KINDERCOURANT -/'EE V 1= l/l mm haam. ELCK WAT WILS Haat tsgen den Priester. Onze prijswedötrijden. Op de Huwelijksreis. GRAPJES KUNSTJES. WIE WIL RUILEN? OVERTROEFD. Odi, och, wat hebben mijn vriendjes en vrien dinnetjes al dikwijls gevraagd om neefjes en nichtjes van mij te worden. Minstens wel 100 maal is mij gevraagd, dat Ik een naam zon aannemen, welke men dan hoven de brieven zou kannen zetten, als men mij wat te schrijven had. Er waren al zelfs kinderen, die mij zelf maar een naam gaven, als oom Dirk, Cob us, Paul, enz. En al dikwijls had ik er over gdaoht; xnaar nog altijd had ik geen goeden naam er voor kunnen bedenken. Opeens, juist toen er een mij Cobus noem de, viel het mij thans in den naam te kie- Ben van mijn overleden oudsten broeder, Wiens nagedachtenis ik hierdoor eeren wil: Fan heel eenvoudige, maar toch mooie naam is het, die ons ook do it denken aau den H. Apostel Jacobus, den om zijn rein en deugdzaam leven zoo bijzonderen vriend van Onzen lieven Heer, den grootsten en besten Vriend der kinderen. In Zijn leven hier op aarde heeft Chris tus immers zoo duidelijk doen blijken Zijn groote liefde voor de kleinen. Jelui herin neren het je wel uit de leering en van school, dat O. L. Heer eens toen de Apostelen dachten, dat al die kinderen om O. L. Heer heen Hem hinderlijk w'aren en de kinderen wilden wegzenden tot de Apostelen zeicle: „Laat de kleinen tot mij komen; want hun behoort het Rijk der He melen." Een even groote liefde, ja eigenlijk nog grootere had Jezus van z-in nog jeugdigen apostel Jacobus. Dien naam van den H. Jacobus vereer ik bijzonder en was ook de naam van mijn goeden en braven broer. Ik heb dus den naam Jacobus gekozen. Maar... „Oom Jacobus" klinkt zoo vreemd, hoor ik jelui al mompelen. Nu, dat vind ik ook en daarom heb ik er dit op gevonden. Mijn broer noemden wij altijd verkort: Kooe. En nu dacht ik ook met dien verkor ten naam de beste oplossing te vinden. Daarom heb ik dus den naam' „Oom Koos" aangenomen, vast vertrouwend, dat jelui al lemaal wel nichtjes en neefjes van mij zul len worden. Voor al de kinderen van onze abonnées maar dan niet ouder dan 15 jaar die myn nichtje Of neefje wenschen te zijn, ben ik dus in het vervolg hun OOM KOOS. De stukken en brieven, als oplossingen, briefjes voor de Brievenbus, of voor het ruilhoekje, te adresseeren: AAN DB RE DACTIE VAN DE KINDERKRANT, HOE 8, TE ALKMAAR. i Onder de voorzeggingen, negentienhon derd jaar geleden door Christus uitgespro ken, is er een, waarvan wij de vervulling iederen dag opnieuw kunnen waarnemen. Het" is do voorzegging, dat de wereld, gelijk j?Ü Christus zelf haatte, ook zijn volgelingen zou haten. Priesters en kloosterlingen ou dervinden dit wel het meest. Gewoonlijk antwoorden zij niet op die smaadredenen en verdragen zij de beleedi- ding, hun in het openbaar aangedaan, in stilte met een bede tot bekeering van hun aanvallers. Wij kennen echter ook beelden, schrijft het St. Antoniusmaand- schrift, waarin de aangevallen priesters een antwoord gaven, dat zoo verheven, zoo ge heel in den geest van Christus is, dat wij er niet dan met ontroering aan kunnen te rugdenken. De. groote en Heilige bekeerling Lieber- mann had in eene kerk in de Parijisohe wijk Nouffetard langen tijd gebeden. Toen hij den tempel verliet, kwam een werkman naast hem toppen. Die werkman met zijn zwarte handen, zijn berookt en bestoven ge laat en vaische oogen beet hem toe: „Pries ter, als gij eens wist, hoe ik u haat !"En Liebermann antwoordde zacht en kalm: „Mijn broeder, als gij eens wist, hoe ik u bemin." Welk een verschil tusschen die twee gezegden. Beide kwamen zij uit het hart, maar de eerste uit een hart, verbitterd en vergald door haat, het andere uit een hart, kalm en zachtmoedig door overgroote liefde. Een ander voorbeeld. Uit het paleis van den nuntius te Brus sel komt een priester naar buiten en wil in het gereed staande rijtuig stappen. Juist passeert daar een leegdooper, die alleen bij hef aten' van den priester een paar vloeten en een ontzettende gemeenheid uitbraakt'. Zoo moest hij' even zijn haat luchten. Een bediende van de nuntiatuur heeft' het echter gehoord, grijpt den kerel vast' oim hem bij de politie aan te klagen, want die priester was de gezant des Pausen, en be- leediging van afgezanten Yan vreemde mo gendheden wordt streng gestraft. Maai- de priester stapt weer uit het rij tuig, beveelt den bediende zijn beleediger los te laten en geeft zelfs dien nietsnutter de hand. Als het rijtuig 't volgende oogenblik weg rolt en de man op het trottoir wat bekomt van den schrik, bemerkt hij, dat de priester hem ook nog een. goudstuk in de hand heeft gedrukt. Wie deze gezant des Pausen was? Mon seigneur Pecci, de latere Paus Leo XIH. Ik zal eens beginnen met jelui een blijde boodschap te doen. Jelui verlangen natuurlijk, nu de win termaanden weer aanvangen, dat de Kin derkrant ook: we ei' prijBwedstrijden zal uit schrijven. En ik begrijp maar al te goed, dat zulks een aangename en tevens nuttige bezig heid voor jelui moet zijn. Daarom heb ik beslóten in de volgende maand, dus in Nor vember te beginnen met een prijswedstrijd waaraan jelui allemaal kunnen meedoen. Het is mijn voornemen, wanneer deze wed strijd goed slaagt, daarna, b.v. in Januari of misschien al weer eerder, weer een an deren wedstrijd te laten volgen. Jelui behoeven dus niet lang meer te wachten en zullen, aldus spoe'dig de gele: genheid krijgen om mee te dingen naar heel mooie prijzen. Welke die prijzen zuilen zijn? Ja, daar moeten' jelui nog niet naar vra gen; (d.at vertel ik wel telkens wanneer wij met een wedstrijd beginnen. Goed uitkijken maar en moedig je zus jes, broertjes, nichtjes, neefjes, vriendin netjes en vriendjes maar aan, ook heel trouw de Kinderkrant te lezen, dan gaan zij vanzelf ook meedoen. En het aardigste is als er heel veel kinderen aan dc wed strijden deelnemen. OOM KOOS. De locomotief snelt snuivend door den nacht, bliksemsnel 'een rij wagens achter zieh trek kend. Een jonkman en een jonge vrouw zjjn al leen in een coupé le klas; hij is gvoot, sterk, blond; zij klein, tenger, donker. Hij slaapt rustig uitgestrekt op de bank, zaj gedoken in den tegenover gestelden hoek, beweegt zich zenuwachtig zonder zelfs den slaap te zoe ken. Haar lippen zijn pruilend gesloten en al haar indrukken zijn vervat in deze eene ge dachte: is dat nu mijn huwelijksreis? Want het zijn jonggetrouwden, die volgens de mo d's de Zuiderzon gaan -verzoeken over hran liefde ba schitteren. Dezen morgen nog zijn Raoul de Lynó en Martha de Karadeo vereenigd in de kapel van het kasteel Roebrun en de jonge Ibruid heeft haar witte japon slechts verlaten voor een zeer ele&ant reiskostuum dat haar bijzonder goed staat. Martha's spiegel zei het haar bij bit heen gaan. De taille van fijn laken Is gegoten om haar buigzame gestalte, de fluweelen toque op haar krullend© haar geeft haar iets co quets van een jong© page en haar oogen Behijncn nog meèr te vonkelen onder de voile van gittule. Ja, de spiegel heeft Martha wel gesegd, dat zij zoo allerliefst ia, nmar zaj zou willen dat haar man het haar herhaalde. Is het niet voor hem, dat zij blijde is mooi te rijn? En hij heeft haar niet eens aangekeken, zoo druk was hij bezig met de pro viel©manden, valiezen, parapluis en plaids, die hij mee nam en nauwelijks in den wagon geïnstal leerd, zeide hij haar: „Nu gaan wij slapen. Je moet wel moe zijn; ik val om van den slaap, want ik ben heel vroeg opgestaan. Maak het je gemakkelijk op de bank. Kijk. ik geef je het voorbeeld.'* En na haar do reistbussens te hdbiben gege ven, legde hij zijn hoofd op het ander© kus sen, wikkelde zich in zijn pels en 5 minuten later was bij ingeslapen. De jonge vrouw dacht er niet aan zijn voor beeld te volgen; de aandoeningen van van daag hebben haar te fel aangegrepen. Hoe kan Raoul slapen? Zij had hem zoo veel dingen te zeggen! Zij zijn geen rakmut alleen geweest in dezen zoo lanfeen en afwis selenden dag. 't Schijnt Martha tea dat zij ve le dagen ineens heeft geleefd. Is het van daag dat zij geschreid heeft ondier haar sluier, bij de herinnering aan haar overleden moeder, door den ouden pastoor opgeroepen? Dat zij bevend het jawoord uitsprak, dat haar toekomst voor altijd verpandde? Was het vandaag dat zij zoo omhelsd weid door haar oude ooms en jong© neven. O. wat zij 't moe was, dit défilé in'de ontvangzaalNog vermoeider vau het eindelooze dej euner daar na! Raoul zat toch naast haar, maar geheel bezig met eten en haar niet toesprekend dan om haar iederen schotel aan te prijzen en baar aan te moedigen er van te nemen. Martha was des te meer verwonderd over rijn verbazenden eetlust, omdat Raoul haar gevraagd had bij het gaan naar de eetzaal: „Heb je honger?" „Volstrekt niet En jij?" „Ik ook niet!" „Wat moet het dan zijn als hlji honger heeft," vroefe Martha zich af, hem met zoo veel smaak ziende eten. „Hoe is het moge lijk te eten op een dag als vandaag? Ik voel mij zoo aangedaan door alles." Het maal had niet korter dan vier lange uren geduurd; eindelijk was men van tafel opgestaan. De jonge vrouw ziet zichzelf terug^ wal sende en polkeer end© met de invité's. Dan nog een 'MndelooB souper, waaraan haar man evenveel oer bewijst ©is turn fenst ctin&r. Toen. gauw een verandering van toilet en in 'X rij tuig. De twintife minuten, noodig om naar 't station te rijden, waren geheel voor baar va der die hen vergezelde. Doe goede vader lachte Wj het afscheid ne men. „Lieveling, ik ben geluOrikifer, heel gelukkig, want ik hen zieker van je geluk!" Hij lachte) maar groote tranen rolden uit zijn oogien en Martha had moeite om de har© te weerhou den. Raoul* moest toch begrijpen hoe treurig 't voor haar was, haar vader te verlaten. Moest hij niet trachten haar te troosten? Hij denkt maar aan slapen. Hij houdt dus niet van haar? Waarom houdt hij zdch niet met haar bezig? Hij moest toch zien dat ziij geen slaap had en bittere gedachten vervullen het hart van Martha. Als haar mm haar eene niet zoo erg zou liefhebben, als zij tot nn toe weird bemind? Dat zou vreeselijk zijn! Daar ginds in Roe brun, woa zij dinar niet de klemnie kouimgin.'? Van af den lieven ouden vader, die haar slechts ééns had gedwarsboomd, toen Yvo, den kleinen herder, zochten alle bewoners van het kasteel om strijd haar in alles aange naam te zijn. Ja, tot nn toe was Martha vergood en be dorven als een kleine vorstin, te middien van haar hof; zou haar man de eerste zijn om zieh te onttrekken aan de zoete Hseerscbappij dip zij altijd over allen heeft uitgestrekt? „Uw biljetten aetjeblieft!'' Raoul snurkt ®n zijn vrouw moet hém ta melijk hard aan den arm trekken om hem wakker te maken. „Hm, wat is er toch," roept hij op een nor- seben toon, van mensehen zoo pas uit hun slaap gewékt. „Je hebt one beider biljetten!" _0 ja, jawel, heel best!" En terwijl de beambte de papieren knipt, onderschept Martha een blilk van medelijden aan haar adres, die haar verbittert Het portier wordt snel gesloten en Raoul rekt zdch uit „Ik heb goed geslapen, en jij?" „Ik niet." „Wel, dat spijt me. Dan moet je eten. Je zult behoefte aan iets hebben. Ik heb ©en razenden honger." „Dank je, ik zal met eten!" Zonder naar haar te luisteren haalt hij ten provitiiemaud voor den dag en gespt d!i© los. „Kijk, liefje, ik. heb bun gezegd aspic van foi gras hierin te laten doen, ik vond ze heer lijk van morgen. Neem er wat van met dit broodje! Wil je niet? O, je (hebt ongelijk, heel ertr ongelijk, ik verzeker je 't is heerlijk." En Raoul nam le paté fole gras. „Maar dit patrijfeenvleugeltjie belief je toch wel?" y „Ook niet lk heb geen honger." „Dan moet ik zo allebei eten. Werkelijk je doet ma verdriet aan." Martha, hos langer hóe boozer, zegt tot zichzelf dat het verdriet haar man den ap petijt niet ontneemt „Maar dan drink je toch' wel dit glaasje oude Bordeaux, de beste van den wijnkelder van Roebrun. Met een paar gebakjes aal het heerlijk smaken. Deze taartjes vooral-cijn zeer verrukkelijk; Ik héb ar zulke lekkere nog nooit gegeten en daarom heb ilk ede alles mee laten inpakken wat overbleef na het souper. Heb Ik mijn. vrouwtje onderweg niet bedorven?" „Of jo zelf bedorven," dacht Martha en ziet vol ergernis gebakjes en taartjes onder wijn achter de tanden van haar man verdwijnen. „Ik vind het ellendig dat je niets gebruikt. Probeer te slapen tot Rochefort,dan zullen we daar chocolade drinken." Hij strékt zltih nog eens uit op zijn bank en zet zijn onderbroken slaapje voort. De keel der jong© vrouw is toegeschxoefd en zjj voelt de tranen opkomen ln haar oog. Dus gaat de reis op dezelfde wijze door. Raoul zal zieh niet anders met haar bezit? houden. En zoo zal 't misschien altijd gaan, haar heel© leven door. Haar vader had haar verzekerd, dat zdj ge lukkig zou zijn met haar man. Hij kende de ernstige lioe&a nikkeien van den heer De Lynó en durfde item al-leen het geluk toever trouwen van zijn gelietfd kind zoute hü. En zij, vertrouwend lm haar, vadeoy had DE 18 LUCIFERS. Hieronder vinden jelui de oplossing van het kunstje, dat Henrica Kers opgaf, name lijk 18 lucifers zóó uit te tellen dat er zeven overschiet. Een goede oplossing heb ik ontvangen van Geertje Bakker to Nieuw-Vennep. EEN NIEUWj KUNSTJE. Wie kan 9 lucifers zóó uittellen, dat er 38 overschiet? Dat is een vraag van Geertje Bakker te Nieuw-Véimep, die mij het kunstje met de oplossing ervan toe zond. In een volgend nummer zal ik de op lossing bekend maken; doch wie ze zelf vindt, mag ze mij toesturen, maar dan moet de oplossing uiterlijk a.s. Woensdag in mij» bezit zijn. OOK 'N ZOOGDIER. Meester„Wie van de jongens kan mij een zoogdier noemen?" Moosje (terwijl hij z'n rug krabt): ,,'n Flooi, meheer." - ,UIT DE 30110 OL. Les in de dierkunde: Meester: „Kobus, noem eenige viervoe tige dieren." „Een paard, een koe, een. schaap en een hond, meester 1" „Wie kent. er nog meer?" Jantje: „Ik meester 1 Twee kippen!" NIET BANG VOOR WERK. Bene dame kwam bij eene andere, om in lichtingen aangaande eene dienstbode te vra gen. „En is zij niet bang voor werk," vroeg de eerste mevrouw. „O, volstrekt niet," was hét antwoord., „zij gaat er dikwijls naast liggen en valt dan gerust in slaap. EEN NIEUWELING AAN DE TELEFOON. Karei telefoneert aan zijn. vriend: „Zeg, heb ik gisteren mijn zakdoek hij jelui thuis laten liggen?" August: „Wacht eens even: ik mI een» gaan zien." (Na een poosje telefoneert August nog terug): „Kijk eens, is het deze misschien?' (Ingez. door Corn. M. te .Velsen). Ik heb 24 roode en 56 blauwe IJsco-heer tjes van Schoten en 26 blauwe en 11 rooite IJsco-beertjes van Haarlem. Deze won ik ruilen voor Kwatta-soldaatjes. Ik geef 3 beertjes voor 1 soldaatje. Ik ruil van de» middags 12 tot half 2 uur en des avonds van half 5 tot 7 uur. Mijn adres is Evert de Vil der, Soendastraat 58, Schoten. Ik heb zeer veel vreemde postzegels. Wie wil die met mjj ruilen voor postzegels die lk w. ^b. Ik ilieb ook nog 30 blauwe Haar- rw b10 J'Wobeertjes., die ik ruilen wil voor watta-ooMaatjes. Ik geef voor 1 soldaatje nel-Ma6?.^368' M"K adres is paulus Hu- neLer, Gubberstraat No. 85, Haarlem. vfï Nederiaulf^ Maizenaplaatfëa van Nü- If 46 49 50 5*1 5a Ik 5Ó 7' 8' 9' 15> 16> 39' iSt' 5S> 5». 60; ook heb ik piaatjes van de IJsel eu wel No 8 20 21. 81. 85, 85, 39, 44, 45, 56, 53, 53, 62, gi 'J 89, 91, 38, 105, 109, 115, 133 en iJaw^Lrtjes vau Haarlem, 29 blauwe en 11 roode; verder nog 4 blauwe IJsco beertjes van Schoten en 1 roode., Dit alles wil ik ruilen voor ansicht kaarten, gestuurd aan mijn adres. Ik geef 4 plaatjes of 4 hëertjes voor een ansicht. Mijn adres is Maria E. Boijk, Oost-Indische Kade 32, Haarlem. Ik heb plaatjes van „Bonte Wei" en „Bosch en Heide", die ik graag wil ruilen voor plaatjes van den Europeeschen oorlog 1914. Ik geef 2 plaatjes tegeiT 1 plaatje van den oorlog. Mijn adres is Anny Kim man, Houtplein 35, I-Iaaiiem. Ik ruil iede ren -dag van 47 uur. Om van ous ruil- en verzameihoekje ge bruik te maken, zendt men mij maar een briefje, waarin duidelijk staat geschreven wat men wenscht, met vermelding van volledig n naam en adres. Dan zet ik dat in de krant en de verzamelaarljes weten dan waur ze elkander kunnen vinden. Do briefjes moeten in enveloppe gezond o worden: Aan de redactie, van d>? K 1 der krant Hof 6 te Alkmaar Aaoul blindelings aangenomen. Blindelings is misschien wat sterk gezegd; zij had haar oogen in elk geval wel moeten openen om te zien, dat de jonge man, door haar vader voorgesteld, 'n heel knappe jonden, was met vroólijke, oprechte oogen en blonde baard. Ja, zij had hem heel aardig gevonden, van af het eerste oog-enlblik, eenvoudig en gedis tingeerd tegelijk, met den besten smaak ge kleed en vooral een interressante conversa tie en een feoed karakter. En toch, zonder het aandringen van haar vader zou Martha n/ewt Raoul De Lynó als man hebben aangenomen. En de reden was heel eenvoudig, het jonge meisje had het ook heel eenvoudig haar vader &0/.tisd. Die Lyné was liaar ideaal niet. Hij was te groot te eterlk, te blond eu vooral te YTOolijk, te gelukkig. Zij droomde ei' van een armen jongen te trouwen, aria en treu rig donker en bruin droomor.Jg en sentimen teel, die haar eedert lang yan verre en in stilte zou aanbidden, eindelijk een ongelukki ge, dien zich moest troosten. De heer Keradec had gelachen om het ide aal van zijn dochter. Deze feefroiis-seerd durf de haar vertrouwelijke bekentenissen niet voortzetten on bekennen, dait dit ideaal ergens anders dan in haar droomen bestond. Maar de hoer Keradec had het vermoed. Gaston Baudoia, was hij niet bruin bleek, mager, om bang van te worden, een jongen, die zijn ge zondheid en zijn fortuin verkwist bad door zijn wangedrag en nu poseerde voor roman held? De vader bad het gemerkt en het ge vaar van zijn kind afgewend. Eerst jaren later zou Martha vernemen op welke wij20 haar vader dén ridder had! doen verdwijnen. De slotheer van Keradeo was de voornaam ste schuldei-schor van die jong© verkwister en had deze onmiddellijk aangemaand zijn schuld af te doen. Nauwelijks had Gaston do waarschu- win« vernomen van zijn notaris of ky verliet het land, zonder van iemand afscheid te nemen. Martha vermoedde niet waarom wj haar stil len aanbidder nooit meer ontmoette, dwalend op «eiizame paden. Vee! tiid had' zi.i eohter met om zich hier over te verwonderen. Raoul die Lyno kwam steeds meer op het kasteel en boezemde haar bij den dag meer, belang in. Zij moest het bokeimen. zun vrco:lu.,.ieio werkte aanstekelijk, maar zii hield er met yan. ij verkoos daarboven d'ie droefgieestiglieau welke men het geluk heeft to-troosten; en .oen prettig was het wel, die vroohjkhmd, maar niet interessant, en haar vader was nooit zoo gelukkig geweest dan als die jonge man er was zija goed humeur en prettige mameren deden de uren zoo snel voorbijgaan, dat de dagen zonder iem eindeloos schenen. Eens vei klaar do jonkvrouw De Keradeo aan haar vader dat zii er mots tegen had zijn wiinsch te vervullen en Raoul to trouwen. Toen kwem do drukte dor verloving en Mar tha had geen tijd aan haar vluchtigen droom van een ideaal te verspillen, maar nu deed haar ergernis hear er weer aan denken. „Ik ben zeker", dacht zii, Gaston Bau- dois niet zou geslapen hebben. Met rustig hart en kalm geweten snurkte Raoui maar voort. Het hoofdje van Martha werd steeds warmer. Ach! hij kan slapen, zij weet nu wat haar te doen staat. Bij de eerste halte, als hij niet wak ker wordt, zal zii uitstappen en baj, het loket kaartje nemen naar Haute». Zü heeft genoeg van deze huwelijksreis met eien man die alleen denkt aan eten en slapen. „Ja, ja, mijnheer De Lynó, ik zal u alleen «w huwelijksreis laten doen, u heeft mij niet noo- dig om u te zien eten, drinken en slapen." Zonder «èdruasch en den slaap vaar haar, man bewakend, rolt Martha haar plaid in ©en riem op, hecht haar reiezakje aan haar ceintuur, dan laat zij haar voiltte neer, knoopt haar hand schoenen toe en met de hand op het portier wacht eü koortsig de eerste halte af. O ja! zij; rou hot haast vergeten 1 Haar, biljet! Men zal baar vmutren, en hiaar man heeft iaat. 1 Iaici 4 A a-m .-vU-va ?i 1 l J. X X». loren heeft en het betalen -- dat is alles'. Maar- zal zij gelid srenoog hebben2-Zenuwachtig opent zij haar portemonnaie een 20 franks en een 10 frnnksstuk 2 of 3 blanke stukken. Dat rij er niet eens aan dacht zij heeft niet eens genoeg om naar Nantes terug te keeren! O, waarom gaf zij haar man de beura vol goud, die haar vader haar op het oogenblik van ver trek gaf 't Is uit! Zii moet die onuitstaanbare reds vervolgen. Mismoedig laat liet jonge meisje haar reis deken vallen, en stil strooirien haar tranen. Raoul.slaapt altijd maar doer. De horizont begint helder te worden en een awak licht dringt in den waggonRaoul slaapt noric altijd) maar tooli eolxreit -Alartha niet meer en haar steeds peinzend voorhoofd echynt au heldterder. Zii heeft veel nagedacht in deze uren, ern stige gedachten zijn over haar gekomen; eerst zeer vaag, en verward; toen kwam er helder heid en eindelijk werd het geheel licht in haar geest, da schaduwen vervliegen en een enkele gedachte vervult haar. die zich uitspreekt in dat eene woord', waaraan zii tot nu toe te wei nig dacht: Plicht. Tien jaren later zitten in denzielfden expres- trein van Nantes naar Bordeaux de heer en mevrouw De Lyné weer in een waggon le klasse, maar zij ziin nu niet alleen; twee mooie kinderen van 6 en 8 jaar vergezellen hen, ge luk schittert op alle gezichten eu do glimlach verlaat Martha's lippen niet. De jonge vrouw heeft haar huwelijksreis over willen doen; nu versmaadt zii d,e proviand- mand niet, die zij zelf hielp inpakken: zayneemt er gaarne haar deal van na ieder het zijne te hebben gegeven, en als allen slapen, zoekt zij zelf dien slaap op. Maar toch tussohen Rochefort en Nantes opent zij de oogen en ziet die van haar man1 op haar gevestigd met een goedigen liefdevellsn blik. „Wij zijn dicht bij 'Nantas," zegt Raoul glim lachend. „O" zoo'n ondeugd, mü dat te herinneren, foei! Neem je hot mij niet kwalijk?" ,.:ja kwalijk nemen? O noen! Ben ik niet al te gelukkig het gevaar ontkomen, zoo'n goed, lief vrouwtje te verliezen? I'lc was «r van af dit gevaar to vermoeden. Daarom geloof ik ook De e pot ter etoud verslagen en sprak geeD woord meer. LEVENBLIJHEID. De groote komiek Listen aldus vertelt de Hofstad behoefde maag op te komen en zijn mond te openen of de heel© zaal barstte in laehen uit. En toch was hii in 't dagelijksche leven de ^omberste rnensch, die men zich kan voorstellen. Soms vreesde zijn vrouw voor zijn verstand. Op raad van zijn vrouw ging hij dokter Abernethy consul toeren. Deze arte was befaamd om zijn kennis en door zijn lompheid- Listen trad binnen. Wat scheelt je? vroeig de dokter. ,,Ilc ben. zwaarmoedig, ik heb vladen van vreeseliifco melancholie", zei Listen. Anders ndet? Nee dolkter, dat is alles, maar die vlagen -Kin s«*in« zóó hevig...." Wat beteekent datHoe kun je m® om zoo'n kleinigheid lastig vallen, 'k Zal jej een genees middel geven, waarvan twee dostis genoeg zijn om je te genezen.Je gaat vanavond naar Covent Garden om Lis ton te ai»n spelen. Die doet den zvartgalligsten gek van de wereld schateren; kunt gaan. Listen bleef een oogenblik ver bouwereerd staan, legde een pond sterling noer en toen schaterde hij' het uit van 't lachen- Gieireude en proestende gang hii heen. Toen werd do eerbied van dien dokter voor den acteur nog grootor, want baj meende, dat de naam alleen den patiënt al had teen brullen, van plezier en eerst later hoorde hij, diat hij den grooten komiek zelf vóór zich had gezien. DAT KAN NIEMAND. 1. Leg iemand een stokje voor de voeten en verzoek hem er overheen te springen, dooh hij moet daarbij zün lichaam zoo recht als een kaars houden en hoofd nocih knie buigen. het is hem onmogelijk. 2. Plaats iemand met die rug en de hielen tegen den muur en verzoek hem een geldstukje op te rapen, dat je voor hem op den grond hebt gelogd. Zijn knie mag hii niet buien, en het ia hém ommoigoRjik. 3. Plaats iemand met de linkerzijde stijf tegen den. muur en verzoek hem den rechter voet op te lichten, -het is hem onmogelijk. 4. Verzoek iemand op oen stoel te gaan zit ten, zioodat ziin beenen in het kniegewxicht een rechten hoek vormen, Vraag hem op te staan, zonder zijn rug te buigen, en het is hem on- Do» t® erggj, rij **1 <|ati zü J&t evaai „a mogelijk. niet meer aan het spreekwoord', dat zegt: „Het Een Duitsch officier ging eens, in weerwil van het streng verbod, ln buxgerkieeding geluk komt al slapend" want 't is al slapend, dat ik bijna,het mijne had verloren!" „Hsgzn." De beroemde Jezuïet Eoh was eens op reis, toen in dezelfde coupé als hii een dik heer zat, die al maar door dien spot dreef met d© Ka tholieke kerk en bare bedienaren. Ook pater Roh moest het ontgelden. ,.U is ook Katholiek, nietwaar, en nog wel een Jezuïet geloof ik." „Dat ben ik", was liat antwoord. „Is het dan waar dlat de Jezuïeten alles weten?" „Neen,Eén alleen weet alles, met Wden u den spot drijft, namelijk God", was het ant woord, „maar wij weten veel en zeker meer dlan menig ander." „Kant u mij dan somtijds zeggen, hï- het kamt dat ik zwart hoofdhaar en een witten knevel heb? Niemand heeft mij tot dusver" sen aannemelijke verklaring kunnen geven." „Diat kan ik zeer wel verklaren", antwoordde de pater. Jtla, zoo, diat doet me genoegen." „De oplossing zal a intusechen missdhiea niet aangenaam rijn, maar daar go het verlangt, zal ik hot zoggen. Ziet u, het Ifet eenvoudig aan het gébruik dat men van rijn vereohillende II- chaamedeelen maakt. U hebt in tew leven wei nig nagedacht en daarom is uw hoofdhaar zwart geblevenmaar u hebt waarechijnlijk vee! nutteloos geredeneerd en daarom ia het haaar wandelen en liep met eene dame aan den arm in het park van Sanssouci, daar hij in de meening verkeerde,* dat de koning zich goed en wel te Potsdam bevond. Plotseling uit een zijlaan komende, stond de koning voor zijn oogen en vroeg op norschen toon: Wie zijt gij De officier ontstelde, wart Lij begreep, dat hij als militair herkend werd te meer, omdat hij, uit achteloosheid, zijn officiersde gen op zijde droeg, die onder zijn jas zicht baar was. Echter behield hij zijn tegenwoor digheid-van geest en antwoordde vrijmoedig: Ik ben officier, maar ik bevind mij in cognito hier. koning had schik- in dien inval en zei g ichend - Zool Pas maar op, dat de koning niet zietl Waarop hij een andere laan in sloeg. Aug. Pfeiffer, een Duitsche geleerde orien talist, te Lauenburg in 1640 geboren, viel toen hij 5 jaren oud was van een huis. en verbrijzelde zich dermate het hoofd, dat men hem voor dood opnam, en men zin'1 gereed maakte om hem te begraven; terwijl zijne zuster het doodkleed om kiein lichaam naaide, etak zij hem in ejL zijner vingere en bemerkte, dat hij de han terugtrok; zij bracht hem daarop door hulp van een geneesheer tot het leven tor Men liet hem etudeeren, en in wei tijde maakte hij zich aeer bekwaam u' ib. Oostersohe talen. Hij onderwees deze te tenberg, te Leipzig, en op ver^e"*® ^oo* dere plaateen. Men heeft van hem een g getal werken, over de gewijde 0™^ it3ob- wijfibegeertj ln het, Latijn en Hoogd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 10