.„HE HAARL tSllRsSJ
VAN OVERAL
JACQUES DE BRANCION
Over beeldende kunsten
en kunstnijverheid.
De nagedachtenis eener
DE DAMIAATJES
.aterdag 28 September - Tweede blad
i
it,
moeder.
WAT DE PERS ZEGT
FEUILLETON
schoenen en verheven aaagÜK van het inwendige
dézer Godshuizen.
Schilderwerk vond in de oud Christelijke kerk
weinig of geen toepassing en ook in de Byzan-
tijnscne stijl worden plastiek en schilderkunst
verdrongen door de fraaie mozaïktechniek waar
mede prachtige resultaten werden bereikt.
Het zou ons te ver voeren dit belangrijk tijd
perk waarin de kunst een zoo schoöne taak
had te vervullen immers ze stond geheel in
dienst van den godsdienst uitvoeriger te be
handelen. Nog verschillende kunstuitingen moet
hier een plaas worden ingeruimd en van deze
is het de kunst die zich ontwikkelde onder den
Invloed van de leer van Mohammed, waaraan
we allereerst onze aandacht zullen schenken.
Gaven de Christelijke godsdienst en de heiden-
sche leer steeds gelegenheid het mensch-figuur
een belangrijke rol te doen vervullen in de beel
dende kunst ,de Maohomedaansche leer, die het
afbeelden van menschen, zooal niet geheel ver
bood, dan toch slechts zee,r ongaarne zag,
maakte het ontwikkelen eener eigenlijke beeld
houw- of schilderkunst onmogelijk. Het gevolg
hiervan was dat in de Mahomedaansche kunst
de ornamentale versiering hoofdzaak werd. Als
nomadenvolk versierden de Arabieren hun tenten
met kleurige tapijten, zij behielden hieruit hun
voorliefde voor kleurige tapijtachtige versierin
gen en zoo kregen de door hen gestichte gebou
wen als moskeeën en paleizen de prachtige
decoraties die het gemis van het menschbeeld als
versieringsmotief niet doen gevoelen. Hun orna
mentale composities getuigen van groote schep
pingskracht en onbegrensde fantasie, terwijl een
zeer ontwikkeld gevoel voor kleuren zij maak
ten een weloverwogen gebruik van primaire kleu
ren de bekoorlijkheid verhoogde. Het arabes
ken-ornament, hetwelk bij toepassing door de
Mooren, moresken genoemd wordt, mist symbo
lische of diepere beteekenis en is uitsluitend
ontstaan uit den lust tot orneeren zelf. Opschrif
ten aan den Koran ontleend, waarbij de letter-
teekens tot fraai ornament werden omgewerkt,
moesten hierin voorzien. Men onderscheidt het
Mohammedaansche ornament in Arabisch,
Moorsch Turksch, Arabisch-Perzisch en Ara-
biscli-Inaisch. Het werd gesneden in gips en
daarna gekleurd, vond rijke toepassing in de
weefkunst, in hout-, steen- of glasmozaïek, maar
vooral ook in faience. De faienge is niet alleen
beroemd om de prachtige schotels en fantastisch
gevormde vazen, doch ook, en niet minder, om de
faienge-tegels, die de muren overdekten. De rijk
dom der versiering vooral van de Moorsche
paleizen, waaronder het Alhambra te Granada
een eerste plaats Inneemt, gaat iedere beschrij
ving te boven.
Keeren we echter „terug tot het Christendom
en schenken onze aandacht aan de Karolingsche
kunst, welke samenvalt met de regeering van
Karei den Groote. Van beeldhouw- of schilder
kunst uit keizer Karel's tijd is weinig bewaard
gebleven. Van de schilderkunst dier tijden zou
dan ook weinig hekend zijn, indien niet vele rijk
verluchte handschriften waren bewaard gebleven,
die een overzicht geven van de schildericunst in
den Karolingschen tijd.
M. v. W.
!1Ü'
g<V
In no. 3 laatste kolom, 4e regel is een
geSeette. uitgevallen. Men gelieve daar te
lezen: Napoleon kreeg z'n eerezuil even
ts keizer Trajanus en zijn beeld zou even
als dat van den Romeiruschen imperator de
Suil bekronen.
1) Onder mozaïek in den algemeenen zin van
l'et woord, verstaat men de kunst om door samen
voeging van verschillend gekleurde lichamen, een
figuurlijke voorstelling of patroon te vormen,
^oo vindt men mozaïek in steen, glas, hout, leder
enz. In engeren zin wordt onder mozaïek in den
regel datgene verstaan, tot het vervaardigen'
daarvan gekleurde steentjes of glasvloeden wor
den gebezigd. De wandversieringen in mozaïek
Kwamen in de oud-christelijke kunst tot de
jiQOgste ontwikkeling. Vele oude Italiaansche
Kerkgebouwen bezitten hiervan thans nog prach-
l'ge voorbeelden. Deze versieringswijze, tot de
13e eeuw aldaar algemeen toegepast, raakte op
?en achtergrond door de opkomst der oud-Ita-
'aansche schildersschool van Giotto, die het al-
hesco-schilderen weder invoerde.
En Peter, antwoordde:
Neen.
Geen vaarwel voor uw, vader, uw zus
ter?,
zoki ik ndf 'de tranen niet schamen!
Romantisch verhaal uit den tijd
R,
it
li»!
IV.
Beeldhouwkunst in den eigenlijken zin van
het woord heeft de oud-Ohristelijke tijd niet
voortgebracht. Vrijstaande beelden kwamen
Zelden voor en bijna uitsluitend werd beeld
houwwerk toegepast tot versiering van de
lijkkisten, de zoogenaamde sarcophagen. De
reliefs hierop aangebracht zijn verschillend,
dikwijls in twee rijen boven elkaar en on
derling door zuiltjes gescheiden, bevatten
ze tafreelen uit het leven van Christus en
voorstellingen aan het oude Testament
ontleend, terwijl soms een portretbuste van
tien overledene in de versiering werd op
genomen. Het karakter dezer weiken was
uit den aard hunner strekking geheel^ an
dere dan dat der Romeinsche kunst. Tech
nisch staan ze veel minder hoog, de figu
ren zijn niet zelden onjuist van proportie
en ook de draperie kan niet op een lijn
gesteld worden met die der Grieksche en
iiomeinsche beelden. Toch kenmerkten ze
zich veelal door duidelijke uitbeelding der
gedachte en devoot karakter.
De bouwkunst zou voornamelijk waar het
de religieuze gebouwen betrof voor geheel
andere eischen worden gesteld. De christe
nen hadden behoefte aan groots ruimten
omdat daar alle geloovigen moesten samen
komen, terwijl de oude tempels voorname
lijk dienden als .woning der goden en daar
door betrekkelijk gering van afmeting wa
ren. De Romeinsche basiliek of markthal
diende de eerste kerken ten voorbeeld, wel
Werden in verband met de bestemming ver
anderingen aangebracht, doch de hoofdaan-
leg van middenschip met zijbeuken werd
gehandhaafd. Was het uitwendige dezer ge
bouwen zeer eenvoudig, van binnen daar
entegen werd aan de versiering bijzondere
'zorg'besteed. Het mozaïekwerk (1) bekleed
de hierbij een voorname plaats. Voor de
Wanden bezigde men kleine stukjes gekleur
de steen of glas, welke in den mortel wer-
I den gedrukt, de vloeren dekte men met
1 steerien platen van verschillende kleur wel-
1 ke tot figuren werden samengevoegd. Daar
1 de techniek der wandmozaieken een fijne
I behandeling der details niet toeliet, leidde
Ze als van zelf tot het aanwenden van
groote lijnen waardoor een monumentaal en
decoratief geheel werd verkregen. De on
derwerpen waren personen uit de H. Schrift
°f zinnebeeldige voorstellingen terwijl ook
fraaie ornamentmozaiken werden vervaar
digd. Later kwamen afbeeldingen van heili
gen veel voor en vonden ook portretten
^an bisschoppen en vorstelijke personen, die
Zich a's stichters van kerken hadden ver
dienstelijk gemaakt, een plaats.
De triomfboog en het gewelf der koornis
Ware de het meestt ot' versieren aangewe-
IZen plaateen. De voorstellingen hier afge
beld zijn met geringe wijzigingen steeds
fcetzclfde. In de koornis is liet hoofdtafreel:
Christus omgeven door de Apostelen en de
heiligen aan Wie de kerk g-ewijd is, hier
boven is de hand Gods verbeeld, links en
•"echts wordt het tafreel afgesloten door
Palmboomcn a'.s zinnebeelden der overwin
ning, onderaan door een fries waarin het
lam Gods en twaalf andere lammeren, wel
ke voorstelling betrekking heeft op Christus
en Zijn Apostelen. Het hoofdmotief der tri
omfboog is veelal het borstbeeld van Chris
tus, het wordt geflankeerd door de per
soonlijke symbolen der H. Evangelisten.
(Engel of mensch Mattheus; de leeuw
Marcus; rund"of offerdier Lucas; de arend
Johannes). Lager zijn de profeten en kerk
leraren afgebeeld én is ook hier een plaats
toebedacht aan de heiligen aan wie de kerk is
gewijd.
Naast de mozaïken verhoogen het rijk behan
delde altaar, de kunstig bewerkte vaatwerken,
luchters en kruisen van kostbare materialen den
30
iel
:ot
ui-
br.
ee
.at-
dig
ad.
tel»
<cn
35-
3l6
ie)-
jert
Ia 180b was er ia het toenmaals te
Straatsburg in garnizoen liggend 12e regi
ment van de linie een korporaal met name
Peter Pitois uit Morvan in Bourgondië. Hij
was de dapperste soldaat van het gansche
leger, de eerste op het slagveld en de laat
ste bij het veriaten ervan.
Toen dit regiment nu eenige maanden la
ter nadat het op de slagvelden van iWag
ram 'rijken roem had ingeoogst, zijn zege
vierenden intocht in Straatsburg hield,
bracht .men ook dien soldaat, niet gewond,
maai- geboeid in de stad, want hij was vóór
vden slag gedeserteerd. De krijgsraad kwam
bijeen.
Hoe is het mogelijk, riep men hem
toe, dat gij, een zoo dapper soldaat, met
het kruis van het legioen van eer op de
borst, het leger zoo schandelijk kondet ver
iaten?
Doch die verwondering steeg nog hooger,
toen Pitois antwoordde:
Het berouwt mij nietl
Hij werd ter dood veroordeeld en naar de
gevangenis gebracht.
Midden in den nacht ging de kerkerdeur
open, eken officier trad binnen, ging naar
hem toe en nam hem bij de hand.
Ik zag u vechten, riep hij, in den slag
bij Austeriitz, en kom nu in uw laatste uur
als vriend tot u. Open mij uw hart. Hebt gij
mij niets te zeggen?
Mijn vader is gestorven. JBen zuster
heb ik nooit gehad
Voor uw moeder? vroeg de vreemdeling
verder.
Ach, spreek dien naam niet uit, riep
Peter opspringend, zoo dikwijls ik hem hoor,
is het mij, als moest ik weenen en weenen
mag toch een man niet!
Gij zijt te atreng, antwoordde de offi
cier; bij het aandenken aan mijn moeder
Hoe, gff bemint uw moeder? O, dan wil
ik' u alle» zeggen! Hoor!
Sedert iüc op de wereld ben, heb ik slechts
een wezen bemind, mijn moeder. Maar die
beminde Ik, gelijk gewone menschen niet we
ten te beminnen, met alles, wat kracht en
leven in mij is, zij was mijn één en mijn
alles. Toen ik soldaat moest worden, bracht
mij de gedachte der scheiding van haar bij
na tot wanhoop. Maar zij riep: „Mijn zoon,
als gij mij liefhebt, doe dan uw plicht!" Ik
ging dat woord in het hart houdende tot
op dit uur. De plicht van den soldaat is
gehoorzaamheid; ik deed het en vocht als
een leeuw; en wie mij zoo de kogels zag
tegensnellen, placht wel te zeggen: Dat is
een man van plicht en eergevoelMet meer
grond zou hij echter hebben kunnen zeg
gen: Dat is een zoon, die zijn moeder op
recht bemint! Daar kwam een brief, dat
mijn dierbare moeder ziek was. Ik verzocht
verlof, maar kreeg het niet! Ik weende.
Toen dacht ik aan het woord: „Mijn zoon,
als gij mij liefhebt, doe dan uw plicht!"
en ik wischte mijn tranen af. Kort daarop
vernam ik, dat zij gestorven was; toen ver
loor ik het hoofd. Ik verliet het regiment
om de plaats te zien, waar mijn imoeder
begraven Ligt. Dien drang mijns harten kon
ik niet overwinnen; doch waarom?
Hoor?
"Wij boeren in de gebergten van Opper-
Bourgondië zijn geringe, eenvoudige men
schen; wij missen het onderwijs en de we
tenschap der stedelingen; in plaats daar
van hebben wij een zeker kinderlijk geloof,
dat misschien wel bijgeloof is- Zulk een al-
gemeene meening is onder andere ook deze,
dat de eerste op den grafheuvel van een
overledene ontspruitende bloem de kracht
bezit, dat, wie haar plukt, zeker kan zijn
dat hij den doode nooit zal vergeten en
door hem nooit vergeten worden. Die bloem
heb' ik op het graf mijner moeder willen,
plukken. Na een moeilijken tocht naar mijn
geboorteplaats en na weken lang wachten
zag ik eindelijk, toen juist de eerste zon
nestralen van een schoonen lentedag zich
vertoonden, een klein bloempje van hemels
blauwe kleur zich-openen. Het was een ver-
geerimifniet. Ik plukte het en snelde heen,
om mij bij het regiment in arrest te geven,
want nu bleef mij niets meer te wenschen
over! Noem het bijgeloof. Het zij zoo, maar
de herinnering aan mijn moeder dreef mij.
Nadat Pitois den weiwillenden vriend al
les verhaald had, sprak hij nog tot hem:
„Daar ik nu sterven moet, verzoek ik u
nog, mij een liefdedienst te bewijzen.
Die bloem, welke ik op het graf mijner
moeder geplukt heb met gevaar van mijn
leven, rust ingenaaid op mijn borst. Beloof
mij, dat mep. ze niet van mijn lichaam aal
nemen 1 Zij is de band, die mij aan mijn
moeder bindt en moest ik vreezen, dat 'die
band verscheurd zou wordèn, dan zou ik
moedeloos stervenI
De onbekende vriend beloofde het hem
en nam afscheid.
Toen Peter Pitois den volgenden dag reeds
op de gerechtsplaats aangekomen en ook
reeds het doodvonnis voorgelezen was,
deed zich opeens een dof gemompel en daar
op een luid geschreeuw in de gelederen
der soldaten hoeren: „De keizer! Het is de
keizer!'AHij wenkte van het paard met
de hand. Pitois werd van zijn banden be
vrijd en in den keizer zijn vriend- in 'den
kerker herkennende, wierp hij zich wee-
nend voor zijn voeten neer. „Voor uw misu
sing," sprak de keizer, „hebt gij genoeg
geboet! Ik schenk u de vrijheid, omdat gij
uw moeder zoo hebt liefgehad
Gevolg is geweest dat niet werd geprodu
ceerd zooveel als geproduceerd had kunnen
zijn en niet ingeleverd wat ingeleverd had
moeiten zijn; dat de boeren achterhielden
wat zij voor eigen behoefte noodig haddien,
en meer.
Men behoeft dit» niet goed te keuren om
in te zien, dat hetgeen geschiedde 'n natuur
lijk gevolg was vu minister Posthuma's
avereohtsche politiek.
'Diens opvolger, minister Van IJsselsteijn,
heeft, Blijkens zijn antwoord op vragen van
het Eerste Kamerlid mr. Van Lanschot, aan
de boeren toegestaan wat dezen met zooveel
aandrang hadden gevraagd en wat het
latente conflict, tuss-chen die landbouwers
en de overheid tot een gelukkig eind© brengt.
Wat iedere boer als een natuurlijk recht
beschouwt, wordt hem gelaten»
.Eindelijk I
We besluiten er uit, dat we een nieuwen
en beteren koers zijn ingeslagen.
De overheid heeft zich daardoor het recht
verzekerd, op de volle medewerking der
boeren voortaan te kunnen rekenen.
De volle medewerking in dezen zin, dat
de graanproduetie tot bet hoogst bereikbaar
peil wordt opgevoerd, en dat die boeren er
van afzien, clandestien van hun voorraad
achter te houden.
De boeren-organisaties mogen hun, voor
zoover noodig, dien plicht terdege inscher
pen, en de overheid staat nu ook moreel
sterk als zij tegen overtreders met uiterste
gestrengheid optreedt."
HET NIEUWE KABINET EN DE PERS.
„De tijdsomatandligheden maken ons allen
meer of min gemelijk. Men moet met dien
zielstoestand rekening houden bii het lezen der
beschouwingen, door de pers aan het nieuwe
Kabinet gewijd. Een goed© tactiek had an
ders de pers der oppositie ongetwijfeld ertoe
gebracht, zijn oritiek éeri beetje in te binden.
Indien men bij het optreden van het ministe
rie vriendelijker was geweest, dan had later
een afkeuring grooter indruk gemaakt. Wie
zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich
waohtingen gespannen. Het zal en moet, nu
Posthutna weg is. anders worden. Zij zullen
uit den aard der zaak worden teleurgesteld,
naarmate hun illusiën groot zijn in aantal.
Indien al veel verandert, er zal nog meer bij
het oude blijven. De tijd is nu eenmaal niet
geschikt om het noodgebouw, dat er staat,
neer te halen om den regen en wind, die er
doorheen spelen, ten einde een nieuw op de
zelfde plaats te stichten. Men zal daarbij
rekening moeten houden met de psycholo
gie van het volk, dat men moeilijk kan ont
nemen, van hetgeen men het ten onrechts
gaf.
Wij zijn daarom zeker, vol goeden moed,
dat de nieuwe mannen le Herculessen zul
len blijken, die deze tijjf vraagt. Met- zeker
heid zeggen, dat zü het billen wezen, is ech
ter even dwaas. Zelfs al* zij liet zün. als zij
hun reuzenwerk volbrengen, zullen zü voor
al aan ons ook zeker menigte teleurstelling
bereiden, omdat zü niet alles zullen kun
nen, wat zü willen. Wü wachten dus af
met goede hoop, maar vooral zonder over.
moed."
POSTHUMA'S TACTIEK VEElfvïEN.
Met instemming namen we kennis van het,
volgende «tukje in bet „Huisgez."
„Halsstarrig heeft minister Poethuma
tot het einde toe geweigerd, dien boeren
graan voor eigen gebruik te laten van hun
oogst.
Er is voor betoogd en geadresseerd; de
Landbouwmaatschappijen hebben er even
hard op aangedrongen als de Boerenbond;
hier was, zondert men de sociaal-democra
ten uit, eenparigheid van oordeel.
Het gebeurt niet, zei minister P asthum a
koppig.
En zoo hébben wü beleefd, dat de tactiek
Van den minister, die die directeur-gene
raal van den Landbouw heeft het heel op
het eind van het Posthu.maniaaiisoh beleid
geopenbaard zijn natuurlijke raadgevers
voorbijging om aan onbevoegde en ondes
kundige adviseurs het oor te leenen, onder
de boeren levendige en groeiende ontstem
ming heeft verwekt.
Lage prijzen en inlevering van dien oogst
tot den laatsiten korrel,dit moest de
boeren verbitteren.
Ieder andter dan Posthuma zou gerede
neerd hebben: wij hebben de boeren hard
noodig: wij moeten hen er toe brengen zoo
veel mogelijk te produceeren van betgeen
voor onze nooddruft onmisbaar ia; laten wü
dus door verstandige maatregelen de boeren
winnen.
Met alle waardeering van het offer, dat het
eerste Nederlandsche elftal bracht en voor de
talenten der mannen, die het bewind aanvaard
den, denken wü niet eraan den dag te prijzen,
vóór het avondia. Te ontkennen valt toch
niet, dat de omstandigheden, waaronder het
ministerie optrad, van de nieuwe bewindslie
den een beleid en een kracht vragen, als van
geen Kabinet te voren werd geëischt."
Na deze inleidende beschouwing, gaat de
Haaigsohe briefschrijver van de „Tijd" voort:
„De nieuwe bewindslieden zullen niet
kunnen volstaan met hetgeen hrun voorgan
ger» gaven, zü zullen aan hoogere eischen
moeten'voldoen. Het vorig Kabinet had zich
een zekere positie veroverd, vóór de oorlog
kwaim. Het ag deze versterkt in de eerste
maanden na den krijg, toen een radleloos
volk alle» verwachtte van zün regeering.
Welk een bewondering w.as er toen niet
voor mannen als Cert van dér Linden,
Treub, Loudon I Zü werden toen in breede
kringen als de redder» dös vaderlands be
schouwd. Naarmate de lasten door den
langen duur drukkender werdenhet buiten
land ons meer moeilijkheden in den weg
legde; de buikriem nauwer moest worden
aangehaald; die voorraden kleiner werden,
wies ontevredenheid!. hLen had voor alles,
wat er gebeurde, een. rondenbok pioodrgi en
men vond dien in de .regeering.
Het nieuwe Kabinet treedt op zonder het
aureool, diat de eerste Augustusdagen van
1914 om d© slapen van het vorige Ministe
rie hadden gevlochten. Het volk heeft het
vertrouwen, dat zün regeering het redden
kon, verloren. Het is zenuwaehtig en over
spannen, prikkelaar en ontevreden. Het is
zooals men wel eens zegt, over zün zenu
wen heen. Het wil brood, het wij boter, het
wil vleasoh, het wil eieren, het wil rijst,
zonder te vragen of het gr ia. Het roept
om meer geld, meer traotement, meer loon
en krijgt het dit, dan is het ontevredener
dan ooit, omdat helaas het geld, waar niet
is om te koopen, riin waarde verloor. Het
Kabinet heeft een leege schatkist, welk»
het vullen moet. In dien beginne is erop los
geleefd in de overtuiging, dat de oorlog
niet lang kon duren. Bij velen is toen de
overtuiging gevestigd, diat geld bijzaak was.
Men kon op dien weg niet eindeloos voort
gaan, zonder het land naar een bankroet te
voeren. In den. beginne waren er voorraden,
die in staat stelden, als het eene ontbrak,
het andere te geven.-
Thans zijn de rakhuizen leeg en blijven
de schuren ongevuld. Gebrek aan meet
heeft den bodem uitgeput en zün vrucht
baarheid beperkt. De veestapel, eens Hol
lands glorie, is door voedselgebrek gedund.
Het land vam boter en kaaa, melk en eieren
beeft van dit alles niet genoeg meer, ja,
bijna niets meer voor eigen bevolking
Waar niet ie, verliest de keizer rijn recht.
Het is dus onbillijk, het is onrechtvaardig,
net nieuwe Kabinet ook maar scheel aan te
fclen, diat het niets geeft. Do honger rede
neert eohter niet en de zenuwen nog min
der. Er blüft een breedte schaar, die straks
alles, wat niet naar haar wensoh gebeurt
zal wijten aan het ministerie. Zü, die klaagt
den, dat het vorig Kabinet hen niet goed
behandelde. Rebben thans hoog hun ver-
Lastige zigeuners- In het ge-
huoht Onna (I-and van Vollenibove), was het
Woensdag buitengewoqn rumoerig en niet zon
der reden. Reeds geruimen tijd maakten een
troep zigeuner®,, die met hun woonwagens
nabü Steenwijk verbleven, de streek onveilig,
door een reeks brutale diefstallen.
Donderdag jl., toen het gevreesde volkje
eenige hitten lieten grazen op het land van
den landbouwer T. Piest, en zü een inwoner,
die zulks verbood, mishandelden, kwam het tot
een uitbarsting. De gemoederen werden nog
verhit door een bedrog, waarvan zekere E. v.
Dü'k het slachtoffer werd. Deze had met een
der zigeuners een paard geruild, dat eer. doo-
delijk gebrek had» wat volgens deskundigen
door het toedienen van een poeder eenigen tiid
was verborgen gehouden. Nadat de poeder zijn
werking had verricht, viel het paard dood neer.
Va® Dü'k "moest zijn eigen paard terug hebben
en toog er met flinke hulp op uit om de be
driegers mores te leeren. Gelukkig waren die
mannelijke leden niet thuis en zagen de vrou
wen zich gedwongen het paard aan Van Dijk
af te staan.
Rijks- en gemeentepolitie kwamen er bij te
pas en moesten 't eigenrechtelijk optreden
verba Liseeren.
Dit zal evenwel geen ernstige gevolg :n
hebben.
Een poging om vrede te
sluiten. Woenedag schrijft de .,N. R-
Ct." werden we opgescheld tot sen vredes
bijeenkomst in bet Vredespaleis. Geen kleinig
heid voorwaar! Alle gezanten waren uitgenoo-
digd én de pers 's Middags om 4 uur.
Inderdaad zou met ziulk een bijeenkomst, het
Vredespaleis aan zün doel beantwoorden. Maae
No. 48. 28 SEPTEMBER.
'CU
DER FRANSCHE REVOLUTIE.
.He ongelukkige mevr. Ferry had een kogel
?Mden in het voorhoofd gekregen, en de
j*°Ude en verstijvingharer handen bewe»
mjj, dat zij niet meer leefde.
'J!oen keerde ik weder naar Hélene terug,
ik zoolang in een korenveld verborgen
0?d> en terwijl ik mij naast haar nederzette,
erlegde ik wat mij te doen stond.
twintig onzinnige plannen gemaakt te
i. óben, dacht ik dat er slechts een rede
ly was, namelijk om mijne zuster bij de
(w *d te nemen zoolang zij loopen kon, haar
W^ljn schouders te zetten als hare krach -
•e waren uitgeput en eenvoudig rechtuit
Wü0Pea, tot het toeval ons iemand deed
•tJdöeten, die ons eenig bericht zou kun-
k faven omtrent het leger van Gondé en
Uüt bijzonder van de jagers van Bussi;
dit w,as het regiment, waarvan mijn vader
deel uitmaakte.
„Ik vroeg Hólene of zij mij wilde volgen
en zij stond op; of zij niet bevreesd was,
maar zij verzekerde mij, dat zij met mij
voor niet» bang was; ik omhelsde haar tee-
der en wij gingen terstond op weg.
Na een kwartier uure loopen, kwamen
wij in het boschje, waar wij ons den vori-
fen ayond verborgen hadden, en wij von-
en er hat lijk van onzen koetsier op de
zelfde plaats, waar ons rijtuig gestaan had.
Ik heb altijd geloofd, dat hij op hetzelfde
oogenblik getroffen werd ais mevrouw Fer
ry, en dat zijn paarden, door het rumoer van
den strijd geschrikt, aan het hollen waren
gegaan tot de kogels der Fransche soldaten
hen deden neerstorten.
Op geringen afstand van hét boschje be
vonden wij ons weer op denzelfden grooten
weg, dien onze beschermster den vorigen
avond verlaten had, om een schuilplaats
te zoeken.
Deze weg waarop weinige uren geleden
een verwoede strijd plaats vond, was thans
eenzaam ën verlaten. Slechts zag men hier
en daar eenige lijken van menscliei. op de
velden verspreid ligg0-^-
Wat was e;r van de onzen geworden?
Waren zij verslagen en aden gevangen ge
nomen? Zoo dit het geval niet ,was, waai'
waren zij dan heengetrokken? Bij gebreke
aan elke inlichting, hing ons behoud mis
schien van een gelukkige ingeving hierom
trent af.
Ik bad den goeden God mij deze te geven,
en wij gingen weder op weg in de richting,
die wij gevolgd zouden hebben, zoo ons
geen hinderpaal in den weg was getreden.
Het kon ongeveer middag zijn, toen ik in
de verte een spitsen toren en.de lage da
ken van een dorp bespeurde.
Dit gezicht gaf mij een weinig nieuwen
moed, waaraan ik groote behoefte had, want
Hélene liep sedert lang niet meer en ik
had het oogenblik reeds voor oogen, Waar
op ik haar niet langer zou kunnen dragen.
Ik spande al mijn krachten in en bereik
te eindelijk de eerste huizen van het dorp,
waarvan ik in de verte de daken, half ach
ter het geboomte verscholen, bemerkt had.
De deur van een net gebouwd landhuis
TAILOR SYSTEEM.
Aanstaanden Woenedag, op de ledenvergade
ring van den R.-K. Volksbond, zal ds'Voorrit-
ter, J. A. de Lobel, een lezing houden over het
„TaiiJor Systeem."
Over dit onderwerp moeten; al onze mannen
kunnen meepraten, maar vooral de voormannen
der Vakorganisatie moeten ermede op de
hoogte rijn. Hij die over een half jaar niet
weet wat het Tailor Systeem", ia en er geen
oordeel over kan vellen, ia niet bekwaam cm
leider van een plaatselijke Vaiafdeelingi te zijn-
Het Bestuur van den Volksbond vertrouwt
daarom diat de Afdeelingebesturen compleet
aanwezig zullen rijn en anderen zullen aan
sporen deze lering bü te wonen.
JEUGDORGANISATIE.
Op last van Z. D. H. den Bisschop van Haar»
lem is hier opgericht een Commissie voor R.-K.
Jeugdorganisatie, welke Commissie tót taak
heeft de geheele jeugdorganaatie te overzien
als één geheel en de samenwerking met d»
vakorganisatie, volgen» het laatste daarop be
trekking hebbende Bisschoppelijk communiqué,
tot «tand te brengen.
Het is het verlangen van Monseigneur dat
de vereenigingen welke voor de regeling der
Jeugdorganisatie zullen worden opgeroepen,
aan die uitnoodiging zullen gevolg geven ca
hare medewerking aan Let tot ?tarid komen der
regeling zullen ver! oen en.
O. A. P. D.
AGENDA SOCIËTEIT „8T. BAVO."
Zondag 29 September: Bakkers 12J4 uur.
Dinsdag 1 October: Crisis Middenstand
Bestuur Meubelmakers 8 uur Leden
Eouwvakbond 8 uur.
Woensdag 2 October t Ledenvergadering
R.-K. Volksbond, Lezing de Lobel „Tailorsy-
steam", 8 uur.
Donderdag 8 October: Rechtskundig Bureaii
8 X tot 9y2 uur Leesgeaelsohap „Conoordia"
8 uur Cursus Kantoorbedienden 8 tot 10
uur Volkszang,
Vrüdag 4 October: Handels-, kantoor- en
W inkelbadienden.
Zaterdag 8 October: Gewone zittingen van
8 tot 9 tuur.
stond, open, ik trad er binnen en zette mijn
zuster op een stoel neer; ik zelf was op
het punt van vermoeienis te bezwijken.
Een jonge vrouw, die een zeer klein wicht
je op .den arm droeg, vroeg mij op zachten
toon, wie wij waren en wat zij voor ons
doen kon.
In mijn -óalf üuitsch half Fjjansch ver
haalde ik haar geheel onze .treurige geschie
denis, en ik had de voldoening, dat mijn
verhaal tranen in hare oogen deed opwellen.
Zij legde haai' kind zachtjes in" de wieg,
liep toen naai- een nabü'zijnd vertrek, waar-
Hit zij spoedig terugkeerde met melk, boter,
vruchten en brood, dat zij voo-r ons op
tafel zette met de meest liefderijke uitnoo
diging, om een weinig voedsel te gebruiken.
Onder het eten door, deed ik haar eenige
vragen omtrent de bewegingen van het le
ger, maar zij kon mij geen nadere inlich
tingen geven dan dat men in de omstreken
gevochten had; helaas daar wist ik veel
meer van dan zij!
Toen ik mij door een goeden maaltijd ver
sterkt had, vroeg ik Hélene, hoe zij zich
gevoelde, en, op naar antwoord dat zij het
zeer goed maakte, stond ik op om te ver
trekken, nam mijne zuster bij de hand en
naderde met haar onze gastvrouw, om haar
voor hare liefderijke gastvrijheid te bedan
ken.
Zij vroeg mij, waar wij heen wilden gaan;
ik antwoordde dat ik het niet wist, pu-ar
zoolang wilde loopen tot ik mijn vader te
ruggevonden had..
Opnieuw zag ik twee groote tranen van
ontroering In hare blauwe oogen blinken
daarop antwoordde tij, dat mijn besluit mijn
moed groote eer aandeed, maar dat zjj het
gevaarlijk aohtte en mij smeekt» om te
wachten tot haar echtgenoot, die voor een
paar uur was uitgegaan, zou teruggekeerd
zijn.
„Hij zal u goeden raad geven," aei zij,
„en daar hij' burgemeester van deze plaats
is, kan het teer goed mogelijk zijn, dat
hij iets weet omtrent den marsoh van da
legers; maar in alle geval, gelooft mij, ar
me kinderen, het beste is dat gij niet weer
weggaat, voor mijn goede Johan thuis is
(Wordt vervolgd).