I kerstvrede. Het feest der Liefde, -«iSü* -w- Sïi .Cii't,™" De kleine Noël &0 iin iSulaar1 tot een i00rliifc0 daad- Op ?:.^5 4F'^ KERSTNUMMER I»» Neen, voor héér -was het geen Kerstmis het hrorlpke vredefeest, dat zoovelen bijeen bracht, die het leven langen tijd gescheiden had, kon haar niet terugvoeren in de armen eenor liefhebbende moeder, nadat de onder— lifke woning baar ontzegd was geworden. Haar vader had zwaar onrecht tegenover haar gepleegd, toen hij haar voor de kens ge steld had: hnwen met den man dien hij voor ba»r bestemd had, doch dien zij niet liefheb ben kon. of voor altijd het ouderlijk huis ver- j fl u6H Zij had gekozen. Met den dood in het hart had-Bij moeder en zuster verlaten, zij die de 'menige bescherming: was geweest, d:ie de bei de zwakke vrouwen ooit hadden ondervon den tfc*;en dè tirannie en de luimen van den -man, triers eerzucht en trots het niet ver- droeven, dat door de „gril" zijner dochter een zoo aanzienlijke verbinding van zijn fa- miJie met veel voornamen tot stand kon komen. Ze was heengegaan en had baar eigen weg gezocht, O, het was haar niet al te moeilijk gevallen haar levensonderhoud"te vefdieneni er ret geen wprake van armoede en onibe- rigv. hrar kamers getuigden van een gelde lijk onbezorgd leven, en de pseudoniem, "waaronder zd de kinderen van haar geest en r" t - wereld inzond, had reeds een zóó I 'n Hank, dat de uitgevers elkaar „de eer voorrecht" betwistten, haar werken Hit le geven. Vaar wat baatte'haar dat! d vond ze troost en opbeuring in haar work. en het was haar een gro-ote voldoening te v-'' -.n ('p,{. M zegén verbreide in <j'cri kring \an !l«ar lozere, maar cp avonden als deze v oei de' zo zich zoo eenzaam en verlaten. En T Z(H\ a' haar letterkundige vermaardheid,al h<e. v°vV.oning van haar welgeslaagden ar- er v°or eOTe-ven hehbon, als ze dezen ®tond het hoofd bad mogen laten rusten ari do borst van baar arme m-oeder, als ze V"®de had kunnen sluiten met den eigenzin» Blrren man uio toch haar vader was. Hoe dikwijls had ze de verzoening niet bo- maar nooit had ze ook maar het '■nvsto antwoord gekregen. En 'haar laatste 1 ^a® als één jammerklacht geweest van v-v.'O kTilk], <üat OÖTJB-t aanr «la lieTdo dor oudor» en det tevergeefs roept en kiaag-t -Mijn God," jsaobtto ze, „zult ge, mij dan niet bel per» fk troost anderen met mijn werk moet ik onbeholpen <m verlaten blijven!" Jtn «so Ttuwr-» b0de ®en Vader ia den Heme' rolde baar Kerstavond. Kr aan zijn lectuur en zijn gedachten overla tende. Maar het duurde niet lang. De diepe smart om zooveel verongelijking, het-verlangen van een kind naar het ouder lijk huis, naar vader en moeder, dat uit die bladzijden tot hem opklonk, deden de laat ste resten van zijn trots en zijn onwil bezwij ken, en met bevende stem kwam hij haar vragen: „Line, weet ge haar adres?" „Ja," klonk het zacht. En de vraag: „willen we haar dan gaan halen," bracht op liet laatste oogenblik no& Kerstvreugde in den" kleinen kring. Dien avond vieren de drie op de kamers d-e-r heengegane en nu teruggevonden doch ter het Vredesfeest. - logon K ^rKtbeor «em^o geschenken onder den im in het onderlijk huis. j0, vader had vrouw en dochter rijk be- oo'-vn, had haar liovelJitgswetiaohen weten to reuen doch één*, de grootste, bleef onver- en voor de 2'welige lagen geen, aascshen- ken onder den Kerstboom. 1nlile-' bleek gelaat en een traan -in 'hot 2 ideef do arm© moeder wachten, of dit ^er«trtost dan weer voorbij zou gaan, zonder at zij haar arm verjaagd kind aan het hart mocht drukken. Ze had een laatste poging gewaagd zon der er zelfs haar jongste dochter iets,van te z. »jin. Nadat, de Kerstgeschenken verdeeld waren en zij in beklemmend zwijgen nog eenSgen tijd bij elkaar hadden gezeten, wae de moeder naar haar kamer gegaan en lan gen tijd nog nadat vader en dochter zich ter rnstè hadden gelegd, stegen no,a haar beden omhoog voor het kind, dat hedenavond haar warme moederliefde slechts nit de verte ra den kon. Maar al waren ze dan ook ver v#i u iverwijderd, beider gebeden stegen sa- «p tot voor Gods troon.... Hij nam het book ter tand Ho onder den Wtboomf hem XI3 schuilnaam van den auteur was bom onbekend liij bemoeide zich weinig mot litteratuur en had met een minachtend sohou derophalen do mededeeling aangehoord, dat Jeanne met schrijven - in Mar levens onderhoud voorzag. „Dat 's zeker deftiger dan in een adellijke familie te trouwen," had hij gescgd en daarbij was het gebleven. Het boek boeide hem haast van de eer ste bladzijde af. Zoo bemerkte hij dan niet,, dat zijn vrouw van tijd tot tijd een angstigen blik óp hem wierp, als om den indruk te bespieden, dien de lectuur op hem maakte. Wat een eigenaardig-bekende taal spra ken die bladzijden tot hem. hoe schenen de gebeurtenissen en familieverhoudingen, dlie er in geschetst werden, als uit zijn eig,ea je. ven, gegrepen. Onwillekeurig sloeg hij bet titelblad weer op, bleef staren op het pseu doniem en las dan weer verder, haas tig en haastiger, met een ontroering éindelijk, die hij zichzelf niet wilde bekennen, even- bi in als hij het voor zichzlf had willen weten, ,at zijn hardheid en koppige trots hem in laagten tijd meer en meer dwaas en ac tolijk-waren b^wnnen te schijnen..., viy,,. ar v d® hij da zachte hand zijner V1°uw op den schouder. «ogen °P -e,n ®htmoette een paar voohtige ln„ waaruit al J- -■ borg de broche in zfiu zak. „0," juichte hii buiten den winkel, Was nu maar vast Kerst avond- ^'nt_ diitj Ba,j kaar verrassing en Kerstgeschenk zuin." Kerstavond, die avond van vrede en lief-de i3 aamgehrok-en- n die f?r00t,e ©ti-aten dor drukke stad waar do ««Plunderde winkel kasten v-an oen drukken zasenidaig. getuigen. wordlt het al- lemas stiiter. Een^ fijne suoeuwjaohlt jaagt ritselend la-ngs de runten en een koudie, smerpendle wind fluit ovor i>leineu en om de &cken der straten. Een bou/d® b-Ct V, ïai ozut over de stad te liggen. maar hi-nuen m de huizen gloeit het weldadig rood da KorstmaakleuTCn. „1-ansf. het licht der lucshterï en t getril der Koratmlslamnios. En do harten der menseheu in dien zonniaen vrede- avon-t. orvdei gaan do zoete bagoochelang van hl dat licht, van a dien glans, van ai dien vrede Eén hart was er eohter in die groote stad in een dier ie i.ge hniCen waar de weelde woont dat. ondanks die bekoorlijkheid en lieflijke schoonhei-van oen Kerstavond zw-aar te moede was. 0, zu had znoh hUnadoofd om den Kerst boom voor mar lieveKjj^^ on te si ore. 11 naar haar beste krachten. Een ffr0()t offer zelfs had zij gahracht om ellk kld kruiiehollen een hoortoke verrassing Kcwfkindio te be- i..i en. o en groot voorzeker zou haar oon Z2jj 11 t en v^-Q^^iaolL zoo aanjatom-dö van Ojo. onsoh'U'Idi; aia K: T gen. Als dat ééne Ll^erwacteieB opj tevan- t j u'at eorLö, rt-oox© immense leed er maar met was. Het bekoorlijke vrouwtje sonudde zaditkens het hoofd. ,-Aeh. EdUardl .vat zou Jitc met ge.v6a> w;at z0.u jjk niet willen derven, als ik een dcol-, een kloin deeltje slechts van je oude, trou-wo hart mocht heroveren-" ,,0 Goal wa zou d,at een hoorlijlco Kerstavond zijn! -Jaar thans"Als steeds is hij uitgegaan naai zij-n club, naar zijn vrienden, n-aa-r thoat-eis en de hemel weet welke verma ken." „En dat op degen avond, den heiligsten fami lieavond. den avond va-n -vrede en liefde." Schelle kinderstemmetjes klonken J. .»arip eren gang. etteren do stapjes naderden. Snol ontsloot het jonge vrouwtje de deur op oen kier en verzocht de ongetakkigo kleinen nog een oogenhlikje te wachten. Hiaastiigi schikte zii nog wia-t aan den 'Kerstboom en wildlo ziich juist mot haar liefsten glimlach op die lippen naar de deun* heelavèn als deao plotae'ing werd geopend en de kr-achtige gestalte van haar jeugdigen echtgenoot die kamer hinnienitrad. De kinderstemmetjes hui ten verstomden. Eduard traa snel op ziin vrouwtje too en borwiiJ hii da roc-li q o-ii haur feorwstfc hiodh<t±&, kaïiLahio hii voor »-•- L». 1 0*1 l&*rn*jKak>; ..fur>fc J£mv«»MKM«alienlc ▼(0»g aaa T'Qi-iaton, Iiaa c?e4co<"tLT. ,,Maa.r llli^al%Q!0r,,' J mruto ©ana**», Kforé woivwtjc." „Kun, io naêj y?&r- «stwooréda de eigenaar dor ssffafc. ,Jboe kunt u «wm.thans terwiHn van anno kfndarife aoo iets vwwMa?" „Mijn zaakITrïïleBd en barend stood zij daar. mam zijn „Pandonl" onderbrak hem &èi jon® inasn 1 bVor.de hoofd in haar fiina handen en zag hom waar- 't Was twee dagen vóór Kerstmis. In do rumoerige, drukke straten van een omaer groot- sto steden liep e»en lcnappo, jonsro nuan met sn-olle passen langs da hol verlichte winkels. Su en dan vidl zii-n hl ik o-p een der prachtige uit stalkasten wa*ar keurige Kerstgeschenken met hulst én misleboe en rood'e linten versierd te lokken lagen. ,,Hm!" mompel-dé liii,''t is waar..,, overmorgen Kerstmis. „Nog niets voor-haar gekocht.en voor de bindieren ook niet." „Och wat!" Onzin!" ,.,Ht heb nu geen tijd aan die huiselijke beuzelarijen te denken." OpeensWat is dat?" „Zie ik goed?" ,,Miin vrouw gaat bij dien juwelier binnen?" „Zoq. zoo, nu dat zullen we straks wol uitvinden. „Jo koopt zeker je eigen geaoheuken!" .jdlio van manlief zijn niet goed genoeg." lachte hii hard en wild. Snel wipte hii een tosènover dén juweli&rswinlcel gelegen café binnen en plaat ste zicih op den loer. Het duurde lang eer bet elegante, jonge vrouwtje dien winkel verliet. Jawel, jawol! Ik weet hot. Je keus is mooi- Uik en je eischen hoog." moimpeldo hii bitter. „Maar we zulten aten." „Den eenen diagiiaoiiten te over, dat ik te weinig afschuif en den volgen d-en i-uweelen boopen en dan nog jammeren dat ik te veel uitga". „Te drommel„Ik kaai toah mün oudio studievrienden niet in den ateolc -I-aten." „Men is maar eéna joing., en ik dlanlk er voor om aan den leiband te loopen." „Maar komaan, laat ik eens naar den over kant gaan en zien w-at zij daar al .zoo heeft in- 03 straat over eu trad den mn rrooir"l?i',-'V,&p met 7jfi]S Veri©- of DMH torn oofe Jroui ciee]i0n. wat do dJanii©, djio boo fuisfö dien vrt&icui bloeead, „ik hen da eohteaooot van dto daane eu diep in 00 oogan Daar las zjj de als aoodauig zult u mij wel willen modiediee len of mijn vrouw soms goederen! bij u koopt» die zij niet betaalt:" „U begrijpt. „M'ijöheer," hernam de eigenaar, „ah dat zoo is wil ik u wel mededeolen» dat de dame, die zoo juist vertrok, geen juweel-en of iets van dien aard beeft gekocht-" „InitogMidioel zrij bood mij een juweelen broche te koop aan. Naar do redenen van dergelijke handelingen kunnen wij 9-iot vra,gen. „U zegt.U zegt. dat mim vrouw een juweelen broche.... te koop aanbood?" Zeker het was, ziaido zii. om gold ter beschikking to bobben om den kerstboom op te sieren voor haar kindertjes." Dank udank u beleefd!" Me.t twee stappen was de jonge man aan de deur en stormde d© straat op. „Voor haar kin dort,] ©s.voor mijn kindertjes...." „O God!" barst hij uit.. O Godilwat ben. ik een ellendeling," „De juweelen. broche, oen geschenk van haar moeder, waaraan zii zoo zeor gehecht was.... verkocht om den Kerst boom op te eieren!" Ach, Ennyl Ernny! wat heb ik je miskend." Hoe zwaar moet haar deze weg naar dien juwelier gevallen zijnl" Het gonsde door ziin hoofd. „Arm kind! wat moot je ge leden hebben en dat door mii, die je zoo ziels- la©h heeirlüke dagen toen je ouden mijn. Tr9°lükihedd die zon was van ..Overmorgen Kerstmis! Keratmdst, feest van vredio feept van liefde!" „Zou ik...,?" Maar kan ik wel?" ,<Durf wlr Brotea' "Maar da kinderen!" y, 1,^ ^aar* 1110Laar voor opgelegd?" „Ach mijn l£j1®TOnfltaak mil' klein moedertj-el" 11110 vrouw tie. arm kin„ t 8' lie^e die zij in hun baar inte! U-i fVeQ hem Bew5Jd* hem spralfen 61 Ilaar haar kind 7^ ,Ts dat °ogenbHk begTeep hij... Bters. VRa h^" klonk het met schorre 000 km °P het 'vo°r- -eclmkt te hebben, heen, hem tot „O! neen! de stem vatn het niet dood." ««weten, is nog „Ik heb gedwaald. Vreesedhfc gediwaató Welnu. „HaltT' op den levensweg." ,,Mij goed xeaT_ ienteerd. en dan voorwaarts een nieuw lewon tegemoet." En bij ddt denkbeeld begon het in rijn hart to zingen en to jubelen- De oude liefd: kleine vrouwtje ontwaakte met ver- horstep0 kr'aobt ®n riin vurig© wensch alles te ham al'terat'at i^1' tearei1 Laar misdreef, zotte d!n ÏZ torugkeerend liep hii vlug naar. den juwelier en trad nogmaals den wankel bin nen „Neemt u m« niet kwalijk. S-nW maar ik kom nog ^on op ons onderboud van steaks terug Zou ok de broche van mijn vrouw Lnnen torujffkoopeiL V Een fijne g'ini-Iach van zakenman gleed over het ronde gelaat van den juwelier. „Dat zal mogelijk van den prijs afhangen, mijnheer." „Ik kan ze moeilijk voor denaslfden priis terug geven» dat begrijpt u maar ik zal in dit ge- j val zeer billijk rii-u." „Twee honderd gulden ie voetstappen die dreunen op de uitgesleten maar dan ook ge-en cent minder." trap, daarna op het kleine portaal, doen haar Zonder zich ©en ©ogenblik te bedenken be-1 heven. Ook Noël is, als hij vaders stap hoort, teftide de Ion»» «au <3©a ««waiwde* priia grillend v»n angst onder zip oude, verstoten dé- achtj«h®ia zii-nea* gevoelens ep een groot, rijk geluk stroomde door ba-ar hart. Zii sloeg'haar armen óm zijn hals en- sta-moJdO,»3(aa;k Bdufw-d.dank", 0 „Ach, laat b&t 200 hlijIVen altijd.... voor oau/wiig I" Daar buiten in de gang Monk-en driftige kinderstemmetjes, maar de stem waa d,0 oudl0 g-odieustóge ldonk gcdlempt: „S-tól. kleintjes want ik geloof, dat daarbinnen het Christus- kindje gekomen is. OORSPRONKELIJK KERSTVERHAAL, door Tante Job. „Kom, vlug naar je bed, Noël. kom haast je wat, straks komt vader thuis en da'n „Gaat moeder naar cie Kerst-Mis?" „Ja, maar denk er om. dat je ZOet jn je blijtt, als vader en mt"dc[ zijn heengegaan want je weet, dat vannacht het Kindje Jezus op aarde komt en lekkers en speelgoed aan alle bra ve kinderen brengt." Met schitterende *>£1°? het kleine teer- bleeke vierjarige kereltje te luisteren. 't Is vandaag een Btfd'uksdag voor ham. ge weest. Vader was heel den dag uit en hii Noël had geen schoppen en geen slagen, zelfs geen hard woord gehad. En doen was grootvader ge komen en had hem met zijn oude, bevende stem mooie liedjes voorgezongen van de engelen en van het Kindje Jezus, dat geboren was in Beth lehem ik ook oen trommo], moeder," vraagt hij. „Ik denk het wel, Noelen misschien ook wel twee hartjes van eui'k«r* r-n als je dan morden wakker wordt, en donker, voel dan maar in je klompjes.* Nog meer beginnen Noe s anders zóo flauwe oogjes te schitteren efl een 11 oog rood blosje verft zijn bleeke wangen. „L®. tronunel en twee hart jes van suiker juicht hij. iMu, eigenlijk had hij dat wel gedacht; hij had het van morgen al ver teld aan Martin, zijd buurjongetje, die met zijn moeder en drie zusjes pen achterkamertje be woonde in 't zelfde huis op de vierde verd-ie P'ng en die geen trommel on- geen twee hartjes van suiker zou krijgen, omdat Juj geen Noël heette en zijn naamdag n[et vieide.- O moedergaat h'J opgetogen vooort, „en als ik morgen Martin zie, laat ik hem mijn trom mel zien en geef ik hom en hartje. Dat mag toch wel, moedei' 7e!cer Noël Maar kom, kruip nu vlug onder je 'deken.'Toe, vlug wat, daar hoor ik vader al." Angstig luisterend staart de bleeke. nog zeer jonge, doch afgetobde vrouw naar de deur. Zwa- ken gekropen, zich omwentelend op den stroozak. 't Is koud op dien Kerstavond, bitter koud. Koud schijnt ode de man, die binnenkomend zich de verkleumde handen wrijit. „Heelemaal geen vuur," bromt hij met 'n vloek en dan ruw tot zijn vrouw: „Wat deedt je met de centen, die ik je gisteren voor kolen gaf?" De jonge vrouw wijst cp het ventje, dat on der zijn armzalige deken ligt te klappertanden, en fluistert: Ik spaarde het voor hem, 't Is toch morgen zijn naamdag en hij moet toch wat hebben de stumperd „En ik kan kou lijen voor 'm," gromde boos de man. „Ja, ja, dat kennen wow. Kom, geef me mijn jas, dan gaan we...." „Ja, straks naar de Kerst-Mis," zegt de vrouw blij er zoo goed af te komen. - ,,'t Is in de kerk lekker warm en voordat we er heengaan hebben we nog tijd genoeg om een trommel en twee hartjes voor Noël te koe-pen." „Kan je begrijpen," gromt de man.* „Ik wil eerst een borrel}k ben koud tot in mijn nieren. Heb je nog brandewijn in huis?" De vrouw schudt van neen en zucht. „Het kindje Jezus moet den trommel maa naast mijn bed liggen, die kan toch niet in mijn klompen," zegt met slaperig stemmetje de klei ne knaap. „Ennegrootvader zal toch-wel komen, hè moeder?" „Ja, Noël," zegt met angstig gebaar de moe der. „Wat drommel," tiert de man, die zich bij 'n stuk spiegelglas de baren kamt, „slaapt, die nou nog niet? Kom, doe je oogen dicht, "of En als ik hoor, dat grootyader bier is geweest, smijt ik jullie morgen allebei de trappen af!" „Pierre, aedaar toch," suste de vroriw. „Va» der doet toch immers geen kwaad." „Hij stookt den jongen tegen me op, die afge dankte orgeldraaier. Laat hij bij zijn vodden blijven passen en pas op, als ik hem nier tref...." Zoo raast en gromt de man d-c kleine knaap, die nog lang met Siaapt, keeit zich angstig naar den muur. Vuurrood is thans z'n bleak gelaat, en z'rr tenger lichaam trilt Grootvader zou immers komen en bij hem blij ven, tot vader er. moeder uit de Kerstmis wa ren thuis gekomen. En als vader grootvader hier zag, zou hij hem van alle trappen werpen, dien goeien ouden grootvader! Zacht snikte het arme ventje, toen hij daaraan dacht. „Grootvader moet niet komen," dacht hij, „neen, niet komen," en snikkende sliep hij eindelijk in. -In dikke, donzen vlokken valt de sneeuw, als Pierre Firmin, N00I3 vader, met zirn vrouw t ic-ciTti ci~ijc verJaa t, 'wsistr nu cte lamp is ^tPr/'.nïti, no ff somberder en kouder ts dan -1. -^« $fr&irs. ,jm eerst naar doet speelgoedwinkel, tiet waar Pierre," zegt aarzelend de viouw, de zui nig bijeengebelde centen tellend, die ze dan weer stevig in die punt van haai* zakdoek knoopt. „Neen, hoor, eerst een glas drinken bij Tfaon- nei," bromt de man. „Zullen we niet eerat wat voor den jongen koopen," smeekte de vrouw, die haar man al te goed kent en weet, dat hij, eens bij Thoimet zit tend, daar heel moeilijk weg is te krijgen. Doch de man rukt baar woest don zakdoek uit de hand en zegt vloekend, dat hij de baas is Eerst naar de kroeg, dan naar den speelgoedwin kel daarna naar de Kerst-Mis 't Werd later op den avond. Nog altijd viel sneeuw in dichte vlokken,ze hoopte zich op in portieken der groote huizen op de boulevards, in de nauwe straten en stegen der achterbuurten en op de drempels der vele kroegen, Zelf3 voor het kroegje van Thonnet, waar het op dezen avond zeer luidruchtig toegaat, ligt de sneeuw dik en wit op stoep en drempel. Groepen man nen ritten in 't benauwde lokaal bijeen aan vervelcoze tafeltjes, hun brandewijn drinken en luisterend naar de volksdeunen, die een ex-opera- koorzanger met versleten stem voord-raagt, lied jes waarvan telkens het refrein door het meèren- deel der bezoekers wordt meegezongen. Een frissdie, jonge, hoewel ruwe stem klinkt telkens boven die der anderen uit. Deze slem behoort aan een stevigen jongen kerel, een apache-type, de spuuglok op het breede doch lage voorhoofd, de hooge pet achter op de sluik- gekamde haren en don cache-nez achteloos om den stevigen nek gedraaid'. Naast hem zit zijn vrouw, en- jong als hij, lijkt ze veel ouder, als de wollen doek haar van de hoekige schouders glijdt Droef en moe zijn haar oogen, ingevallen de wangen en scherpe lijnen, die haar veèl ouder maken, loopen langs neus en kin. „Kom, Pierre, ga mee," fluistert ze, als het refrein van liet lied uit is, haar man toe. „Straks sluiten de winkels en kunnen we niets meer koo pen voor den jongen. En laten we om de Kerst- Mis denken.Kom, Pierre, laten wé gaan. „Depris mon enfance J'ai quitté la France" brult de ex-zanger. En weer zingt de jon&e man het refrein mede en luistert niet naar de woorden-van zijn vrouw. Als het lied geheel ten einde is en de voorzanger de tafel, die hem tot podium dient, verlaat, tracht de vrouw nogmaals haar man mee te troonen, doch haar woorden worden overstemd, door dat ©enige werklieden vrienden van Pierre, uitschreeuwen: „Pierro Firmin moet zingen! Weg met den opera-vent! Pierre Firmin zingt veel beter! Kom. Pierre, we trakteeren; voor elk lied een glas." - De vrouw beeft, als zij deze aanbieding hoort. „Niet d-oen, Pierre, niet doen," smeekte ze;-„denk aan onzen jongen! Denk er aan dat we straks naar de Kerst-Mis moeten- „Kom. stoor je toch niet aan vrouwengeleu- ter,roepen spottend de vrienden, als ze zien, hoe de arme yrouw haar man tracht te weerhou den. Door dozo bijtende wdfordion ontwaakt bij den mam nog meer de lust, zich tegen züri vrouw te verwetteo. Met een grovem vloek duwt bij baax hand, die ze op zijn arm had Srelegd, terug, staat op,werpt zijn pet en da* op den stoel, beklimt de tot podium geïmpro viseerde tafel en begint met zijn frisscbe stem een liedje, dat, als het ten einde is, een daverend applaus verwekt „Nop een, Pierre, nog een," klinkt liet' van alle kanten. En Pierre laat zich niet bidden en ringt, en drinkt het eéne glas na het an dere leeg, dat vriendenbanden hem vrijgevig aanreiken. Hoofdschuddend kijkt de vronw toe. Ze derft, ze mag niets zeggen, wil ze niet dat Pierre het geld verteert, dat zij spaarde om haar jongen een prettigen naamdaig to be zorgen. Droef staart ze voor zich, zwijgt en luistert Dook eensklaps schrikt ze op nit baar droef gepeins; ze hoort naast zich een vrou wenstem schor fluisteren; „Wat een kerel, die Pierre Firmin, en wat zingt hij prachtig! veel mooier dan die oude, versleten opera zanger. En dan zoo'n saai wijf, dat niet eens meeklapt als het lied uit is Lachend laat ze haar hagelwitte tanden zien, tanden als van een roofdier, en roept den zanger vroolijk lachend toe*. „Bravo, Piorre, nog een lied. nog een „Voor jou dan, Hortense!" roept de zan ger vroolijk lachend terug, zondea* zich ©m de aanwezigheid van zijn vrouw te bekom meren. Dooh ook in de arme afgetobde ontwaakt de vrouw. O, zij kent haar al te goed. die Hortense, dat vrauwmenscb!.Neen, voor haar wil zij niet wiiken! Zo richt her het 'moede hoofd op, strijkt zich de haren glad, en ook zü lacht baar vriendelijkst lac-bje, ter wijl zo vleiend roept: „Kom Pie-rré, zing een© bot lied, je weet wél, dat mooie van „les Bri gamds''. Zo heeft gewonnen. Haar man vergeet de mo-oie Hortense, lacht haar toe en begint zijn romance. Daarna zingt hii als toegift bet haar welbekende lied. dat ook haar vader zoo vaak voof den kleinen Noëi zingt. Allen, die in de kleine kroeg bijeenzitten, kennen dat lied en zingen het refrein mee met min of meer schorre dronkemansstemmen: „Wat een gelukkig kind dat kleine knaapj's was!" Eu terwijl ze dat allen zingen, rit er in een kloin©, riniste,re kamer op de riifdc verdieping ©onor kasorn-o-won.inc oen ander kloin knaap jo, dat niet zoo gelukkig was, rodttop op riin steoozalr, roepend mot treurig stomme tje om moeder an om grootvader. Da karte, bl^gacdp ademtialiTvg, bet vuur rood gerichtje eu de sehtttorande 0033 es van den Moinen Noëi getuigden, dat hij koort sig was en riak. ,,k Heb dorst, moeder, 'k heb dorst!" riep hij met heoaeh stemmetje. „Moeder, boort g© niet, 'k tteb dorst!'' Tevergeefs poogden rjja van koorts sshit- torondie eogjes door do in het vertrek heer- sollende duister «is te dringen. Daarna welde hij naar zijn klompjes, of daarin reods do twee hartjes van suiker lagen, en toen, of de trommel al op zijn deken lag. „Want heel laat moest het toch wel zijn", dacht hij. Moeder was zeker al van de Kérst-Mis thuisgekomen. En grootvader, die altijd kwam, als vader uit was, waar was h-ij? Waarom was die niet gekomen? Zoo rondtastend met zijd kleine, beven de vingertjes en niets voelende dan de gaten in de piuizerige, oude deken dacht hij op eens aan de woorden van zijn vader: „Als ik hoer, dat grootvader hier is geweest, smijt ik jullie allebei van de trappen „O, en als grootvader nn toch komt, en vader hoort hem3', denkt angstig de kleine knaap. „En vaiHr zou dien armen, lieven grootvader kwaad doen'. Noen. dat mag va der niet", preveld-en zijn bevende lipjes. Hij, Noël, zou stilletjes naar buiten loopen, grootvader gaan opzoeken, hem zeg gen, dat hij niet meer komen moest - Groot vader zou misschien wel naar de Kerst-Mis zijn geweest, er misschien noiT wel zijn, hij had Noël toch beloofd, dat bij bet Kerstkindje zou vragen om hem, Noël, heel gauw groot en sterk te maken. Ja in de kterk zou bij grootvader wél vinden! Als straks het Keietkindje, bij zijn stroozak kwam, zou dit toch wel de twee hartjes van suiker eu dén trommel daar neerleggen, ook al sten den de klompjes er niet Ving stond de kloine zieke knaap van rijn armzalig legertje op, trok riin klompjes aait en zijn haveloos broekje en buisje, zoclit op den tast naar do dèur, opende die en liep toen de kraken- a trappen af. En niemand hoorde den kleinen Noël. Zoo liep Noël de "Straat op. Brr! wat wan het koud, de sneeuw drong door zijn buisje, zijn' bandjes werden zoo akelig koud en nat lij rilde er van. Hè, wat had bil een dorst, en wat klapperdon zijn tandjes; hij werd er akelig van. Als hij nu maar gauw groot vader vond! Waar stond de kerk nu ook weer? Hoe moest hij l-oopen om die te vin-- den? Besluiteloos staat hij weer stik maar loopt dan weer verder. En al dichter en In dikker vlokken valt de sneeuw, de mooie» reine Kërstsneenw, die nu zoo hoog ligt, dat Noël's klompjes er in vei- dwijnen en hij nat en'kil wordt tot a do knietjes. 't Is ©en zeer moeili.ik©_tocht voor )©t ventje, dat den moed niet opgeeA 3 gaat, hoe vork -eumd en ellendig voelt. Hij denkt aan grootradMri d'on hu nu spoedig zal vinden. Daar boort Wf «P

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1918 | | pagina 7