1IEUWE HAARL GOBRINT
Dj ruif van den
commissaris.
^BliKL-CUBSyS
eleonoba.
feuilleton
BUITENLAND
L
Zaterdag 7 December - Tweede Blad
den
Ik
FRANKRIJK
DUITSCHLAND
„Ziet u, men zegt, hij komt hier nog al
veel bij mijnheer Brakelman, Ze zeggen, dat
hij verkeering heeft met een van uw nicht
jes en nn dacht ik."
„Wait dacht je? Doe je plicht, meer niet,
maar doe die geheel."
maar, ai» die mynheer nu, toch'.:,."
TWEEDE ZONDAG- VAN DEN ADVENT.
Het gezantschap aan Johannes den Dooper.
Evangelie volgens den H. Matthens
XE 2-10.
In dien tijde, als Johannes in de gevangeins
de wenken van Christus hoorde, zond hy
twee zijner leerlingen en het Hem \iahen.
Zi.it Gij het, die komen moet _oi hehben wy
een adderen te verwachten? En Jezus ant
woordde en zeide lmn: Gaat en boodschapt
«au Johannes, hetgeen gu gehoord en ge-
tien hebt. De blinden zien, de nrenpelen wan
delen, de' meiaateehen worden gezuiverd,'de
doovên hoor en, de dooden verrijzen, den ar
men wordt het evangelie verkondigd en zalig
i« bij, die zich in Mij niét ergert. Als zij dan
Weggingen, begon Jezus tot het volk van Jo
hannes te zeggen: Wat zijt gij in de woestijn
gaan zien? Een riet dat door den wind ge
slingerd wordt? Maar wat zijt gij dan gaan
zien? Een inensoh in zachte kleederen? -?1
die zachte ldeederen dragen, ziin .ra e w'-j-n
der koningen. Maar wat zijt gy g
Een profeet? Ja, ik zeg u en hy is meer dan
een profeet. Want hij is degene van wuen ge
schreven staat: zie, ik zend mijnen engel voor
uw aanschijn, die uwen weg voor u beieiden
I zal,
J a n s e n: Ik zal de plank wel weer mis
slaan, maar we komen bij ernaar om wat te
leeren en dan wilde ik* eerst wel eens kooren
op wat manier dit Evangelie een voorberei
ding voor den Kerstdag kan zijn.
Pastoor: Toch gaat bit ditmaal wel
degelijk over de eerste komst van Christus,
die door de Christenwereld op Kerstmis ge
vierd wordt. Om de wereld op do komst van
den Messias voor te bereiden, had God meer
malen mannen gezonden, belast met de zen
ding Hem aan ti3 kondigen, die men.
Secretaris: Profeten noemde.
Pastoor: Verreweg de meeste van die
Profeten hadden lang te voren hun zending
volbracht en warén lang en breed van het
tooneel verdwenen, maar één had God gelco
Vj-u om de onmiddellijke voorlooper en heraut
Va'-i den Messias te zijn. Alle anderen hadden
HkJrspeld: Hij zal komen en. niet toeven....
®ez© ééne sprak: Hij its gekomenHij is
er;
Secretaris: En dat was Johannes de
Hooper.
Broers: Hoe zit dat met dat doopen
van Johannes? Ik dacht dat enkel Christus
de macht bjzat om sacramenten in te stel
len
Pastoor: Die doop in den Jordaan was
een ceremonie, die het sacrament des Doop
sels voorbeduidde. Johannes vermaand® het
Volk ziek door boot vaar dikheid op de blijde
boodschap van Christus voor te horenden.
Hij predikte bekeering, boetvaardigheid en
innerlijke reinheid des harten en om die
■innerlijke reiniging scherper te accen-
tujeren, bracht hij een uitwendige, lichame
lijke reiniging te i>as; hij doopte zijn leerlin
gen do-OT onderdompeling: in den Jordaan en
We weten, dat ook Jezus zioh daaraan onder-
^Na' die laatste aangrijpende gebeurtenis
T V Hm zending voort en verkon
digde 1"onbevangen, dat Jezus d© Messras
was d l va» leerlingen hem verlieten
j li boeren. Maar een zeker percen-
^l<)e,r daarentegen zijn vingerwyziug in
den iviad s©br»f dii'° handelwijze aan s mans
hederigiièid toe en bleef ondanks alles den
Aioeren prediker trouw verknocht. Daarop
geviel een voorval, dat vanzelf tot ©en ont-
^booping leidde. Johannes de Dooper werd in
deu kerker geworpen.
Peeters: Dohr wio, Pastoor en waar-
Voor?
Pasto-or: Door Hor,ode® Antipas, toen-
tijds Viervorst van Galiloa en van hot Over-
jordaansche. Hij was een zooi vaar den kia-
d er moordenaar van Bethlehem, die in, i4®t
Kerstverhaal voorkomt. Na diens dood was
hij door den keizer tot Regent van Galileo,
benoemd en het is onder zijn hewind en in
zijn rijksgebied dat eerst Johannes de Doo-
Per en daarna Jezus optrad. Hij bouwde zich
een nieuwe hoofdstad in Tiberias en voerde
daar al de weelde en uitspatting in van een
half-bsidensche stad. Herodias, zijns (broe
ders vrouw, met wien hij samenleefde, was
'dju kwade genius. In bet paleis van dien
bi an had zieh Johannes de Dooper gewaagd
hem dien b lo ©decken diige tl eeht in het aan
jjcziekt verweten niet het gevolg dat hij in
den burcht Macberonte gekerkerd werd; aam
de uiteïste punt-van Jiet Koninkrijk, vlak bij
de Doode Zee, Uiteraard ontving Johannes
daar hoogst zelden bericht over den Messias,
oiaar zijn verknochte vrienden zagen toch
kans af en toe tot hem door t) dringen en
hit hun mond zegt ons het huidige Evan-
fe'elie hoorde hij in de gevangenis van Je
hus' werken spreken. Op een dag nu....
Jansen: Komt dat overeen met het
„te dien tijde" van ons Evangelie?
Pastoor: Precris, het was ongeveer
«en jaar geleden, sinds Jezus zijn openhaar
loven was aangevangen en Johannes de Doo
per opgesloten zat. Op een dag nu, kwamen
zijn leerlingen tot bem met d© verrassende
tijding dat Jezus een doode had opgewekt, een
jongeling, dien men naar de open groeve
droeg in bet stadje Nairn. Van deze goede
kans om zijn discipelen tot beter inzicht te
brengen wil de profeet profiteeren. Zelf was
hij. er niet in geslaagd om ben te overtuigen
van de waarachtigheid van den Christus en
nu viel het hem in of hij geen beter resultaat
bereiken zou met ben naar Jezus door te zen
den. Die moest dan weten wat Hij deed. Twe©
der verstandigsten koos bij uit en zond zo tot
den Meester met de vraag: Z ij t G ij het
die komen moest o ft eb b en
we een ander te verwachten?
Jansen: Dus niet voor zieh zelf vroeg
Johannes de Dooper dit legitimatie-bewijs
Pastoor: Geen sprake van! Hoe zou dit
gekund hebben? Bij Jezus' doop in den Jor
daan bad een stem uit den hemel Hem im
mers als den Messias geproclameerd...
Broers: En tegelijk had hij den hemel
zien opengaan en d© H. Geest op Jezus hoofd
zien dalen
Will ems: Terwijl het woord des Va
ders geen twijfel overliet: Deze is mijn wel
beminde Zoon, in wien Ik mijn welbehagen
heb.
Pastoor: Johannes wist dus, dat Hij
bet was die komen moest en dat geen andn
to Verwachten viel, maar zijn leerlingen wa
ven van andere gedachten. Én nu, terwijl hij
in don kerker zat, denkt hij aan niets dan aan.
het trouw vervullen van zijn zending als Voor
looper: hij heeft Jezus met den vinger aan te
toonen, allereerst aan zijn eigen discipelen.
De deputatie trof Jezus aan te midden van
het volk waarschijnlijk in Capharnaiim, waar
Hij toen placht te verblijven. Juist op dat uur
was de Meester met zijn zieken bezig. Hy
hoort de boodschap aan en gaat rustig voort
met wouden te genezen, booze geesten uit te
drijven en blinden het gezicht te hergeven.
(Luc, VII, 21). Dan keert Hij zich tot zijn ver
baasde bezoekers en zegt: Gaat en
boodschapt aan Joh ah nes
hetgeen gij gehoord en ge
zien h 'i b t
Jansen: Gehoord hadden ze nu juist,
niet veel.
Pastoor: Tocli wel, de wijze lessen,
waarmee Jezus zijn weldaden liet vergezeld
gaan; de onderrichtingen, die Hij den onge-
lukkigen mee naar hui» gaf, de beloften, die
Hij hun toezegde na hun proeftijd hier bene
den.
Jansen: Dat alles moge nu heel aan
doenlijk en heel aangrijpend geweest zijn,
doch waarom antwoord Jezus op de vraag of
Hij d'3 Messias was, niet kort en bondig met
een: Ja, dien ben Ik?
Pastoor: —Omdat bij macht van dingen
het er weinig toe doet of men iets al be
weert.. als men het tevens niet bewijst. En
daar nu was Jezus mee doende: Hij bewees
die menschen dat hier een goddelijke macht
in het spel was en dat de drager van die
macht van Godswege moest gezonden zijn.
Jansen:Maar, Pastoor, er waren meer
gezanten Gods geweest, die insgelijks mari-
kelen wrochtten. Neem maar Elias en Eli-
seus. Eigenlijk waren alle profeten van God
gezonden. Me dunkt zoo, d© interpellatie liep
niet over de vraag of Jezus een Godsgezant
maar of Ihijde Messias was, dii© koonen
zou.
Pastoor: Keurig- opgemerkt, Jansen-
zonde en jammer, dat ge ook «-een lid van ri f
illustre deputatie waart, immers bleek die
ook van hetzelfde gevoelen. Maar Jezus was
u beiden toch te knap af, want Jezus had' de
moeilijkheid voorzien en daarom juist voeg
de hij er bij: Blinden, zien, kre npe-
len wandelen, m 1 a a t s cheai
wordn gereinigd, do oven hoo
ve n, dooden verrijzen, den ar
men wordt het evangelie vei-
k o n d i g d. Hier zinspeelt Jezus op een
propketi© van Isaias, aangaande den komen
den Christus, die d© Joden terdege kenden
en waar nu eensklaps nieuw licht op viel:
Ziet ulieder God
Hfj zal komen en u verlossen.
Alsdan zullen der blinden o.ogen openge
daan worden.
En d'ir dooven ooren zullen geopend wor
den
hert'8^0111 ?a' kreupele springen als een
En de tong der stomme zal juichen.
Jehovah heeft mij gewijd
Om aan de armen een blijde boodschap te
brengen. 1)
Speurt ge eenig verband tusschen deze pro
fetie en het werk, waar Jezus mee doende
was?
Janeen: Meer dan louter verband Pas
toor,zooals de haam op de pan, past de ver
vulling op d;ie voorspelling. En Johannes'
leerlingen hadden maar één conclusie te trek-
k en-dat de man daar voor hen werkelijk
do Mess jus zijn moest. Doch Isaias geilt als
E v ?'m karaktertrekken, dat Hij h e t
hZ w V 1 \e a n 21 de armen
a c li t, hoe kan dit een ken teek en voor
don waren Mesdas zijn?
0erhGritOOr: 7,.°,mdat hl d,e °»de wereld
- lec' en medelijdend voor de armen eèn
laakbare zwakheid waa. Aan de arme spijs
drank te geven gold voor dubbele dwaasheid;
voor zichzelf verloor men, wat men had; voor
den arme verlengde men de ellende De arme,
sprak men i nBorno, was als een leeg© ©n
vuile put, waarin het oog met walging meder-
zHt. 't Was dn® een buitengewoon en eenig
iets, dat met d© komst van Christus dit alles
radicaal veranderd© enl dit kon werkelijk
voor herkenningsteeken van den waren Mes
sias gelden.
Secretaris: \yas bej. woord vam Je
zus: Zalig h ij, d ii e zich in My
niet ergert, ook tot Johannes' leerlin
gen gericht?
Pastoor: Aller6e,r6t tot d,e Phariseeën
onder de omstanders. Hij noemde zich immers
Zoom van God en zij ergerden zich als ware
Hij een godslasteraar; Hij genas bun zieken
en zij namen ergernis, dat Hy dit op den Sab
bath deed; maar ook Johannes' jongeren er
gerden Ziek dat .Jezus ©ogenschijnlijk als an
dere menschen leefde, zieh kleedde-en at als
de anderen, terwijl d,e levenswijze van den
Dooper veel strenger scheen. Met de verma
ning kon de deputatie aftrekken en in hun
ziel overtuig© van Jezus' superioriteit haast
ten de leerlingen zieh tot hun meester om
hem de goede tijding mee te deelen.
Voor wat nu volgt .bijzondere attentie! Heel
dit iaterviuw had bij de omstanders gemeng
de gevoelens wakker gero-epen, Ze bespeur
den het verborgen motief niet- dat daar onder
zat, doch 'beeldden zich in, dat de Dooper,
die bun éérst zelf d-eil Messias aangewezen
had, in zyn overtuiging was gaan wankelen.
Zou de hoogvereerde propheet nu zelf een
twijfelaar, een weerhaan zijn? Jezus, die hun
gedachten kende, wij dit even recht zetten en
vangt aan tot het volk over Johannes te spre
ken en dat in de l-offelijdcst© termen.
Secretaris: \y a t z y i g- e inde
w o e s t ij n gaan zien? Een riet
dat door den w u d g e s 1 i n-
g e r d w o r d t? Ia jum bart beschuldigd©
de menagte Johannes zulk een buigzaam en
beweeglijk riet te zijn Neen, wil Jezus zeg-
gon, Johannes was niét van dat allooi en ge
zijt kim juist gaan zieu en hooren omdat hij,
vlak omgekeerd, sterk en onwrikbaar was
als de eik, die breekt, maar die niet- buigt. -
Toonde hy dit voor Herodes niet, toen hy
hem m zijn aangezicht wemstond; zal hij dit
straks niet andermaal toonen, stervend als
martelaar voor zjj,a beiW zaak?
öeeretan e; Ma ar wat zyt ge
gaan zien? Een meusch in
zacht© kleederen?
P a s t oo r: Een ander3 min-edele ver,on-
derstelling, insgelijks door Jezns afgewezen.
Secretaris: Hui terecht, daar de pro
feet in een tuniek van kameekbaar placht
gekleed te gaan
Pastoor:—Die in zachte klee
deren gaan zijn iB de. kui
zen dei' koningen on niet in d©
gevangenis. Maar watzij^^e^aai1
zien? En Jezus neemt het antwoord van de
lippen des volks en ondei'streeiil. o41"-' a
waarlijk een profe et on m e©r
dan een profeet, dat is: de groot
st© der profeten. Inderdaad heeft Johannes
niet slechts de eer weggedragen den Heiland
aan te kondigen, doch werd zelf aangekon
digd; niet enkel heeft hij voorspeld, maar
werd zelf voorspeld
Jansen: Bo© dat zoo? Nooit van ge
hoord.
Pastoor: Want vaai den Hooper eto-nd
sesohrevon: Z i i k z e ,jid ni ij n o 11-
gel v o-o r u w n jx n g o 55 i o i» t, cl i o
U den weg bereide" -zal. Het
geen |33 vinden kunt, bij Malachias.
Peetere:— Maar Johannes de Dooper
was toch geen engel?
Pastoor: Zeker was hij een engel in
do eerste beteekenis vam het woord, dat bood
schapper beteekent. Me dunkt dat alles nu
klaar en helder voor ons staat. De pit en kern
van dit -Evangelie ligt buiten kijf in de
vraag: Zijt Gij de Obrtstus, waarop de Heeir
ten antwoord geeft: l>io ben ik. Zoo ook
wordt ons in het. maatechappilijk; leven ge
vraagd,: Zijt ge Christen, en bet antwoord is:
dat ben ik door d© genade Gods. Doch merkt
op, dat Gods Zoon door daden kom
bewijzen dat Hij was waarvoor Hy zich uit
gaf en zoo moeten ook wy door onze
werken doen blijken, dat wjj Ohristenen
zijn. Niet zij die 5i(>eI>?a: tfoere Heere, maar
die de werken miio"9 Va. ©rs doen. Dit moet
van dit sclioon Evangelie d© waardige slot
gedachte zijn. MAX.
1) Isaias "XXXV :4-6.
Toen ik op zekeren dag haastig den hoek van
een straat omsloeg, wfrd getroffen door het
zien van een man, die de ctdadigheid de# voor
bijgangers inriep onl nood te verrechten.
Zijn bleek, dof ge'aalagere uitgestoken
hand alleen waren reeü^.'doende om de men
schen te overtuigen» da£ mer werkelijk ellende
geleden werd. Ik voe} geachte in mij op
komen, dat ik zijfl. wm reeds meer gezien
had, doch kon me n 'i<r/T611 waar ea wan
neer; en na hem,eC G;- stuivers gegeven te
hebben, liep ik verder- Mjn eerste gedachte liet
me echter niet los en d' e,n namiddag ging
ik naar de plaats ter"^' het besluit om te
vragen wie hij was' 'j„,v v°nd hem er niet
meer. Den volgenden d«.-, evenwel was ik geluk-
(Humoreske).
„Ta ta," riep Schuurman, „nu ik zal er
rog eens over denken. In ieder geval moe-
n we dien Belcfeld hier wegwerken."
Daarmee was Franssen het volkomen eens.
1 hij zou den commissaris nog meer opge-
jJfnid hebben, indien de knecht niet geko-
W Tas inet ,de boodschap, dat de brigadier
Oor»1 Pohtio noodzakelijk mijnheer den
a)miissaris moest spreken.
koLpk ,.zcd deze, „laat hem maar even hier
hl"' Ge ziet, mijnheer Franssen, hoe druk
h©irt heb, wat een zorg het kost jde veilia--
p ln de stad te verzekeren."
b(;, an®sen verklaarde, dat hij dit volkomen
*hei- on hij dankte nogmaals zijin beschor-
>,Nu d'ens goedwillendheid.
zeid^ deze, „ga de dames opzoeken
ge moet Rekfeld niet te ve©i Vrij epei laten.
Franssen ging heen en de brigadier trad
binnen. Het was een goedmoedige kerel,
wiens neus getuigde, dat liij van een borrel
geen afkeer had. Maar hij kon met zijn chef
nog al goed opschieten. Hij kende diens
eigenaardigheden en ontzag ze. een beetje,
„Welnu, wat is er, Jansen," vroeg de
commissaris.
„Het is over de ruit," antwoordde Jansen.
Schuurman was opeens geheel en al be
langstelling. Er was den vorigen nacht na
melijk iets verschrikkelijks gebeurd. Eenige
jongelui, die vermoedelijk een feestje hadden
bijgewoond, waren diep in den nacht' naar
huis gegaan, hadden wat kabaal gemaakt en
een ruit stukgeslagen. En het ergste was,
dat zij die wandaad pleegden aan de wo
ning van den commissaris van politie zelf.
Dit trof hem in zijn eer. Hij had gezworen,
dat de schuldigen gevonden zouden worden.
En hij had den brigadier opgedragen alles
in het werk te stellen om dje daders op te
sporen. Toen dan ook ld© brigadier zeide,
dat hij kwam spreken over die ruit, sprong
hij verheugd op,
„Ah, de. ruit, mijn ruit," rle^ hy, Kreet:
kiger. Hij bedankte mij voor de hulp van
vorigen aag; zijn naam, zei hij, was S
stond een oogenblik verslagenhet was de zoon
van mijn ouden houtvester. Ik nam hem mee
naar mijn kantoor, en na hem alles verteld te
hebben wat ik wist aangaande zijn familie, ver
langde ik, dat hij mij zijn wedervaren zou ver
tellen, „Het is een verhaal van niets dan onge
luk en ellende", antwoordde hij, „maar als u
ér prijs op stelt, mijnheer, dan mag ik het u,
gezien uwe vriendelijkheid, niet weigeren."
„De nacht, waarin ik gedwongen werd dienst
te nemen, was ik woedend en erg opgewonden
van ergernis; den volgenden dag echter werd
ik kalm en gelaten. Ik had een vriend die verlof
nad gekregen öm mij te mogen spreken, overge
haald een boodschap over te brengen aan mijn
verlooiüe, en waarin ik haar verzocht om mij,
zoo mogelijk, nog vóór mijn vertrek te komen
bezoeken. Hij volbracht zijn boodschap en tot op
het laatste oogenblik koesterde ik de hoop haar
te zien, maar het was vergeefsch; zij kwam niet
en ons schip koos zee.
De onverschilligheid van haar, die ik het
meeste liefhad, smartte me meer, dan al het
andere. Ik dacht, dat ze mij ontrouw was gewor
den; ik meende, dat ik door iedereen verstooten
was en zonder vrienden en van allen verlaten op
zee zou moeten rondzwalken. Mijn neevslacntige
geest, en bovendien nog het zware, ongewone
zeeleven, verwoestten mijn gezondheid en ik lag
weken achtereen te bed, als slachtoffer van een
gevaarlijke koorts, gedurende welke ziekte ik met
de grootste zorg en oplettendheid werd opgepast
door een jongeling, met wien ik aan boord van
0!'3,S,C p vriendschap gesloten had. Hij scheen
slecht geslikt voor het leven, dat hij gekozen
had, want hij was buitengewoon teeder van aard
maar hij had iets in zijn gelaat en gedrag dat
mij herinnerde aan Eleonora, en misschien'was
het dat wel, waardoor ik mij 'tot hem voelde aan
getrokken, want nog steeds beminde ik haar,
niettegenstaande haar onverschilligheid. Door
zijn goede zorgen herstelde ik ten laatste, en
mocht ik op het dek komen, om de gezonde,
frissche zeelucht in te ademen.
„Hier aanschouwde iic, met een vreemd en eer
biedig gevoel van verwondering, de onmetelijke
watervlakte, waarvan ik slechts gescheiden was
door de scheepsboord, en luisterde met graagte
naar het kabbelen der golfjes, die tegen het
schip aanspoelden. Hoe nuttig, dacht ik, moet
die menschelijke uitvinding zijn, waarmee men
veilig die groote vlakte kan doorkruisen. Maar
ik zou spoedig in de gelegenheid zijn om te erva
ren, dat het nuttige voorwerp, "het schip, ook
gebruikt werd voor doeleinden .waarvoor men
siddert,
Zekeren nacht, toen de bemanning zich ter
ruste begeven had, had ik een onderhoud gehad
met mijn vriend, ik had me enkele woorden
laten ontvallen over mijn ergernis tegen mijn
trouwelooze Eleonora. Hij zuchtte diep, en een
maal, dacht ik, weende hij zelfs maar ik schreef
dat toe aan zijn teederheid.
Plotseling werden wij gewekt door een luid
geroep van den uitkijk en een verward leven
op het dek. Ik sprong op, want ik was toen
zoo goed als geheel hersteld van mijn ziekte
en ging naar boven om de oorzaak van dié
drukte te vernemen. Een der matrozen maakte
mij opmerkzaam op een vaag voorwerp, dat op
de golven zwalkte, nog een aanzienlijken afstand
van ons verwijderd, en zeide mij, dat het een
Algarijnsch schip was, dat op ons afkwam.
Het rumoer was, bij deze tijding, eensklaps
bedaard en iedereen ging op zijn post. Mijn
gevoelens op dat oogenblik waren bijna onbe
schrijfelijk. Binnen enkele oogenblikken zou ik
worden opgeroepen, om den dood te aanschou-
wen en, misschien, om anderen van hun leven
te berooven. Deze tusschenruimte, als het ware
tusschen leven èn dood, werd aangevuld door
een eerbiedig gevoel; het eerste schot echter ver
dreef alle gevoelens, uitgezonderd die van
kracht en levendigheid, liet vijandige schip
kwam nader, draaide bij, en sommeerde ons, ons
over te geven. Als antwoord gaven we het de
volle laag, en, binnen een oogenblik was alles
look, vuur en verwoesting. De vijand was veel
talrijker dan wij en ten slotte enterden ze ons dan
ook. Wij vochten nu man tegen man. Het zou
tevergeefs zijn om de verschrikkingen van het
gevecht te beschrijven, slechts zij, die zoo'n ge
vecht meegemaakt hebben, kunnen het zich in
denken. Hun kapitein kwam op mij af, ik sloeg
op hem in met al de kracht, die ik bezat, doch
hij pareerde mijn slag en mijn sabel vloog in
stukken. De zeeroover hief zijn zwaard op om
mij te dooden, toen sprong mijn vriend, dien ik
gedurende den strijd nog niet gezien had, tus
schen ons beiden en ontving den slag, die voor
mij bestemd was. Ik ving hem in mijn armen op,
toen hij viel, maar die doodskreet die vreed
zame gelaatsuitdrukking zei mij alles, het
was EleonoraBraaf, edelmoedig, zelf-opofferend
wezen, dat, terwijl ik haar verweet onverschillig
te zijn, alle gevaren van liet zeeleven getrot
seerd had, om mij te kunnen volgen, te verple
gen, te bewaken, en ten slotte, bet ergste en
bitterste van alles te sterven voor mij
„Ik heb verder niet veel meer te vertellen. Wij
werden overrompeld, en later weer hernomen
door een Amerikaan, door wien we goed behan
deld werden, en die ons naar New-York voerde,
waar ons eenige kleederen en andere noodza
kelijke dingen verschaft werden. Eenige mijner
metgezellen hieven daar, maar ik wenschte naar
mijn geboorteland terug te keeren. Ik werkte
cenigen tijd als schrijnwerker, welk vak ik vroe
ger in mijn woonplaats ook uitgeoefend had, ai
ten slotte had ik genoeg geld overgespaard om
mijn overtocht te kunnen bekostigen. Ik landde
hier zonder geld en zonder vrienden. Mijn ver
moeidheid had ook mijn gezondheid aangetast,
welke ik nog niet volkomen herkregen had, zoo
dat ik niet in staat was om iets door handen
arbeid te verdienen. Ik had me daarom verlaten
op de liefdadigheid mijner medemenschen, waar
bij ik zoo gelukkig ben geweest u te ontmoeten,
mijnheer, die mij zoo vriendelijk ontvangen
Hier was het verhaal van zijn wedervaren
geëindigd en ik zal me haasten ook mijn ver
haal te oeëindigen. Ik nam hem mee naar mijn
huis, bracht hem weer terug bij zijn ouders en
was ruimschoots schadeloos gesteld door hun
onbegrensde dankbaarheid. Hij heeft nu een goe
de positie, die geen groote lichaamskracht vergt,
hij is welgesteld, en, wanneer hij de ongeluk
kige gebeurtenis met zijn Eleonora kon verge
ten, zou hij zelfs gelukkig zijn. „Hzgn.'r
DE FRANSCHE annexionisten.
Dg Eugelsche „Nation" ziet met pijnlijk
ongenoegen dat een deel a'er Fransclie pers
aandringt op wat Lloyd George de „denkbeelden
van wraak en hebzucht'' noemde, alsof deze een
juiste grondslag voor den vrede waren. Zulke
voorwaarden zoua'en, volgens Lloyd Georg©
„de grondbeginselen der xeoh tv aardigheid om
verwerpen" en een schending beteekenen van de
beloften der geallieerden.
Do „Matin", dat thans een officieus orgaan
is, eischte eenige dagen geleden voor Frankrijk
alleen een schatting van 13.600 milloen pona'
sterling, behalve de vergoedingen aan alle an-
ere bondgenooten. en verklaarde dat geen
ua sober liet recht had om te leven, alvorens
i.z0 ec ragen zonden zijn betaald. Het terug-
rinaen op een secundaire plaats van da
eisehen van Belgjë, dated onaangenaam aan. En
het doet goed te constateeren dat de Petit
Parisien het blad met de grootste circulatie in
t rankiryk-, zielig afzijdig heeft gehouden van
de chauvinistische campagne, ofschoon het
blan daar niet tegen opkomt. De eenige oppo
sitie komt van do zijde der socialistisch© en
arbeiderspers, die een bewonderenswaardige
houding bewaart, een groote en edelmoedige
natie waardig.
Behalve d© edsch tot overdreven vergoedin
gen. zijn de twee voornaamste kenmerken van
dezeFransche perscampagne vijandigheid jegens
den volkerenbond, en de herleving van ds
Poinoaré-Briand-Doumerguepolitiek ten aan
zien van den linker Bijnover. D© Nation" be
treurt het, dat een man als Auguste Gauvan,
T9., hoofdredacteur van het „Journal des
Hébats, z;jn machtigen steun geeft aan deze
polrtiok, welk© hij tot dusver zoo kraohtg be
streed. In ©en van zijn artikelen gaat hij zelfs
verder dan het befaamde Doumergue-verdrag
met de regeering van den vroeger'en Ozaar
van Kus]ana', want lui overweegt d© mogelijk-
heid van een duurzame annexatie van zekere
gedeelten van het Duitsche gebied op d;en linker
Bijuoever door „buurstaten", „krachtens het
recht der volkeren op zelfbeschikking of als
vergoeding en waarborg." Wie, vraagt de'
„Nation," zou ooit aan zelfbeschikking hebben,
gedacht in zoodanig verband l Maar de heer
Gauvain verzaakt nu al a'at bii vroeger liefhad,
en aanbidt thans wat hü tot voor ©en paar'
weten wenschte te verbranden. Hy w«S ©en'
voorstander van den volkerenbond. Hii wil
alleen weten van het machts-ovenwicht. Da
\raag ryst hoe dat alles te rymeu is met de'
veertien punten van preside^ Wilson, welk© de
geallieerden hebben aanvaard. Het antwoord is
uooaeenvoudig. _D© veertien punten zyn ..een
vodje papier." Niet alle Fxansche voorstanders
van een imperialistiaohen vrede yin zoo open
hartig als generaal Verraux. die in „Oeuvre"'
opmerkte dat, wanneer men de overwinning aan
zyn zy'de heeft, men teksten naar willekeur'
kan uitleggen. Maar er zün anderen, die het-1
zelfd© in min rende taal zeggen,
BOLSJEVISME IN BERLIJN-
Het gaat ©r soms t© Berlijn maar zonderling
toe. In d© Berlyneche hefwerktuigen!abriek
van d© firma Pischotzek hadden a'e arbeiders
op 2b Nov. all© maohinea atop gazet om aan
hun eisehen in zak© de loonregeling kracht bii
te zetten. By de besprekingen lussohen do fa-1
brikanten on den arbeidersraad die bij do
revolu/tie in alle fabrieken was gevormd
trad de 21-jarige arbeider Otto Fischer als
woordvoeder van don arbeidersraad op. Hy liat
do kantoorlokalen bezetten, verlangd© opening
van de brandkasten en verklaarde eenvoudig
dat de leiding der fabriek aan de firmanten waa
ontnomen. Deze bekaagden zich nu bij hot uit
voerend comité van den arbeiders- en soldaten-,
raad, a'at verklaard© dat het optreden van,
I isaher anarchie was. Fischer echter toonde
een volmacht van Molkenbuhn en Muller, dia
namens het uitvoerend comité Fiseher de lei
ding van die fabriek van Pischotzek hadden op
gedragen. En Fisoher ging toen d© fabrikanten
zich nog verder wilden verzetten er too over
met gewapende liedlen de fabriek bezetten. D©
fabrikanten hebben zich nu tot den hee^,
Soheidemann gewend, maai Fischer heeft al
je er al meer van? Prachtig! Je kent den
dader?"
De brigadier glim^te.
„Bewijzen heb rk g niet;" aeide hij,
maag
„Maar wat?" v,
„Vermoedens hef v ei'moedens en aan
wijzingen. Eveuw0l> zou misschien beter
zjjn, dat we de zaak maar Wauw blauw lie
ten, als een bagatel beschouwden."
De commissaH3 /j.ag zijn brigadier met
groote omogen aan.
„Al® een bagatel» -eg je, een bagatel,"
riep hij. „Maar kerei» ik vraag je als we
zoo iets als een bagatel behandelen gingen,
wat voor misdaden uionen er dan volgens
jou wel gepleegd to\vonlen, eer we trach
ten do daders te vindon en te doen straffen.»
Of is het niet erg genoeg, d;at oinverlaten
na middernacht bij een drager van het gezag
eon groote ruit ingooien. Dn bij mij, by iden
commissaris van politie?"
Dat is zeker heel erg," gaf Jansen ijve
rig toe. Maar, het was misschien toch beter
da zaak t© laten rusten,"
„Wat een idee. En waarom dan toch?"
f/jfl ziet mijnheer, (de tyxmrnwip*
nu
den persoon van den dader. Als dat
eens iemand is van goeden huize."
„De rechtvaardigheid is blind. Iemand van
goeden huize, van opvoeding dus, die aou
des te schuldiger "zijn."
„Ja maar, iemand die u misschien liever
zoud't ontzien."
„Ik ontzie niemand, tenminstesPre®k
op, wie is het, wie? Wie is dader?
De brigadier lacht© witjes.
„Of hij d© dader is, dat is nog niet be
wezen, maar dj© verdachte in ieder geval
wel." -
„Maar wie? Noem dan toch z'n naam,
„Mijnheer Rekfeld."
He commissaris toonde de grootste verras
sing. En zijn verrassing scheen een zeer
aangename.
Wablief, Rekfeld, Rekfeld zou de dader
zij ii?"
„Wa,t? Onthoud alleen, dat de gerechtig-,
heid haar loop moet hebben. Ale net maar j
eenigszins mogelijk Is draaien we hem erin."'
Op dat oogonbliik traden mijnheer en me
vrouw, Brakelman binnen.
„Storen we u," vroeg mevrouw.
„Neen, je komt alsof ge geroepen waart.,,
(De brigadier meldt me daar juist iets wafl
jullie ook belang zal inboezemen. We heb
ben den dader."
„Do dader, welke dader," vroeg mijnheer'
Brakelman.
„Wel, die mijn ruit vernield heeft, na
tuurlijk. De onverlaat, die mijn ruit heeft'
eelt u. die? Wel, wel, dat is vlug in
z n werk gegaan," zeide mevrouw, tRrakei-
man, „en heeft de brigadier hem opge
spoord?"
„Dat is te zeggen, mevrouw, ik heb eenigo
aanwijzingen, die tot vermoedens aanleiding
geven. In elk geval,,,."
f
O
(Wordt vervolgd).