoel©
van de rbeidersbevoUrin gdan non de maat
regel natuurlijk veroordeelenewaaTdig boeten.
Maar nu ook en niet het mkiet uit werk
lied© rik ringen ©r op wordt aangedrongen dat
er aardappelen voor den winter ingeslagen
kunnen worden door particulieren, nu mocht
minstens genomen toch meegedeeld worden,
welke bee.waren er dan wel mogen rijn togen
deizen voorzo rgsm a a t rog elwaarvan de afwij
zing zoo geheel in strijd is met onzen Holkand-
solien volksaard.
Want al zal menig arbeider niet in staat
zijn zooveel geld uit te leggen als voor diezen
inkoop van aardappelen noodig ia, we weten
evengoed dat een groot aantal patroon» héél
graag door voorschotten willen helpen om dien
werkman tenminste rijn winteraardappelen te
verzekeren.
Onder deze omstandigheden lijkt hot toch
wel wat al te gemakkelijk dat minister
Posthuma een beslissing in deze eenvoudig
weg „aan z.*n opvolger overlaat."
Waarom, en wat is er tegen, vragen we nog
eens.
V OOK UITZICHTEN.
Do heer S.(uringj schrijft in het „Kathol.
Schoolblad":
De Kamerverkiezingen van e o 11 ige maan
den terug hebban aan Rechte niet de meer
derheid gebracht, waarop niet het minst
om de schoolkwestie zoo vurig werd ge
hoopt, zc.o verlangend werd gewacht. fDe
Tweede Kamer staat op het doode punt.
Een der eerste gevolgen daarvan is dat
na zeven weken een Rechtsch Ministerie
nog steeds niet werd gevormd, terwijl de
kans, dat dit nog komt, telkens kleiner
schijnt te worden.
fin het gelijkstelling-belovende art. 192
der Grondwet wacht op zijn gelijkstelling-
brengende uitwerking in eon nieuwe L. O.-
wet. Hoe lang nog?
Intusschen wordt de toestand van het
bijzonder Lager onderwijs steeds meer en
meer onhoudbaar. Tal van leermiddelen
zijn over de honderd percent in prijs go-
stegen. Geen nood voor de openbare school,
die, te 'e Gravenhage b.v., eenvoudig het
leermiddelen-jaarbedrag per leerling van
f 1.50 tot f 3.verhoogt. Wie meenen
mocht, dat dan ook de schoolgelden daar
wel verdubbeld zouden zijn, geeft alleen
bewijs het a-b c van den Nederlandschen
Schoolstrijd nog ts moeten ieerenl
De winter nadert. Brandstoffen, voor
zoover zij nog te verkrijgen zijn, vertoo-
nen een prijsstijging, die menige bijzon
dere school nu al met sluiting in het koude
jaargetijde bedreigt. Voor het openbaar
onderwijs, dat voor al zijn uitgaven, alsof
het zoo hoort, de publieke kas aanspreekt,
hier alweer geen koutje aan de lucht.
De onderwijzers-salarieering, door Rijks
suppletie en Rijksduurtetoeslag dit jaar
althans een ietsje mmder ver van vol
doende af, is zoo zachtjes-aan toereikend
geworden, om als celibatair de hulp van
Armenzorg te kunnen missen, fin de Ge
meentebesturen zijn dan ook wettelijk ver
plicht, de salarissen der openbare onder
wijzers alle vóór Januari 1919 te „her
zien", onder welken term natuurlijk geen
verslechtering is te verstaan. Maar wie
zorgt voor de bijzondere onderwijzers?
Zullen zij nog langer naar de leege School-
bestuurskassen worden verwezen?!
Inderdaad, ons bijzonder onderwijs
gaat tenzij spoedige, zeer spoedige hulp
wordt geboden, een bange toekomst tege
moet.
Wachten wij nog even tot bekend is.
welk Kabinet uit de stembus van den 3den
Juli nog te voorschijn komt, en dan èn
in de organisaties der Schoolbesturen èn
in die der bijzondere onderwijzers onmid
dellijk alie hens aan dek, om van de
vooruitzichten, zoo somber als nooit te
voren, vöor zoor er het van ons afhangt,
het werkelijkheid-worden te voorkomen.
DE BURGEMEESTERS EN DE LEVENS-
MIDDELENDISTKIBUTIE.
„Gemeentebelangen", het tijdschrift voor
gemeentebesturen en gemeenteraadsleden,
wijdt een artikel aan de burgemeesters en
de levensmiddelendistributie, waarin vooral
de moeilijke positie van de 'burgemeesters
van de plattelandsgemeenten besproken
wordt. Deze immers moeten niet alleen voor
hun' eigen "bevolking zorg dragee', dooh er
ook voor waken, dat het geproduceerde aan
andere deelen van het land ten goede kamt
en dat de productie zelve op peil blijft. Het
is duidelijk, dat die beide deelen van de taak
tegen elkaar in kunnen gaan. De redactie
vereenigt zich met de steramen uit de be
trokken kringen, die er op hebben aange
drongen zoo noodig voorbeelden te stollen
en de burgemeesters," die zich hun ambt on
waardig mochtèn hebben betoond, te ont
slaat .1.
Het tijdschrift schrijft dan verder:
Djtt zou zeker zeer wenschelijk zijn, niet.
slechts am in de bepaalde gemeenten het
vertrouwen in een zuiver beheer to her
winnen, dat thans meer nog dan anders
onvermijdelijk is, maar vooral ook, om
den blaam niet op een geheel corps te doen
rusten, waarvan zonder twijfel de meer
derheid zich met alle kracht inspant om
baar moeilijke taak naar eisch te vervul
len.
Want dat die taak moeilijk is, oal niet
worden geloochend. Hot aantal circulaires
van het centraal gezag is legio en niet al
tijd schijnen die aanschrijvingen even hel
der en even uitvoerbaar te zijn. Als aan
een burgemeester wordt gelast te zorgen
dat de kippen in zijn gemeente niet met
graan worden gevoerd, is het begrijpelijk
dat hij denkt aan het groote onderscheid
tusschen zeggen en doen, en niet altijd
kans ziet om een behoorlijke uitvoering te
verzekeren. Dat ook de burgemeester van
een plattelandsgemeente, met doorgaans
weinig technisch onderlegde hulp, niet al
tijd wijs kan worden uit de hem gegeven
aanschrijvingen, waarvan hij misschien
niet steeds het algemeen verband en de
onvermijdelijkheid doorziet, is zeker ook
niet te verwonderen. Automatische uitvoe
ring van hem gegeven bevelen (afgezien
dan van zijn formeele verplichting tot uit
voering) zal zeker niet worden geweuseht
door hen, die het burgemeestersambt ais
een bestuursfunctie beschouwen en be
schouwd willen blijven zien. Hij moet naar
eigen oordeel de hoogere voorschriften toe-
passed. Maar daarbij moet hij °°S hebben
en daarin zit misschien juist de moei
lijkheid niet slechts voor de belangen
van zijn gemeente, maar ook voor de al-
geimeene nationale belangen. En hy moet
een sterk karakter hebben, om die alge-
meene belangen van hen, met wie hij
dagelijks verkeert, en voor wie het mis
schien zijn hoogste streven was, een „bur
gervader" te zyn. Is bet wonder dat niet
alle burgemeesters er ia slagen, hier het
juiste midden te houden? .Waarbij ,dan nog
kamt, dat zij van de toepassing der re-
geëringsmaatregelen niet steeds een goed
resultaat zien. en dus licht geneigd zijn,
zelf voor hun kring een speciale politiek
te gaan toepassen die althans in dien
kring tot beter gevolg leidt. Dat is zeker
niet goed, en het is ook kortzichtig, om
dat ten slotte van die speciale politiek
greotere groepon het slachtoffer kunnen
worden. Maar is'het niet begrijpelijk dat
tnen dien kant wel uitgaat? 't Is trouwens
overal zoo. Zelfs in Duitecliiand, het land
van de gehoorzaamheid van laag en hoog.,
en van den eerbied voor organisatie.
De redactie vraagt dan echter, of de ró-
geering wel voor voldoende voorlichting ge
zorgd heeft.
„Heeft zij de burgemeesters steeds vol
doende ingelicht omtrent de noodzakelijk
heid van goede medewerking aan haar
'voorschriften? En heeft zij ook de burgerij
steeds voldoende van de noodzakelijkheid
en redelijkheid Van die voorschriften door-'
drongen? M. a. w. heeft'zij in breede
lagen een stemming gekweekt van mede
werking, in plaats van zucht tot ontdui
king? Óf zou in deze richting nog iets
kunnen gebeuren?"
GEMEENTERAAD.
Gistermiddag vergaderde de gemeenteraad
onder voorzitterschap van den burgemeester,
Jhr. Mr. Sandherg.
.Aanwezig was de secretaris Wyterna. Afwe
zig waren de hoeren Koen, Sehreuders en
Nagtzaam. -
De gas-kwestie-Veisen.
Mr. BO MANS zegt dat B. en W. uit de vo
rige besprekingen aanleiding gevonden heb
ben. om aan den Raad van Velsen voor te
stellen om de twee door Velsen gevraagde
ontheffingen te verleenen onder voorwaarde
dat die ontheffing duurt zoolang de rantsoe
neering duurt en dat Velsen de overeengeko
men hoeveelheid gas zal blijven afnemen.
De commissie van bijstand in het beheer
der gemeente financiën adviseert, de belan-
sen en winst- en verliesrekeningen over het
dienstjaar 1917 goed te keuren. De ont
vangsten bedragen f 9.801.579.76, uitgaven
bedragen f 9.1,29.698.761/?: vcordeelig slot
f 671.811.001/2.
Goedgekeurd.
B. en W. stellen den Raad ter vaststelling
voor, het le supp. kohier van de plaatselijke
directe belasting, tot een bedrag f 52.444.64
belastbaar inkomen f 1-280.000; aantal aan
slagen 835.
Vasl&ewfeia.
B. en W. advtoeeron te besluiten, den
heer L. "W. Ha velaar, directeur der gemeen-
tewaterietdtng. in functie te laten tot 81
Doe. 1819. Aldus besloten.
Bij de motie Jonckbloedt e.*.: keuring van
toebereide vleeschwaren, met schrijven van
B. en W., legtde heer JONCKBLOEDT twee
zaken uaar voren te brengen: lo. er word en
veel partijen vleeaoh onder het publiek ge
bracht zonder keuring. 2o. Als de verorde
ning niet zoo lastig was voor de winkeliers,
dan zouden zij de keuring wel aanvaarden.
De heor, BRFXJONJE wil verklaren, dat
zijn vertrouwen in de tegenwoordige wijze
van keuring door de gemeente, onverzwakt
is. Aanleiding tot verandering in huiskeu-
ring acht hij dus niet aanwezig Hij denkt
zelfs, dat de winkeliers, wordt de motie van de
heeren Jonckbloedt e.a. aangenomen, en
huisslachting toegestaan, later weer de vo
rige wijze van keuring wenschen terug te
zien. Spr. zegt dat door huiskeuring aan
personeel voor f 6000 zal moeten aangesteld
worden.
De Directeur der keuring vreest, dat de
huiskeuring niet het gewsnechte gevolg wl
hebban, wat men er van verwacht. Wij moe
ten de meerdere last nu aannemen die deze
keuring opbrengt; bet belang der consu
menten gaat boven alles.
De heer POPPE heeft met verbazing ge
hoord, dat men van de gemeentelijke keu
ring wil afgaan. Spr. vindt het een schande,
dat de heer Jonckbloedt zegt: laten wij
de gemeentelijke keuring afschaffen, want
zfj wordt toch veel ontdoken. Hij leest ter
adstructie zijner meening de rapporten voor
uit enkele plaatsen van deskundigen. VaD
een aotie in deze is niets bemerkt; zij
is stiekum gevoerd. De heer Jonckbloedt
moet dan maar één feit noemen die "op open
lijke actie in deze wijst. Spr. treedt verder
in uitvoerige beschouwingen, die den vorm
eener ellenlange redevoering aannemen.
Hij hoopt eindelijk, dat de slachthuiskeu-
ring blijft bestaan in 't belang der volksge
zondheid.
De heer HAGEMEIJER zegt dat het ge
meentebelang in dezen voorop moet staan.
Spr. wil hier alleen spreken over de kern
der kwestie, de beantwoording der vraag:
de keuring die wij keDnen, goed genoeg
voor het behoud van de gezondheid van het
volk? Spr. zegt: absoluut niet. Er wordt van
deskundige zijde verklaard: wij kunnen wel
afkeuren, maar niet goedkeuren. Waarom is
de keuring slecht? Spr. gaat de wijze van keu-
ripg na. Het komt voor, dat een partij vleesch-
•eerst af- en daarna goedgekeurd wordt. Voor
beelden hiervan worden door hem opgesomd.
Als een partij vleesch goedgekeurd wordt,
dan is zij goed en blijft goed. Er is een
rapport van onzen Directeur van 't jaar
1915. Dat is een rapport van nul en geener
waarde. Theoretisch is dit rapport prachtig,
maar wij hebben daar niets aan. Waarom
niet? Omdat het niet aangaat vleesch eerst
af- en daarna weer goed te keuren. De raads
leden moeten begrijpen, dat als een systeem
in de practijk verkeerd werkt, een rapport
dat theoretisch dat systeem goedkeurt, niet
deugt. Het systeem deugt met. "Spr. zegt
dat hij een nieuwe regeling klaar heeft. Hij is
er van overtuigd dat bij kennisname dier
regeling, deze bijval zal vinden. De heer
Jonckbloedt doet het voorkomen, of hij voor
een bepaalde partij werkt, spr. doet dat niet.
De hoer GROENENDAAL kan niet be
grijpen de voordeden der huiskeuring. Hij
begrijpt evenmin, wat de tegenstanders der
gemeentekeuring dan willen. Wij hebben een
keuringsdienst en als die keuringsdienst niet
veel op stap ging, dan zou er nog veel meer
minderwaardig vleesch geconsumeerd wor
den. Hem is het voordeel eener z.g. huis
keuring niet gebleken.
De heer v. LTKMT Is het geheel en al
met de heeren eens die zeggen, dat keuring
In het algemeen belang is. Dit belang wordt
niet gediend door de tegenwoordige keu
ring. Spr. treedt in een beoordeeling van
'het rapport van den Directeur, dat hij aan
critiek onderwerpt en releveert in dit ver
band het feit, dat er winkeliers zijn, die in
maanden geen controleur zien. Het rapport
van den Directeur is ampel door hem bestu
deerd. Hij ziet er een streven in om de
exploitatie zoo gunstig mogelijk te doen
voorkomen.
De heer ELFFfiRS acht de slaclithuiekeu-
ring voor de winkeliers.een uiterst moeilijk
en ondankbaar werk. Wat is er tegen om de
huisslachting ook eens hier te probeeren?
In andere gemeenten kan het slecht gegaan
zyn; er kon wel eens blyken, dat het er
hier goed mee gaat. Hij kan met den heer
Hagemoijer in dezen meegaan.
De heer VISSER is overtuigd, dat lang
niet de helft der vleeschwaren hier in Haar
lem gekeurd worden. In djt verband wijst
spr. op de door hem opgedane ondervinding
als lid eener feestcommissie, waar broodjes
met vleesch aan de kinderen werden ver
strekt.
De heer v. d. KAMP wijst op iets onaange
naams in het rapport van den Directeur van
het Slachthuis. Hij vindt daarin een insinuatie
die hij voor zich had moeten houden. Spr.
geeft zyn stem niet in het belang der win
keliers; ook is er voor hem geen politieke
kant aan. Hij acht huiskeuring veel beter
dan deze keuring.
De VOORZITTER zegt dat deze keuring
eigenlijk tegen de fabrikanten bedosM is.
Z.L wordt dit doel niet zoo goed bereikt door
huiskeuring als door slachthuiskeuring.
Nog worden meerdere inlichtingen door fceq
gegeven over het doel der keuring. Door ded
heer Jonckbloedt is de opmerking gemaakt, dei
er aan de slaohthuiskeuring veel hapert; welnu,
dat is een reden om de keuring nog veel stren
ger te dosn zijn.
De heer VAN LIEMT zegt, dat een strenge
huiskeuring veel beter zal werken. Er wordt hl«T
veel geschermd met steden door den Directeur
in zijn rapport genoemd. Maar in Utrecht is O*
slachthuis-keuring afgeschaft en de huislseurinjg
ingevoerd, die tot aller tevredenheid werkt.
De heer BOMANS is overtuigd, dat de be«
staande keuring in Haarlem niet aan aller ver
wachting voldoet. De Directeur meent, dat zija
ïueening door veel directeuren gesteund worut.
In het rapport van den heer mgemeijer komt
z. L te veel theorie voor.
Het prècusch bezwaar in groote steden
centrale keuring is zeer groot. Eigenaardig viuak
spr. het, dat alle andere etenswaren aan .rrfo-
keuring zijn onderworpen. Afschaffing var.
slaridhüiskeuiing wil hfj niet. Het zwaatXpant
der keuring wewt.Lt hij tf v^pUvdsen naar «n
zeer strenge huiskeuring. Lu dan zou het wel
eens kunnen gebeuren, dat zij, die om huiskeu
ring roepen, weer spoedig er van verlost willen
zijn. Men heeft gezegd: er is veel werk aan
huiskeuring ver benden, maar ook weer niet zoo
veel, als het lijkt. In de practijk zal het er op
neerkomen, dat men vele vieeschverkoopers niet
meer zal behoeven te conüoleeren, maar ande
ren des te meer. Deze keuring moet z. i. worden
afgeschaft en vervangen worden door een huis
keuring.
De heer WENTHOLT wil een amendement
op de motie-Jonckbloedt indienen ter verscher
ping der huiskeuring. Door op deze wijze over
die zaak te Mijven praten, komen wij er niet door
heen.
De heer VAN LIEMT heeft bezwaar tegen
het amendement op de motie. Hij vreest, dat niet
de keuring, maar de motie een paskwil zal
worden.
De heer POPPE wijst er op, dat de voor
stellers der motie-Jonckbloedt het belang der
winkel leis op het oog hebben.
De leer JONCKBLOEDT Üteeft a'ieai be
toogd dat Tie verordening zooals die op het
cjgenblik werkt, met in orde is. Het w.ordt
steeds voorgesteld, alsof al de winkeliers er op
uit zijn te bedriegen en daartegen komt spr. op.
De heer TIMMER krijgt den indruk, dat de
winkeliers kolossale overlast hebben van de toe
gepaste wijze van keuring. Indertijd is door
B. en Wl beloofd, dat er zoo weinig mogelijk,
overlast zou veroorzaakt worden. De aak-
gehaalde voorbeelden in dit debat hebben weinig
indruk op spr. gemaakt, want men heeft ze niet
geïllustreerd en omschreven. Slachthuiskeuring
werkt zeer preventief. Als we hebben een slacht
huiskeuring en krijgen een goede huiskeuring,
dan is de zaak in orde.
De heer HEERKENS THIJSSEN zegt dat
de oplossing door den heer Wentholt een niet te
versmaden oplossing aanbiedt. De motie draagt
op een verandering, een wijziging in dien zin,
dat de commissie de verordening wijzigt zooals
zij wil, onder voorwaarde dat door haar beide
wijzen eener goede keuring in het oog gehouden
wordt.
De heer HAGEMEIJER acht het uit den
booze als men een idee op twee verschillende
wijzen ten uitvoer brengt, wat de heer Wentholt
met zijn motie wil bereiken, is niets nieuws.
De beer HEERKENS THIJSSEN zegt, dat
als het voorstel van den heer Hagemeijer wordt
aangenomen, alle keuring verdwijnt
De heerHAGEMEIJER zegt, de regeling
eener keuring klaar te hebben, de regeling eener
zeer scherpe huiskeuring.
De heer BOMANS gaat niet met het amende
ment mee van den heer Wentholt, want dan zou
het zwaartepunt weer gelegd worden op de
tegenwoordige wijze van keuriiff[. Zijn voorstel
is de eigenlijke keuring door Huiskeuring, de
keuring der bacteriën enz. door de centrale
keuring te laten geschieden.
De heer GROENENDAAL meent dat de
heer Bomaas de ambtenaren van het Slachthuis
onwelwillend gzind is.
De heer BOMANS heeft beweerd,, dat a'8
men beide keuringen aanneemt en vraagt waar
zal het zwaartepunt liggen, hij de ambtenaren
DE WARE.
„Waarom zit u zoo te peinzen?''
„Ik zit niet te peinzen," antwoordde zif.
„U heeft toch zeker in twintig minuten gscn
woord gezegd."
„Ik had ook niets te zeggen."
)>Zegt u altijd niets, als u niets te zeggen
heeft?"
„Altijd."
„Wilt u dan m'n vrouw worden?"
DE INDRUK.
„Wel, kleine Friedel, hoe is je het concert be
vallen?5'
Friedel (die voor het eerst mee is mogen
gaan): „Och arm, oom, die juffrouw! Ik heb
bijna geschreid, want daar was een jonge juf
frouw die verschrikkelijk stond te huilen/omdat
ze de mouwen van haar japon vergeten hadden
en een kellner bonsde toen hard op een piano,
opdat de menschen 'r gehuil nie zouen kunnen
hooren."
21
"j/ T' ®atwporddo de eerste.
;rij zijt zeker de herbergier," hernam
de onbekende, terwijl hij mèt een hand in
den binnenzak van zijn rok tastte.
„Om u te dienen."
„Dan heb ik een brief voor u. Het ie vol
doende zoo gij mij- zegt of gij al'of niet bet
verzoek van den persoon, die u schrijft, wilt
inwilligen."
Denis nam den brief en ging er mee naar
de tafel, waarop een kandelaar stond.
'Nauwelijks liad hij een blik op het papier
geslagen ol' zijn open en vroolijk gelaat
betrok eensklaps.
.Dij ging echter voort met lezen en toen
Jb) geëindigd had gaf Irij den ohbekende een
^ken, dat hij hem spreken wilde; het ge-
jNek, dat wij hier laten volgen, werd door
6lü Luisterend gevoerd.
„Zijt gij de vertrouwde van mevrouw....
van de voormalige markiezin De Viéville?"
vroeg Denis.
„Sedert tien jaren," antwoordde de on
bekende.
„Gij kent dus den inhoud van dezen brief
„Ja."
„Welnu, mijn vriend, er is hier noch voor
de voormalige markiezin De Viéville, noch
voor anderen iets meer in ontvangst te ne
men en gij zoudt uwe reis goed hebben kun
nen uitstellen tot het betere seizoen, of gij
hadt liever in het geheel niet behoeven te
komen, dit zou aan de zaak niets veranderd
hebben."
„Maai- all j (01ïb niet verkocht, geloof
ik; om slechts van iets te spreken, het kas
teel bijv. met zijn aanhoorigheden.
„Goede hemel! Die puinhoop, waarvan ie-
deren dag, hetzij goed of slecht weer, een
stuk invalt! Maar, beste man, waar komt
gij dan toch vandaan, dat gij niet weet, dat
van net kasteel van Saint Révérien niets
moor dein eon hoop steeneri over is?"
„hergeef mij, meester Denis;-men kan
zich vergissen; gaan wij tot iets anders over;
er zijn gronden.
„Waarlijk, nu zijt gij er, mijn beste." ging
Denis op schertsenden toon voort. „Dat zijn
verbazende stukken.gronds !Er groeien niets
op die 'puincn dan s teenen en hoe meer men
er afhaalt hoe meer er komen; 't is een vet
land!"
„Maar de bosschen dan?" hernam de ver
trouwde van de voormalige markiezin De
Viéville. e
„Ha! die staan er nog en als gij niet!
bang zijt om uw laarzen vuil te maken kunt
gij er morgen een wandeling in gaan ma
ken; maar het ia de Staat die er tegenwoor
dig de voordeelen van trekt; gij weet wel
dat deze de laatste jaren heel wat geërfd
heeft."
„Welnu, wat er is, zullen wij nemen: wij
wenschen slechte recht en billijkheid, mees
ter Denis."
'„Dat is zoo klaar als de dag, maar in.dat
geval hebt gij mij niet noodig."
„Ik hoop dat gij mij ten minste de woning
vau den maire, burger Brulard, en van den
notaris Larue, zult wijzen."
„Zeer zeker, kameraad; waart ge slechts
een uur eerder hier gekomen, dan zoudt ge
hen beiden hier, met de ellebogen op do
tafel, hebben aangetroffen, maar ik kan u
wel naar hen laten brengen," hernam Denis
op een toon waaruit bleek, dat hij gaarne
van zijn bezoeker zou ontslagen zijn.
„Ik neem uw voorstel aan. Kan ik vervol
gens hier komen soupeeren en dezen nacht
logies krijgen? ik geloof-niet dat er een an
dere herberg dan de uwe ln het dorp is."
„Dat is zoo, maar dezeu avond is het juist
alsof er Ln.het geheel geen is, want ik heb
slechte één bed en dat is reeds besproken
door dien jonkman, een dorpsgenoot, die zoo
juist van het leger terugkeert.
En Denis wees met de hand naar
die noe altijd in het hoekje van den haard
zat en «oozeer in zijn melancholische ovor-
oeinzingen verdiept was, dat hij geen enkel
woord van het gesprek verstaan had, of
schoon de sprekers nu en dan bijna luid
spraken.
„Als dit hef geval is, Laat mij dan spoedig
brengen, waar ik u gezegd heb dat- tik zijn
moet," antwoordde de bode op ontevrede-D
toon. „Op een van beide plaatsen zal men
misschien wel een bed en een glas wijn voor
mij hebben."
Denis opende de deur van een aangrenzend
vertrek en riep twee- driemaal om een per
soon, die den juist niet alledaagschen naam
van Cascoret droeg.
Na herhaald geroep gaf eindelijk een prut
telende, slaperige kinderstem antwoord: „ik
kom, meeeter!"
Nog geen minuut daarna zag men een klei
nen twaalf-jarigen knaap, wien de guitenstre
ken op het ondeugend gelaat te lezen ston
den, ofschoon zijn oogen nog half gesloten
waren door den Iooden slaap der kinderja-
jaren, uit het kamertje te voorschijn sprin
gen, met zijn buis in de eene, zijn broek in
de andore hand en zijn klompen onder den
arm.
„Irek vlug uw kleeren aau, jongen," zei
Denis, „en breng dan even vlug dezen reizi
ger naar burgor Brulard en daarop raar den-
notaris. Als ge spoedig terug zyt, moogt ge
dadelijk, voor uwe belooning, op blo-nje voe
ten naar bed."
Gascaret trok een leelijk gezicht, tor wij 1
hij met een verwonderlijke boaen-r^nc d zijn
kleeren aanschoot, en i" ®en °ogci,u:ik was
hij gereed om te vortreK Kon.
(Wordt vervolgd).