HIEUW HAtRL C0U1EHJ
Over beeldende kunsten
en kunstnijverheid.
De nagedachtenis eener
raoetier.
DE DAMIAATJES
JACQUES DE BRANCION
eJ
Zaterdag 28 September - Tweede blad
WAT DE PERS ZEGT
FEUILLETON
IV.
Beeldhouwkunst in den eigenlijken zin van
hot woord heeft de oud-Christelijke tijd niet
Voortgebracht. Vrijstaande beelden kwamen
bolden voor en bijna uitsluitend werd beeld
houwwerk toegepast tot versiering van de
'Ijkkisten, de zoogenaamde sarcopliagen. De
'liefs hierop aangebracht zijn verschillend,
'dkwijls in twee rijen boven elkaar en on
derling door zuiltjes gescheiden, bevatten
zo tafreelen uit het leven van Christus en
voorstellingen aan het oude Testament
ontleend, terwijl soms een portretbuste van
den overledene in do versiering werd op
genomen. Het karakter dezer werken was
U't don aard hunner strekking geheel an
ders dan dat der Rómeinsche kunst. Tech-
nisch staan ze veel minder hoog, de figu
ren zijn xiiet zelden onjuist van proportie
en ook de draperie kan niet op een lijn
gesteld worden met die der Grieksclie en
hnmeinsche ^beeideu. Toch kenmerkten ze
zich veelal door duidelijke uitbeelding der
gedachte en devoot karakter.
De bouwkunst zou voornamelijk waar liet
de religieuze gebouwen betrof voor gelieel
andere eischen worden gesteld. De christe
nen hadden behoefte aan groote ruimten
omdat daar alle geloovigeii moesten samen
komen, terwijl de oude tempels voorname
lijk dienden a's woning der goden n daar
door betrekkelijk gering van afmeting wa
zen. De Rómeinsche basiliek of markthal
diende de^ eerste kerken ten voorbeeld, wel
Worden in verband met" de bestemming ver
anderingen aangebracht, docli de hoofdaan-
Icg
van middenschip met zijbeuken werd
gehandhaafd. Was het uitwendige dezer ge
bouwen zeer eenvoudig, van binnen daar-
ontcgen werd aan de versiering bijzondere
''■org brsteed. Het mozaiekwerk (1) bekleed
de hierbij een Voorname plaats. Voor de
Wanden bezigde men kleine stukjes gekleur-
öe steen of glas, welke in den mortel, wer
den gedrukt, de vloeren dekte men met
K te enen platen van verschillende kleur wel
ke tot figuren werden samengevoegd. Daar
do techniek der wandmozaieken een fijne
"^handeling der details niet toeliet, leidde
*o als van zo if tot het aanwenden van
td'oote lijnen waardoor een 'monumentaal en
decoratief geheel werd verkregen. De on
derwerpen waren personen uit de H. Schrift
Ztbnéboeldige voorstellingen terwijl ook
'Y'iaie ornamentmozaikeh werden vervaar:
d:gd. Later kwamen afbeeldingen van heili
gen veei voor en vonden ook portretten
*an bisschoppen en vorstelijke personen, die
&ch ais stichters van kerken hadden ver
geestelijk gemaakt, een plaats.
De triomfboog en het gewelf der kóornis
are de het meestt ot versieren aangewe-
r'n plaatsen. De voorstellingen liier afge-
?Cpld zi,jn met geringe wijzigingen steeds
detzoifde. In de koornis is het hooïdtafreel:
l'h'istus omgeven door de Apostelen en de
Tiger) aan wie de kerk gewijd is, hier-
J°ven is de hand Gods verbeeld, links en
Dichts wordt het tafreel afgesloten door
1 uiboomen als zinnebeelden der pverwin-
onderaan door een fries waarin het
am Gods on twaalf andere lammeren, wei-
voorstelling betrekking heeft op Christus
r" Zijn Apostelen. 'Het hoofdmotief der tri
omfboog is veelal het borstbeeld van Ohris-
'u*, het wordt geflankeerd door de per
soonlijke symbolen der H. evangelisten.
■Bugel of mensch Mattheus; de leeuw
Marcus; rund of offerdier Lucas; dé arend
0= Johannes). Lager zijn de profeten en kerk
leraren afgebeeld en is ook hier een plaats
toebedacht aan de heiligen aan wie de kerk is
«ewijd.
ij Baast de mozaïken verhoogen het rijk behan-
].j'e altaar, de kunstig bewerkte vaatwerken,'
"outers en kruisen van kostbare materialen den
In na. r, laatste kolom, 4e regel is een
jkv.eette uitgevallen. Men gelieve daar te
j'jzen: Napoleon kreeg z'n eerezuil even-
*||s keizer Trajanus en zijn beeld zou even-
3 dat van den Romeinschen imperator de
U'L bekronen.
Onder mozaïek in den algemeenen zin van
let woord, verstaat men de kunst om door samen-
{°eging van verschillend gekleurde lichamen, een
Bguurlijke voorstelling of patroon te vormen.
f-°o vindt men mozaïek in steen, glas, hout, leder
uz. In engeren zin wordt onder mozaïek in den
egel datgene verstaan, tot het vervaardigen
aarvan gekleurde steentjes of glasvloeden wor-
«n gebezigd. De wandversieringen in mozaïek
lVamen in de oud-christelijke kunst tot de
oogste .ontwikkeling. Vele oude Italiaansche
"Tkgebouwen bezitten hiervan thans nog prach-
j'|e voorbeelden. Deze versieringswijze, tot de
c!(,e eeuw aldaar algemeen toegepast, raakte op
li n achtergrond door de opkomst der oud-Ita-
j Uusehc schildersschool van Giotto, die het al-
^sco-sehilderen weder invoerde.
achoonea en verheven aangttfc van het inwendige
dezer Godshuizen.
Schilderwerk vond In de oud Christelijke kerk
wéinig of geen toepassing en ook in de Byzan-
tijnsche stijl worden plastiek en schilderkunst
verdrongen door de fraaie mozaïktechniek waar
mede prachtige resultaten werden bereikt.
Het zou ons te ver voeren dit belangrijk tijd
perk waarin de kunst een zoo schoone taak
nad te vervullen immers ze stond geheel in
dienst van den godsdienst uitvoeriger te be
handelen. Nog verschillende kunstuitingen moet
hier een plaas worden ingeruimd en van deze
is het de «kunst die zich ontwikkelde onder den
invloed van de leer van Mohammed, waaraan
we allereerst onze aandacht zullen schenken.
Gaven de Christelijke godsdienst en de heiden-
sche leer steeds gelegenheid het mensch-figuur
een belangrijke rol te doen vervullen in de beel
dende kunst ,de Maohomedaansche leer, die het
afbeelden van menschen, zooal niet geheel ver
bood, dan toch slechts zeer ongaarne zag,
maakte het ontwikkelen eener eigenlijke beeld-
houw- of schilderkunst onmogelijk. Het gevolg
hiervan was dat in de Mahomedaansche kunst
de ornamentale versiering hoofdzaak werd. Als
nomadenvolk versierden de Arabieren hun tenten
met kleurige tapijten, zij behielden hieruit hun
voorliefde voor kjeurige tapijtachtige versierin
gen en zoo kregen de door hen gestichte gebou
wen als moskeeën en paleizen de prachtige
decoraties die het gemis van het menschbeeld als
versieringsmotief niet doen gevoelen. Hun orna
mentale composities getuigen van groote schep
pingskracht en onbegrensde fantasie, terwijl een
zèer ontwikkeld gevoel voor kleuren zij rnaak-
•ten een weloverwogen gebruik van primaire kleu
ren de bekoorlijkheid verhoogde. Het arabes
ken-ornament, hetwelk bij toepassing door de
Mooren, moresken genoemd wordt, mist symbo
lische of diepere beteekenis en is uitsluitend
ontstaan uit den lust tot orneeren zelf. Opschrif
ten aan den Koran ontleend, waarbij de letter-
teekens tot fraai ornament werden omgewerkt,
moesten hierin voorzien. Men onderscheidt het
Mohammedaansche ornament in Arabisch,
Moórsch, Turksch, Arabisch-Perzisch en Ara-
bisch-Indisch. Het werd gesneden in gips en
daarna gekleurd, vond rijke toepassing in de
weefkunst, in hout-, steen- of glasmozaïek, maar
vooral ook in faience. De faience is niet alleen
beroemd om de prachtige schotels en fantastisch
gevormde vazen, doch ook, en niet minder, om de
faienye-tegels, die de muren overdekten. De rijk
dom der vei'siering vooral van de Moorsche
paleizen, waaronder het Alhambra te Granada
een eerste plaats inneemt, gaat iedere beschrij
ving te boven.
Keeren we echter terug tot het Christendom
en schenken onze aandacht aan de Karolingsche
kunst, - welke samenvalt met de regeering van
Karei den Groote. Van beeldhouw- of schilder
kunst uit keizer Karel's tijd is weinig bewaard
gebleven. Van de schilderkunst dier tijden zou
dan ook weinig bekend zijn, indien niet vele rijk
verlychte handschriften waren bewaard gebleven,
die een overzicht geven van de schilderkunst in
den Karolingschen tijd.
M. v. d. W.
In 1809 was ei' iu liet toenmaals te
Straatsburg in garnizoen liggend 12e regi
ment van de linie een korporaal met name
Peter Pitois uit Morvan in Bourgoadië. Hij
was de dapperste soldaat van het gansche
leger, de eerste op het slagveld en de laat
ste bij het verlaten ervan.
Toen. dit regiment nu eenige maanden la
ter nadat het op de slagvelden van Wag-
ram rijken roem had ingeoogst, zijn zege
vierenden intocht in Straatsburg hield,
bracht men ook dien soldaat, niet gewond,
maai' geboeid in de stad, want hij was vóór
den slag gedeserteerd. De krijgsraad kwam
bijeen.
Hoe is het mogelijk, riep men hem
toe, dat gij, een zoo dapper soldaat, met
het kruis van het legioen van eer op de
borst, het leger zoo schandelijk kondet ver
laten?
Doch die verwondering steeg nog hooger,
toen Pitois antwoordde:
Het berouwt mij nietl
Hij werd ter dood veroordeeld en naar de
gevangenis gebracht.
Midden in den nacht ging de kerkerdeur
open, »Een officier fad binnen, ging naar
hem toe en nam hem bij de hand.
--ik zag u vechten, riep hij, in den slag
bij Austeriitz, en, kom nu in uw laatste uur
als vriend tot u. Open mij uw hart. Hebt gij
mij niets te zeggen?
Dn Peter antwoordde:
Neen.
Geen vaarwel voor uw vader, uw zus
tér?
Mijn vader is gestorven. Een zuster
heb ik nooit gehad I
Voor uw moeder vroeg de vreemdeling
verder.
Ach, apreek dien naam niet uit, riep
Peter opspringend, zoo dikwijls ik hem hoor,
is het mij, als moest ik weenen en weenen
mag toch een man nietl
Gij zijt te'streng,.antwoordde de offi
cier; bij het aandenken aan mijn moeder I
zou ik' mij do tranen niet schamen!
Hoe, gij' bemint uw moeder? O, dan wil
ik ii alles zeggenI Hoort
Sedert ik op de wereld ben, heb ik slechts
een wezen bemind? mijn moeder. Maar die
beminde ik, gelijk gewone menschen niet we
ten te beminnen, niet alles, wat kracht en
leven in mij is, zij was mijn één en mijn
alles. Toen lk soldaat moest worden, bracht
mij de gedachte der scheiding van haar bij
na tot wanhoop. Maar zij riep: „Mijn zoon,
als gij mij liefhebt, doe dan uw plicht Ik
ging dat woord in het hart houdende tot
op dit uur. De plicht van den soldaat is
gehoorzaamheid; ik deed het en vocht als
een leeuw; en wie mij zoo de kogels zag
tegensnellen, placht wel te zeggen: Dat is
een man van plicht en eergevoel 1 Met meer
grond zou hij echter hebbèn kunnen zeg
gen: Dat is een zoon, die zijn moeder Op
recht bemint l Daar kwam een brief, dat
mijn dierbaremoeder ziek was- Ik verzocht
verlof, maar kreeg het niet! Ik weende.
Toen dacht, ik aan het woord: „Mijn zoon,
als gij mij liefhebt, doe dan uw plicht 1"
en ik wischte mijn tranen af. Kort daarop
vernam ik, .dat zij gestorven was; toen ver
loor ik het hoofd. Ik verliet het regiment
om de plaats te zien, waar mijn ïnoeder
begraven ligt.' Dien drang mijns harten kon
ik niet overwinnen; doch waarom?
Hoor?
Wij boeren in de gebergten van Opper-
Bourgondië zijn geringe, eenvoudige men
schen; wij missen het onderwijs en de we
tenschap der stedelingen; in plaats daar
van hebben wij een zeker kinderlijk geloof,
dat misschien wel bijgeloof is- Zulk een al-
gemeene meening is onder andere ook deze,
dat de eerste op den grafheuvel van een
overledene ontspruitende bloem de kracht
bezit, dat, wie haar plukt, zeker kap zijn
dat hij den doode nooit zal vergeten en
door hem nooit vergeten worden. Die bloem
heb ik op het graf mijner moeder willen
plukken. Na een moeilijken»tocht naar mijn
geboorteplaats en na weken lang wachten
zag ik eindelijk, toen juist de eerste zon
nestralen van een schoonen lentedag zich
vertoonden, eên klein bioempje van hemels
blauwe kleur zich openen. Het was eèn ver-
geet-rnij-niet. Ik plukte het en snelde lieen,
-om mij bij het regiment in arrest te geven,
want nu bleef mij niets meer-te wenschen
over! Noem het bijgeloof. Het zij zoo, maar
de herinnering aan mijn moeder dreef mij.
Nadat Pitois den weiwillenden vriend al
les verhaald had, sprak hij nog tot hem:
„Daar ik nu sterven moet, verzoek ik u
nog, mij een liefdedienst te bewijzen.
Die bloem, welke ik op het graf mijjier
moeder geplukt heb met gevaar van mijn
leven, rust ingenaaid op mijn borst. Beloof
mij, dat men ze niet van mijn lichaam zal
nemenI Zij is de band, die mij aan mijn
moeder bindt en moest ik vreezen, dat die
band verscheurd zou worden, dan zou ik
moedeloos sterven I
De onbekende vriend beloofdehet hem
en nam afscheid.
Toen Peter Pitois den volgenden dag reeds
op de gerechtsplaats aangekomen en cok
reeds het doodvonnis voorgelezen was,
deed zich opeens een dof gemompel en daar
op- een luid geschreeuw in de gelederen
der soldaten hooren: „De keizer! Het fa de
keizer 1" Hij wenkte van het paard met
de hand. Pitois werd van zijn banden be
vrijd en in dpn keizer zijn vriend in 'den
kerker herkennende, wierp hij zich wee-
nend voor zijn voeten neer. „Voor uw mis
slag," sprak de. keizer, „hebt gij genoeg
geboet! Ik schenk u de vrijheid, omdat gij
uw moeder zoo hebt liefgehad."
POSTHUMA'S TACTIEK VERLATEN.
Met instemming namen we kennis van het
volgende stukje in het „Huisigiez."
„Halsstarrig heeft minister Posthuma
tot het ei.ndie toe geweigerd, den bóeren
graan Voor eigen gebruik te laten vain hun
oogst.
Er is voor betoogd en geadresseerd; d©
Landbouwmaatschappiien hebben er even
hard op aangedrongen als de Boerenbond.;
hiér was, zondert men die sociaal-dem&cra-
ten uit, eenparigheid van oordeel.
Het gebeurt niet, zei minister Poéthuma
koppig.
En zoo hebben wij beleefd, dat de tactiek
van den minister, die de directeur-gene-
raal van den Landbouw heeft het heel op
het eind van het Pos tli um aniaansch beleid
geopenbaard zijn natuurlijke raadgevers
voorbijging om aan onbevoegd© en ondes
kundige adviseurs het oor te leenen, onder
de boeren levendige en groeiende ontstem
ming heeft'verwekt.
Lage prijzen en inlevering van den oogst
tot den laataten korrel, düt moest dp
boeren verbitteren..
Ieder andier dan Posthuma zou gerede
neerd hebben: wij hebben die boeren hard
noodig; wi.j moeten hen er toe brengen zoo
veel mogelijk te produceeren van hetgeen
voor.onzo nooddruft onmisbaar is; laten wij
dus door verstandige maatregelen de boeren
wfitnen.
Gevolg ia geweest dat niet werd geprodu
ceerd zooveel als geproduceerd had kunnen
zijn en niet ingeleverd wat ingeleverd had
moeten, zijndat de boeren achterhielden
wat zij voor eigen behoefte noodig hadden,
en meer.
Men behoeft dlit niet goed te keuren om
in te zien, dat hetgeen geschiedde 'n natuur
lijk gevolg was vn minister Postluuna's
averechtsche politiek.
Diens opvolger', minister Van IJeselsteij'n,
heeft, blijkens zijn antwoord op vragen van
het Eerst© Kamerlid mr. Van Lanschot, aan'
d'e boeren toegestaan wat dezen met zooveel
aandrang hadden gevraagd en wat het
latente conflict tueecben de landbouwers
en de overheid tot een gelukkig einde brengt.
Wat iedere boer als een natuurlijk recht
beschouwt, wordt hem gelaten.
Eindelijk 1
We besluiten.er uit, dat we een nieuwen
en beteren koers zijn ingeslagen.
1 De overheid heeft zich daardoor het recht
verzekerd, op de volle medewerking der
boeren voortaan te kunnen rekenen.
De volle medewerking in dezen zin, dat
de graanproduct!© tot het hoogst bereikbaar
peil wordt opgevoerd, en dat die boeren er
van afzien, clandestien van hun voorraad
achter te houden..
De boeren-orgahisnties mogen bun, voor
zoover noodig, dien plicht terdege inscher
pen, en de overheid staat nu ook moreel
sterk als zij tegen overtreders met uiterste
gestrengheid optreedt."
HET NIEUWE KABINET EN DE PERS.
„De tijdsomstandigheden maken ons allen
meer -of min gemelijk. Men moet met dien
zielstoestand rekening houden bü het leizen der
beschouwingen, door de pen» aan het nieuwe
Kabinet gewijd. Een goede tactiek had an
ders de pers der oppositie ongetwijfeld ertoe
gebracht, zijn oritiek een beetje in te binden.
Indien men bij het optreden van het ministe
rie vriendelijker ivas geweest, dan had later
een afkeuring grooter indruk gemaakt. Wie
zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich
zacht.
Met alle waardeering van het offer, dat het
eerste Neder 1 andsche elftal bracht en voor de
talenten der mannen, die het bewind aanvaard
den, denken wij niet eraan den dag te prijzen
vóór het avond is. Te ontkennen valt toch
niet, dat de omstandigheden, waaronder het
ministerie optrad, van de nieuwe bewindslie
den een beleid en een kracht vragen, als van
geen Kabinet te.voren werd geëiseht."
Na deze inleidende beschouwing, gaat de
Haagsöhe briefschrijver van de „Tijd" voort:
„De nieuwe bewindslieden zullen niet
kunnen volstaan met hetgeen hun voorgan
gers gaven, zü zullen aan hooger© eischen
moeten voldoen. Het vorig Kabinet had zich
een zekere positie veroverd, vóór de oorlog
kwam. Het ag deze versterkt in de eerste
maanden na den krijg, toen een radeloos
volk alles verwachtte van zijn regeering.
Welk een bewondering was er teen niet
voor mannen als Gort van der. Linden,
Treub, Loudon! Zij werden-toen in breed©
kringen als de redders des vaderlands be
schouwd. Naarmate de lasten door den
langen duur 'drukkender werdenhet buiten
land oms meer moeilijkheden in den weg
legde; de buikriem nauwer moest worden
aangehaald; die voorraden kleiner werden,
wiies ontevredenheid. Men had voor alles,
wat er .gebeurde, oen zondenbok noodig en
men vond dien in de regeering.
Het nieuwe Kabinet treedt oip zender het
aureool, diat de éérst© Augustusdagen, van
1914 om de slapen van het vorige Ministe
rie hadden gevlochten. Het volk heeft het
vertrouwen, dat zijn regeering het redden
kon, verloren. Het is zenuwachtig en over
spannen, prikkelaar en ontevreden. Het is
zocals men wel eens zegt, over zjjn zenu
wen heen. Het wil brood, het wil boter, het
wil vleeaoh, het wil eieren, het wil rijst,
zonder te vragen of het er is. Het roept
om meer geld, meer tractement, meer loon
en krijgt het dit, dan is het ontevredener
dan ooit, omdat helaas het geld-, wtaar niet
is om te koopen, zijn waarde verloor. Het
Kabinet heeft een leeg» schatkist, welke
het vullen moet. In den beginne is erop los
geleefd in de overtuiging, dat de oorlog
niet lang kon duren- Bij velen is toen de
overtuiging gevestigd, diat geld bijzaak was.
Men kon op dien weg niet eindeloos voort
gaan, zonder het land naar een bankroet te
voeren. In den beginne waren er voorraden,
die im. staat stelden, als het eene ontbrak),
het andere te geven.
1 h a ns zjjn die i althuizen leeg en blijven
de schuren ongevuld. Gebrek aan mest
heeft den bodem uitgeput en zijn vrucht
baarheid beperkt. De veestapel, eens Hol
lands glorie, is door voedselgebrek gedund.
Het land van boter en kaas,-melk en eieren
heeft van dit alles niet genoeg meer, ja,
bü'na niets meer voor eigen bevolking.
Waar niet is, verliest de keizer zijn reoht
Het is dus onbillijk, het is onrechtvaardig
o nieuwe Kabinet ook maar scheel aan te
zaen, diat het niets geeft. De honger rede
neert echter niet en de zenuwen nog min
der. Er blijft een breed© schaar, die straks
alle», wat niet naar haar wensoh gebeurt
zal wüten aan het ministerie. Zjj, die klaagt
den, dut het vorig Kabinet hen niet
- b^andeldte, holK.„ W
waohtingen gespannen. Het zal en moet, nu
Posthuma weg is. anders worden. Zij zullen
uit den aard der zaak worden teleurgesteld,
naarmate hun illusiën groot zijn in aantal.
Indien al veel verandert, er zal nog meer bij
het oude blijven. De tijd is nu eenmaal niet
geschikt om het noodgebouw, dat er staat,
lieer te halen om den regen en wind, die er
doorheen spelen, ten einde een nieuw op de
zelfde plaats te stichten. Men zal daarbij
rekening moeten houden met'de psycholo
gie van het volk, dat m©n moeilijk kan ont
nemen. van hetgeen men het ten onrechte
gaf.
Wjj zjjn daarom zeker vol goeden moed,
dat de nieuwe mannen le Herculessen zul
len blijken, die deze tiju vraagt. Met zeker
heid "zeggen, dat zij het Adlen wezen, is ech
ter even dwaas. Zelfs al# zij het zijn, als zij
hün reuzenwerk volbrengen, zullen zij voor
al aan ods ook zeker menigte teleurstelling
bereiden, omdat zij niet alles zullen kun
nen, .wat zij willen. Wij wachten dus af
met goede hoop, maar vooral zonder over
moed."
7 van veraL'
Lastige zigeuners. In het ge
hucht Onna (Land van Vollenhove), was het
Woensdag «bui tengewoqn rumoerig en niet zon
der reden. Reeds geruimen tijd maakten een
troep zigeuners, die met hun woonwagens
nabij Steen wijk verhieven, de streek onveilig,
door een reeks brutale diefstallen.
Donderdag j]., toen het gevreesde volkje
eenige hitten lieten grazen 'op het land van
den landbouwer T. Piest, en zij een inwoner,
die zulks verbood, mishandelden, kwam het tot
een uitbarsting. De gemoederen werden nog
verhit door een bedrog, waarvan zekere E. v.
Dijk het slachtoffer- werd. Deze had met een
der zigeuners een paard geruild, dat een doo-
deljjk gebrek had. wat volgens deskundigen
door het toedienen van een poeder eenigen tijd
was Verborgen gehouden. Nadat de poeder zijn
werking had verricht, viel het paard dood neer.
Van Dijik moest zijn eigen paard terug hebben
en toog er met flinke hulp op uit óm de be
driegers mores te leeren. Gelukkig waren de
mannelijke leden niet thuis en zagen de vrou
wen zich gedwongen het paard aan- Van D'.ik
af te staan.
Rijks- en gemeentepolitie kwamen er bij te
pas en moesten 't eijjenrechtelijk optreden
verbaliseeren.
Dit zal evenwel geen ernstige gevolgen
hebben.
Een poging om vrede te
sluiten. Woensdag schrijft de ..N. R.
Ct." werden we opgescheld tot sen vredes
bijeenkomst in het Vredespaleis Geen kleinig
heid voorwaar! Alle gezanten waren uitgenoo-
digd én de pers 's Middags om 4 uur.
Inderdaad zou met zulk een bijeenkomst het
Vredespaleis aan ziin doel beantwoorden. Maar
No.' 48.28 SEPTEMBER
^MANTISCH VERHAAL UIT DEN TIJD
40 DER fransche REVOLUTIE.
on£.eluLkige mevr. Ferry had een kogel
0, n iu het voorhoofd gekregen, en de
Me en verstijving liater handen be we-
j,'1, mij, dat ïij niet meer leefde,
oen keerde ik- weder naar Hélene terug,
ik zoolang la een korenveld verborgen
0 en terwijl ik mij naaet haar nederzette,
driegde ik wat mij te doen stond.
J'fibK onzinnige plannen gemaakt te
'ijk eü' rï®*5 Jk dat er slechts een rede-
liaille'ijk om mijne zuster bij de
m;- nuineil zoolang zij loopen kon, haar
ph 80'ouders t,e zetten als hare krach-
L hin^611 .^Bg'oput «n eenvoudig rechtuit
r>pfU' j Bet toeval ons iemand deed
en» "ie ons eenig bericht zou lcun-
1 Let omtrent het leger van Condé eu
Tjzonder van-de jagers van Bussi;
dit waa het regiment, waarvan mijn vader
deel uitmaakte.
„Ik vroeg Hélene of zij mij wilde volgen
en zij stond op; of zij niet bevreesd was,
maar zij verzekerde .mij, dat zij met mij
voor niets bang was; ik omhelsde liaar tee-
der en wij gingen terstond op weg.
Na een kwartier uurs loo"pen, kwamen
wij in het boschje, waar wij ons den vori-
gen avond verborgen hadden, en wij von
den er het lijk van onzen koetsier op de
zelfde piaate, waar ons rijtuig gestaan had.
Ik heb altijd geloofd, dat hij op hetzelfde
o ogenblik gtroffen werd a's mevrouw Fer
ry, en dat zijn paarden, door het rumoer van
den strijd geschrikt, aan het hollen waren
gegaan tot de kogels der Fransche soldaten
hen deden neerstorten.
Op geriiigen afstand vaa het boschje be
vonden wij ons weer op denzelfden grooten
weg, dien onze beschermster den vorigën
avond verlaten had, om een schuilplaats
te zoeken.
Deze weg waarop weinige uren geleden
een verwoede strijd plaats vond, was thans
eenzaam en verlaten. Slechts zag men bier
en daar eenige lijken van menschen óp de
velden verspreid ligger-
Wat was e;r van de onzen geworden?
Waren zij verslagen en allen gevangen ge
nomen? Zoo dit het geval niet was, waai'
waren zij dan heengetrokken? Bij gebreke
aan elke inlichting, king ons behoud mis
schien van een geiukkige ingeving hierom
trent af.
Ik bad den goeden God mij deze te geven,
cn wij gingen weder op weg in de richting,
die wij gevolgd zouden hebben, zoo ons
geen hinderpaal in den weg was getreden.
Het kon ongeveer middag zijn, toen ik in
de verte een "spitsen toren en de lage da
ken van een dorp bespeurde.
Dit gezicht gaf mij een weinig nieuwen
moed, waaraan ik groote behoefte had, want
Hélene liep sedert lang niet meer en ik
had het oogenblik reeds voor o-ogen, waar
op ik haai' niet langer zou kunnen dragen.
Ik spande al mijn krachten in en bereik
te eindelijk de eerste huizen van het dorp,
waarvan ik in de verte de daken, half ach
ter het geboomte verscholen, bemerkt had.
De deur van een net gebouwd landhuis
TAILOR SYSTEEM.
Aanstaanden Woensdag, op die ledenvergade
ring van den R.-K. Volksbond, zal de Voorzit
ter, J. A. 'de Lobel, een lezing houden over het
„Taiior Systeem."
Over dit onderwerp moeten al onze mannen
kunnen meepraten, maax vooral de voormannen
der i Vakorganisatie moeten ermede op de
hoogte zijn. Hü dde over een half jaar niet
weet wat het Tailor Systeem" is en er geen
oordeel over kan vellen, is niet bekwaam can
leider van een plaatselijke Vakafdeeling te zijn.
Het Bestuur van den Volksbond vertrouwt
daainom diat de Afdeelingsbeeturen oompleet
aanwezig zullen zijn en anderen zullen aan
sporen deze lezing bü te wonen,
JEUGDORGANISATIE.
Op last van Z. D. H. den Bisschop van Haar
lem is hier opgericht een Commissie voor R.-K.
Jeugdorganisatie, welke Commissie tot taak
heeft de geheel© jeugdoxgansatie te overzien
als één geheel en de samenwerking met de
vakorganisatie, volgens het laatste daarop be
trekking hebbende Bisschoppelijk communique,
tot stand te brengen.
Het is het verlangen van Monseigneur diat
de vereenigingen welke voor de regeling der
Jeugdorganisatie zullen worden opgeroepen,
aan die uituoodiging zullen gevolg geven eu
hare medewerking aa.i bet tot ?tand komen der
regeling zullen verloeren.
O. A. P. D.
AGENDA SOCIËTEIT „ST. BAVO."
Zondag 29 September: Bakkers lil Bi uur.
Dinsdag 1 October; Crisis Middenstand
Bestuur Meubel makers 8 uur Leden.
Bouwvakbond 8 uur.
^*oensdag 2 October; Ledenvergadering
R.-K. Volksbond, Lezing de Lobel „Tailorsy-
steem", 8 uur.
Donderdag 8 October: Rechtskundig Bureau
8 L tot uur Leesgezelschap „Conoord-ia"
8 uur Cursus Kantoorbedienden 8 tot 10
uur «V olks&ang.
Vrjjdag 4 October; Handels-, kantoor- en
W inkel'bed ienden.
Zaterdag 5 October; Gewone zittingen van
8 tot' 9 uur.
stond open, ik trad er binnen en zette mijn
zuster op een stoel neer; ik zelf was op
het punt van vermoeienis te bezwijken.
Een jonge vrouw, die een zeer klein wicht
je op den arm droeg, vroeg mij op zachten
toon, wie wij waren en wat zij voor ons
doen kon.,
In mijn 7/alf Duitsch half Fransch ver
haalde ik haar geheel onze treurige geschie
denis, en ik had de voldoening, dat mijn
verhaal tranen in hare oog-en deed opwellen.
Zij legde haar kind zachtjes in de wieg,
liep toen naar eén nabijzjjnd vertrek, waar-
Tiit zij spoedig terugkeerde met melk, boter,
vruchten en brood, dat zij voor ons op
tafel zetlet met de meest liefderijke uitnoo-
diging, om' een weinig voedsel te gebruiken.
Onder het eten door, deed ik haar eenige
vrage* omtrent de bewegingen van het le
ger, maar zij kon mij geen nadere inlich
tingen geven dan dat men in de omstreken
gevochten had; helaas daar wist ik veel
meer van dan zijl
Toen ik mij door een goeden maaltijd ver
sterkt had, vroeg ik1 Hélene, hoe zij zich
gevoelde. en op haar antwoord dat zij het
zeer goed maakte, stond ik op om te ver
trekken, nam mijne zuster bij de hand -en
naderde met haar onze gastvrouw, om haar
voor hare liefderijke gastvrijheid te bedan
ken.
Zij vroeg mij, waar wij heen wilden gaan;
ik 'antwoordde dat ik het niet wist, V.i*r
zoolang wilde loopen tot ik mijn vader ie-
ruggevouden had.
Opnieuw zag ik twee groote tranen van
ontroering in hare blauwe oogen blinken;
daarop antwoordde zij, dat mijn besluit mijn
moed groote eer aandeed, maar dat zij het
gevaarlijk achtte en mij smeekte om te
wachten tot haai' eohtgenoot, die voor een
paar uur was uitgegaan, zou teruggekeerd
zijn.
„Hij zal u goeden raad geven," zei zij,
„en daar hij burgemeester van deze plaats
is, kan het zeer goed mogelijk zijn, dat
hij iets weet omtrent den marsch van de
legers; maar in alle geval, gelooft mij, ar
me kinderen, het beste is dat gij niet weer
weggaat, voor mijn goede Johan thuis fa."
(Wordt vervolgd).