KINDERCOURANT
VINK
Rang en Stand.
Een goede batrekking.
Luister eens.
In hef Hospitaal.
Aardige Anecdoten.
GRAPJES
EEN FAMILIELID.
MARIA Ml!NE MOEDER.
BLADVULLING,
KUNSTJES.
EEN SNEEUWBAL' IN VUUR
VERANDEREN.
PRiEVENBUS
Hendrik VIII van Engeland, die dien. Duit-
•chen schilder Hans Holbein aan zijn Lof in
dienst hield, had met hem een contract geelo-
tten, dat hii voor niemand andere mocht schil
deren, zool an er de Kaninsj hem betaalde. Een©
der dames van het hof wist cfen schilder eohter
ever te halen, om in stilte haar portret te
maken. Terwij] Holbein haar schilderde, mocht
(reen der adel ijk© heer en of diames van het hof
worden binnen gelaten. Een der lords, die zich
echter bij een voorgenomen bezoek boven deze
wet verheven achtte, wist. toen hij was afge
wezen, langs een ander vertrek toch in het ate
lier door te dringen. In zijn angst voor den
Koning greep Holbeih den voornamen indrin
ger onverhoeds bij den kraag enwierp hem van
alle trappen. Meteen echter zag Holbein het
verkeerde van zijne handeling in. begaf zich
op staanden voet naar den Koning en deed
fondweg belijdenis van zijn dobbel vergrijp.
De KoniAg gaf den schilder genade. Niet l&ng
daarna kwam de lord als aanklager en betuddge
den vorst, dat hij elke gelegenheid zoo. te baat
nemen, om Holbein te dooden.
„Mylord," zeide de Koning, „ik verbied u
•ene band naar hem oit steken; ik waarschuw
voorafwant u zoude zelf daarvoor met uw
leven moeten boeten."
>,Ja, maar Sire, bedenk toch het veirschil van
rang en stand tmseöhen ons beiden."
„Noneensvan zeven boeren kan ik dadelijk
«even lords ma'ken, maar van zeven lords, zooals
er een iekan ik niet éen Holbein maken."
Aan een van de commissariaten vter^olitie
te Amsterdam wordt een aangeschoten man op
gebracht.-
Voor den Commissaris gebracht, vroeg deee:
Hoe is je naam?
Hik 1 Ko-Kobua Langer», om u te die
dienen.
Wat heb je aan ïfe hand!
Wat blieft-blieft uwé!
Wat je voor den. koet doet!
Ah zoo!
Nou, vooruit er mee!
Een paar agenten lachen.
Zeg ereis-lach jullie-je iej eigen uit. Je
denkt-denkt, dat ik geen zaiken aan - aan de
hand heb - maar wat is.
De Commissaris, die nu ongeduldig werd,
eommandeerde: Allé vlug een beetje nog
eens: wat voer je uit voor den koet!
Ik - ik leef niet van cfe straatsteenien - dat
dat kunt u wel begrijpen.
De Commissaris wil hem op de hoogte hel
pen.
a— Tramkaartjes-venter!
w Ben Ben ben je mal, meneer, jooioti.
Straatveger! -- -
Bewaar me, nee hoort
Schoenpoetser!
Ajakkes nee nee.
Couranten-rondbrengen!
Daar heb ik naar ge - w
maar.
Kruier!
(Hij trekt z"n neus op.)
Maar in 's hemels naam, wat beni Jö Öan!
Ik ben compagnon, meneer, in 'n ven -
ven - vennootschap, ziet u.
Wat blief je?
Ik ben stille - stille vennoot v&n mijne
vrouw die is waschvtouw - begrijp L
Maria is mijn Moeder;
Ik noem mij ook baar kind
Geen een toch is er, die mij y
Zoo hartelijk bemint.
Ik wil haar eeuwig trouw zilh,
Getrouw tot in den dood:
Bij haar bescherming nemen
Wanneer ik ben in "nood.
Maria, goede Moeder!
•Geef mij Uw zegen nu.
Ik ga nu aan mijn arbeid i
En denk dan steeds aan U.
Hilversum. MARTHA v. 8. B.
Beste neefjes en nichtjes, voor de goede orde
in onze groote familie, geloof ik, dat het noo-
dig is jelui te herinneren aan de algemeene
bepalingen, cüie altijd in acht moeten werden
genomen.
Hetzij, dat ze het niet wisten, of dat ze het
waren vergeten, maar er zijn tegenwoordig een
heede boel kinieron. die maar net doen alsof er
geen orde-bepalingen in onze familie bestaan.
En toch, heusch, 't is zoodie bestaan wel. -
Als men mij een briefje schrijft, dan moet
^och altijd onder hét briefje staan: behalve de
achternaam, ook de voornamen voluit: vervol
gen» de leeftijd en het juiste adres, dus met
straat en huienummer.
Ook onder oplossingen en eigenlijk onder
aRe inzendingen, onverschillig wat, behoort dlat
zoo.
Verder mag men op den achterkant van een
oplossing, als van prijawedstrijden of kuntsjee,
of van „Grapjes," .verhaaltjes, versje»,' ruil-
brief jos en flergeliike nooit iets Anders soli rij
ven. Die moeten dus altijd op aparte velletjes
geschreven worden.
Jelui weten natuurlijk niet waarom dit alle
maal moet, maar als ik jelui nu ze«, d!at wan
neer zulke briefjes aan twee kanten beschre
ven zijn. ik altijd verplicht ben één van dlie
kantjes weer over te schrijven (voor do druk
kerij) dan geloof ik, dat jelui het met mij
een* zijn, dat je mij dan toch wel w»t él te
veel werk op mijn Behouders legt.
Alleen gewone hrLeöFjef otn mij leis te ver
tellen, b.v, orer leeweo. op school en in de
leering of over je verj a arda goade autjos of
feestjes en (fergolijke, mag je bet papier aan
twee kanten beschrijven!; maar dan mogen op
dat briefje geen ander dingen staan, als
kunstjes. Grapjes, enz. Die moeten altijd ieder
op een spart briefje worden geschreven. En on
der ieder coo'n briefje moeten dan weer de
namen en het adres wor<jen gezet.
En dan nog viet»: jelua moeten er ook altijd
om denken, dat op een brief een poetzegel van
5 cent en. op een briefkaart een postzegel van
8 oent geplakt moet ziin; want andera laat de
post mij het voor straf dobbel betalen. En <Mt
gaat toch nietwant ik heb dan toch heelemaal
geen straf verdient.
Ziezoo dlat wou ik jelui nu een» vertellen en
nu hoop ik. dat je het allemaal goed zal ont
houden.
En om dit ook niet te vergeten, schrijf ik
hier nog eens mü-n adres: Aan de redactie van
de Kinderkrant, Hof 6 Alkmaar.
Dag allemaal, beste neefjes en niohies.
OOM KOOS.
Ware vereerders van den H. Anton ius beijve
ren zich met allen ernst hem na te volgen.
Daarom lezen zij, zoo mogelijk, dagelijks een of
ander punt uit zijn leven en maken het besluit
in de beoefening van een of alndere deugd zijn
voetspoor te drukken. Overtuigd eohter van
hunne ongenoegzaamheid smeeken zij a1en bij
stand van Gods genade door voorbede en ver
diensten van den H. Antonius af.
DE NEGEN LUCIFERS.
De oplossing van het kunstje met de 9 luci
fers, dat Geertje Bakker te Nieuw-Vennep te
raden gaf, om de 9 lucifers zoo uit te leggen,"
dat ex een vogel van gemaakt werd, is als
volgt;
Ün het volgend nummer geef ik er 'de oplos
sing van en wie de oplossing eerder vindt,
mag mij die vóór a». Woensdag opsturen: aan
de redactie van de Kinderkrant, Hof 6 te
Alkmaar.
Doe in een sneeuwbal, zonder dat men Het be-i
merkt, een stukje kamfer en steekt dit aan;'
zoo zal de sneeuwbal ontvlammen. En ofschoon
men er ook water op giete, zal de vlam toch niet
uitgaan,
OOM KOOS.
Goede oplossingen heb ik ontvangen van:
Simon Kuilman te Limmen, Josephine Smit te
Haarlem, Oornelia de Wildt Je Heemskerk,
Marietje Zoon te Beverwijk. D(irk of Dora?)
Jongkind. (Hoe i» je voornaam eigenlijk?) 'te
Heer Hugowuard, Mientje Peeperkom te
Noord wijk, Antoon en Joop Steunen te Zuid-
Schalkwijk, Trientje Bakker te Harenkarspel,
Martha Nijasen te Velscn, Johanna Nieuwpoort
te Over veen, Johanna Berth out te Medemblik,
Geertje Loogman te Halfweg, Tonia v. Deute-
kom te IJmuiden^. Jan Venneker te Oudorp,
Antoon Borsen te Alkmaar, en Piet Bakker te
Wijkeroog.
WEER EEN NIEUW
KUNSTJE.
Jelui mogen weer beginnen met dezelfde
negen lucifers en die moet je nu zóó uitleggen,
dat je een heel zachtaardig dier te lezen krijgt.
Dit ia een kunstje, dat Marietje Zoon te Bever
wijk te raden geeft.
ZOO NIET BEDOELD.
Iemand bij den dokter, tot diens huisknecht:
Is de dokter al weg. Dat spijt me, ik had hem
zoö noodzakelijk moeten spreken.
De knecht: Nu ik hoop van harte wijmliear,
dat u den dokter morgen ook nog noo<fe*keR}k
moet spreken.
EEN HONGERIGE DOODE.
Bedelaartje: Ach rna&nheer, koop een doosje
lucifers, mijn moeder is dood en beeft niets te
eten.
Aangesproken heer: Maar kind, als je moeder
cfood is hoeft zij ook ni-et mees: te eten.
Bedelaartje: Ja mijnheer, dat heb 38c ook al
geneed, maar zij gelooft het toch niet.
(Ingezonden door Piet B. te Wijkeroog).
EAREL'S GEDULD.
Karei zeide onlangs een vader tot züm on
deugende n zóón, een jongen van acht jaren
ik ben nu ^an iets bezig. Maar zoodra ik tijd
heb, zal ik je een pak ransel geven.
0 haast u dau-maar niet, papa, hennasn
het zoontje ik kan wachten.
DE BESTE PLAATS.
(Jantje komt met zijne maandkaaart thuis).
„Papa, ik héb de beste plaats op school
Zoo, beste jongen. Iaat een men.
Ik zit het dichtst bij de kachel.
ZIJN VERONTSCHULDIGING.
Vader: Eduard jongen wat zie jé er weer
uit! Wat heb jij je weer laten toekakelen!
Eduard: Maar vader, u weet niet eens, hoe de
andere er uit ziet.
EEN BRUTAALT.70.
Tante. Nu, Catootje, ge Hebt het vers zeer
mooi opgezegd, Ik zou het n niet kumsven na
doen.
Cato. Maar, tante: «H© menechen kunnen ook
niet even wijs zijn.
Theo Bornez te U. Ja, ik dacht wel,
Theo, dat je over mij tevreden zoudb zijn. Dat*
hadft je mij niet eens behoeven te schrijven.
Je versje over „Herfst" krijgt een plast»je.
Maar zeg neefïe, heusoh jongen. e«n suikeroom
pje ben ik niet. Zie mü daar maar niet voor
aas. En juist «laar om kan ik je beet eed
plaatsje in mijn testament beloven. Iets andere,
Theo: onlang» schreef je mü. dat je een proza
stukje, een verhaaltje, ak fir mij goed herinnor,
over het kampeerlewen ander handen had. Is da*
nog niet klaar! Ik zou wel eens willen risa
wat je daarvan terecht bracht. Tot slot: Dag.
J(a u of Jozep h?) v. D. t e Haar
lem. Ik vind het opperbest, dat jij een neefje
van mjj wil worden, maar dan behoor je me ook -
je saam te zeggen. Je bent heusoh nog jong ge
noeg. Ak je 't verhaaltje zelf gemaakt hebt
mag je dat aan mij opzenden en dan koet je dat
niets, dan alleen den poetzegel, welken je op den
brief plakt. En het moet heelemaal af zijn, dus
zonder vervolg. Zóó is het óók met de „Grap
jes": je moet ze zelf bedacht hebben.
Piet B. te Wijkeroog. Zoo Pieter, ben
jij ziek? En is het de Spaansche of wat anders,
die je te pakken heeft? Hoe gaat het nu met je i
Denk er om, neefie, in 't vervolg het papier
aan één kant maar beschrijven, 't Beste hoor!
Oornelia M. te Velsen. Als de
ouders van je vriendje Jacob ook geabonneerd
zijn op onse courant, ma» hij vanzelf ook mee- J
doen. Raadsels héb ik nog duizenden zelf in
voorraad.
Martha v. d. B. H i 1 v e r s u m. W ©1 too
had jij dat in de gaten? Wat 'n oodeugd ben je
toob. Nu heb je teven» begrepen, dat ik j,
vroeger wel eens een jok leertje heb verkocht.
O, neen, fir ben er heelemaal niet boo« om
Jij weüt wel, dat ik op zulke beste nichtje» niet
zoo licht boos kan worden. Ja, zea dat wel, u
heb lang op een brief van je moeten waohUn.;.,
Maar, behalve dat je er een gegronde reden
voor opgeeft je vele huiswerk heb je 't nu
toch ook weer goed gemaakt met je acht kan
tjes en bovendien nog zulk eet/ mooi vers.
Kindlief, wat heb je een boel mooie cadeaus
gehad voor je verjaardag! En nu nog een bp
fertje bovendieneen mooi boek gewonne
Preoie3 denzelfden dag, dat ik verleden wet
het lijstje de ptriizea naar de drukke,
stuurde, kreeg ik je leuken babbelbriof. Oo.
toevallig! Wat 'n prachtig poetpapier kreeg
voor je verjaardag. StuuT je mij weer gap
zco n briefje, want je hadt immers nog t
meer te vertellen. Over je rapport was ik optv
best tevreden, wijl er vooral iiit blijkt, dat ie
«oo goed je best doet. Je heelen brief hier be
antwoorden durf ik niet; dat zou te veel pi»
vergen. Dus eindig ik. htcr M«rtUios, «véete
ook aan vader, moeder en me.
A a t o o a. en J oop te Zui d-S o h a 1 k-
w ij k.<« Ha, daar zijn «e weec, de .Schalkwijker-
tjes. Jóngens, wat heb ik jelui gemist. Maar ik
zal maar niet booe er om zi.in, omdat jelui mij'
nu beloofden weer trouw mee te doen. J a, we
naderen weer aardig de Winterfeesten St. Nico-
laas, Keratitis en. laten we dan ook maar noe
men Nieuwjaar en Drie Koningen. Sekrijvei
jelui weec een» gauw?
Mientje P. teNoordwük. Beste
meid, in 't vervolg een 6 cents postzegel op je
brieven gebruiken hoor. Nu moest ik 9 ct. straf
port betalen. En dat kan er toch heusch niet
af.
Hij was zoo terneergeslagen, dat mevrouw
Moreau zichzelf weer opwekte tot wat fris-
sehen moed.""
Nu, Henri, laten we one niet van streek
laten brengen... Er is slechts óón ding te
doen: hem gaan opzoeken. Ja. Wjj zullen
er met zijn beiden naar toe gaan, en dade
lijk.
Dadelijk? zuchtte de heer Morea*.
Ja. Wij zullen langs huis gaan, waar
Zeven of acht dames, personage» van ge
Wicht in het kleine stadje, bevonden zich
in hst salon van mevrouw Delaporte, toen
mevrouw More&u binnenkwam, gevolgd door
haar twee mooie dochters, van 18 en 20 jaar.
Mevrouw Moreau, die zich den nog niet
ver achter haar liggenden tijd herinnerde,
dat zij dit salon slechts met een gevoel I de kinderen "dan bljjven'jij neemt je mooie
van nederigheid binnentrad, smaakte het handschoenen en je nieuwen hoed. Ik ben
IJdele genht met onderscheiding te worden gekleed,, voegde ze er aan toe, een blik
ontvangen en te zien, dat mevrouw DeLa- gaan latend over h aar toilet
parte, wier invloed op het stadsleven over
wegend was, haastig een gesprek afbrak om Luitenant Jacques Moreau, den arm nog
haar te kunnen verwelkomen. 1 in een doek,s tond voor het venster van zijn
Wel! riep zij op levendigèn toon uit, kamer,t oen er geklopt werd.
hij is hier! Hij Is vanmorgen aangekomenl Het zijn een meneer en een dame voor
'En u heot ons niet gewaarschuwd!.leen belangrijke zaak, kondigde een ver-
Mevrouw Moreau scheen verbouwereerd, pleegster aan.
Waarvoor gewaarschuwd? [Wie is aan-1 Belangrijk en dringend, herhaalde een
gekomen? I stem aan den anderen kant van de deur...
Uw neef, luitenant Jacques Moreaul Een onderhoud van eenige minuten, mijn
de beroemde aviateurl Hij toeft, om van I heer, we smeeken er u om.
een verwonding te genezen, in de naburige 1 En de verpleegster op zij duwend, dron-
ambuiance-afdeeling.Alsof u het niet wist, gen een heer met een grijs baardje en een
met uw geheimzinnig doenl Hebt hem dame, in het violet gekleed, de kamer- van
reeds gezien? den verbaasden officier binnen.
Maar neen, ik verzeker u.protesteer-! Mijnheer, begon de bezoeker, vergeef
4e mevrouw Moreau, die verward scheen, ons deze indringing. Ik zal u uitleggen...
omringd als ze werd door alle, zonder op- Zwijg viel zijn vrouw hem in de rede.
houden sprekende dames. Mijnheer, eerst ^enkele onvermijdelijke woor
Mevrouw Delaporte kwam tusschenbeiden: den over onszelf. We zijn volkomen ach-
Wij begrijpen uw bescheidenheid, beste tenswaardige lieden, wees daarvan over
vriendin... Maar het is voor onze stad een I tuigd. Mijn man is chef de bureau bij een
Eoote eer een dergelijk lid ia ons midden groote crèdiet-jnstelling, positie van vertrou-
hebben en wij zouden zeer trotsch en ge- wen. Ik ben ae dochter van een inspec-
lukkig zijn, hem persoonlijk te leeren kjen-1 teur der belastingen. Mijn broer is leeraar.
nen... Dus, nietwaar, wanneer hij eenige rust heb twee dochters, van wie de oudste
cal hebben genomen^ult u hem aan ons I verloofd is met den zoon van den notaris,
voorstellen... te mijnen huize? Ik reken er I Dus, ikh er haal het, onze familie is volko-
op, zei ze op zacht vriendelijken toon, haar men achtenswaardig...
mond bij mevrouw Moreau's oor brengend Mevrouw, ik twijfel er niet aan, ge
en tegelijkertijd de hand der bezoekster loof me, zei de verwonderde officier, maar
drukkend. waarom die bijzonderheden?....
Deze vertrouwelijkheid met mevrouw De- Ze zijn noodzakelijk, mijnheer, noodza-
laporte had iets zoo vleiends, dat mevrouw kelijk... zult het begrijpen: wij heeten
Moreau er een beetje bedwelmd van werd. Moreau, mijnheer en mevrouw Moreau..
Dat is afgesproken, beste vriendin, be-1 Dus u draagt denzelfden naam als ik?
loofde zij, er even van opschrikkend, dat I Juist, zei de echtgenoot Dus u (begrijpt?
sÜ het waagde zich zooveel familiariteit te-1 Beste man, laat mij spreken, zei zijn
genover mevrouw Delaporte te veroorlooven. I vrouw.
En, overstelpt met vragen over den of-1 Ik begrijp er heelemaal niets van, ant
ficiar antwoordde zij zoo goed mogelijk, hoe- woordde tegelijkertijd de luitenant, wiens
wel van tijd tot tijd een gevoel van groo- groeiende verbazing vermengd werd met
ten angst de levendigheid van het gesprek vroolijkheid, welke* hij niet liet blijken,
van haar kant in den weg/ trad. Toen ze Mijnheer, vervolgde mevrouw Moreau
met haar dcchters weer op straat was, daal- met een somberqd blik, uw roem is de oor
de haar stemming heelemaal tot nul, ern-1 zaak van alles. Toen uw naam in alle kran
»::gè zorg stond te lezen op haar voorhoofd, ten verscheen, heeft men ons overstelpt met
Wij zullen vader tegemoet gaan, vragen. Men^geloofde, dat wij familie van u
•ei ze. waren., en., en enfin., u begrijpt, nietwaar?
Het lie.p tegen het uur, dat mijnheer Mo- Wij hebben onze kennissen in dat geloof
reau van zijn bureau kwam. Hij zag haar gelaten.. Wij hebben er niet den stoot toe
bs de verto reeds aankomen en haastte zich gegeven. Het is als van zelf zoo gekomen,
haar te ontmoeten. Wij kwamen meer in aanzien, naarmate uw
Loop jullie voor, kinderen, zei mevrouw roem grooter werd. Men vroeg ons bijzon
Moreau. derheden, welke wij gaven... Wij vertelden
Ze nam den arm van haar echtgenoot en anecdotes over u, En wij waren trotsch als-
verteld© hem wat gebeurd was bij mevrouw of u waarlijk onze neef waart, zooals men ge-
Delaporto. De heer Moreaui beefde. De vrcug- tooft.
de werd als t ware van zijn zachtmoedig I Mevrouw Moareau zweeg een oogenblik,
gezicht geveegd; zijn oogen achter den lorg-1 daarop vervolgde zij met kracht
net stonden versteld. Nu zijn we verloren, indien u ons logen
Wat moeten we gaan doen? eindigde I straft. Ja, mijnheer, verloren. Denk aan onize
«ijn angstige vrouw haar mededeelingen. I positie in de stad, aan mijn verhouding te-
Hij dacht na en zei: Igenover personen, die ik dikwijle bezoek,
Ik weet hel niet... Het 1* venschrikke- j ten aanzien van de familie van den verloof
ygjj Jde van mijn dochter, aan de positie van
mijn man op zijn bureau. Denk aan onze
vernedering, wanneer men verneemt... We
zouden van zoo hoog vallen 1 We zouden
voor altijd, betadxelijk. ztijru
Indien u zou wiliqn, het zou voor .u
een kleine moeite zijn. We vragen u na-
tuuuriijk niet, overal er c^p te wijzen, dat
u hier nog famine hebt' en dat wij dat
aijn. Maar wanneer, zoo enkele keeren, wij
met u een beetje in het park zouden kun-
ken wandeleq,.. En wanneer u me dan toe-
stondt, u voor te stellen aan eenige van
mijn vriendinnen... en indien u wel uw hand-
teekening soueft willen zetten in eenige al
bums, dat zou voldoende zijn... Wij willen
geen misbruik maken, versta ons wei-
Hijgend van ontroering bewaarde zij het
stilzwijgen. De heer Moreau veegde het
zweet van zijn slapen. De officier^ keek,
zonder een woord te zeggen, hen met zijn
helderen blik aan. Het avontuur scheen hem
vermakelijk, geen seconde had hij er aan
gedacht zich boos te maken en hij had een
beetje medelijden met deze brave menscken,
die in heel hun kleingeestig leven nooit
anders dan dit Lichtpunt gehad hadden: den
weerschijn, welken zij kinderlijk ontstolen
hadden aan zijn roem.
Nu nicht, dat is afgesproken, antwoord
de hij heel inschikkelijk. (Ctrm.)
De„Stem uit Belgiö" geeft het volgend proef
je uit een nieuw boek van John Auscough:
French Windows.
In het overgroote Engerectbe hospitaal, aan
het andere einde der etad, was er een zaal, waar
men alleen de leider» legde, op wier genezing
men weinig hoop had. Het was ©en droeve
plaats om te bezoeken en ze was attiju het tal
rijkst bezet.
Eens, zooan middellijk bij zun streden, was
de aalmoezenier genoodzaakt, door krachtige
wenken en knikken tot bij i°QS«a> dae er
nog als een kind uit za.g. en <&e recht zat op
?Ün bedstede, om des te beter de aandacht te
trekken. Hij vaa erg gewond in het hoofd en
de windsels van het Wrband maakten hem
een soort turban: dalende eahuin» over het
ééne oog deden rij hem hèt hoofd Bcheef houden
en zjjiing» eohudn opzien éls ®«n flpiNeuw
Kommen Sie hier, rieP bij cfen aalmoeze
nier bij, Ich wunsohe «preehe zn Ihnom Sie
sind katholisoh? Ja Prélat! Ja, ja» vear"
Btehe.
Hij was vol ongeduld. Hij zed. "a d U
maar uitgezien had naar een priestev en al
bet geld, dat Mi had; had 'aangeboden aan de
bedienaars van do zaal om er hem een 8turen.
Zij hadden hem gezegd dat hii «r ^ra e.R11 heb
ben zou voor niets, maar hij had het met wil
len geüerven. Hij dacht dat ze dat maar zegden
om er van af te rijn. Hij was nog met heele
maal zeetien jaren; en hij had bet zeer wol be
grepen, dat zijn stervensuur .J®1"1"9 was.
Nu, riep hij triomfantelijk, nu kan ik
biechten 1
En zoo deed hij, zonder schuwheid, getuigen
de van een wonderrzorgvuldig© voorbereiding
en met een meest stichtende jongens eenvoud
en godsvrucht.
Dat deeo' hij al knielende mdddlen op rijn
bed, rijn klein wezen vol ingetogenheid, rijn
kleine dunne banden gevouwen en de oogen
te neer geslagen.
Nu. zei hij beslist na de aheokutóe» nu,
dat li gedaan. Nu. nlf me, t>Rte.
En hij legde zich plat uit neer, alsof hij
reeds in de kist lag. En gretig, wendde hii
naar den. priewt>©x elk lid. dat moest «asalfd
worden.
En nu. Vader, breng mij" Ons Heer!
Ja, mijn Baf jongetjemaar ik moet naar
een© kea-k gaan, en
Wel ga, ga» vadier, ga vlug. 't Ware zoo
spijtig te eterven vóór ge terpg waart.
Hij zag ©r wel niet uit, aleof hij seffens
ging sterven: maar toch, 't kon wel, da* er
geen tijd te verliezen was en de priester goog.
brengende mede meerdere Hosties, want er
waren verschillende erge gevallen.
Toen het jongetje Ons Heer had ontvangen,
glimlaohte hü gelukkig, en zei:
Nu is 't al in orde.Auf wiederseh'n,
mein Vater!
Tusechen de anderen was er stervende,
en het was een katholiek en <yo^~ Huitsoher.
Hy stierf aan een vr«e®pUike wonde in het
onderiyf en hoop was er niet meer. Zonder op
houden, terwijl hü sprak ging zijn hoofd weg
en weer in e®1 nai*® rhytme, en hij «prak ge-
durig.
Hü ook hau zuch voorzeker voorbereid voor
d» biecht met zoovele zorg ais li add© het ge
weest in een© retraite: hy biechtte met een
stichtende zioieaah'00 oiieid, en ontving de
Beiüge Zalving met de ingetogens*© gods
vrucht, Waarna de Heiige Teerspijze. Dan
had de Britsche priester hem de Duitsche ge
beden voor uit het boric, dat hü wist te vin
den in 's tnans zak: een wonderklein boek^met
gebeden voor alles, voor de Sakramenten, voor
dc Mis, voor gevallen wanneer nooh Sacra
menten nech Mis daar weren voor 's morgens
op marsehdagan- voor des avond» af» d«
marschdag over was, te leaen.róór dm slag,
-te lezen na een gewomnen bemijvngheaa, te
lezen na verloven olas> te keen in 't hos
pitaal, w kx«n als de dood nabij was...,
H«t epijt mij, zei de aaknoeeenier, da* ik
ket Duitsch zoo slecht lees. Ik heb het al
soeest vergeten.
Ja, ge leest het sleoht. Maar ik kan het
toch verstaan
En dan begon hij te apreksn, lang, scans in
dezer voege
„Mijn naam is Anten Schuster, (Alleen
de namen rijn uitvindsel de» schrijvers.) y^n
Wila'bad in Westphalen. Ik ben twintig jaar
oud bijna. Vader en moedor leven nog. Ik
heb zeven broers. (En altijd ging dat moede
hoofd van rechts naar linies, van links naar
rechts). Die lieven mü en ik bemm ze van
ganscfaer harte. We leven in een klein stadje
cp het effene laud. Mistig 'in dees seizoen.
De mist komt tegen den avond uit
broekte ©n hangt in de straten. I>aQ
moeder in 't venster. - met op
't kozüm En dah rist zo twee straten in,
oud ding zqn in de historie: en gii sterf.
bet zt n.iet in een vreemd land run.
I» dat Fra-nkrijBc. nt im k„t Belui», Öf
waar?
Frankrijk, beste jongen.
Gij, gij zult niet sterven tusechen vijan
den, die u haten I Die p verwsnscken en....
- Denk ge dat ik u haat! Ge moet tocil
zien dat k u liefheb, mijn arme, arme jongen.
Ah! Gjji Ja, Mi riit een priester, vader.
Priesters kunnen iedereen beminnen. Maar de
rest hier! Die hatan me, haten me, haten mei
Is niet iedereen goed geweest voor u
Ja, jawel, zeker, heel goed. Maar hierbu1 1
ten, die haten m.,.. En morgen dragen ze
me.hierbuiten.
En het hoofd snug wag en wa», met een
huivering?
- AntouDenk ««n oogenblik om uw rust.
Plaag u zelve ni®t! Tracht te slapen.
Te slapen! In wat haast ge zijt! Ik za!
ale-vrn. vroeg genoeg, en lang genoeg. Ak
slaap, ik zal nooit meer ontwaken. Moed-
placht me komen wakker to maken, om op te
staan toot 't werk: hard, eerlijk, goed wei'
Zu zal me niet wekken dezen keer.
Dan zal b&t uw vader zün deze kt
en Gottes Mutter.
Lang, lang nbg gin» de jongen voort, uo
vermoeid zijn eigen droef lot op alle zijden te
beschouwen.
Den volgenden morgen vond ik hem dood
de andere jongen was niet dood, zelfs beter
en kon naar een verder hospitaal worden var-
voerd.
Dien avond waren er eif te betrra v -n.- T<x- -
do prdewter gedaan had, wendde hii zich af van
do lange droeve dooden gracht, en deed zü:a
stool af.
Daar is nog de Duitacher. zei men hem.
die segde ook katholiek te rijn.
Is hét niet bij deae?
Hii? Neen. Ze gaan hem ginder steken.
En men wee» naar een hoek van den dooden-
akker, het Hacaldama voor den vreemde.
De kleine etoet van Engelache sridat -n.
dragende den dooden Duitschen jongen, trad
langzaam naar de groef. Engelache eu Du't-
8che artillerie, min ü'an een mij! van daar.
gaven hem onbewust de saluuteohoteii. en ake
lig viel het Ootoberduister. Was mogelijk nu
Antbon's moeder door 't venster aan 't piepen
in de twee straten!
want ons bui» is op een
hoek. Zoo moet ze
nu doem Is het SJTw gaat ze
heel den herfst en heel den wmter doen eu
zeker iederen avond «al «e een soldaat zien af
komen en denken, dat het Antoon is. Antoon
heimkeerend. gewond misschien. Maar het zal
nooit Antoon zijn. De sokiaat «al een ander
huis binnengaan. Nooit he* onze. Wat dag is
het?
Dinsdag, beste jongen.
Vrijdag wordt ik twinöd. Maar er
nooit geen Vrijdag meer voor mü ritu. Ik
word geen twintig jaar. En hoe oud *üt gii.
V ader
Zes-en-vü'Mg.
En ge zult ear misschien nog oert&a meer
leven. Ik. «op ex dan vijftig *5». Ik zal dan
dertig jaar «foor «%n. En (je oovieg «rik een.
De advocaat Berryer pleitte eens voor een.
half geruinéerden .koopman uit Marseille;
van den uitslag der procedure hing het be
staan van den client af. Het proces werd
gewonnen. De koopman vroeg in overmaat
van vreugde zijh redder, hoeveel hij inm
schuldig was, daar do bewezen dienst niet
rijk genoeg betaald worden kon. ^ijü"g
duizend francs, was liet antwoord: De koop
man betaalde dit aanzienlijke bedrag zonder
morren; Berryer echter zond de gansche
scan aan de dochter van zijn cliënt met «ie
woorden: „Als huwelijksgeschenk"- Naar zul
ke staaltjes van grootmoedigheid te oor-
deelen, is het welt e begrijpen, dat Berrj er,
die toch zoovele sensatie-proceasen tot een
goed einde bracht, nooit groote rijkdommen
verworven heeft.
Iemand bracht hem dit eens onder het
oog en sprak: „Ge hadt slechte behoeven
te bukken, om millioenen op te rapen.
„Dat kan wel zijn, antwoordde Berrjrer,
«aar. dan had ik toch moeten bakken.