e-
Het Dienstbode-Vraagstuk.
FEUILLETON
De Ondergang van een
Wereldmacht.
and-.
Vier»
Éer.
l§n»-
Maandag 5 Mei Tweede Biad
^atholica non legunius1.
Aan ailen, die de ituip eener dienstbode
vertangen.
v.
Zijn geheele liefde, zijn ganscho smart
legde hij in zijn smeekende stem.
Mucia, Mucia, fluisterde hij. Tot u
spreekt een patriciër, die nog nooit om iets
gevraagd heeft, dia sells niet eens tour. den
i in-
lielr
1264
BP-
1260
ia 6
tal»
/an
Iran
er
195
mm iiUL timir
Katholieke (werken) worden niet gelc&en.
Als typeerend staaltje daarvan wezen wij
eeuigen tijd geleden in dit blad op de behan
deling dor Katholieke loontheorie in de
„Oprechte Haarlemeche Conrant" door zeke
ren heer Sansnom in verband met de aan
hangige motie-Bomans. De keer Sansnom
had in zijn artikel betoogd dat Prof. Aenge-
ncnt tegen kindertoeslag zou zijn en dezen
Katholieken socioloog van naam uitgespoeld
tegen den heer Mr. Bomans. Met een citaat
uit een zeer bekend werk van den professor
toonden wij aan, dat de heer Sansnom er
glad naast was en verweten hem zijn slechte
voorlichting van het publiek. Bet antwoord
•van den heer Sansnom op dit artikel bewijst
hoe juist de stelling is, dat de Katholieke
werken door andersdenkenden niet gelezen
worden en hoe zij zich mot een buitengewone
oppervlakkige keunis der Katholieke weten
schap tevreden stellen. Het volgende ant
woord van den heer Sansnom op ons artikel
lezen wij in de „Oprechte Haarl. Crt." van
Woensdag 23 April j.l.:
Een nederig woord aan de
„Nieuwe Haarlemsche Courant".
Ik, arme Sansnom, heb een reprimande ge
kregen van de Nieuwe Haarlemsche Courant.
Om mijn onwetendheid en oppervlakkig ge
schrijf Cvea* Ibfct gezinslocm van mr. Bomans.
Nu mèg dat blad een streng rechter zijn.
Want het stelt zich zelf steeds hooge eisclien:
wetenschappelijke, literaire en journalistieke.
Geheel in overeenstemming met de geestelij
ke sfeer van haar lezerskring. Ik aanvaard
derhalve haar streng oordeel en beken
schuld.
Ik Ihieb mij beroepen op prof. Aengenent
om aan te toonen, dat hij zich tegen kinder
toeslagen verklaarde, zooals mr. Bomans die
wil. Het blad toont nu uit een hoek van den
professor aan, dat deze een voorstander van
die toeslagen is. Ik erken nu ruiterlijk, dat
het blad gelijk heeft, zijn citaat laat geen
twijfel oveir.
Hoewel streng rechter, hoop ik toch, dat
het blad me genadiglijk zal toestaan, ver
zachtende omstandigheden te pleiten.
In mijn eerste artikel heb ik aangegeven,
dat ik van drieërlei standpunt het gezins-
loon zou beschouwen en dat ik daarbij ge
bruik zou maken van drie pracadviezen,
waaronder één van prof. Aengenent. Ik heb
niet gezegd, dat ik putten zou uit het boek
over sociologie van den professor.
Welnu in het genoemde praeadvies staat,
ik herhaal het nog eens, het volgende: „Men
kan misschien vragen, wat dan gesdhaeden
moet, als het kinderengetal daarboven en
ver daarboven stijgt." (Bedoeld is boven het
gemiddelde gezin). Hij antwoordt: „Voor dier
gelijke, buiten den gewonen loop der zaken
liggende omstandigheden, zal de liefdadig
heid van den patroon of van anderen een
taak hebben te vervullen". (Blz. 82 van ge
noemd praeadvies).
Daaruit kou ik mot den besten wil niet af
leiden, dat de professor voor kindertoeslagen
was, maar juist het omgekeerde. Nu blijkt
mij achteraf, dat Ik wat naïef hen geweest
Ik redeneerde n.l. als volgt: de liberale en
socialistische economen en sociologen bou
wen bun systeem op louter menschelijk we
ten. Daar dit laatste zeer onvast is, zeer on
derhevig aan allerlei wisselende inzichten, is
het geen wonder, dat hun leer óók de ken
merken van dat onvaste heeft.
Maar de Katholieke sociologie, in 't bij
zonder waar ze handelt over het ethisch mi
nimumloon, grondt zich op de Katholieke ge-
loofs- en zedeleer en heeft dus een vast en
onveranderlijk steunpunt.
Waar nu prof. Aengenent zich in zijn prae
advies beroept op die ethiek, op andere Ka
tholieke schrijvers en zelfs op paus Leo XIII,
daar meende ik genoeg houvast te hebben,
om tot mijn conclusie te mogen komen die nu
zoo scherp veroordeeld wordt. Het schijnt,
dat In deze mijn redeneering wat onnoozeJ is
geweest en dat het zeer goed mogelijk is, zich
grondende op dezelfde geloofs- en zedeleer,
toch verschillende uitkomsten te krijgen. Het
ls derhalve ook niet uitgesloten, dat over
eenigen tijd prof. Aengenent en mr. Bomans
weer een ander loonsysteem houwen op hun
ethiek.
De „Nieuwe Haarlemsche Conrant" zegt
aan het slot van haar artikel, dat ze haar
citaat uit het hoek van den professor heeft
gegeven ter aanvulling van mijn wetenschap
pelijke ontwikkeling.
Ik erken, dat mijn weten er door is ver
meerderd. En daar ben ik dankbaar voor. Ik
weet nu n.l., dat, als ik in een werk van
prof. Aengenent of een ander Katholiek
schrijver beschouwingen en uitspraken aan
tref, ik daar niet dadelijk op af mag gaan,
maar eerst eens moet controleeren, of mis
schien in een ander werk van later of vroe
ger datum, niet preeies het omgekeerde wordt
geleerd.
De kleineerende wijze, waarop de heer
Sansnom zich over de oer-deugdelijke katho
lieke wetenschap geliefde uit te laten, ver
diende onzerzijds geen antwoord, doch met
des te meer i uoegen zagen wij, dat de heer
L. H. Emmerik, hem in een tweetal ingezon
den stukken, waarop telkens een antwoord
van denlbeer Sansnom volgde, van antwoord
diende in de „O. H. Crt." zelf.
Uit het eerste ingezonden stuk van don heer
Emmerik citeeren wij de volgende passages.
„Mijnheer Sansnom.
Mag ik zeer bescheiden en eerbiedig u
er attent ot maken, dat u met het slot van
uw stukje van 23 April j.l. nóg niet op
den goeden weg ziit? Uw besluit toch
luidt
„Ik weet nu n.l. dat, als ik in een werk
van prof. Aengenent of een ander Katho
liek schrijver beschouwingen en uitspraken
aantref» -ik daar niet dadelijk"op af mag
gaan, maar eerst eens moet controleeren. of
misschien in een ander werk van later of
vroeger datum, niet precies het omgekeerde
wordt geleerd."
't Is hier echt: venenum in caudal Toch
is deze insinuatie van weerhonerii aan 't
adres der Katholieke geleerden, niet op
haar plaats. De fout ligt toch werkelijk bii
u. U hebt namelijk, zeer ongelukkig, de
methode toegepast, die de vierdehandseh ge
leerden plegen te gebruiken bii het verza
melen hunner encyelopaedie- en brochure
geleerdheid, om n.l. uit eenig wetenschap
pelijk werk (waartoe zonder tegenspraak de
arbeid van professor Aengenent behoort)
een of andere bladzij te gebruiken of te mis
bruiken. zonder het werk in zijn geheel
te kennen, zonder met het geheele systeem
ook maar eenigszins op de hoogte te zijn.
Nooit of te nimmer zult u uit eenig werk
van professor Aengenent kunnen opmaken»
dat hij tegen het stelsel van kindertoeslagen
is" enz.
En ieta verder
„Als u, mijnheer Sansnom. een weinigjo be
kend waart met de Katholieke literatuur over
dit onderwerp, zoudt u dezen blunder niet ge
maakt hebben. U zoudt dan misschien ook
weten, dat een dergelijke fout al eens gemaakt
is eenige jaren geleden door een groepje
Katholieke onderwijzers (het Nederlanuscli
onderwijzerscorps munt nog niet uit door 't
gebruik van eerste-rangs-wetenschappeiijke
methoden.) Ook zij hadden de vooropgestelde
algeueene beginselen vergeten toe te passen
bij deze detaril-kwestie. Dit heeft er juist
toe geleid, dat in de 8e druk van het „Leerboek
der Sociologie" de professor voor slechte lezers
nog eens de puntjes op de i zet.
Tenslotte zij het me vergund te veronderstel
len» wat eenige lichtgeraaktheid, u in den aan
vang van uw stukje waarschijnlijk gevoerd
heeft tot die typisch-ouderwetsch-benepen-libe-
rale minachting van ieaeren anderen kring dan
die der liberale vriendjes. Dat is toch uit den
tijd, niet waar?"
Hierop antwoordde de heer Sansnom o.m.
,»Ik heb due de methode toegepast van
vierdehandsoh-geleerden. Omdat ik zop ge
citeerd hebben uit een werk zonder' dit in
aiin geheel te kennen. Mag ik den geaohten.
inzender voor de zooveelste maal er op op
merkzaam maken, dat ik geciteerd heb uit
het praeadvies van prof Aengenent. en dat
ik dit praeadvies van voren naar achteren
en van achteren naar voren ken. omdat ik
het zeker al wel twintigmaal telkens op
nieuw heb bestudeerd? En mag ik soms een
praeadvies van een geleerde, uitgebracht
voor een vereeniging van wetenschappelij-
ken aard» niet als bron gebruiken? Wat ik
heb aangehaald en de inzender hierboven
weergeeft, ia als het ware het sluitstuk, de
conclusie van een geheel betoog en mag dus,
naar miin meening, gerust op zichzelf geci
teerd worden.
'Nu verstaat de inzender echter de kunst
om dat citaat te gebruiken vóór kindertoe
slagen, enz."
En wat verder:
„Tenslotte de verzekering, dat ik geen
liberale vriendjes heb in den zin als de in
zender meent. Ik heb wel persoonlijke vrien
den onder ae liberalen, maar hun systeem
vindt in my (maar dit blijft onder ons) een
veel scherper^ bestrijder dan de Katholieke
sociologen ooit zullen worden."
Wat dit laatste betreft blijkt de geleerde
socialist, die zich Sansnom noemt, alweer uit
muntend op de hoogte van den ontzaglijken
rijkdom van katholiek wetenschappelijke lec
tuur, ^die de bestrijding van het liberalisme
ten doel^ heeft, een rijkdom;.waarbij die
der socialisten het in geen enkel opzicht halen
kam!
Verder zijn de twee ingezonden stukken
van den heer Emmerik en de antwoorden
van den heer Sansnom een polemiek en cri-
tiek over de zienswijze van Prof. Aengenent,
overigens verdienstelijk en voor de lezers der
O. H. Crt., hopelijk leerzaam, waarin de hear
S. echter blijkbaar niet overtuigd wordt en
die hem. een zoor welkome gelegenheid zijn
de aandacht van de hoofdzaak af te leiden,
n.l. het zeer gerechtvaardigde verwijt van op
pervlakkigheid in katholieke wetenschap.
Daarom vonden wij zeer ad rem een kort
ingezonden stukje in de O. H. Crt. van den
heer W. J. K., dat de hoofdzaak weer even
naar voren brengt en dat luidde als volgt:
Geachte heer Sansnom,
„Ik heb in do „Nieuwe Haarlemsche
Courantden aanval gelezen op uw ge
schrijf ever loon en de motie-Bomans en
uw „nederig" antwoord daarop in de „O.
H. Ct.Ik heb ook het stuk van den heer
Emmerik gelezen en uw wederwoord
daarbij. N eemt u mij niet kwalijk, maar
naar mijn oordeel is ihet onrecht aan uw
aijde, doch met u daarover te debatteeren
is nutteloos, omdat u van het slag men-
schen schijnt te zijn, dat geen ongelijk er
kennen wilt.
Intusscken zult u in gemoed© niet kun
nen ontkomen aan de bekentenis dat de
„Nieuwe Haarlemsche Courant" gelijk
had u oppervlakkig en onwetenschappe
lijk geschrijf te vex-wijten, dat de lezers
van d© „Opr. Haarl. Crt." recht hebben
op betere voorlichting; dat Ihet voor de
lezers daarvan wemschelijk zal zijn dat
uw naam niet meer onder een artikel in
dit blad compareert.
Oppervlakkig en onwetenschappelijk
geschrijf! Immers: u hebt geschreven
over een onderwerp, dat u niet meester
waart; u kendet de loon-theorle van prof.
Aengenent niet en: n heljt zlcthi vermeten
hem met hooge woorden uit te spelen te
gen mr. Bomans.
Uw eenig excuus, n.l. dat u uw weten
schap putt© uit één (gelegenheids)werk
van prof. Aengenent en u daarbij vergis
te, omtrent de opinie van dezen geleerde,
veroordeelt u als voorlichter van het pu
bliek en ontneemt voortaan alle gezag
aan uw geschrijf. Dat is niet de schuld
van prof. Aengenent, maar van u.
Prof. Aengenent heeft het recht zijn
loontheorie te gronden èn op d© strikte
rechtvaardigheid èn op de sociale recht
vaardigheid en u hebt het redbt niet hem
daarover lastig te vallen.
Prof. Aengenent heeft ook het recht
te eischen dat iemand, die beweert zijn
opinie weer te geven, deze volledig
kent. Dat was bij u niet het geval.
En iemand, die zulk een blunder maakt
matigt zich het recht aan den staf te bre
ken over „de Katholieke geleerden1!
Ik vermoed, waarde hfcer Sansnom, dat
u met een naschrift op dit ingezonden
stuk voorgoed van do lezers der „Opr.
Haarl. Crt." kunt afscheid nemen.
U, geachte redactie, dankend voor de
verleende plaatsruimten
Hoogachtend,
W. J. K."
Dit ingezonden stuk brengt juist naar vo
ren, wat de hoofdzaak is en wat uitsluitend
de bedoeling was van ons artikel. Deze was
niet, een polemiek aan te gaan met den lieer
S., doch alleen (waar het juist op aankomt)
er op te wijzen, hoe weinig onze Katholieke
geleerden in andersdenkende kringen ge
kend zijn en den hoer Sansnom wij herha
len: met roden, wamt er ls geen excuus voor
te verwijten, dat hij het lezend publiek
verkeerd inlidhtte en dat op een toon, zooals
hij geliefde aan te elaan.
Het antwoord van den heer S. op dit laat
ste stukje doet dan ook wel wat vreemd aan,
waar hij hooghartig schrijft;
„Op het geschrijf van W. j. K. is natuur
lijk geen antwoord mogelijk. dle uit niets dan
wat exclamaties zionder ©enig houvast be
staan.
Alleen wijs ik dP» dat hij juist prof. Aen
genent kleineert, waar hij ©en speciale studie
over het loonvraagstuk degradeert tot een
gelegerilheidisgeschiiit._
De heer Emmerik is serieuscr opposant."
De beer S. vermoffelt (ya.n z ij n standpunt
uit wellicht niet onbegrijpelijk), waar het
eigenlijk omgaat!
De heer K. toch legde den vinger juist op
de fout, die den heer Sansnom verweten
wordt; geschrijf ov^r een onderwerp, waar
van hij blijkbaar niet geheel op de hoogte
was. Deze hoofdzaak te verdrinken in een po
lemiek met den heer L. moge een welkome af
leiding zijn, maar in eerste instantie ging 't
daarom niet en bleet voor den heer S. de
hoofdzaak, waartegen by zich te verdedigen
bad.
Voor onze lezers zij hieruit de conclusie ge
trokken, dat weer eens gebleken is hoe
sledbit men over Katholieke zaken in andere
kringen wordt ingelicht.
En men vat dat daar "Un ook zoo zwaar
niet op, wat kan blijk®® uit het onderschrift
der redactie van de O- H. Crt. op het inge
zonden stukje van ''eer K. Dit luidt:
„Dat wij het geenszins met den heer K.
eens zijn en zijn ongemotiveerde conclusie in
het geheel niet onderschrijven, spreekt van
zelf.
De heer Sansnom is een te degelijk, hoog
staand en ontwikkeld man, met zulk een hel
der oordeel, dat wij ons gelukkig achten hem
als medewerker te hebben. Met veel waardee-
ring worden over 't algemeen zijn artikelen
besproken. BED."
Tegenover deze opmerking van de redactie
wagen wij een oogenbllk de varonderstelling
dat een medewerker eenzelfde blunder zou
hebben gemaakt op welk ander wetenschap
pelijk gebied ook. Zou de redactie der O. H,
t Crt. dan tot dezelfde conclusie zijn gekomen?
Wij voor ons kunnen wel verklaren, in
zoo'n geval bovenstaand onderschrift nooit
voor onze rekening te zullen nemen.
Wij noemen no» eeniae andere punten:
heeft de dienstbode neaoeprzame ondersteuning
voor ziekten en ongevallen?
Dat zij gemakkelijk kunne sparen.
Moge er op iedere plaats van eenige beteo
kenis een K.-K. betrekkingbureau zijn en voor
ideaal hebben goede dienstboden te plaatsen
bij goede mevrouwen! Wellicht kunnen er nog
eenige heilzome verbeteringen in aangebracht
worden.By de eerste de beste schaduwzijde moet
niet aanstonds gezegd worden, dat zij niet veel
nut stichten.
Kan het nuttig zijn eenige punten vast te
stellen, welke bii ieder contract van werkgeef
ster en werkneemster zijn ingesloten? Bov. over
gezondheids- of zedelijkhieidsniaatregelen, over
tiid voor kerkbezoek» over ontsloan in geval
van gemengde verkeering enz.? Moet er een
scheidscomité opgericht worden voor contracts-
moeiliikheden*
Dr. Pieper in zijn boekje: Dienstboteüfrage
und Dienstbotenvereine. KM. Gladboch 1808
Yolksvereinlag) spreekt ook over visitatie bii
de mevrouwen en hare dienstboden. Waar
schijnlijk is het beter dat de dienstboden bij
daartoe aangestelde dames zelf haar klachten
komen uiten?
Is het iets goeds, wanneer d« daartoe aange
stelde dames in briefwisseling treden met de
ouders?
Kennis kan worden aangebracht.
a. Door huishoudonderwiis:
b. Door een naai- en verstel cursus:
c. Door herhalingsonderwiie. zoo praktisch
mogelijk ingericht.
d. De klasse van dienstboden i» waarliik
van genoegzaam belang om ook kaar blad te
hebben. Behoeft niet dikwlil* te verschil non.
Aardig ware kot misschien wanneer dïtge-
geschiedae tergelegenheid van de hoogfeesten
Kerstmis, Paschen en Pinksteren, of op de
eerste Vrijdagen.
e. Door voordrachten, van .socialen aard,
maar over praktische onderwerpen. Wis geeft
daarvoor een goede handleiding, of een prak
tische serie?
f. Als het vereenigingsgehouw geen eigen
bibliotheek bezit, worde er aansluiting gezocht
met een andere.
g. Soms wordt er een min of meer grootsck
feest gegevenlaat de feestrede dan aantrek
kelijk en praktisch zijn!
h. Moge er gezorgd worden voor opleiding
van dames, die de dienstbode zullen onder
richten.
Dat er eenig onderricht gegeven worde
TEB VOORBEREIDING op het dienstboden
beroep.
Men geve aan meisjes, die pas de school heb
ben verlaten een gezonde opvatting over het
dienstbode zijn en zegge haar boe het offer van
Vrijheidsbeperking ruimschoots vergoed wordt
door al de voordeelen voor haar toekomstig
leven.
Latere vermaningen en waarschuwingen
zullen er beter ingaan, wanneer zij herhalingen
zijn van vroeger gegeven©. Men zegge haar biiv.
dat in de stad een R.-K. Vrouwenbond bestaat,
en hoe verstandig hot is ziek daarbij aan te
sluiten. Dat zy. Vooral in een stad. niet ieder
een aanstonds moeten vertrouwen. Dat zij zich
wachten voor slechte lectnurdat zii hierin
haar geestelijken, haar bravo mevrouw of
achtenswaardige leden van den Vrouwenbond
raadplegendat zij zeker niet moeten lezen het
eerste het beste wat haar in handen komt. Hoe
zij voorzichtig moeten zijn met het sluiten van
vriendschapen zeker geen vriendschap mogen
aangaan met andersdenkenden. Dat zii te voren
informeeren of de betrekking welke zii willen
aanvaarden een goede is» vooral onder zedelijk
oogpunt. Ook kan men haar aanraden lid van
een Congregatie te worden.
Zij wete vooruit, dat het moeite zal kosten
zich aan te passen aan haar nieuwe leven,
maar dat zij met een weinig moed die eerste
moeilijkheden te boven zal komen. Ook is het
nuttig wanneer zü tevoren eenig onderricht
in de wellevendheid heeft genoten.
De meest noodzakelijke beginselen der huis
houdkunde. behoorden zii te kennen. Oo!k moes
ten zij de meest snoodig© herstellingen aan
61 Tn?» kramen verrichten.
Wy zijn lu or niet volledig geweest, maar n
dames zullen zelf beter hot- noodige versam
len.
Is het volgende, te idealistisch.?
Als pas wan do school ontsiaRene g
durende eenige weken door een soort gemoed
liike retraite eens werden voorbereid op bat
spoedig volgenden staat van dienstbode.
konden dan leeren. hoe dien staat te heiligci 1
hoe er voor 't oogenblik in te berusten ai
'in Gods H. Wil.
Maar zou dat ontevreden hunkeren naar late
en beter, wat op de wereld toch nooit bereik
wordt onderdrukt worden tot haar eigen groc'
ter geluk, reeds hier op aarde.
EENIGE LOSSE punten.
1 s er eenigsfcina een algemeen® regel aan ti
geven voor het uitgaan der mei&jesf Men ma;
de vrijheid toch niet zoo groot mogelijk latei
om te concurreeren met fabrieksmeisjes. Da i
men daarover in overleg trede met de ouders j
ieder geval «al afzondezdiik moeten worden be
handeld. Maakt uw dienstbode het leven huise-
lijk. dat zii haar vriendin eens moge ontvangen
als gii weet dat deze een goede Ls.
Dr. Pieper is er voor den verlooide in huis>
toe te laten en noemt als aanbevelende rede"
nen: aldus wordt een minder goede verstand-
houding lussoheu mevrouw en dienstbodevoorko-
men en blijkt ook dat mevrouw hart heeft-voor
haar dienstbode. Wat is praktisch voor Hol- V
land; of in bijzondere «evalieni Wanneer het
meisje een braven TTatfloTeken Longen heeft ji
met toestemming harer ouderg, toone mevrouw
minstens haar belangstelling. v
't W are te wenschen dat men gemeenscuappè-
lijk eenige verbetering kon brengen in het
fooienstelsel. Als wij ons niet vergissen, dan
is de tegenwoordige toestand over het alge
meen genomen aldus: bii overeenkomst over
het loon wordt er gezegd op hoeveel fooien- 1
geld het meisje kan rekenen (als het dan nog
maar niet overdreven wordt) komen er bezoe-
kers. gasten of logés, dan heeft zij extra drukte
en moet na afloop nog bedanken voor het
fooiengeld» wat reods behoort bii het overeen
gekomen loon.
Op de huishudseholeu leeren uw dochters
niet. hoe praktisch om te gaan met do dienst
bode. Dat zij dit dan bii haar thuiskomst
leeren! Sommigen hebben wellicht alleen ge
hoord. dat het een kruis ia met dienstboden om
te gaan. Verfoeien wo zulke osnziid ialec
meenheden.
Dr. Pieper noemt het wenscheüik aan dt
dienstbonen in het landbouwbedrijf eenige vak.
kennis te geven en het haar mogelijk te m" ten
later zeif een klein bedrijf te aanvuurden.
De liefde dan hoopt alles. Er kunnen zeer
vele verbeteringen komen. Maar men beginne
zeer godsdienstig te willen leven. De, H. Philipv
pus h'erius zeide eens: „Geef mij tien mannen,
dis waarlijk onthecht zijn aan de wereld, en ik
twijfel niet. of ik kan met' hen de geheclo
wereld bekeeren.' De Heilige zou er zeker
geen bezwaar tegen hebben om dat »,tien man
nen te veranderen in „tien vrouwen".
Pater Weisz, de beroemde Duitaehe apologeet
die vraagt om een nieuwe Jeremias of een
hieuwen Joannes den Dooper zal tevreden zijn
met een nieuwe H. Theresia.
Een nieuwe H, Theresia, niet om hervor.
mingen te brengen in mannen- en vrouwen"
kloosters, wat Gode zii dank. heden ten daga
niet noodig is; maar om hervormingen aan te
brengen, welke noodig zijn om betere vrouwer
te krijgen en door die betere vrouwen beier»
mannen. Denkt om het woord van uw Doc<l
Kerkvorst op den Katholiekendag te Alkmaar
.„Vrouwen, wij mannen hebben u noodig."
G. KEUZER Pr.
(Wordt vervolgd.)
CORRESPONDENTIE. Wij ontvingen bet
volgende echryven: Naar aanleiding van het
vierde vervolg op —Het Dienstbode Vraagstuk"
van den W.Ew. Heer G. Keiizer, kap. te Haar
lem in deze courant, meent het bestuur vau
den R.-K. Vrouwenbond bet volgende onder de
aandacht te moeten brengen:
De H.-K. Vrouwenbond houdt zich reeds
sedert eenige maanden bezig met het zeer
actueele vraagstuk der Werkgeefsters en Werk-'
neemsters Huispersoneel zooals men het
tegenwoordig noemt. Op Woensdag 30 April
is er des avonds een zeer geslaagde vergade
ring gehouden met dames werkgeefsters:
waarop op vriendelijk, geanimeerde wijze do
kwestie besproken is en het bestuur van den
R.-K. Yr. Bond meent, dat er alle reden D
te hopen, dat er een oplossing voor den onhar-
monischen toestand gevonden zal kunnen
worden. Reeds op 28 Maart werd er een ver
gadering gehouden met werkneemsters.
(Dienstmeisjes).
De W.Ew. Heer Keiizer, die op do vergade-,
ring van Woensdag 80 April tegenwoordig
was. had toen zün IV stuk reeds geschreven,
dus ook zijn beschouwing „Meerderen Geza
menlijk" als slot van het artikel. Z.Ew. heeft
op de vergadering zün wensch te kennen ge-,
geven, maar onveranderd te laten drukken.
wat Z.Ew. ak wensch of veronderstelling had
neergeschreven met betrekking eeuer actie van
de R.-K. Bond in deze aangelegenheid, zonder
ROMAN UIT HET POOLSCH.
104
Zij raakte zij11 hoofd wet de vingertoppen
ftan ©n sprak:
Ik kan het u niet euvel duiden, als gij
handelt, zooals uw plicht ais Romein en als
Xiechter gebiedt. Want uw vooroordeel, dat
ons geloof gevaarlijk is voor den Rowein-
•chon Staat, is volkomen juist. Gelijk roest
aan het ijzer, zoo knaagt het Christendom
aan alle begrippen, grondstellingen en over
leveringen, waarop de grototheid ©n de maclit
Van het Romeineche Rijk gebouwd is. Onze
Waarheid zal ten slotte over jiwe valsche
Boden zegevieren ,en dan stort het geheele
Verreden van Rome ineen. Tot zoolang de
**fl.biddera van den, O-iympus de wanht in
vinden hebben, moeten zij ons yervolgen
dooden.... Gij ziet, Publius, dat ik dien
haat tegen het Christendom begrijp pn ver
klaarbaar vind. Doe daarom, wat uw plicht
u gebiedt. Gij zoudt niet d,e Romein zijn,
waarvoor ik liefde heb opgevat, als gij mij
sparen wildet. In uwe plaats zou ik niet
anders handelen.
Publius lichtte het hooi'd op en zag Mu-
cia vol verbazing aan. Hij had dikwijls van
de hardnekkigheid der Christenen gehoord,
doch hij had niet geloofd, d,at het „OoSter-
sche bijgeloof" zoo krachtig op zijne beiy-
ders kon inwerken, vooral op leden van den
patriciërsstand. Wat was er uit Mucia ge
worden, uit deze trotsche Romeinsche vrouw,
uit de erfgename van de grootsche overleve
ringen van een beroemd geslacht? Hare
woorden waren hoogverraad. En toch bleef
zij ook thans nog: de echte afstammelinge
der Corneliërs. Want slechts 'eene Cornelia
kon zoo denken en zoo handelen. Geen Ro
meinsche modedame zou haar verloofde het
rechtszwaard tegen zich zelve in de hand.
geven; geen zou hem aan zijn plicht als
Romein en als overheidspersoon herinne
ren
O, Mucia, Mucia, sprak hij met beven
de stem. Waarom toont gij mij den rijkdom
van uw ziel in zulk pen vreeselljk, noodlot
tig oogenblik! Gij weet, dat mijn hoop ten
opzichte van het Quinctiliër-geslacht, dat
al mijn vurigste wenschen op u berusten!
Ik heb mijn jeugd aan wija vaderland ge
wijd en daardoor het recht verkregen op do
liefde eener Romeinsooh vrouw ,als gij zijt.
Slechts gij alleen zoudt voor mij een waar»ijk
geliefde levensgezellin» een loon voor den
harden dienst in het leger gedurende vele
jaren, een trouwe vriendin zijn midden ineen
maatschappij, voor wHke j]c geen achting
meer gevoelen kan. Slechts u„ Mucia, kan ik
beminnen met de liefde, die met ware hoog
achting gepaard gaat... En ik bemin u waar
lijk uit geheel mijn hart! Zonder uwe stem
verstomt-voor mij 'gansehe wereld; zon
der het licht uwer oogen schijnt voor mij
geen zon meer;
voor mij alle schoonheid op aardel Ach, doe
afstand van,het bijgeloof der slaven 1 Doe
afstand, liefste, blijf mijn verioode, word
mijn beminnende en geliefde vrouw.
Hij omarmde haai' teeder en drukte een
kus op haar voorhooid.
Doe afstand van de dwaling, dje uwer
onwaardig is, vleide hij. Breng een offer op
liet altaar van Roma do wet verlangt het
zoo en keer dan in mijn huis terug.
Zeg my, dat gij dit doen zult... Zeg hetl
zonder uw aanblik verwelkt
Imperator zyn nek heeft gebogen, die vaak
den dood in de oogen gezien heeft. Voor u
alleen ziet gij hem deemoedig, want gij zijt
de ster zijns levens, zijn hartebloed. Zie in
het stof van dezen kerkor werp ik mij pan
uwe voeten.
Hij liet het hoofd zoo zinken, dat hij
met het voorhoofd bijna den bodem aan
raakte.
Zij vouwde echter de handen over de
borst te zamen, hief de oogën ton hemel
en sprak met haren God.
Zij was eene vrouw en gevoelde vol en
diep als een vrouw; zij beminde Publius
Haar jonge hart hoorde vol geluk zijn lief:
desbekentenis, zoodat zij xeifs de duistere
gevangenis vergat, zij had niet geloofd dat
Ueze ernstige patriciër een zoo hartstochte
lijk gevoel kende. En nu kwam aan het licht,
dat hij beminde met ai de kracht van zijn
trotsch hart. indien zij voldoet aan zijn ver
zoek, dan wacht haar het hoogste geluk,
dat een iaonsch op aarde kan smaken; blijft
zij trouw aan haar geloof, dan zal zij spoe
dig verdwenen zijn m den eeuwigen nacht...
Eeuwigen naciit? Zoo leert het ongeloof
van de teneinde spoedend© eeuw; Mucia
weet het echter nu anders, beter. Wat ia
het korte iioewel dan ook gelukkigste leven
op aaide tegenover, de eeuwige gelukzalig
heid des hemels? Was het niet een misdaad
tegen den goeden Verlosser der mensohheid,
het hemelrijk voor bedriegelijke vreugden
en een voorbijgaand geluk te verruilen? üp
deze aarde bloeit het levensgenot slechts
door de zinnen; met het leven, gaat ook
dat genot heen. En had zij ook niet in de
handen van den priester oij den heiligen)
doop vrijwillig eëa eed afgelegd, Gocl, nimmer
te verloochenen, zelfs wanneer dat het leven
redden kon? Slaven stonden zender vrees
tegenover leeuwen en tijgers en ondergingen
standvastig den dood om Christus' wille en
zij, de afstammelinge der Corneliërs, zou
lafhartiger zijn dan hare eigen slavin Mimut
geweest was?
Mucia strekte de handen voor zich uit,
als wilde zij de verzoeking afweren, en zon
der Publius aan te zien, sprak zij:
Ook Publius Quiuctiüus Varus zou, in
dien hij den God der Christenen eenmaal
trouw beloofd had, dezen God voor geaa
rechterstoel verloochenen.
Publius stout op.
Om uwentwille, maar ook alleen ons
uwentwille zal ik een offer aan mijn overtui
ging brengen, nside hij. Geloof aan uw^üoa,
als dit u voor het leven noodwendig schijnt,
maar voldoe aan de VOQ*^h'Tf.teQ f
(Wordt vervolgd).