HIEUW HAtRL C0U1EHJ Over beeldende kunsten en kunstnijverheid. De nagedachtenis eener raoetier. DE DAMIAATJES JACQUES DE BRANCION eJ Zaterdag 28 September - Tweede blad WAT DE PERS ZEGT FEUILLETON IV. Beeldhouwkunst in den eigenlijken zin van hot woord heeft de oud-Christelijke tijd niet Voortgebracht. Vrijstaande beelden kwamen bolden voor en bijna uitsluitend werd beeld houwwerk toegepast tot versiering van de 'Ijkkisten, de zoogenaamde sarcopliagen. De 'liefs hierop aangebracht zijn verschillend, 'dkwijls in twee rijen boven elkaar en on derling door zuiltjes gescheiden, bevatten zo tafreelen uit het leven van Christus en voorstellingen aan het oude Testament ontleend, terwijl soms een portretbuste van den overledene in do versiering werd op genomen. Het karakter dezer werken was U't don aard hunner strekking geheel an ders dan dat der Rómeinsche kunst. Tech- nisch staan ze veel minder hoog, de figu ren zijn xiiet zelden onjuist van proportie en ook de draperie kan niet op een lijn gesteld worden met die der Grieksclie en hnmeinsche ^beeideu. Toch kenmerkten ze zich veelal door duidelijke uitbeelding der gedachte en devoot karakter. De bouwkunst zou voornamelijk waar liet de religieuze gebouwen betrof voor gelieel andere eischen worden gesteld. De christe nen hadden behoefte aan groote ruimten omdat daar alle geloovigeii moesten samen komen, terwijl de oude tempels voorname lijk dienden a's woning der goden n daar door betrekkelijk gering van afmeting wa zen. De Rómeinsche basiliek of markthal diende de^ eerste kerken ten voorbeeld, wel Worden in verband met" de bestemming ver anderingen aangebracht, docli de hoofdaan- Icg van middenschip met zijbeuken werd gehandhaafd. Was het uitwendige dezer ge bouwen zeer eenvoudig, van binnen daar- ontcgen werd aan de versiering bijzondere ''■org brsteed. Het mozaiekwerk (1) bekleed de hierbij een Voorname plaats. Voor de Wanden bezigde men kleine stukjes gekleur- öe steen of glas, welke in den mortel, wer den gedrukt, de vloeren dekte men met K te enen platen van verschillende kleur wel ke tot figuren werden samengevoegd. Daar do techniek der wandmozaieken een fijne "^handeling der details niet toeliet, leidde *o als van zo if tot het aanwenden van td'oote lijnen waardoor een 'monumentaal en decoratief geheel werd verkregen. De on derwerpen waren personen uit de H. Schrift Ztbnéboeldige voorstellingen terwijl ook 'Y'iaie ornamentmozaikeh werden vervaar: d:gd. Later kwamen afbeeldingen van heili gen veei voor en vonden ook portretten *an bisschoppen en vorstelijke personen, die &ch ais stichters van kerken hadden ver geestelijk gemaakt, een plaats. De triomfboog en het gewelf der kóornis are de het meestt ot versieren aangewe- r'n plaatsen. De voorstellingen liier afge- ?Cpld zi,jn met geringe wijzigingen steeds detzoifde. In de koornis is het hooïdtafreel: l'h'istus omgeven door de Apostelen en de Tiger) aan wie de kerk gewijd is, hier- J°ven is de hand Gods verbeeld, links en Dichts wordt het tafreel afgesloten door 1 uiboomen als zinnebeelden der pverwin- onderaan door een fries waarin het am Gods on twaalf andere lammeren, wei- voorstelling betrekking heeft op Christus r" Zijn Apostelen. 'Het hoofdmotief der tri omfboog is veelal het borstbeeld van Ohris- 'u*, het wordt geflankeerd door de per soonlijke symbolen der H. evangelisten. ■Bugel of mensch Mattheus; de leeuw Marcus; rund of offerdier Lucas; dé arend 0= Johannes). Lager zijn de profeten en kerk leraren afgebeeld en is ook hier een plaats toebedacht aan de heiligen aan wie de kerk is «ewijd. ij Baast de mozaïken verhoogen het rijk behan- ].j'e altaar, de kunstig bewerkte vaatwerken,' "outers en kruisen van kostbare materialen den In na. r, laatste kolom, 4e regel is een jkv.eette uitgevallen. Men gelieve daar te j'jzen: Napoleon kreeg z'n eerezuil even- *||s keizer Trajanus en zijn beeld zou even- 3 dat van den Romeinschen imperator de U'L bekronen. Onder mozaïek in den algemeenen zin van let woord, verstaat men de kunst om door samen- {°eging van verschillend gekleurde lichamen, een Bguurlijke voorstelling of patroon te vormen. f-°o vindt men mozaïek in steen, glas, hout, leder uz. In engeren zin wordt onder mozaïek in den egel datgene verstaan, tot het vervaardigen aarvan gekleurde steentjes of glasvloeden wor- «n gebezigd. De wandversieringen in mozaïek lVamen in de oud-christelijke kunst tot de oogste .ontwikkeling. Vele oude Italiaansche "Tkgebouwen bezitten hiervan thans nog prach- j'|e voorbeelden. Deze versieringswijze, tot de c!(,e eeuw aldaar algemeen toegepast, raakte op li n achtergrond door de opkomst der oud-Ita- j Uusehc schildersschool van Giotto, die het al- ^sco-sehilderen weder invoerde. achoonea en verheven aangttfc van het inwendige dezer Godshuizen. Schilderwerk vond In de oud Christelijke kerk wéinig of geen toepassing en ook in de Byzan- tijnsche stijl worden plastiek en schilderkunst verdrongen door de fraaie mozaïktechniek waar mede prachtige resultaten werden bereikt. Het zou ons te ver voeren dit belangrijk tijd perk waarin de kunst een zoo schoone taak nad te vervullen immers ze stond geheel in dienst van den godsdienst uitvoeriger te be handelen. Nog verschillende kunstuitingen moet hier een plaas worden ingeruimd en van deze is het de «kunst die zich ontwikkelde onder den invloed van de leer van Mohammed, waaraan we allereerst onze aandacht zullen schenken. Gaven de Christelijke godsdienst en de heiden- sche leer steeds gelegenheid het mensch-figuur een belangrijke rol te doen vervullen in de beel dende kunst ,de Maohomedaansche leer, die het afbeelden van menschen, zooal niet geheel ver bood, dan toch slechts zeer ongaarne zag, maakte het ontwikkelen eener eigenlijke beeld- houw- of schilderkunst onmogelijk. Het gevolg hiervan was dat in de Mahomedaansche kunst de ornamentale versiering hoofdzaak werd. Als nomadenvolk versierden de Arabieren hun tenten met kleurige tapijten, zij behielden hieruit hun voorliefde voor kjeurige tapijtachtige versierin gen en zoo kregen de door hen gestichte gebou wen als moskeeën en paleizen de prachtige decoraties die het gemis van het menschbeeld als versieringsmotief niet doen gevoelen. Hun orna mentale composities getuigen van groote schep pingskracht en onbegrensde fantasie, terwijl een zèer ontwikkeld gevoel voor kleuren zij rnaak- •ten een weloverwogen gebruik van primaire kleu ren de bekoorlijkheid verhoogde. Het arabes ken-ornament, hetwelk bij toepassing door de Mooren, moresken genoemd wordt, mist symbo lische of diepere beteekenis en is uitsluitend ontstaan uit den lust tot orneeren zelf. Opschrif ten aan den Koran ontleend, waarbij de letter- teekens tot fraai ornament werden omgewerkt, moesten hierin voorzien. Men onderscheidt het Mohammedaansche ornament in Arabisch, Moórsch, Turksch, Arabisch-Perzisch en Ara- bisch-Indisch. Het werd gesneden in gips en daarna gekleurd, vond rijke toepassing in de weefkunst, in hout-, steen- of glasmozaïek, maar vooral ook in faience. De faience is niet alleen beroemd om de prachtige schotels en fantastisch gevormde vazen, doch ook, en niet minder, om de faienye-tegels, die de muren overdekten. De rijk dom der vei'siering vooral van de Moorsche paleizen, waaronder het Alhambra te Granada een eerste plaats inneemt, gaat iedere beschrij ving te boven. Keeren we echter terug tot het Christendom en schenken onze aandacht aan de Karolingsche kunst, - welke samenvalt met de regeering van Karei den Groote. Van beeldhouw- of schilder kunst uit keizer Karel's tijd is weinig bewaard gebleven. Van de schilderkunst dier tijden zou dan ook weinig bekend zijn, indien niet vele rijk verlychte handschriften waren bewaard gebleven, die een overzicht geven van de schilderkunst in den Karolingschen tijd. M. v. d. W. In 1809 was ei' iu liet toenmaals te Straatsburg in garnizoen liggend 12e regi ment van de linie een korporaal met name Peter Pitois uit Morvan in Bourgoadië. Hij was de dapperste soldaat van het gansche leger, de eerste op het slagveld en de laat ste bij het verlaten ervan. Toen. dit regiment nu eenige maanden la ter nadat het op de slagvelden van Wag- ram rijken roem had ingeoogst, zijn zege vierenden intocht in Straatsburg hield, bracht men ook dien soldaat, niet gewond, maai' geboeid in de stad, want hij was vóór den slag gedeserteerd. De krijgsraad kwam bijeen. Hoe is het mogelijk, riep men hem toe, dat gij, een zoo dapper soldaat, met het kruis van het legioen van eer op de borst, het leger zoo schandelijk kondet ver laten? Doch die verwondering steeg nog hooger, toen Pitois antwoordde: Het berouwt mij nietl Hij werd ter dood veroordeeld en naar de gevangenis gebracht. Midden in den nacht ging de kerkerdeur open, »Een officier fad binnen, ging naar hem toe en nam hem bij de hand. --ik zag u vechten, riep hij, in den slag bij Austeriitz, en, kom nu in uw laatste uur als vriend tot u. Open mij uw hart. Hebt gij mij niets te zeggen? Dn Peter antwoordde: Neen. Geen vaarwel voor uw vader, uw zus tér? Mijn vader is gestorven. Een zuster heb ik nooit gehad I Voor uw moeder vroeg de vreemdeling verder. Ach, apreek dien naam niet uit, riep Peter opspringend, zoo dikwijls ik hem hoor, is het mij, als moest ik weenen en weenen mag toch een man nietl Gij zijt te'streng,.antwoordde de offi cier; bij het aandenken aan mijn moeder I zou ik' mij do tranen niet schamen! Hoe, gij' bemint uw moeder? O, dan wil ik ii alles zeggenI Hoort Sedert ik op de wereld ben, heb ik slechts een wezen bemind? mijn moeder. Maar die beminde ik, gelijk gewone menschen niet we ten te beminnen, niet alles, wat kracht en leven in mij is, zij was mijn één en mijn alles. Toen lk soldaat moest worden, bracht mij de gedachte der scheiding van haar bij na tot wanhoop. Maar zij riep: „Mijn zoon, als gij mij liefhebt, doe dan uw plicht Ik ging dat woord in het hart houdende tot op dit uur. De plicht van den soldaat is gehoorzaamheid; ik deed het en vocht als een leeuw; en wie mij zoo de kogels zag tegensnellen, placht wel te zeggen: Dat is een man van plicht en eergevoel 1 Met meer grond zou hij echter hebbèn kunnen zeg gen: Dat is een zoon, die zijn moeder Op recht bemint l Daar kwam een brief, dat mijn dierbaremoeder ziek was- Ik verzocht verlof, maar kreeg het niet! Ik weende. Toen dacht, ik aan het woord: „Mijn zoon, als gij mij liefhebt, doe dan uw plicht 1" en ik wischte mijn tranen af. Kort daarop vernam ik, .dat zij gestorven was; toen ver loor ik het hoofd. Ik verliet het regiment om de plaats te zien, waar mijn ïnoeder begraven ligt.' Dien drang mijns harten kon ik niet overwinnen; doch waarom? Hoor? Wij boeren in de gebergten van Opper- Bourgondië zijn geringe, eenvoudige men schen; wij missen het onderwijs en de we tenschap der stedelingen; in plaats daar van hebben wij een zeker kinderlijk geloof, dat misschien wel bijgeloof is- Zulk een al- gemeene meening is onder andere ook deze, dat de eerste op den grafheuvel van een overledene ontspruitende bloem de kracht bezit, dat, wie haar plukt, zeker kap zijn dat hij den doode nooit zal vergeten en door hem nooit vergeten worden. Die bloem heb ik op het graf mijner moeder willen plukken. Na een moeilijken»tocht naar mijn geboorteplaats en na weken lang wachten zag ik eindelijk, toen juist de eerste zon nestralen van een schoonen lentedag zich vertoonden, eên klein bioempje van hemels blauwe kleur zich openen. Het was eèn ver- geet-rnij-niet. Ik plukte het en snelde lieen, -om mij bij het regiment in arrest te geven, want nu bleef mij niets meer-te wenschen over! Noem het bijgeloof. Het zij zoo, maar de herinnering aan mijn moeder dreef mij. Nadat Pitois den weiwillenden vriend al les verhaald had, sprak hij nog tot hem: „Daar ik nu sterven moet, verzoek ik u nog, mij een liefdedienst te bewijzen. Die bloem, welke ik op het graf mijjier moeder geplukt heb met gevaar van mijn leven, rust ingenaaid op mijn borst. Beloof mij, dat men ze niet van mijn lichaam zal nemenI Zij is de band, die mij aan mijn moeder bindt en moest ik vreezen, dat die band verscheurd zou worden, dan zou ik moedeloos sterven I De onbekende vriend beloofdehet hem en nam afscheid. Toen Peter Pitois den volgenden dag reeds op de gerechtsplaats aangekomen en cok reeds het doodvonnis voorgelezen was, deed zich opeens een dof gemompel en daar op- een luid geschreeuw in de gelederen der soldaten hooren: „De keizer! Het fa de keizer 1" Hij wenkte van het paard met de hand. Pitois werd van zijn banden be vrijd en in dpn keizer zijn vriend in 'den kerker herkennende, wierp hij zich wee- nend voor zijn voeten neer. „Voor uw mis slag," sprak de. keizer, „hebt gij genoeg geboet! Ik schenk u de vrijheid, omdat gij uw moeder zoo hebt liefgehad." POSTHUMA'S TACTIEK VERLATEN. Met instemming namen we kennis van het volgende stukje in het „Huisigiez." „Halsstarrig heeft minister Posthuma tot het ei.ndie toe geweigerd, den bóeren graan Voor eigen gebruik te laten vain hun oogst. Er is voor betoogd en geadresseerd; d© Landbouwmaatschappiien hebben er even hard op aangedrongen als de Boerenbond.; hiér was, zondert men die sociaal-dem&cra- ten uit, eenparigheid van oordeel. Het gebeurt niet, zei minister Poéthuma koppig. En zoo hebben wij beleefd, dat de tactiek van den minister, die de directeur-gene- raal van den Landbouw heeft het heel op het eind van het Pos tli um aniaansch beleid geopenbaard zijn natuurlijke raadgevers voorbijging om aan onbevoegd© en ondes kundige adviseurs het oor te leenen, onder de boeren levendige en groeiende ontstem ming heeft'verwekt. Lage prijzen en inlevering van den oogst tot den laataten korrel, düt moest dp boeren verbitteren.. Ieder andier dan Posthuma zou gerede neerd hebben: wij hebben die boeren hard noodig; wi.j moeten hen er toe brengen zoo veel mogelijk te produceeren van hetgeen voor.onzo nooddruft onmisbaar is; laten wij dus door verstandige maatregelen de boeren wfitnen. Gevolg ia geweest dat niet werd geprodu ceerd zooveel als geproduceerd had kunnen zijn en niet ingeleverd wat ingeleverd had moeten, zijndat de boeren achterhielden wat zij voor eigen behoefte noodig hadden, en meer. Men behoeft dlit niet goed te keuren om in te zien, dat hetgeen geschiedde 'n natuur lijk gevolg was vn minister Postluuna's averechtsche politiek. Diens opvolger', minister Van IJeselsteij'n, heeft, blijkens zijn antwoord op vragen van het Eerst© Kamerlid mr. Van Lanschot, aan' d'e boeren toegestaan wat dezen met zooveel aandrang hadden gevraagd en wat het latente conflict tueecben de landbouwers en de overheid tot een gelukkig einde brengt. Wat iedere boer als een natuurlijk recht beschouwt, wordt hem gelaten. Eindelijk 1 We besluiten.er uit, dat we een nieuwen en beteren koers zijn ingeslagen. 1 De overheid heeft zich daardoor het recht verzekerd, op de volle medewerking der boeren voortaan te kunnen rekenen. De volle medewerking in dezen zin, dat de graanproduct!© tot het hoogst bereikbaar peil wordt opgevoerd, en dat die boeren er van afzien, clandestien van hun voorraad achter te houden.. De boeren-orgahisnties mogen bun, voor zoover noodig, dien plicht terdege inscher pen, en de overheid staat nu ook moreel sterk als zij tegen overtreders met uiterste gestrengheid optreedt." HET NIEUWE KABINET EN DE PERS. „De tijdsomstandigheden maken ons allen meer -of min gemelijk. Men moet met dien zielstoestand rekening houden bü het leizen der beschouwingen, door de pen» aan het nieuwe Kabinet gewijd. Een goede tactiek had an ders de pers der oppositie ongetwijfeld ertoe gebracht, zijn oritiek een beetje in te binden. Indien men bij het optreden van het ministe rie vriendelijker ivas geweest, dan had later een afkeuring grooter indruk gemaakt. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Met alle waardeering van het offer, dat het eerste Neder 1 andsche elftal bracht en voor de talenten der mannen, die het bewind aanvaard den, denken wij niet eraan den dag te prijzen vóór het avond is. Te ontkennen valt toch niet, dat de omstandigheden, waaronder het ministerie optrad, van de nieuwe bewindslie den een beleid en een kracht vragen, als van geen Kabinet te.voren werd geëiseht." Na deze inleidende beschouwing, gaat de Haagsöhe briefschrijver van de „Tijd" voort: „De nieuwe bewindslieden zullen niet kunnen volstaan met hetgeen hun voorgan gers gaven, zü zullen aan hooger© eischen moeten voldoen. Het vorig Kabinet had zich een zekere positie veroverd, vóór de oorlog kwam. Het ag deze versterkt in de eerste maanden na den krijg, toen een radeloos volk alles verwachtte van zijn regeering. Welk een bewondering was er teen niet voor mannen als Gort van der. Linden, Treub, Loudon! Zij werden-toen in breed© kringen als de redders des vaderlands be schouwd. Naarmate de lasten door den langen duur 'drukkender werdenhet buiten land oms meer moeilijkheden in den weg legde; de buikriem nauwer moest worden aangehaald; die voorraden kleiner werden, wiies ontevredenheid. Men had voor alles, wat er .gebeurde, oen zondenbok noodig en men vond dien in de regeering. Het nieuwe Kabinet treedt oip zender het aureool, diat de éérst© Augustusdagen, van 1914 om de slapen van het vorige Ministe rie hadden gevlochten. Het volk heeft het vertrouwen, dat zijn regeering het redden kon, verloren. Het is zenuwachtig en over spannen, prikkelaar en ontevreden. Het is zocals men wel eens zegt, over zjjn zenu wen heen. Het wil brood, het wil boter, het wil vleeaoh, het wil eieren, het wil rijst, zonder te vragen of het er is. Het roept om meer geld, meer tractement, meer loon en krijgt het dit, dan is het ontevredener dan ooit, omdat helaas het geld-, wtaar niet is om te koopen, zijn waarde verloor. Het Kabinet heeft een leeg» schatkist, welke het vullen moet. In den beginne is erop los geleefd in de overtuiging, dat de oorlog niet lang kon duren- Bij velen is toen de overtuiging gevestigd, diat geld bijzaak was. Men kon op dien weg niet eindeloos voort gaan, zonder het land naar een bankroet te voeren. In den beginne waren er voorraden, die im. staat stelden, als het eene ontbrak), het andere te geven. 1 h a ns zjjn die i althuizen leeg en blijven de schuren ongevuld. Gebrek aan mest heeft den bodem uitgeput en zijn vrucht baarheid beperkt. De veestapel, eens Hol lands glorie, is door voedselgebrek gedund. Het land van boter en kaas,-melk en eieren heeft van dit alles niet genoeg meer, ja, bü'na niets meer voor eigen bevolking. Waar niet is, verliest de keizer zijn reoht Het is dus onbillijk, het is onrechtvaardig o nieuwe Kabinet ook maar scheel aan te zaen, diat het niets geeft. De honger rede neert echter niet en de zenuwen nog min der. Er blijft een breed© schaar, die straks alle», wat niet naar haar wensoh gebeurt zal wüten aan het ministerie. Zjj, die klaagt den, dut het vorig Kabinet hen niet - b^andeldte, holK.„ W waohtingen gespannen. Het zal en moet, nu Posthuma weg is. anders worden. Zij zullen uit den aard der zaak worden teleurgesteld, naarmate hun illusiën groot zijn in aantal. Indien al veel verandert, er zal nog meer bij het oude blijven. De tijd is nu eenmaal niet geschikt om het noodgebouw, dat er staat, lieer te halen om den regen en wind, die er doorheen spelen, ten einde een nieuw op de zelfde plaats te stichten. Men zal daarbij rekening moeten houden met'de psycholo gie van het volk, dat m©n moeilijk kan ont nemen. van hetgeen men het ten onrechte gaf. Wjj zjjn daarom zeker vol goeden moed, dat de nieuwe mannen le Herculessen zul len blijken, die deze tiju vraagt. Met zeker heid "zeggen, dat zij het Adlen wezen, is ech ter even dwaas. Zelfs al# zij het zijn, als zij hün reuzenwerk volbrengen, zullen zij voor al aan ods ook zeker menigte teleurstelling bereiden, omdat zij niet alles zullen kun nen, .wat zij willen. Wij wachten dus af met goede hoop, maar vooral zonder over moed." 7 van veraL' Lastige zigeuners. In het ge hucht Onna (Land van Vollenhove), was het Woensdag «bui tengewoqn rumoerig en niet zon der reden. Reeds geruimen tijd maakten een troep zigeuners, die met hun woonwagens nabij Steen wijk verhieven, de streek onveilig, door een reeks brutale diefstallen. Donderdag j]., toen het gevreesde volkje eenige hitten lieten grazen 'op het land van den landbouwer T. Piest, en zij een inwoner, die zulks verbood, mishandelden, kwam het tot een uitbarsting. De gemoederen werden nog verhit door een bedrog, waarvan zekere E. v. Dijk het slachtoffer- werd. Deze had met een der zigeuners een paard geruild, dat een doo- deljjk gebrek had. wat volgens deskundigen door het toedienen van een poeder eenigen tijd was Verborgen gehouden. Nadat de poeder zijn werking had verricht, viel het paard dood neer. Van Dijik moest zijn eigen paard terug hebben en toog er met flinke hulp op uit óm de be driegers mores te leeren. Gelukkig waren de mannelijke leden niet thuis en zagen de vrou wen zich gedwongen het paard aan- Van D'.ik af te staan. Rijks- en gemeentepolitie kwamen er bij te pas en moesten 't eijjenrechtelijk optreden verbaliseeren. Dit zal evenwel geen ernstige gevolgen hebben. Een poging om vrede te sluiten. Woensdag schrijft de ..N. R. Ct." werden we opgescheld tot sen vredes bijeenkomst in het Vredespaleis Geen kleinig heid voorwaar! Alle gezanten waren uitgenoo- digd én de pers 's Middags om 4 uur. Inderdaad zou met zulk een bijeenkomst het Vredespaleis aan ziin doel beantwoorden. Maar No.' 48.28 SEPTEMBER ^MANTISCH VERHAAL UIT DEN TIJD 40 DER fransche REVOLUTIE. on£.eluLkige mevr. Ferry had een kogel 0, n iu het voorhoofd gekregen, en de Me en verstijving liater handen be we- j,'1, mij, dat ïij niet meer leefde, oen keerde ik- weder naar Hélene terug, ik zoolang la een korenveld verborgen 0 en terwijl ik mij naaet haar nederzette, driegde ik wat mij te doen stond. J'fibK onzinnige plannen gemaakt te 'ijk eü' rï®*5 Jk dat er slechts een rede- liaille'ijk om mijne zuster bij de m;- nuineil zoolang zij loopen kon, haar ph 80'ouders t,e zetten als hare krach- L hin^611 .^Bg'oput «n eenvoudig rechtuit r>pfU' j Bet toeval ons iemand deed en» "ie ons eenig bericht zou lcun- 1 Let omtrent het leger van Condé eu Tjzonder van-de jagers van Bussi; dit waa het regiment, waarvan mijn vader deel uitmaakte. „Ik vroeg Hélene of zij mij wilde volgen en zij stond op; of zij niet bevreesd was, maar zij verzekerde .mij, dat zij met mij voor niets bang was; ik omhelsde liaar tee- der en wij gingen terstond op weg. Na een kwartier uurs loo"pen, kwamen wij in het boschje, waar wij ons den vori- gen avond verborgen hadden, en wij von den er het lijk van onzen koetsier op de zelfde piaate, waar ons rijtuig gestaan had. Ik heb altijd geloofd, dat hij op hetzelfde o ogenblik gtroffen werd a's mevrouw Fer ry, en dat zijn paarden, door het rumoer van den strijd geschrikt, aan het hollen waren gegaan tot de kogels der Fransche soldaten hen deden neerstorten. Op geriiigen afstand vaa het boschje be vonden wij ons weer op denzelfden grooten weg, dien onze beschermster den vorigën avond verlaten had, om een schuilplaats te zoeken. Deze weg waarop weinige uren geleden een verwoede strijd plaats vond, was thans eenzaam en verlaten. Slechts zag men bier en daar eenige lijken van menschen óp de velden verspreid ligger- Wat was e;r van de onzen geworden? Waren zij verslagen en allen gevangen ge nomen? Zoo dit het geval niet was, waai' waren zij dan heengetrokken? Bij gebreke aan elke inlichting, king ons behoud mis schien van een geiukkige ingeving hierom trent af. Ik bad den goeden God mij deze te geven, cn wij gingen weder op weg in de richting, die wij gevolgd zouden hebben, zoo ons geen hinderpaal in den weg was getreden. Het kon ongeveer middag zijn, toen ik in de verte een "spitsen toren en de lage da ken van een dorp bespeurde. Dit gezicht gaf mij een weinig nieuwen moed, waaraan ik groote behoefte had, want Hélene liep sedert lang niet meer en ik had het oogenblik reeds voor o-ogen, waar op ik haai' niet langer zou kunnen dragen. Ik spande al mijn krachten in en bereik te eindelijk de eerste huizen van het dorp, waarvan ik in de verte de daken, half ach ter het geboomte verscholen, bemerkt had. De deur van een net gebouwd landhuis TAILOR SYSTEEM. Aanstaanden Woensdag, op die ledenvergade ring van den R.-K. Volksbond, zal de Voorzit ter, J. A. 'de Lobel, een lezing houden over het „Taiior Systeem." Over dit onderwerp moeten al onze mannen kunnen meepraten, maax vooral de voormannen der i Vakorganisatie moeten ermede op de hoogte zijn. Hü dde over een half jaar niet weet wat het Tailor Systeem" is en er geen oordeel over kan vellen, is niet bekwaam can leider van een plaatselijke Vakafdeeling te zijn. Het Bestuur van den Volksbond vertrouwt daainom diat de Afdeelingsbeeturen oompleet aanwezig zullen zijn en anderen zullen aan sporen deze lezing bü te wonen, JEUGDORGANISATIE. Op last van Z. D. H. den Bisschop van Haar lem is hier opgericht een Commissie voor R.-K. Jeugdorganisatie, welke Commissie tot taak heeft de geheel© jeugdoxgansatie te overzien als één geheel en de samenwerking met de vakorganisatie, volgens het laatste daarop be trekking hebbende Bisschoppelijk communique, tot stand te brengen. Het is het verlangen van Monseigneur diat de vereenigingen welke voor de regeling der Jeugdorganisatie zullen worden opgeroepen, aan die uituoodiging zullen gevolg geven eu hare medewerking aa.i bet tot ?tand komen der regeling zullen verloeren. O. A. P. D. AGENDA SOCIËTEIT „ST. BAVO." Zondag 29 September: Bakkers lil Bi uur. Dinsdag 1 October; Crisis Middenstand Bestuur Meubel makers 8 uur Leden. Bouwvakbond 8 uur. ^*oensdag 2 October; Ledenvergadering R.-K. Volksbond, Lezing de Lobel „Tailorsy- steem", 8 uur. Donderdag 8 October: Rechtskundig Bureau 8 L tot uur Leesgezelschap „Conoord-ia" 8 uur Cursus Kantoorbedienden 8 tot 10 uur «V olks&ang. Vrjjdag 4 October; Handels-, kantoor- en W inkel'bed ienden. Zaterdag 5 October; Gewone zittingen van 8 tot' 9 uur. stond open, ik trad er binnen en zette mijn zuster op een stoel neer; ik zelf was op het punt van vermoeienis te bezwijken. Een jonge vrouw, die een zeer klein wicht je op den arm droeg, vroeg mij op zachten toon, wie wij waren en wat zij voor ons doen kon., In mijn 7/alf Duitsch half Fransch ver haalde ik haar geheel onze treurige geschie denis, en ik had de voldoening, dat mijn verhaal tranen in hare oog-en deed opwellen. Zij legde haar kind zachtjes in de wieg, liep toen naar eén nabijzjjnd vertrek, waar- Tiit zij spoedig terugkeerde met melk, boter, vruchten en brood, dat zij voor ons op tafel zetlet met de meest liefderijke uitnoo- diging, om' een weinig voedsel te gebruiken. Onder het eten door, deed ik haar eenige vrage* omtrent de bewegingen van het le ger, maar zij kon mij geen nadere inlich tingen geven dan dat men in de omstreken gevochten had; helaas daar wist ik veel meer van dan zijl Toen ik mij door een goeden maaltijd ver sterkt had, vroeg ik1 Hélene, hoe zij zich gevoelde. en op haar antwoord dat zij het zeer goed maakte, stond ik op om te ver trekken, nam mijne zuster bij de hand -en naderde met haar onze gastvrouw, om haar voor hare liefderijke gastvrijheid te bedan ken. Zij vroeg mij, waar wij heen wilden gaan; ik 'antwoordde dat ik het niet wist, V.i*r zoolang wilde loopen tot ik mijn vader ie- ruggevouden had. Opnieuw zag ik twee groote tranen van ontroering in hare blauwe oogen blinken; daarop antwoordde zij, dat mijn besluit mijn moed groote eer aandeed, maar dat zij het gevaarlijk achtte en mij smeekte om te wachten tot haai' eohtgenoot, die voor een paar uur was uitgegaan, zou teruggekeerd zijn. „Hij zal u goeden raad geven," zei zij, „en daar hij burgemeester van deze plaats is, kan het zeer goed mogelijk zijn, dat hij iets weet omtrent den marsch van de legers; maar in alle geval, gelooft mij, ar me kinderen, het beste is dat gij niet weer weggaat, voor mijn goede Johan thuis fa." (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 17