KINDERCOURANT
-/'EE V 1= l/l
mm haam.
ELCK WAT WILS
Haat tsgen den Priester.
Onze prijswedötrijden.
Op de Huwelijksreis.
GRAPJES
KUNSTJES.
WIE WIL RUILEN?
OVERTROEFD.
Odi, och, wat hebben mijn vriendjes en vrien
dinnetjes al dikwijls gevraagd om neefjes en
nichtjes van mij te worden.
Minstens wel 100 maal is mij gevraagd, dat
Ik een naam zon aannemen, welke men dan hoven
de brieven zou kannen zetten, als men mij wat te
schrijven had. Er waren al zelfs kinderen, die
mij zelf maar een naam gaven, als oom Dirk,
Cob us, Paul, enz.
En al dikwijls had ik er over gdaoht;
xnaar nog altijd had ik geen goeden naam
er voor kunnen bedenken.
Opeens, juist toen er een mij Cobus noem
de, viel het mij thans in den naam te kie-
Ben van mijn overleden oudsten broeder,
Wiens nagedachtenis ik hierdoor eeren wil:
Fan heel eenvoudige, maar toch mooie
naam is het, die ons ook do it denken aau
den H. Apostel Jacobus, den om zijn rein
en deugdzaam leven zoo bijzonderen vriend
van Onzen lieven Heer, den grootsten en
besten Vriend der kinderen.
In Zijn leven hier op aarde heeft Chris
tus immers zoo duidelijk doen blijken Zijn
groote liefde voor de kleinen. Jelui herin
neren het je wel uit de leering en van
school, dat O. L. Heer eens toen de
Apostelen dachten, dat al die kinderen om
O. L. Heer heen Hem hinderlijk w'aren en
de kinderen wilden wegzenden tot de
Apostelen zeicle: „Laat de kleinen tot mij
komen; want hun behoort het Rijk der He
melen."
Een even groote liefde, ja eigenlijk nog
grootere had Jezus van z-in nog jeugdigen
apostel Jacobus.
Dien naam van den H. Jacobus vereer ik
bijzonder en was ook de naam van mijn
goeden en braven broer.
Ik heb dus den naam Jacobus gekozen.
Maar... „Oom Jacobus" klinkt zoo vreemd,
hoor ik jelui al mompelen.
Nu, dat vind ik ook en daarom heb ik
er dit op gevonden.
Mijn broer noemden wij altijd verkort:
Kooe. En nu dacht ik ook met dien verkor
ten naam de beste oplossing te vinden.
Daarom heb ik dus den naam' „Oom Koos"
aangenomen, vast vertrouwend, dat jelui al
lemaal wel nichtjes en neefjes van mij zul
len worden.
Voor al de kinderen van onze abonnées
maar dan niet ouder dan 15 jaar die
myn nichtje Of neefje wenschen te zijn,
ben ik dus in het vervolg hun
OOM KOOS.
De stukken en brieven, als oplossingen,
briefjes voor de Brievenbus, of voor het
ruilhoekje, te adresseeren: AAN DB RE
DACTIE VAN DE KINDERKRANT, HOE 8,
TE ALKMAAR. i
Onder de voorzeggingen, negentienhon
derd jaar geleden door Christus uitgespro
ken, is er een, waarvan wij de vervulling
iederen dag opnieuw kunnen waarnemen.
Het" is do voorzegging, dat de wereld, gelijk
j?Ü Christus zelf haatte, ook zijn volgelingen
zou haten. Priesters en kloosterlingen ou
dervinden dit wel het meest.
Gewoonlijk antwoorden zij niet op die
smaadredenen en verdragen zij de beleedi-
ding, hun in het openbaar aangedaan, in
stilte met een bede tot bekeering van hun
aanvallers. Wij kennen echter ook
beelden, schrijft het St. Antoniusmaand-
schrift, waarin de aangevallen priesters een
antwoord gaven, dat zoo verheven, zoo ge
heel in den geest van Christus is, dat wij
er niet dan met ontroering aan kunnen te
rugdenken.
De. groote en Heilige bekeerling Lieber-
mann had in eene kerk in de Parijisohe
wijk Nouffetard langen tijd gebeden. Toen
hij den tempel verliet, kwam een werkman
naast hem toppen. Die werkman met zijn
zwarte handen, zijn berookt en bestoven ge
laat en vaische oogen beet hem toe: „Pries
ter, als gij eens wist, hoe ik u haat !"En
Liebermann antwoordde zacht en kalm:
„Mijn broeder, als gij eens wist, hoe ik u
bemin." Welk een verschil tusschen die twee
gezegden. Beide kwamen zij uit het hart,
maar de eerste uit een hart, verbitterd en
vergald door haat, het andere uit een hart,
kalm en zachtmoedig door overgroote liefde.
Een ander voorbeeld.
Uit het paleis van den nuntius te Brus
sel komt een priester naar buiten en wil in
het gereed staande rijtuig stappen. Juist
passeert daar een leegdooper, die alleen bij
hef aten' van den priester een paar vloeten
en een ontzettende gemeenheid uitbraakt'.
Zoo moest hij' even zijn haat luchten.
Een bediende van de nuntiatuur heeft' het
echter gehoord, grijpt den kerel vast' oim
hem bij de politie aan te klagen, want die
priester was de gezant des Pausen, en be-
leediging van afgezanten Yan vreemde mo
gendheden wordt streng gestraft.
Maai- de priester stapt weer uit het rij
tuig, beveelt den bediende zijn beleediger
los te laten en geeft zelfs dien nietsnutter
de hand.
Als het rijtuig 't volgende oogenblik weg
rolt en de man op het trottoir wat bekomt
van den schrik, bemerkt hij, dat de priester
hem ook nog een. goudstuk in de hand
heeft gedrukt.
Wie deze gezant des Pausen was? Mon
seigneur Pecci, de latere Paus Leo XIH.
Ik zal eens beginnen met jelui een blijde
boodschap te doen.
Jelui verlangen natuurlijk, nu de win
termaanden weer aanvangen, dat de Kin
derkrant ook: we ei' prijBwedstrijden zal uit
schrijven.
En ik begrijp maar al te goed, dat zulks
een aangename en tevens nuttige bezig
heid voor jelui moet zijn. Daarom heb ik
beslóten in de volgende maand, dus in Nor
vember te beginnen met een prijswedstrijd
waaraan jelui allemaal kunnen meedoen.
Het is mijn voornemen, wanneer deze wed
strijd goed slaagt, daarna, b.v. in Januari
of misschien al weer eerder, weer een an
deren wedstrijd te laten volgen.
Jelui behoeven dus niet lang meer te
wachten en zullen, aldus spoe'dig de gele:
genheid krijgen om mee te dingen naar
heel mooie prijzen.
Welke die prijzen zuilen zijn?
Ja, daar moeten' jelui nog niet naar vra
gen; (d.at vertel ik wel telkens wanneer
wij met een wedstrijd beginnen.
Goed uitkijken maar en moedig je zus
jes, broertjes, nichtjes, neefjes, vriendin
netjes en vriendjes maar aan, ook heel
trouw de Kinderkrant te lezen, dan gaan
zij vanzelf ook meedoen. En het aardigste
is als er heel veel kinderen aan dc wed
strijden deelnemen.
OOM KOOS.
De locomotief snelt snuivend door den nacht,
bliksemsnel 'een rij wagens achter zieh trek
kend.
Een jonkman en een jonge vrouw zjjn al
leen in een coupé le klas; hij is gvoot, sterk,
blond; zij klein, tenger, donker. Hij slaapt
rustig uitgestrekt op de bank, zaj gedoken in
den tegenover gestelden hoek, beweegt zich
zenuwachtig zonder zelfs den slaap te zoe
ken. Haar lippen zijn pruilend gesloten en al
haar indrukken zijn vervat in deze eene ge
dachte: is dat nu mijn huwelijksreis? Want
het zijn jonggetrouwden, die volgens de mo
d's de Zuiderzon gaan -verzoeken over hran
liefde ba schitteren.
Dezen morgen nog zijn Raoul de Lynó en
Martha de Karadeo vereenigd in de kapel
van het kasteel Roebrun en de jonge Ibruid
heeft haar witte japon slechts verlaten
voor een zeer ele&ant reiskostuum dat haar
bijzonder goed staat.
Martha's spiegel zei het haar bij bit heen
gaan. De taille van fijn laken Is gegoten om
haar buigzame gestalte, de fluweelen toque
op haar krullend© haar geeft haar iets co
quets van een jong© page en haar oogen
Behijncn nog meèr te vonkelen onder de voile
van gittule.
Ja, de spiegel heeft Martha wel gesegd,
dat zij zoo allerliefst ia, nmar zaj zou willen
dat haar man het haar herhaalde. Is het niet
voor hem, dat zij blijde is mooi te rijn?
En hij heeft haar niet eens aangekeken, zoo
druk was hij bezig met de pro viel©manden,
valiezen, parapluis en plaids, die hij mee
nam en nauwelijks in den wagon geïnstal
leerd, zeide hij haar:
„Nu gaan wij slapen. Je moet wel moe zijn;
ik val om van den slaap, want ik ben heel
vroeg opgestaan. Maak het je gemakkelijk
op de bank. Kijk. ik geef je het voorbeeld.'*
En na haar do reistbussens te hdbiben gege
ven, legde hij zijn hoofd op het ander© kus
sen, wikkelde zich in zijn pels en 5 minuten
later was bij ingeslapen.
De jonge vrouw dacht er niet aan zijn voor
beeld te volgen; de aandoeningen van van
daag hebben haar te fel aangegrepen.
Hoe kan Raoul slapen? Zij had hem zoo
veel dingen te zeggen! Zij zijn geen rakmut
alleen geweest in dezen zoo lanfeen en afwis
selenden dag. 't Schijnt Martha tea dat zij ve
le dagen ineens heeft geleefd. Is het van
daag dat zij geschreid heeft ondier haar
sluier, bij de herinnering aan haar overleden
moeder, door den ouden pastoor opgeroepen?
Dat zij bevend het jawoord uitsprak, dat
haar toekomst voor altijd verpandde? Was
het vandaag dat zij zoo omhelsd weid door
haar oude ooms en jong© neven. O. wat zij 't
moe was, dit défilé in'de ontvangzaalNog
vermoeider vau het eindelooze dej euner daar
na! Raoul zat toch naast haar, maar geheel
bezig met eten en haar niet toesprekend dan
om haar iederen schotel aan te prijzen en
baar aan te moedigen er van te nemen.
Martha was des te meer verwonderd over
rijn verbazenden eetlust, omdat Raoul haar
gevraagd had bij het gaan naar de eetzaal:
„Heb je honger?"
„Volstrekt niet En jij?"
„Ik ook niet!"
„Wat moet het dan zijn als hlji honger
heeft," vroefe Martha zich af, hem met zoo
veel smaak ziende eten. „Hoe is het moge
lijk te eten op een dag als vandaag? Ik voel
mij zoo aangedaan door alles."
Het maal had niet korter dan vier lange
uren geduurd; eindelijk was men van tafel
opgestaan.
De jonge vrouw ziet zichzelf terug^ wal
sende en polkeer end© met de invité's. Dan
nog een 'MndelooB souper, waaraan haar man
evenveel oer bewijst ©is turn fenst ctin&r. Toen.
gauw een verandering van toilet en in 'X rij
tuig. De twintife minuten, noodig om naar 't
station te rijden, waren geheel voor baar va
der die hen vergezelde.
Doe goede vader lachte Wj het afscheid ne
men.
„Lieveling, ik ben geluOrikifer, heel gelukkig,
want ik hen zieker van je geluk!" Hij lachte)
maar groote tranen rolden uit zijn oogien en
Martha had moeite om de har© te weerhou
den.
Raoul* moest toch begrijpen hoe treurig 't
voor haar was, haar vader te verlaten. Moest
hij niet trachten haar te troosten? Hij denkt
maar aan slapen. Hij houdt dus niet van
haar? Waarom houdt hij zdch niet met haar
bezig? Hij moest toch zien dat ziij geen
slaap had en bittere gedachten vervullen het
hart van Martha.
Als haar mm haar eene niet zoo erg zou
liefhebben, als zij tot nn toe weird bemind?
Dat zou vreeselijk zijn! Daar ginds in Roe
brun, woa zij dinar niet de klemnie kouimgin.'?
Van af den lieven ouden vader, die haar
slechts ééns had gedwarsboomd, toen Yvo,
den kleinen herder, zochten alle bewoners van
het kasteel om strijd haar in alles aange
naam te zijn.
Ja, tot nn toe was Martha vergood en be
dorven als een kleine vorstin, te middien van
haar hof; zou haar man de eerste zijn om
zieh te onttrekken aan de zoete Hseerscbappij
dip zij altijd over allen heeft uitgestrekt?
„Uw biljetten aetjeblieft!''
Raoul snurkt ®n zijn vrouw moet hém ta
melijk hard aan den arm trekken om hem
wakker te maken.
„Hm, wat is er toch," roept hij op een nor-
seben toon, van mensehen zoo pas uit hun
slaap gewékt.
„Je hebt one beider biljetten!"
_0 ja, jawel, heel best!"
En terwijl de beambte de papieren knipt,
onderschept Martha een blilk van medelijden
aan haar adres, die haar verbittert
Het portier wordt snel gesloten en Raoul
rekt zdch uit
„Ik heb goed geslapen, en jij?"
„Ik niet."
„Wel, dat spijt me. Dan moet je eten. Je
zult behoefte aan iets hebben. Ik heb ©en
razenden honger."
„Dank je, ik zal met eten!"
Zonder naar haar te luisteren haalt hij ten
provitiiemaud voor den dag en gespt d!i© los.
„Kijk, liefje, ik. heb bun gezegd aspic van
foi gras hierin te laten doen, ik vond ze heer
lijk van morgen. Neem er wat van met dit
broodje! Wil je niet? O, je (hebt ongelijk,
heel ertr ongelijk, ik verzeker je 't is heerlijk."
En Raoul nam le paté fole gras.
„Maar dit patrijfeenvleugeltjie belief je
toch wel?" y
„Ook niet lk heb geen honger."
„Dan moet ik zo allebei eten. Werkelijk je
doet ma verdriet aan."
Martha, hos langer hóe boozer, zegt tot
zichzelf dat het verdriet haar man den ap
petijt niet ontneemt
„Maar dan drink je toch' wel dit glaasje
oude Bordeaux, de beste van den wijnkelder
van Roebrun. Met een paar gebakjes aal het
heerlijk smaken. Deze taartjes vooral-cijn
zeer verrukkelijk; Ik héb ar zulke lekkere
nog nooit gegeten en daarom heb ilk ede alles
mee laten inpakken wat overbleef na het
souper. Heb Ik mijn. vrouwtje onderweg niet
bedorven?"
„Of jo zelf bedorven," dacht Martha en ziet
vol ergernis gebakjes en taartjes onder wijn
achter de tanden van haar man verdwijnen.
„Ik vind het ellendig dat je niets gebruikt.
Probeer te slapen tot Rochefort,dan zullen
we daar chocolade drinken."
Hij strékt zltih nog eens uit op zijn bank
en zet zijn onderbroken slaapje voort.
De keel der jong© vrouw is toegeschxoefd
en zjj voelt de tranen opkomen ln haar oog.
Dus gaat de reis op dezelfde wijze door.
Raoul zal zieh niet anders met haar bezit?
houden. En zoo zal 't misschien altijd gaan,
haar heel© leven door.
Haar vader had haar verzekerd, dat zdj ge
lukkig zou zijn met haar man. Hij kende de
ernstige lioe&a nikkeien van den heer De
Lynó en durfde item al-leen het geluk toever
trouwen van zijn gelietfd kind zoute hü.
En zij, vertrouwend lm haar, vadeoy had
DE 18 LUCIFERS.
Hieronder vinden jelui de oplossing van
het kunstje, dat Henrica Kers opgaf, name
lijk 18 lucifers zóó uit te tellen dat er
zeven overschiet.
Een goede oplossing heb ik ontvangen van
Geertje Bakker to Nieuw-Vennep.
EEN NIEUWj KUNSTJE.
Wie kan 9 lucifers zóó uittellen, dat er
38 overschiet? Dat is een vraag van
Geertje Bakker te Nieuw-Véimep, die mij
het kunstje met de oplossing ervan toe
zond.
In een volgend nummer zal ik de op
lossing bekend maken; doch wie ze zelf
vindt, mag ze mij toesturen, maar dan moet
de oplossing uiterlijk a.s. Woensdag in mij»
bezit zijn.
OOK 'N ZOOGDIER.
Meester„Wie van de jongens kan mij
een zoogdier noemen?"
Moosje (terwijl hij z'n rug krabt): ,,'n
Flooi, meheer." -
,UIT DE 30110 OL.
Les in de dierkunde:
Meester: „Kobus, noem eenige viervoe
tige dieren."
„Een paard, een koe, een. schaap en een
hond, meester 1"
„Wie kent. er nog meer?"
Jantje: „Ik meester 1 Twee kippen!"
NIET BANG VOOR WERK.
Bene dame kwam bij eene andere, om in
lichtingen aangaande eene dienstbode te vra
gen.
„En is zij niet bang voor werk," vroeg
de eerste mevrouw.
„O, volstrekt niet," was hét antwoord., „zij
gaat er dikwijls naast liggen en valt dan
gerust in slaap.
EEN NIEUWELING AAN DE TELEFOON.
Karei telefoneert aan zijn. vriend: „Zeg,
heb ik gisteren mijn zakdoek hij jelui thuis
laten liggen?"
August: „Wacht eens even: ik mI een»
gaan zien."
(Na een poosje telefoneert August nog
terug): „Kijk eens, is het deze misschien?'
(Ingez. door Corn. M. te .Velsen).
Ik heb 24 roode en 56 blauwe IJsco-heer
tjes van Schoten en 26 blauwe en 11 rooite
IJsco-beertjes van Haarlem. Deze won ik
ruilen voor Kwatta-soldaatjes. Ik geef 3
beertjes voor 1 soldaatje. Ik ruil van de»
middags 12 tot half 2 uur en des avonds van
half 5 tot 7 uur. Mijn adres is Evert de Vil
der, Soendastraat 58, Schoten.
Ik heb zeer veel vreemde postzegels. Wie
wil die met mjj ruilen voor postzegels die lk
w. ^b. Ik ilieb ook nog 30 blauwe Haar-
rw b10 J'Wobeertjes., die ik ruilen wil voor
watta-ooMaatjes. Ik geef voor 1 soldaatje
nel-Ma6?.^368' M"K adres is paulus Hu-
neLer, Gubberstraat No. 85, Haarlem.
vfï Nederiaulf^ Maizenaplaatfëa van Nü-
If 46 49 50 5*1 5a Ik 5Ó 7' 8' 9' 15> 16> 39'
iSt' 5S> 5». 60; ook heb ik
piaatjes van de IJsel eu wel No 8 20 21. 81.
85, 85, 39, 44, 45, 56, 53, 53, 62, gi 'J 89, 91,
38, 105, 109, 115, 133 en iJaw^Lrtjes vau
Haarlem, 29 blauwe en 11 roode; verder nog
4 blauwe IJsco beertjes van Schoten en 1
roode., Dit alles wil ik ruilen voor ansicht
kaarten, gestuurd aan mijn adres. Ik geef
4 plaatjes of 4 hëertjes voor een ansicht.
Mijn adres is Maria E. Boijk, Oost-Indische
Kade 32, Haarlem.
Ik heb plaatjes van „Bonte Wei" en
„Bosch en Heide", die ik graag wil ruilen
voor plaatjes van den Europeeschen oorlog
1914. Ik geef 2 plaatjes tegeiT 1 plaatje
van den oorlog. Mijn adres is Anny Kim
man, Houtplein 35, I-Iaaiiem. Ik ruil iede
ren -dag van 47 uur.
Om van ous ruil- en verzameihoekje ge
bruik te maken, zendt men mij maar een
briefje, waarin duidelijk staat geschreven wat
men wenscht, met vermelding van volledig n
naam en adres. Dan zet ik dat in de
krant en de verzamelaarljes weten dan waur
ze elkander kunnen vinden.
Do briefjes moeten in enveloppe gezond o
worden: Aan de redactie, van d>? K 1
der krant Hof 6 te Alkmaar
Aaoul blindelings aangenomen. Blindelings
is misschien wat sterk gezegd; zij had haar
oogen in elk geval wel moeten openen om te
zien, dat de jonge man, door haar vader
voorgesteld, 'n heel knappe jonden, was met
vroólijke, oprechte oogen en blonde baard.
Ja, zij had hem heel aardig gevonden, van
af het eerste oog-enlblik, eenvoudig en gedis
tingeerd tegelijk, met den besten smaak ge
kleed en vooral een interressante conversa
tie en een feoed karakter.
En toch, zonder het aandringen van haar
vader zou Martha n/ewt Raoul De Lynó als
man hebben aangenomen.
En de reden was heel eenvoudig, het jonge
meisje had het ook heel eenvoudig haar
vader &0/.tisd. Die Lyné was liaar ideaal niet.
Hij was te groot te eterlk, te blond eu vooral
te YTOolijk, te gelukkig. Zij droomde ei' van
een armen jongen te trouwen, aria en treu
rig donker en bruin droomor.Jg en sentimen
teel, die haar eedert lang yan verre en in
stilte zou aanbidden, eindelijk een ongelukki
ge, dien zich moest troosten.
De heer Keradec had gelachen om het ide
aal van zijn dochter. Deze feefroiis-seerd durf
de haar vertrouwelijke bekentenissen niet
voortzetten on bekennen, dait dit ideaal ergens
anders dan in haar droomen bestond. Maar
de hoer Keradec had het vermoed. Gaston
Baudoia, was hij niet bruin bleek, mager, om
bang van te worden, een jongen, die zijn ge
zondheid en zijn fortuin verkwist bad door
zijn wangedrag en nu poseerde voor roman
held? De vader bad het gemerkt en het ge
vaar van zijn kind afgewend.
Eerst jaren later zou Martha vernemen op
welke wij20 haar vader dén ridder had! doen
verdwijnen.
De slotheer van Keradeo was de voornaam
ste schuldei-schor van die jong© verkwister en
had deze onmiddellijk aangemaand zijn schuld
af te doen. Nauwelijks had Gaston do waarschu-
win« vernomen van zijn notaris of ky verliet
het land, zonder van iemand afscheid te nemen.
Martha vermoedde niet waarom wj haar stil
len aanbidder nooit meer ontmoette, dwalend
op «eiizame paden.
Vee! tiid had' zi.i eohter met om zich hier
over te verwonderen. Raoul die Lyno kwam
steeds meer op het kasteel en boezemde haar
bij den dag meer, belang in.
Zij moest het bokeimen. zun vrco:lu.,.ieio
werkte aanstekelijk, maar zii hield er met yan.
ij verkoos daarboven d'ie droefgieestiglieau
welke men het geluk heeft to-troosten; en .oen
prettig was het wel, die vroohjkhmd, maar
niet interessant, en haar vader was nooit zoo
gelukkig geweest dan als die jonge man er was
zija goed humeur en prettige mameren deden
de uren zoo snel voorbijgaan, dat de dagen
zonder iem eindeloos schenen.
Eens vei klaar do jonkvrouw De Keradeo aan
haar vader dat zii er mots tegen had zijn
wiinsch te vervullen en Raoul to trouwen.
Toen kwem do drukte dor verloving en Mar
tha had geen tijd aan haar vluchtigen droom
van een ideaal te verspillen, maar nu deed haar
ergernis hear er weer aan denken.
„Ik ben zeker", dacht zii, Gaston Bau-
dois niet zou geslapen hebben.
Met rustig hart en kalm geweten snurkte
Raoui maar voort.
Het hoofdje van Martha werd steeds warmer.
Ach! hij kan slapen, zij weet nu wat haar te
doen staat. Bij de eerste halte, als hij niet wak
ker wordt, zal zii uitstappen en baj, het loket
kaartje nemen naar Haute». Zü heeft genoeg
van deze huwelijksreis met eien man die alleen
denkt aan eten en slapen.
„Ja, ja, mijnheer De Lynó, ik zal u alleen «w
huwelijksreis laten doen, u heeft mij niet noo-
dig om u te zien eten, drinken en slapen."
Zonder «èdruasch en den slaap vaar haar, man
bewakend, rolt Martha haar plaid in ©en riem
op, hecht haar reiezakje aan haar ceintuur, dan
laat zij haar voiltte neer, knoopt haar hand
schoenen toe en met de hand op het portier
wacht eü koortsig de eerste halte af.
O ja! zij; rou hot haast vergeten 1 Haar, biljet!
Men zal baar vmutren, en hiaar man heeft iaat.
1 Iaici 4 A a-m .-vU-va ?i 1 l J. X X».
loren heeft en het betalen -- dat is alles'. Maar-
zal zij gelid srenoog hebben2-Zenuwachtig opent
zij haar portemonnaie een 20 franks en een
10 frnnksstuk 2 of 3 blanke stukken. Dat
rij er niet eens aan dacht zij heeft niet eens
genoeg om naar Nantes terug te keeren! O,
waarom gaf zij haar man de beura vol goud,
die haar vader haar op het oogenblik van ver
trek gaf 't Is uit! Zii moet die onuitstaanbare
reds vervolgen.
Mismoedig laat liet jonge meisje haar reis
deken vallen, en stil strooirien haar tranen.
Raoul.slaapt altijd maar doer.
De horizont begint helder te worden en een
awak licht dringt in den waggonRaoul slaapt
noric altijd) maar tooli eolxreit -Alartha niet meer
en haar steeds peinzend voorhoofd echynt au
heldterder.
Zii heeft veel nagedacht in deze uren, ern
stige gedachten zijn over haar gekomen; eerst
zeer vaag, en verward; toen kwam er helder
heid en eindelijk werd het geheel licht in haar
geest, da schaduwen vervliegen en een enkele
gedachte vervult haar. die zich uitspreekt in
dat eene woord', waaraan zii tot nu toe te wei
nig dacht: Plicht.
Tien jaren later zitten in denzielfden expres-
trein van Nantes naar Bordeaux de heer en
mevrouw De Lyné weer in een waggon le
klasse, maar zij ziin nu niet alleen; twee mooie
kinderen van 6 en 8 jaar vergezellen hen, ge
luk schittert op alle gezichten eu do glimlach
verlaat Martha's lippen niet.
De jonge vrouw heeft haar huwelijksreis
over willen doen; nu versmaadt zii d,e proviand-
mand niet, die zij zelf hielp inpakken: zayneemt
er gaarne haar deal van na ieder het zijne te
hebben gegeven, en als allen slapen, zoekt zij
zelf dien slaap op.
Maar toch tussohen Rochefort en Nantes
opent zij de oogen en ziet die van haar man1 op
haar gevestigd met een goedigen liefdevellsn
blik.
„Wij zijn dicht bij 'Nantas," zegt Raoul glim
lachend.
„O" zoo'n ondeugd, mü dat te herinneren,
foei! Neem je hot mij niet kwalijk?"
,.:ja kwalijk nemen? O noen! Ben ik niet al
te gelukkig het gevaar ontkomen, zoo'n goed,
lief vrouwtje te verliezen? I'lc was «r van af dit
gevaar to vermoeden. Daarom geloof ik ook
De e pot ter etoud verslagen en sprak geeD
woord meer.
LEVENBLIJHEID.
De groote komiek Listen aldus vertelt
de Hofstad behoefde maag op te komen en
zijn mond te openen of de heel© zaal barstte in
laehen uit. En toch was hii in 't dagelijksche
leven de ^omberste rnensch, die men zich kan
voorstellen. Soms vreesde zijn vrouw voor zijn
verstand. Op raad van zijn vrouw ging hij
dokter Abernethy consul toeren. Deze arte was
befaamd om zijn kennis en door zijn lompheid-
Listen trad binnen. Wat scheelt je?
vroeig de dokter. ,,Ilc ben. zwaarmoedig, ik heb
vladen van vreeseliifco melancholie", zei Listen.
Anders ndet? Nee dolkter, dat is alles,
maar die vlagen -Kin s«*in« zóó hevig...."
Wat beteekent datHoe kun je m® om zoo'n
kleinigheid lastig vallen, 'k Zal jej een genees
middel geven, waarvan twee dostis genoeg zijn
om je te genezen.Je gaat vanavond naar Covent
Garden om Lis ton te ai»n spelen. Die doet den
zvartgalligsten gek van de wereld schateren;
kunt gaan. Listen bleef een oogenblik ver
bouwereerd staan, legde een pond sterling noer
en toen schaterde hij' het uit van 't lachen-
Gieireude en proestende gang hii heen.
Toen werd do eerbied van dien dokter voor
den acteur nog grootor, want baj meende, dat
de naam alleen den patiënt al had teen brullen,
van plezier en eerst later hoorde hij, diat hij den
grooten komiek zelf vóór zich had gezien.
DAT KAN NIEMAND.
1. Leg iemand een stokje voor de voeten en
verzoek hem er overheen te springen, dooh hij
moet daarbij zün lichaam zoo recht als een
kaars houden en hoofd nocih knie buigen.
het is hem onmogelijk.
2. Plaats iemand met die rug en de hielen
tegen den muur en verzoek hem een geldstukje
op te rapen, dat je voor hem op den grond hebt
gelogd. Zijn knie mag hii niet buien, en
het ia hém ommoigoRjik.
3. Plaats iemand met de linkerzijde stijf
tegen den. muur en verzoek hem den rechter
voet op te lichten, -het is hem onmogelijk.
4. Verzoek iemand op oen stoel te gaan zit
ten, zioodat ziin beenen in het kniegewxicht een
rechten hoek vormen, Vraag hem op te staan,
zonder zijn rug te buigen, en het is hem on-
Do» t® erggj, rij **1 <|ati zü J&t
evaai „a mogelijk.
niet meer aan het spreekwoord', dat zegt: „Het Een Duitsch officier ging eens, in weerwil
van het streng verbod, ln buxgerkieeding
geluk komt al slapend" want 't is al slapend,
dat ik bijna,het mijne had verloren!"
„Hsgzn."
De beroemde Jezuïet Eoh was eens op reis,
toen in dezelfde coupé als hii een dik heer zat,
die al maar door dien spot dreef met d© Ka
tholieke kerk en bare bedienaren. Ook pater
Roh moest het ontgelden.
,.U is ook Katholiek, nietwaar, en nog wel
een Jezuïet geloof ik."
„Dat ben ik", was liat antwoord.
„Is het dan waar dlat de Jezuïeten alles
weten?"
„Neen,Eén alleen weet alles, met Wden u
den spot drijft, namelijk God", was het ant
woord, „maar wij weten veel en zeker meer dlan
menig ander."
„Kant u mij dan somtijds zeggen, hï- het
kamt dat ik zwart hoofdhaar en een witten
knevel heb? Niemand heeft mij tot dusver" sen
aannemelijke verklaring kunnen geven."
„Diat kan ik zeer wel verklaren", antwoordde
de pater.
Jtla, zoo, diat doet me genoegen."
„De oplossing zal a intusechen missdhiea niet
aangenaam rijn, maar daar go het verlangt, zal
ik hot zoggen. Ziet u, het Ifet eenvoudig aan
het gébruik dat men van rijn vereohillende II-
chaamedeelen maakt. U hebt in tew leven wei
nig nagedacht en daarom is uw hoofdhaar
zwart geblevenmaar u hebt waarechijnlijk vee!
nutteloos geredeneerd en daarom ia het haaar
wandelen en liep met eene dame aan den
arm in het park van Sanssouci, daar hij in
de meening verkeerde,* dat de koning zich
goed en wel te Potsdam bevond.
Plotseling uit een zijlaan komende, stond
de koning voor zijn oogen en vroeg op
norschen toon: Wie zijt gij
De officier ontstelde, wart Lij begreep,
dat hij als militair herkend werd te meer,
omdat hij, uit achteloosheid, zijn officiersde
gen op zijde droeg, die onder zijn jas zicht
baar was. Echter behield hij zijn tegenwoor
digheid-van geest en antwoordde vrijmoedig:
Ik ben officier, maar ik bevind mij in
cognito hier.
koning had schik- in dien inval en zei
g ichend
- Zool Pas maar op, dat de koning
niet zietl Waarop hij een andere laan in
sloeg.
Aug. Pfeiffer, een Duitsche geleerde orien
talist, te Lauenburg in 1640 geboren, viel
toen hij 5 jaren oud was van een huis.
en verbrijzelde zich dermate het hoofd, dat
men hem voor dood opnam, en men zin'1
gereed maakte om hem te begraven;
terwijl zijne zuster het doodkleed om
kiein lichaam naaide, etak zij hem in ejL
zijner vingere en bemerkte, dat hij de han
terugtrok; zij bracht hem daarop door
hulp van een geneesheer tot het leven tor
Men liet hem etudeeren, en in wei
tijde maakte hij zich aeer bekwaam u' ib.
Oostersohe talen. Hij onderwees deze te
tenberg, te Leipzig, en op ver^e"*® ^oo*
dere plaateen. Men heeft van hem een g
getal werken, over de gewijde 0™^ it3ob-
wijfibegeertj ln het, Latijn en Hoogd