.„HE HAARL tSllRsSJ VAN OVERAL JACQUES DE BRANCION Over beeldende kunsten en kunstnijverheid. De nagedachtenis eener DE DAMIAATJES .aterdag 28 September - Tweede blad i it, moeder. WAT DE PERS ZEGT FEUILLETON schoenen en verheven aaagÜK van het inwendige dézer Godshuizen. Schilderwerk vond in de oud Christelijke kerk weinig of geen toepassing en ook in de Byzan- tijnscne stijl worden plastiek en schilderkunst verdrongen door de fraaie mozaïktechniek waar mede prachtige resultaten werden bereikt. Het zou ons te ver voeren dit belangrijk tijd perk waarin de kunst een zoo schoöne taak had te vervullen immers ze stond geheel in dienst van den godsdienst uitvoeriger te be handelen. Nog verschillende kunstuitingen moet hier een plaas worden ingeruimd en van deze is het de kunst die zich ontwikkelde onder den Invloed van de leer van Mohammed, waaraan we allereerst onze aandacht zullen schenken. Gaven de Christelijke godsdienst en de heiden- sche leer steeds gelegenheid het mensch-figuur een belangrijke rol te doen vervullen in de beel dende kunst ,de Maohomedaansche leer, die het afbeelden van menschen, zooal niet geheel ver bood, dan toch slechts zee,r ongaarne zag, maakte het ontwikkelen eener eigenlijke beeld houw- of schilderkunst onmogelijk. Het gevolg hiervan was dat in de Mahomedaansche kunst de ornamentale versiering hoofdzaak werd. Als nomadenvolk versierden de Arabieren hun tenten met kleurige tapijten, zij behielden hieruit hun voorliefde voor kleurige tapijtachtige versierin gen en zoo kregen de door hen gestichte gebou wen als moskeeën en paleizen de prachtige decoraties die het gemis van het menschbeeld als versieringsmotief niet doen gevoelen. Hun orna mentale composities getuigen van groote schep pingskracht en onbegrensde fantasie, terwijl een zeer ontwikkeld gevoel voor kleuren zij maak ten een weloverwogen gebruik van primaire kleu ren de bekoorlijkheid verhoogde. Het arabes ken-ornament, hetwelk bij toepassing door de Mooren, moresken genoemd wordt, mist symbo lische of diepere beteekenis en is uitsluitend ontstaan uit den lust tot orneeren zelf. Opschrif ten aan den Koran ontleend, waarbij de letter- teekens tot fraai ornament werden omgewerkt, moesten hierin voorzien. Men onderscheidt het Mohammedaansche ornament in Arabisch, Moorsch Turksch, Arabisch-Perzisch en Ara- biscli-Inaisch. Het werd gesneden in gips en daarna gekleurd, vond rijke toepassing in de weefkunst, in hout-, steen- of glasmozaïek, maar vooral ook in faience. De faienge is niet alleen beroemd om de prachtige schotels en fantastisch gevormde vazen, doch ook, en niet minder, om de faienge-tegels, die de muren overdekten. De rijk dom der versiering vooral van de Moorsche paleizen, waaronder het Alhambra te Granada een eerste plaats Inneemt, gaat iedere beschrij ving te boven. Keeren we echter „terug tot het Christendom en schenken onze aandacht aan de Karolingsche kunst, welke samenvalt met de regeering van Karei den Groote. Van beeldhouw- of schilder kunst uit keizer Karel's tijd is weinig bewaard gebleven. Van de schilderkunst dier tijden zou dan ook weinig hekend zijn, indien niet vele rijk verluchte handschriften waren bewaard gebleven, die een overzicht geven van de schildericunst in den Karolingschen tijd. M. v. W. !1Ü' g<V In no. 3 laatste kolom, 4e regel is een geSeette. uitgevallen. Men gelieve daar te lezen: Napoleon kreeg z'n eerezuil even ts keizer Trajanus en zijn beeld zou even als dat van den Romeiruschen imperator de Suil bekronen. 1) Onder mozaïek in den algemeenen zin van l'et woord, verstaat men de kunst om door samen voeging van verschillend gekleurde lichamen, een figuurlijke voorstelling of patroon te vormen, ^oo vindt men mozaïek in steen, glas, hout, leder enz. In engeren zin wordt onder mozaïek in den regel datgene verstaan, tot het vervaardigen' daarvan gekleurde steentjes of glasvloeden wor den gebezigd. De wandversieringen in mozaïek Kwamen in de oud-christelijke kunst tot de jiQOgste ontwikkeling. Vele oude Italiaansche Kerkgebouwen bezitten hiervan thans nog prach- l'ge voorbeelden. Deze versieringswijze, tot de 13e eeuw aldaar algemeen toegepast, raakte op ?en achtergrond door de opkomst der oud-Ita- 'aansche schildersschool van Giotto, die het al- hesco-schilderen weder invoerde. En Peter, antwoordde: Neen. Geen vaarwel voor uw, vader, uw zus ter?, zoki ik ndf 'de tranen niet schamen! Romantisch verhaal uit den tijd R, it li»! IV. Beeldhouwkunst in den eigenlijken zin van het woord heeft de oud-Ohristelijke tijd niet voortgebracht. Vrijstaande beelden kwamen Zelden voor en bijna uitsluitend werd beeld houwwerk toegepast tot versiering van de lijkkisten, de zoogenaamde sarcophagen. De reliefs hierop aangebracht zijn verschillend, dikwijls in twee rijen boven elkaar en on derling door zuiltjes gescheiden, bevatten ze tafreelen uit het leven van Christus en voorstellingen aan het oude Testament ontleend, terwijl soms een portretbuste van tien overledene in de versiering werd op genomen. Het karakter dezer weiken was uit den aard hunner strekking geheel^ an dere dan dat der Romeinsche kunst. Tech nisch staan ze veel minder hoog, de figu ren zijn niet zelden onjuist van proportie en ook de draperie kan niet op een lijn gesteld worden met die der Grieksche en iiomeinsche beelden. Toch kenmerkten ze zich veelal door duidelijke uitbeelding der gedachte en devoot karakter. De bouwkunst zou voornamelijk waar het de religieuze gebouwen betrof voor geheel andere eischen worden gesteld. De christe nen hadden behoefte aan groots ruimten omdat daar alle geloovigen moesten samen komen, terwijl de oude tempels voorname lijk dienden als .woning der goden en daar door betrekkelijk gering van afmeting wa ren. De Romeinsche basiliek of markthal diende de eerste kerken ten voorbeeld, wel Werden in verband met de bestemming ver anderingen aangebracht, doch de hoofdaan- leg van middenschip met zijbeuken werd gehandhaafd. Was het uitwendige dezer ge bouwen zeer eenvoudig, van binnen daar entegen werd aan de versiering bijzondere 'zorg'besteed. Het mozaïekwerk (1) bekleed de hierbij een voorname plaats. Voor de Wanden bezigde men kleine stukjes gekleur de steen of glas, welke in den mortel wer- I den gedrukt, de vloeren dekte men met 1 steerien platen van verschillende kleur wel- 1 ke tot figuren werden samengevoegd. Daar 1 de techniek der wandmozaieken een fijne I behandeling der details niet toeliet, leidde Ze als van zelf tot het aanwenden van groote lijnen waardoor een monumentaal en decoratief geheel werd verkregen. De on derwerpen waren personen uit de H. Schrift °f zinnebeeldige voorstellingen terwijl ook fraaie ornamentmozaiken werden vervaar digd. Later kwamen afbeeldingen van heili gen veel voor en vonden ook portretten ^an bisschoppen en vorstelijke personen, die Zich a's stichters van kerken hadden ver dienstelijk gemaakt, een plaats. De triomfboog en het gewelf der koornis Ware de het meestt ot' versieren aangewe- IZen plaateen. De voorstellingen hier afge beld zijn met geringe wijzigingen steeds fcetzclfde. In de koornis is liet hoofdtafreel: Christus omgeven door de Apostelen en de heiligen aan Wie de kerk g-ewijd is, hier boven is de hand Gods verbeeld, links en •"echts wordt het tafreel afgesloten door Palmboomcn a'.s zinnebeelden der overwin ning, onderaan door een fries waarin het lam Gods en twaalf andere lammeren, wel ke voorstelling betrekking heeft op Christus en Zijn Apostelen. Het hoofdmotief der tri omfboog is veelal het borstbeeld van Chris tus, het wordt geflankeerd door de per soonlijke symbolen der H. Evangelisten. (Engel of mensch Mattheus; de leeuw Marcus; rund"of offerdier Lucas; de arend Johannes). Lager zijn de profeten en kerk leraren afgebeeld én is ook hier een plaats toebedacht aan de heiligen aan wie de kerk is gewijd. Naast de mozaïken verhoogen het rijk behan delde altaar, de kunstig bewerkte vaatwerken, luchters en kruisen van kostbare materialen den 30 iel :ot ui- br. ee .at- dig ad. tel» <cn 35- 3l6 ie)- jert Ia 180b was er ia het toenmaals te Straatsburg in garnizoen liggend 12e regi ment van de linie een korporaal met name Peter Pitois uit Morvan in Bourgondië. Hij was de dapperste soldaat van het gansche leger, de eerste op het slagveld en de laat ste bij het veriaten ervan. Toen dit regiment nu eenige maanden la ter nadat het op de slagvelden van iWag ram 'rijken roem had ingeoogst, zijn zege vierenden intocht in Straatsburg hield, bracht .men ook dien soldaat, niet gewond, maai- geboeid in de stad, want hij was vóór vden slag gedeserteerd. De krijgsraad kwam bijeen. Hoe is het mogelijk, riep men hem toe, dat gij, een zoo dapper soldaat, met het kruis van het legioen van eer op de borst, het leger zoo schandelijk kondet ver iaten? Doch die verwondering steeg nog hooger, toen Pitois antwoordde: Het berouwt mij nietl Hij werd ter dood veroordeeld en naar de gevangenis gebracht. Midden in den nacht ging de kerkerdeur open, eken officier trad binnen, ging naar hem toe en nam hem bij de hand. Ik zag u vechten, riep hij, in den slag bij Austeriitz, en kom nu in uw laatste uur als vriend tot u. Open mij uw hart. Hebt gij mij niets te zeggen? Mijn vader is gestorven. JBen zuster heb ik nooit gehad Voor uw moeder? vroeg de vreemdeling verder. Ach, spreek dien naam niet uit, riep Peter opspringend, zoo dikwijls ik hem hoor, is het mij, als moest ik weenen en weenen mag toch een man niet! Gij zijt te atreng, antwoordde de offi cier; bij het aandenken aan mijn moeder Hoe, gff bemint uw moeder? O, dan wil ik' u alle» zeggen! Hoor! Sedert iüc op de wereld ben, heb ik slechts een wezen bemind, mijn moeder. Maar die beminde Ik, gelijk gewone menschen niet we ten te beminnen, met alles, wat kracht en leven in mij is, zij was mijn één en mijn alles. Toen ik soldaat moest worden, bracht mij de gedachte der scheiding van haar bij na tot wanhoop. Maar zij riep: „Mijn zoon, als gij mij liefhebt, doe dan uw plicht!" Ik ging dat woord in het hart houdende tot op dit uur. De plicht van den soldaat is gehoorzaamheid; ik deed het en vocht als een leeuw; en wie mij zoo de kogels zag tegensnellen, placht wel te zeggen: Dat is een man van plicht en eergevoelMet meer grond zou hij echter hebben kunnen zeg gen: Dat is een zoon, die zijn moeder op recht bemint! Daar kwam een brief, dat mijn dierbare moeder ziek was. Ik verzocht verlof, maar kreeg het niet! Ik weende. Toen dacht ik aan het woord: „Mijn zoon, als gij mij liefhebt, doe dan uw plicht!" en ik wischte mijn tranen af. Kort daarop vernam ik, dat zij gestorven was; toen ver loor ik het hoofd. Ik verliet het regiment om de plaats te zien, waar mijn imoeder begraven Ligt. Dien drang mijns harten kon ik niet overwinnen; doch waarom? Hoor? "Wij boeren in de gebergten van Opper- Bourgondië zijn geringe, eenvoudige men schen; wij missen het onderwijs en de we tenschap der stedelingen; in plaats daar van hebben wij een zeker kinderlijk geloof, dat misschien wel bijgeloof is- Zulk een al- gemeene meening is onder andere ook deze, dat de eerste op den grafheuvel van een overledene ontspruitende bloem de kracht bezit, dat, wie haar plukt, zeker kan zijn dat hij den doode nooit zal vergeten en door hem nooit vergeten worden. Die bloem heb' ik op het graf mijner moeder willen, plukken. Na een moeilijken tocht naar mijn geboorteplaats en na weken lang wachten zag ik eindelijk, toen juist de eerste zon nestralen van een schoonen lentedag zich vertoonden, een klein bloempje van hemels blauwe kleur zich-openen. Het was een ver- geerimifniet. Ik plukte het en snelde heen, om mij bij het regiment in arrest te geven, want nu bleef mij niets meer te wenschen over! Noem het bijgeloof. Het zij zoo, maar de herinnering aan mijn moeder dreef mij. Nadat Pitois den weiwillenden vriend al les verhaald had, sprak hij nog tot hem: „Daar ik nu sterven moet, verzoek ik u nog, mij een liefdedienst te bewijzen. Die bloem, welke ik op het graf mijner moeder geplukt heb met gevaar van mijn leven, rust ingenaaid op mijn borst. Beloof mij, dat mep. ze niet van mijn lichaam aal nemen 1 Zij is de band, die mij aan mijn moeder bindt en moest ik vreezen, dat 'die band verscheurd zou wordèn, dan zou ik moedeloos stervenI De onbekende vriend beloofde het hem en nam afscheid. Toen Peter Pitois den volgenden dag reeds op de gerechtsplaats aangekomen en ook reeds het doodvonnis voorgelezen was, deed zich opeens een dof gemompel en daar op een luid geschreeuw in de gelederen der soldaten hoeren: „De keizer! Het is de keizer!'AHij wenkte van het paard met de hand. Pitois werd van zijn banden be vrijd en in den keizer zijn vriend- in 'den kerker herkennende, wierp hij zich wee- nend voor zijn voeten neer. „Voor uw misu sing," sprak de keizer, „hebt gij genoeg geboet! Ik schenk u de vrijheid, omdat gij uw moeder zoo hebt liefgehad Gevolg is geweest dat niet werd geprodu ceerd zooveel als geproduceerd had kunnen zijn en niet ingeleverd wat ingeleverd had moeiten zijn; dat de boeren achterhielden wat zij voor eigen behoefte noodig haddien, en meer. Men behoeft dit» niet goed te keuren om in te zien, dat hetgeen geschiedde 'n natuur lijk gevolg was vu minister Posthuma's avereohtsche politiek. 'Diens opvolger, minister Van IJsselsteijn, heeft, Blijkens zijn antwoord op vragen van het Eerste Kamerlid mr. Van Lanschot, aan de boeren toegestaan wat dezen met zooveel aandrang hadden gevraagd en wat het latente conflict, tuss-chen die landbouwers en de overheid tot een gelukkig eind© brengt. Wat iedere boer als een natuurlijk recht beschouwt, wordt hem gelaten» .Eindelijk I We besluiten er uit, dat we een nieuwen en beteren koers zijn ingeslagen. De overheid heeft zich daardoor het recht verzekerd, op de volle medewerking der boeren voortaan te kunnen rekenen. De volle medewerking in dezen zin, dat de graanproduetie tot bet hoogst bereikbaar peil wordt opgevoerd, en dat die boeren er van afzien, clandestien van hun voorraad achter te houden. De boeren-organisaties mogen hun, voor zoover noodig, dien plicht terdege inscher pen, en de overheid staat nu ook moreel sterk als zij tegen overtreders met uiterste gestrengheid optreedt." HET NIEUWE KABINET EN DE PERS. „De tijdsomatandligheden maken ons allen meer of min gemelijk. Men moet met dien zielstoestand rekening houden bii het lezen der beschouwingen, door de pers aan het nieuwe Kabinet gewijd. Een goed© tactiek had an ders de pers der oppositie ongetwijfeld ertoe gebracht, zijn oritiek éeri beetje in te binden. Indien men bij het optreden van het ministe rie vriendelijker was geweest, dan had later een afkeuring grooter indruk gemaakt. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich waohtingen gespannen. Het zal en moet, nu Posthutna weg is. anders worden. Zij zullen uit den aard der zaak worden teleurgesteld, naarmate hun illusiën groot zijn in aantal. Indien al veel verandert, er zal nog meer bij het oude blijven. De tijd is nu eenmaal niet geschikt om het noodgebouw, dat er staat, neer te halen om den regen en wind, die er doorheen spelen, ten einde een nieuw op de zelfde plaats te stichten. Men zal daarbij rekening moeten houden met de psycholo gie van het volk, dat men moeilijk kan ont nemen, van hetgeen men het ten onrechts gaf. Wij zijn daarom zeker, vol goeden moed, dat de nieuwe mannen le Herculessen zul len blijken, die deze tijjf vraagt. Met- zeker heid zeggen, dat zü het billen wezen, is ech ter even dwaas. Zelfs al* zij liet zün. als zij hun reuzenwerk volbrengen, zullen zü voor al aan ons ook zeker menigte teleurstelling bereiden, omdat zü niet alles zullen kun nen, wat zü willen. Wü wachten dus af met goede hoop, maar vooral zonder over. moed." POSTHUMA'S TACTIEK VEElfvïEN. Met instemming namen we kennis van het, volgende «tukje in bet „Huisgez." „Halsstarrig heeft minister Poethuma tot het einde toe geweigerd, dien boeren graan voor eigen gebruik te laten van hun oogst. Er is voor betoogd en geadresseerd; de Landbouwmaatschappijen hebben er even hard op aangedrongen als de Boerenbond; hier was, zondert men de sociaal-democra ten uit, eenparigheid van oordeel. Het gebeurt niet, zei minister P asthum a koppig. En zoo hébben wü beleefd, dat de tactiek Van den minister, die die directeur-gene raal van den Landbouw heeft het heel op het eind van het Posthu.maniaaiisoh beleid geopenbaard zijn natuurlijke raadgevers voorbijging om aan onbevoegde en ondes kundige adviseurs het oor te leenen, onder de boeren levendige en groeiende ontstem ming heeft verwekt. Lage prijzen en inlevering van dien oogst tot den laatsiten korrel,dit moest de boeren verbitteren. Ieder andter dan Posthuma zou gerede neerd hebben: wij hebben de boeren hard noodig: wij moeten hen er toe brengen zoo veel mogelijk te produceeren van betgeen voor onze nooddruft onmisbaar ia; laten wü dus door verstandige maatregelen de boeren winnen. Met alle waardeering van het offer, dat het eerste Nederlandsche elftal bracht en voor de talenten der mannen, die het bewind aanvaard den, denken wü niet eraan den dag te prijzen, vóór het avondia. Te ontkennen valt toch niet, dat de omstandigheden, waaronder het ministerie optrad, van de nieuwe bewindslie den een beleid en een kracht vragen, als van geen Kabinet te voren werd geëischt." Na deze inleidende beschouwing, gaat de Haaigsohe briefschrijver van de „Tijd" voort: „De nieuwe bewindslieden zullen niet kunnen volstaan met hetgeen hrun voorgan ger» gaven, zü zullen aan hoogere eischen moeten'voldoen. Het vorig Kabinet had zich een zekere positie veroverd, vóór de oorlog kwaim. Het ag deze versterkt in de eerste maanden na den krijg, toen een radleloos volk alle» verwachtte van zün regeering. Welk een bewondering w.as er toen niet voor mannen als Cert van dér Linden, Treub, Loudon I Zü werden toen in breede kringen als de redder» dös vaderlands be schouwd. Naarmate de lasten door den langen duur drukkender werdenhet buiten land ons meer moeilijkheden in den weg legde; de buikriem nauwer moest worden aangehaald; die voorraden kleiner werden, wies ontevredenheid!. hLen had voor alles, wat er gebeurde, een. rondenbok pioodrgi en men vond dien in de .regeering. Het nieuwe Kabinet treedt op zonder het aureool, diat de eerste Augustusdagen van 1914 om d© slapen van het vorige Ministe rie hadden gevlochten. Het volk heeft het vertrouwen, dat zün regeering het redden kon, verloren. Het is zenuwaehtig en over spannen, prikkelaar en ontevreden. Het is zooals men wel eens zegt, over zün zenu wen heen. Het wil brood, het wij boter, het wil vleasoh, het wil eieren, het wil rijst, zonder te vragen of het gr ia. Het roept om meer geld, meer traotement, meer loon en krijgt het dit, dan is het ontevredener dan ooit, omdat helaas het geld, waar niet is om te koopen, riin waarde verloor. Het Kabinet heeft een leege schatkist, welk» het vullen moet. In dien beginne is erop los geleefd in de overtuiging, dat de oorlog niet lang kon duren. Bij velen is toen de overtuiging gevestigd, diat geld bijzaak was. Men kon op dien weg niet eindeloos voort gaan, zonder het land naar een bankroet te voeren. In den. beginne waren er voorraden, die in staat stelden, als het eene ontbrak, het andere te geven.- Thans zijn de rakhuizen leeg en blijven de schuren ongevuld. Gebrek aan meet heeft den bodem uitgeput en zün vrucht baarheid beperkt. De veestapel, eens Hol lands glorie, is door voedselgebrek gedund. Het land vam boter en kaaa, melk en eieren beeft van dit alles niet genoeg meer, ja, bijna niets meer voor eigen bevolking Waar niet ie, verliest de keizer rijn recht. Het is dus onbillijk, het is onrechtvaardig, net nieuwe Kabinet ook maar scheel aan te fclen, diat het niets geeft. Do honger rede neert eohter niet en de zenuwen nog min der. Er blüft een breedte schaar, die straks alles, wat niet naar haar wensoh gebeurt zal wijten aan het ministerie. Zü, die klaagt den, dat het vorig Kabinet hen niet goed behandelde. Rebben thans hoog hun ver- Lastige zigeuners- In het ge- huoht Onna (I-and van Vollenibove), was het Woensdag buitengewoqn rumoerig en niet zon der reden. Reeds geruimen tijd maakten een troep zigeuner®,, die met hun woonwagens nabü Steenwijk verbleven, de streek onveilig, door een reeks brutale diefstallen. Donderdag jl., toen het gevreesde volkje eenige hitten lieten grazen op het land van den landbouwer T. Piest, en zü een inwoner, die zulks verbood, mishandelden, kwam het tot een uitbarsting. De gemoederen werden nog verhit door een bedrog, waarvan zekere E. v. Dü'k het slachtoffer werd. Deze had met een der zigeuners een paard geruild, dat eer. doo- delijk gebrek had» wat volgens deskundigen door het toedienen van een poeder eenigen tiid was verborgen gehouden. Nadat de poeder zijn werking had verricht, viel het paard dood neer. Va® Dü'k "moest zijn eigen paard terug hebben en toog er met flinke hulp op uit om de be driegers mores te leeren. Gelukkig waren die mannelijke leden niet thuis en zagen de vrou wen zich gedwongen het paard aan Van Dijk af te staan. Rijks- en gemeentepolitie kwamen er bij te pas en moesten 't eigenrechtelijk optreden verba Liseeren. Dit zal evenwel geen ernstige gevolg :n hebben. Een poging om vrede te sluiten. Woenedag schrijft de .,N. R- Ct." werden we opgescheld tot sen vredes bijeenkomst in bet Vredespaleis. Geen kleinig heid voorwaar! Alle gezanten waren uitgenoo- digd én de pers 's Middags om 4 uur. Inderdaad zou met ziulk een bijeenkomst, het Vredespaleis aan zün doel beantwoorden. Maae No. 48. 28 SEPTEMBER. 'CU DER FRANSCHE REVOLUTIE. .He ongelukkige mevr. Ferry had een kogel ?Mden in het voorhoofd gekregen, en de j*°Ude en verstijvingharer handen bewe» mjj, dat zij niet meer leefde. 'J!oen keerde ik weder naar Hélene terug, ik zoolang in een korenveld verborgen 0?d> en terwijl ik mij naast haar nederzette, erlegde ik wat mij te doen stond. twintig onzinnige plannen gemaakt te i. óben, dacht ik dat er slechts een rede ly was, namelijk om mijne zuster bij de (w *d te nemen zoolang zij loopen kon, haar W^ljn schouders te zetten als hare krach - •e waren uitgeput en eenvoudig rechtuit Wü0Pea, tot het toeval ons iemand deed •tJdöeten, die ons eenig bericht zou kun- k faven omtrent het leger van Gondé en Uüt bijzonder van de jagers van Bussi; dit w,as het regiment, waarvan mijn vader deel uitmaakte. „Ik vroeg Hólene of zij mij wilde volgen en zij stond op; of zij niet bevreesd was, maar zij verzekerde mij, dat zij met mij voor niet» bang was; ik omhelsde haar tee- der en wij gingen terstond op weg. Na een kwartier uure loopen, kwamen wij in het boschje, waar wij ons den vori- fen ayond verborgen hadden, en wij von- en er hat lijk van onzen koetsier op de zelfde plaats, waar ons rijtuig gestaan had. Ik heb altijd geloofd, dat hij op hetzelfde oogenblik getroffen werd ais mevrouw Fer ry, en dat zijn paarden, door het rumoer van den strijd geschrikt, aan het hollen waren gegaan tot de kogels der Fransche soldaten hen deden neerstorten. Op geringen afstand van hét boschje be vonden wij ons weer op denzelfden grooten weg, dien onze beschermster den vorigen avond verlaten had, om een schuilplaats te zoeken. Deze weg waarop weinige uren geleden een verwoede strijd plaats vond, was thans eenzaam ën verlaten. Slechts zag men hier en daar eenige lijken van menscliei. op de velden verspreid ligg0-^- Wat was e;r van de onzen geworden? Waren zij verslagen en aden gevangen ge nomen? Zoo dit het geval niet ,was, waai' waren zij dan heengetrokken? Bij gebreke aan elke inlichting, hing ons behoud mis schien van een gelukkige ingeving hierom trent af. Ik bad den goeden God mij deze te geven, en wij gingen weder op weg in de richting, die wij gevolgd zouden hebben, zoo ons geen hinderpaal in den weg was getreden. Het kon ongeveer middag zijn, toen ik in de verte een spitsen toren en.de lage da ken van een dorp bespeurde. Dit gezicht gaf mij een weinig nieuwen moed, waaraan ik groote behoefte had, want Hélene liep sedert lang niet meer en ik had het oogenblik reeds voor oogen, Waar op ik haar niet langer zou kunnen dragen. Ik spande al mijn krachten in en bereik te eindelijk de eerste huizen van het dorp, waarvan ik in de verte de daken, half ach ter het geboomte verscholen, bemerkt had. De deur van een net gebouwd landhuis TAILOR SYSTEEM. Aanstaanden Woenedag, op de ledenvergade ring van den R.-K. Volksbond, zal ds'Voorrit- ter, J. A. de Lobel, een lezing houden over het „TaiiJor Systeem." Over dit onderwerp moeten; al onze mannen kunnen meepraten, maar vooral de voormannen der Vakorganisatie moeten ermede op de hoogte rijn. Hij die over een half jaar niet weet wat het Tailor Systeem", ia en er geen oordeel over kan vellen, ia niet bekwaam cm leider van een plaatselijke Vaiafdeelingi te zijn- Het Bestuur van den Volksbond vertrouwt daarom diat de Afdeelingebesturen compleet aanwezig zullen rijn en anderen zullen aan sporen deze lering bü te wonen. JEUGDORGANISATIE. Op last van Z. D. H. den Bisschop van Haar» lem is hier opgericht een Commissie voor R.-K. Jeugdorganisatie, welke Commissie tót taak heeft de geheele jeugdorganaatie te overzien als één geheel en de samenwerking met d» vakorganisatie, volgen» het laatste daarop be trekking hebbende Bisschoppelijk communiqué, tot «tand te brengen. Het is het verlangen van Monseigneur dat de vereenigingen welke voor de regeling der Jeugdorganisatie zullen worden opgeroepen, aan die uitnoodiging zullen gevolg geven ca hare medewerking aan Let tot ?tarid komen der regeling zullen ver! oen en. O. A. P. D. AGENDA SOCIËTEIT „8T. BAVO." Zondag 29 September: Bakkers 12J4 uur. Dinsdag 1 October: Crisis Middenstand Bestuur Meubelmakers 8 uur Leden Eouwvakbond 8 uur. Woensdag 2 October t Ledenvergadering R.-K. Volksbond, Lezing de Lobel „Tailorsy- steam", 8 uur. Donderdag 8 October: Rechtskundig Bureaii 8 X tot 9y2 uur Leesgeaelsohap „Conoordia" 8 uur Cursus Kantoorbedienden 8 tot 10 uur Volkszang, Vrüdag 4 October: Handels-, kantoor- en W inkelbadienden. Zaterdag 8 October: Gewone zittingen van 8 tot 9 tuur. stond, open, ik trad er binnen en zette mijn zuster op een stoel neer; ik zelf was op het punt van vermoeienis te bezwijken. Een jonge vrouw, die een zeer klein wicht je op .den arm droeg, vroeg mij op zachten toon, wie wij waren en wat zij voor ons doen kon. In mijn -óalf üuitsch half Fjjansch ver haalde ik haar geheel onze .treurige geschie denis, en ik had de voldoening, dat mijn verhaal tranen in hare oogen deed opwellen. Zij legde haai' kind zachtjes in" de wieg, liep toen naai- een nabü'zijnd vertrek, waar- Hit zij spoedig terugkeerde met melk, boter, vruchten en brood, dat zij voo-r ons op tafel zette met de meest liefderijke uitnoo diging, om een weinig voedsel te gebruiken. Onder het eten door, deed ik haar eenige vragen omtrent de bewegingen van het le ger, maar zij kon mij geen nadere inlich tingen geven dan dat men in de omstreken gevochten had; helaas daar wist ik veel meer van dan zij! Toen ik mij door een goeden maaltijd ver sterkt had, vroeg ik Hélene, hoe zij zich gevoelde, en, op naar antwoord dat zij het zeer goed maakte, stond ik op om te ver trekken, nam mijne zuster bij de hand en naderde met haar onze gastvrouw, om haar voor hare liefderijke gastvrijheid te bedan ken. Zij vroeg mij, waar wij heen wilden gaan; ik antwoordde dat ik het niet wist, pu-ar zoolang wilde loopen tot ik mijn vader te ruggevonden had.. Opnieuw zag ik twee groote tranen van ontroering In hare blauwe oogen blinken daarop antwoordde tij, dat mijn besluit mijn moed groote eer aandeed, maar dat zjj het gevaarlijk aohtte en mij smeekt» om te wachten tot haar echtgenoot, die voor een paar uur was uitgegaan, zou teruggekeerd zijn. „Hij zal u goeden raad geven," aei zij, „en daar hij' burgemeester van deze plaats is, kan het teer goed mogelijk zijn, dat hij iets weet omtrent den marsoh van da legers; maar in alle geval, gelooft mij, ar me kinderen, het beste is dat gij niet weer weggaat, voor mijn goede Johan thuis is (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 5