NIEUWE HUIL COURANT
a«is^a
STADSNIEUWS
mf:rz £2 k t"em-
rr r iï
BIJBELCURSUS.
De Ünuergang van een
Wereldmacht
ÏS aM'" «JS. W5
ÏSmt SSiTot ,or,*llon Pi"ksta
RE UILLÉTON
HifZ!V,SST* »lv"- "z™rt"
Kindertoeslagen.
g^z^toSrSroP da"aSet0LfeenRijtï
2ateröaj 7 Juni
Tweede Blad
Ss»nks4erib|ji©eain,
&lfl d- fe-ond
genagekL^t hem ^r' rieP hij ten laat-
sle met mtuasolieo reeds t,e„L „0.
uit de starre oogen va,n den gewezen
belast ingpach t er.
Eiadeiiilt beg$a ^rviusi;
Drankbestrijdingsdag.
Daarop jveAdds feij, zich tct de gjjldMe»
Ik heb geen schuld... Niet ik hcbShxu?»
1) XM» mt
PINKSTERFEEST.
Evangelie roiir&ii» aeu H. Johannes' XIYj
te-—3i.
di'eu tiidt- toidt Jwus aan zijne leerlin-
Sem Zee iemand ini) bemint, die zal mijn
*oor<5 onderhouden en miin Vader zal hem
heminceu cn vrij zuilen bij hem komen en
verblijf bij hem nemen. Hio mij niet be-
taiflt, onderhoudt miin9 «©boden niet. En hot
fróord. dat gij jrehoord hebt ie het mijne niet#
maar des Y aders die mü «©zonden heeft. Dit
heb Ik u jrezejzd, toen Ik bij u .w as. Maar de
Vertrooster, de Heilisre Geest Dien de Vader
In mijnen naam zal zenden. Die zal u alles
iet-ren en u alles berinneren, hetgeen ik u ge
zegd heb. Ik laat u den vrede Ik geef u mijnen
vrede. Ik geef u dien, niot gelijk de wereld dien
geeft. Uw hart zij niet ontsteld, noch bevreesd.
Gij hebt gehoord, dat lk u gezegd heb: Ik ga'
en lk kom tot u. Indien gij Mij bemindet, gij
zoudt u gewis verbliidem omdat ik tot 'den
Vader ga. wijl de Vader grooter is dan Ik.
n nu heb Ik het u gezegd, eer het gos-ohiedt
epuat als het zal gesohieden. gij zoudt geloo-
Ik zal niet veel meer met U spreken,
k a"t de vorst dezer wereld komt. maar hij
w?t nxe*a aan Mii. Maar opdat de wereld
de V 4a* oen Vader bemin, en zoo. gelijk
Secr f* geboden heeft,
tie 1 r'8: Aangezien we het Pinkstermyste-
geli 0Verw°gen helbben in het voria Evan-
Vra.f' ^Unkt 't mij hier de plaats om eens te
rijmt?1' ,iJaato°r. hoe dat eigenlijk te samen
den Christus belooft hier zeer nadrukkelijk
(jomVr.ede enna twintig eeuwen. Christen-
g'elot?i'tpf' We meer han ooit in een even on-
gev i ea a'a hopeloozen oorlogatoesltaud
ster' m'U Zou men niet zeggen dat die Pink-
ig9 uitermate sleoht vervuld geworden
18. Elk woord, dat ge daarvoor uit hot *Ev
gelie opraapt, toont dat het hier gaat 0m
heel anderen vrede, een vrede, niet onder du
volken, niet onder de machthebbers der aarde,
maar om een vrede in de verborgenheid van
het mensoheluk hart, een vrede met de hemelen
daarboven, met God. Er Is geen zonde ooit
uitgebroken zegt Dr. Kuyper, 0f zn kwam
P1', ,U1 bebzuoht-, uit heersohzueht. Dit gé-
en eznr-h?6V°e* van eerzu°ht> uit dwingelandij
0ra 'J0 vertreden. Altoos was het
-■Que in het hart der vorsten, zonde in het
ait der staatslieden, zonde in de publieke
oninie der volken, die de oorlogen, deöd los
barsten. Die klein was. wilde groot, dia groot
waa> nog grooter worden. En dan achtte men
geen recht, noch eerde 't gegeven woord, maar
in overmoed en in de hartstocht der wrake,
greep men naar het zwaard en dorstte letter
lijk meer dan het wilde dier naar den krijg.
De drup polken» van zonde in de enkele gezin
nen vloeiden saam tot een breecien stroom van
nationale zonde en die nationale zonde vlamde
den wilden kriig op. En daarom, zoolang
do zonde van den enkelen persoon «ah. in de
gezinnen tot hebbelijke zonde strekt, en die
hebbelijke zonde in de gezinnen zich ophoopt
tot nationale schuld, zal de fakkel van dén
oorlog telkens weer onder de volken worden
uitgedragen en eersti als alle zonde zal td
niot gedaan worden, zal in die vernietiging
aer zonde de laatste krijg worden gesmoord.
lier vraagt ons hart: Waarom,? Waarom
men? 1,°" i,'iaa 99 zonde in de wereld ka-
houden1'1 y^T* toch, do macht om ze terug te
Waarom niet 1? 7'° terug'
«tap een blijde tred ^1'^'
1„ ei elk geluid een muizika-
van -/ m 8 e0UWerL" door één vreugdefeest
van zondelooze mannen en vrouwen? Ik zal
zoggen, vrienden, waarom de zonde in de
vored wordt toegelaten.ala ik aan de
do *7"] C'6S Ela-'s ben aangekomen. Dat la
Plaats-, waar die vraag volkomen beant
woord, dat raadsel volledig zal worden opgelost,
'«at ik er nu van weet ia enkel ditt Dat nood
'eert bidden en dat benauwdheid van buiten,
ons onze afhankelijkheid van den levenden
Goq doet voelen. Iiot ia ieta laaga en veraohte-
Uiks in ons. dat wii God dan eerst vastgrijpen
ais we niets anders meer hebben om ons aan
vast te houden. Het ia onze verdoemelijk-laffe
manier van doen, dat wij Gods kraoht en onze
zw a v leid niet verliezen te erkennen, voordat
1 aatstQ blank breekt. In geldelijke verlegon-
mopen we naar de Bank. bii wettelijk on
recht naar onze advocaat, bij liohameliik on
geval moet de dokter komen, in economisohen
nood schrijven we ingezonden stukken -in de
krant, en erst, als we nergens meer uitkomst
zien, gaan we tot' God. En God weet dit. en
'sschien heeft God, die dezen minder-mooien
r«k van het mensohenhart kent. ons dezen on-
m!,„ °orlo£t toegezonden, als een geweldig;
middel om ons terug te
- ruK voeren m Zijn trouwe ar-
''men, 'Zoo'dat wq sprokWd over 'ooxlcÈ en vréde,
oni niet afvragen: toé heeft God zioh In deze
tegentfvei ons te gedragen, maar hoe hebben
wij in deze donkere tijden te staan voor God.
Be H, M&iou» verhaalt, hoe Jezus als het
avond werd aan den oever van het Galileesohe
meer tot ziin discipelen zei: Laat ons overvaren
naar de andere zijdeEn zii namen Hem mede,
zooalï Hjj was en eT waren nog andere schoep-
ken» mei Hem. Epj ex kwam een groots storm
opzetten en d» golven sloegen in het aohip.
alzoci dat het vol werd, Hij nu was in het
achterschip, slapende op een oorkussen. En zij
wenkten Hens en zeidenMeester, bekommert
het U niet, dat wii vergaan? Hij nu opgestaan
zijnde, bestrafte den wind en zei de tot de
zeej Zwijg, wees still En de wind ging liggen
en er kwam groote stilte.
Met ©en enkelen trek gee'ft de Evangelist
hier groote dingen te verstaan. Jezus bevindt
zich op het voorste schip, zijn volgelingen heb
ben in de andere bootjes plaats genomen. Na
do vermoeienissen van den smoorheoten dag
voelt de Heiland dep wereld in het schomme
lend vaartuig grooten lust om ,te sluimeren en
ik zie Hem met het hoofd op een kussen, dat
waarschijnlijk uit een saamgerold vissoher>
buis bestaat, rustig liggen slapen. Over den
klaren waterspiegel rijst en daalt de boot als
een kind 'op de borat zijner slapende moeder.
Een kalme nacht, een nacht met sterrelicht,
een genotvolle nacht zonder zorgen of gelvaren.
Jezus mag rustig slapen blijven, waartoe zou
men Hem wekken? Hijsch de'zeilen ,in top,
dompel de riemen in het water en laat de
boot vredig voortglijden over de wateren van
het meer Genes ar eth.
Maar er schijnt storm op handeni het geoe
fend oog van den zeeman snelt weersveran
dering. Dreigende wolkbanken. die zich aan de
kimmen samenpakken, het dof gerommel Vian
den orkaan, die met snellen wiekslag nadert
en de verschrikkingen van' nacht en noodweer
met zich voert. De boot beeft als een aange
schoten hert te midden van het woest gehuil
der honden, als stormvogels slaan de golven
binnenboort, losgeschoten zeilen knallen als
pistoolschoten, overstag gaat het touwwerk en
de miasten en hoor. daar klinkt al de nood
kreet der ontzettende majischappen: Meester,
bekommert het u niet, dat wii vergaan!
De meester beurt het hoofd en ziet den
storm. Bij het flikkerend licht der Iblikaem-
tre\TleQ 'de ik Zijn kalmen oogopslag en rustige
SDrekei?" Sl6Q'lta twee woorden heeft Hii te
ander tót°HU tot öen bulderenden wind. het
lende water „Wee. aüPM Tn T~
plat op het aangezicht neder dL Ta" v.
blazen den aftocht, de gedoofde 9 ^oadetslagen
weder aan het firmament En t .""ï1 Nchten
stelde schepelingen het tui v ex'W1-1^ ont"
water hoezen, zie ik
een vragenden blik op Jezua wc- °S Yai1 °?i
toefluisteren: Wie is d^ j,?elk,aar
zee Hem gehoorzamen? °°k °9 Wind 011
Ik leer allereerst uit dit verbaal, dat G© u:
ïnschepena voor uw lovensreia Obristus
aan boord van het schip behoort te hebben.
Want het is een feit, dat die kleine vloot met
man en muis zou vergaan zijn. als Ohristus
er niet geweest ware. iienschen zonder geloof,
mannen en vrouwen, die knielen voor God,
mogen puike zeelui zijn. op een mooien dag als
da zee effen is en de hemel kalm, maar tegen
Btorm lijn ze niet bestand. Zoodra er rampen
op til «in, worden zo er totaal door verplet
terd. En een wereldramp, als nu onze aarde
teistert, en in een zee van bloed en tranen ver
keert, doet hun zwakke masten knappen, hun
weerloos touwwerk scheuren en jaagt het vaar
tuig onherroepelijk de diepte in. Geen. Ohris
tus aan boord van het schip I
Maar ook zie ik in deze geschiedenis, dat zdi
üie Christus volgen, niet altoos op een kalme
reis te hopen hebben. Toen de apostelen in de
bootjes stapten, spraken ziiWat een heerlijk
genot is dat toch? Wie zou. niet gaarne een
volgeling van Jezus willen ziinf Maar toen van
allen kant de stormen losbraken, werden zii ge
waar, dat het volgen van Jezus niet steeds een.
waarborg ia voor het varen op een kalme zeeu
Dat hdbt^Gij ondervonden en dat heb ik ook
ondervonaen. Als er ooit men&ohen waren, dio
aanspraak hadden om zacht en
kfilm it, A TT uauuen om zaonx
kalm xn den Heer te on tel apen. dan hadden
e apostelen van Jezus moeten ziin En hebt
go wel opgemerkt, hoe ze aan hun eind? b
men: Jacobus werd onthoofd!. PhiliWua W
hangen aan een paal, Matth
op ge-
ROMAN UIT HET PüOLfSCH.
128
Gij liad. leeren gekoozamen, dooh in het
en. in liet kamp; buiten den krijgsdienst
r«schouwde hij het recht, zich zelveu
eieei1(i te verschaffen als zijn uitsluitend
Survlu?U1'" Noyptisdie schacheraar had
WasQ. bruid de grootste ellende doendoor-
ieedigu°? 00j£ ae'u persoonlijk zwaar be-
ZaS den helderen maneschijn turend
VlJQhu voor zijn geestesoog weder zijn
Vo°r hern dlZü in ZlJn paleis te Home
spotte eö - st°hd, toen hij met zijn smart
dö "Gij iiphf"' een Germaansche beer noern-
^en de p lnefc eöü habius te doen", spmk
den Als nu Eabius het eens
]jje 0,'hiaanschen beer te doen kreeg.
Verschaffeil2e dzaam genoegen zou dit nnj
8;aathgcklon'iSlste de Gemaan tusschen de
moe tanden, ihjn gpzicht had top
öh paar, mattheus met ePn
nigd de andf^1? Stephanu«
i i da°obus 'met een knots den
sokedel verpletterd. Thomas doorstoken met een
spies. Doch waarom het zoo ver te zoeken?
Aegt uw eigen leven u niets? Zeggen deze
en u nietaf Zegt de oorlog u niet. dat 1
wanneer God ons vandaag onder ziin geesel-
riemen doet bukken het is. opdat wii KOen
zouden zoeken dan het gezalfde
hoofd yan onzen Verlosser, geen andere oogeu
an Zone oogen, geen andere aohouders om op
te steunen, dan Zijne schouders, geen ander?
handen en voeten, om te kussen, don de ge*
zegenae handen en voeten van den Heiland
der wereld. Gods plan over alle mensahen is:
__Wf_£gg_grkend, aanbeden en bemind te wor-
dit aogenblik een wreede uitdrukking,
en hH1US brackt he -hoorn aan den mond
klonk TotvJuwavondsio|Laal- Ala antwoord
hetzeit'de signaal van de ruiters.
pk i Hermann I
tuunia «n
den en. geheel Zïïh üfoö.mehT^heiï daarop
geridh'i i J."'-.i 11 1
Xn hu éersli. in zulk een zaelsffosteltonia op
gaand tot Jezus, blinkt voor u 3er waxeld
Zaligmaker in Ziin hemelsohe glorie en meer
dan menschelijke grootheid. Ik ga naar de
achterplecht der boot en zié op ziin gelaat de
sporen van zorg en vermoeidheid en donkere
schaduwen als leed Hii mede ons zware leed.
En terwijl ik vol deernis Ziin lijdend aange
zicht aanschouw, bedenk ik: Hij is toch een
menshk als wij! Eoc© homo, onze Broeder!
Dooh wanneer ik Hem naar den voorateven der
boot zié gaan en de zes .vtooï Zijne aangezicht
knielen en de winden hun vleugelen saamvou-
wen, dan roep ik uit: Eoce Deus. Hij is God!
Ja waarlijk. Gij «ht de Zoon van God.
Och, vrienden, als deze meedoogenloöze tijd
u grijpt in ziin ijzeren vingers en Ge niet meer
weet wlaar het met U Eeenmoet en aan uw
zaken, aan uw toekomst begint te wanhopen,
ga dan naar het achterste gedeelte der boot en
bidt daar: O Heer Jezua Gii lijdende, ontferm
U mijner! Er staat geschreven, dat Hii zich
tot neerbuigt, wiaariu ik aanleiding vind om
te gelooven, dat 'H« ziju oor z00 dicht aan onze
lippen brengt, dat Hy 0na zwakste gefluister
hooren kan. Helbt gQ daarentegen behoefte aan
kraoht en levensmoed, wenscht Go toegerust te
worden met frisch geloof in God, die de natiën
geneesbaar maakt, ga dan naar de voorplecht
en zie daar Christus staan in al Ziin almacht
en grijpt de sterke hand uwa Zaligmakers en
zeg: O Oliristus, <Ji9 Q stormeu in de palm
uwer handen bergt, zie ons harte schreit bü de
onmenscheliike wreedheid van den oorlog on
der de volken, onze oogen ziin moede van het
speuren naar .uitkomst, onze gedachte beeft
terug voor wat ons volk en vaderland nog
overkomen kan. O. Christus. Ohristus. het kruie
is zoo zwaar, van wie Gij voorbijgaat; Meester
bekommert het U niet, dat wii vergaan? In de
angsten, die ons hart vervaren roepen wii tot U
als scinpureiikelingen op een verlaten kust, als
aders, wie het brood der kinderen wordt uit
de band geslagen, als het Volk vian Israel, wier
eerstgeborenen verdronken in den Niil! O
Vader, die uw Zoon. gestorven en begraven,
met in het graf verliet, maar wit de dooden
ten leven opwekte, zie de aarde, die Ge ons tot
erfdeel gaaft. ia als ee]1 ffroot en gapend graf
geworden en Christus volken, belijders van Uw
naam. liggen er bedolven. Geef nog di%>
dagen. Heer en dat d© steen dan verbrijzeld
worde, de grafzerk worde afgewenteld, en dat
de vo.ken, die niet meer ziin, verrijzen uit de
dooden en weder leven voor U.
MAX,
Nogmaals waardeerend toon. en inhoud van
des heeren Emmerik's betoog, moet ik met
hem instemmen; onze lezers beginnen het
vervelend te vinden, hoe belangrijk ons on
derwerp ook is. Inderdaad „de zaak Landru"
vox-nit (helaas!) aantrekkelijker lectuur.
Kort dus. Indien de heer v. E. prijs stelt
breeder mijn opinie te vernemen, leze
hij mijn drie artikelen over „Loon en kinde
ren" in „De Tijd" van M en 5 Juni. En mijn
rede contra mevrouw Groeneweg in de He
Kamer (Handelingen bldz. 2394 e.v.). Voor
zoover wij uit persoonlijk genot polemiseeren,
willen wij onze lezers er buiten houden.
Slechts nog dit: Terecht beoordeelt do heer
v. E. 'de zinsneden over Salaris en Loon in
het ConcQpt-Gemeenteprogiam als een com
promis. De politiek dwingt immer te trachten
naar het^ eerst bereikbare. In mijn brochure
heb ik hieraan het laatste hoofdstuk gewijld
onder .den titel: „Samengaan", welk woord
de compromis-gedachte insluit.
Maar een accoordje mag ons beginsel niet
raken. Dit doet het Lemeenteprogram ook
niet. De zinsneden, boven bedoeld, gaan uit
van de gedachte: De arbeidspraestatle zij
maatstaf. Vervolgens: clie waarde van den
gepraesteerden ar oei d kan m0t in loon wor
den uitgedrukt zonder de behoeften van den
arbeider en de zijn en in het oog te vatten.
Ten derde: onder een gemiddeld gezinsloon
mag het niet gaan. En eindelijk: Bij aanvul
ling, bij het meerdere üus boven het mini
mum, ligt de waart oei m.g van verdere be
hoeften op onzen weg* «UkI en overal nu is
he,t. aantal kinderen en grondslag van be
hoefte welke daadw telijk te waardeer en
Terecht merkt de,b??r v- Emmerik op, dat
niet alle behoeften 0 0 x 0 n gewaardeerd
te worden. Wij 5de na
tuurlijke en plichtmatige. En dan treden de
kindertoeslagen van ar voren En waar
in ligt nu de conwrom^-gedachtet Door die
toeslagen toe te kenn an het eerste kind
reeds, aldus helpen" e gezinnen en dus
ook de groote Sezi? p5lva r ^°rdt, ter wille
van het practiscb ^eik^Je hand gereikt
aan de relativisten gehuwd, kin
deren). Zonder «ven'vel ons begm sel te ver
loochenen, want f tVatildf -in? van eea
algemeene en 4° inint I'4 un x m 11 mb
grenzing: het abs?Q hotni- bIijV04
wii volkomen vrU etal.ine van het
aardigheid
TTelet daf niet. D'e. soclatè rèoStvaardigEoId
vraagt er onu Wij doen goed aan die vraag
gevoig te seven. W(i or kennen hierdoor (bij
het eerste kind) schijnbaar de relativisten
in hot gevlei te komen. De practisehe politiek
tracht juist naar dat „samengaan" om de
daden binnen te halen.
Dit kort resumé was ik den heer v Emme
rik nog verschuldigd. Het spijt mij dat hij
ten sjotte zich niet als medestrijder ontpopt
Het spijt mij ook hem wel te willen, maar
niot te kunnen overtuigen in ouzo Nieuwe
Haarlemmer, daar wij do redactie, al dubbel
dankbaar moeten zijn voor de plaatsruimte,
dia zij ons voor onze aangename gedachten-
wisseling gegund heeft.
MR. BOMANS,
¥-r-
i
weg door het woM Sflrv,,7 aP«en
eerst de helmen die ri^n Crsoh6ickle
tergrond der mantels Ju ZJarten aoh"
maanlicht blonkea. 111 -het
troen zoo HmUfv.:, P. Was de ruiter-
die aan
Hoep zoo dichtbij' dat Herm ^ruiter
Z-ijt' gegroet, veldheer, riepen vijftig
stemmen, en vijftig lansen sloegen tegen de
schilden.
Wij hebben gedaan, ,wat gij bevolen
hebt, sprak nu Hermann. De hoofden der
Quaden trekken van aJle zijden na-ar uw
woning. Wij waren zoo lang onderweg, om
dat Eabiua van de ©ene kolonie naar de
andere!
Pabiue, onderbrak hem gervius, den
naam des E^yptenaara met een kreet uit-
fttootend, 1 v
wij volkomen vrU 1gntrlkt6 e^S
meerdere. D"
Juist meester, vluchtte van de
schudden ^t^U<JeBrte^MbllVwVdSi
vermhmzen bundel, weike voor zijn pooten
^Vius sprong van het paard af. Hij boog
zich over het geboeide lichaam vaa zijn
Vijand, greep diens enwentelde het
cm met het gezicht naar de maan.
Hij leeft niet, G®P hij en wierp; Her
mann een dreigenden, b ik toe.
Maai' op hetzelfde oogenblik .trilde het
vermeende lijk en sloeg de oogen wijd open.
Lang keken zij elkaar aan: de wreker
en zijn offer. De schampere blik van den
Germaan zoog gretig den stommen schrik
Er zijn van die oude gewoonten van eeuwen
inlmurelikeru beteckeilis. althans de oor-
i ,1J. erzl® niemand meer rekenschap
viaagt. De Luilak gaat als do zomerheraut
den Hmksterdag voeren op dezen laatsten
geen gebrek aan Pinksterbloemen en Pinkster
vierdera. Neen, die oude volksvermaken, ont
leend aan die eeuwenoude feesten zijn nog
lang niot weg. Er bestaan tal van namen aan
dat oudé leven ontleend. Denk maar aan
Pdaschberg, Paasohkamp, Sint Nieolaas-
straat enz. Zoo heeft men te 's-Gravenhage
nog het Pinksterbloemlaantje.
De Pinksterbloem, in de Oostelijke provin
ciën Pinksterbruid geheeten, was van onds
de liefelijkste verschijning bij de Pinkster
vreugd. Evenwel in geen eeuw hebben we de
Pinksterbloem gezien in haar vroegere
pracht. Wat men er nu nog van ziet is een
karikatuur. Vroeger een Koningin, is ze
reeds lang een bedelares geworden. Die ont
aarding zien we al op de schilderij van Jan
Steen. In den vollen glans van jeugd en
schoonheid, gekroond als feestkoningin,
schetst Tennyson haar in een zijner liede
ren, door Jacob van Lennep in bet Ne.der-
landseh overgebracht. Dan zegt ze:
O roep mij morgen, moederlief, bij de eerste
[schemering op!
O morgen is 't een blijde dag, dan stijgt mijn
[vreugd ten tob;
Geen schooner is er moederlief! Geen schoo
ier ooit geweest,
Want morgen ben ik Pinksterbloem en Ko-
[ningin van 't feest.
Het mooiste meisje van het dorp werd met
bloemen gesierd en gekroond. Men om-
■kransdc de deur van haar woning met kam
perfoelie en rozen en strooide madeliefjes en
boterbloemen op liaar pad. Elk bracht haar
ziin hulde en de jongelingen beijverden zich
liaar gunst te verdienen. Do moeder was
dien dag vol trots over de eer haar dochter
aangedaan. Nóg tientallen jaren latex', nog
tot in haait ouderdom, droeg Pinksterbloem
er roem op, dat zij éénmaal de Koningin van
het feest was geweest en vergat niet het
haar kinderen en kleinkinderen te vertellen.
Juist dat hooge hart over die eer .is mis
schien da ooi-zaak van het verval. Die eer,
dio buide toch bewezen door het toevallig
bezit van schoonheidsgaven, kon de meisjes
slechts iidel maken. Misschien is dat in vo
rige eenwen al gezien en was vóór- den aan
vang der' 17e eeuw de zoek een kinderspel ge
worden. Zoo waren reeds in dien tijd te Am
sterdam „Pinksterblomlo-C!P£rs"-kindercn,
liedjes zingende, die juist niet stichtelijk,
maar wat „lichtvaerdig en onnut" werden ge
oordeeld. Zij hadden een meisje b« zich, dat
omhangen was met een gouden, zilveren of
koralen ketting, een aantal gouden en zilve
ren voorwerpen en ook met bloemen.
Zoo zag Herrit Sckoemaker, da oude hi
storieschrijver, nog de Pinksterbloem te
Schermerhom (tusschen Alkmaar en lïoorn)
Dat is nu 1J4 eeuw geleden. Hier stond de
Pinksterbloem op een kaaeburrie en werd
naar Friesehen ti-ant door vier meisjes rond
gedragen. Dat cliiiimert ons aan <le schoolda
gen, toen wij hoorden hoe Brinio op een
schild gedragen werd door het legerkamp
der Kenmemers en de huldiging der graven
van Kennemerland, later die van Holland,
op het holdtooneel te Noorddorp.
Do Sohermerhornsche Pinksterbloem was
omhangen met twintig zilveren tuigen, tien
zilveren bellen, drie beugeltasschen en vijfen
twintig zoo barnsleenen als bloedkoraalen
kettingen; zij hal in de rechterhand 'n kom
metje en in de linkorhand een zilveren bel,
waarzij op floot, wanneer de giften der om
standers wierden ingezameld". Al dat mooi's
was geleend goed, meest van do buren, want
ieder wilde, naar oud gebruik, bijdragen om
de Pinksterbloem mooi te maken. Begrijpe
lijk is, dat wel eens iets verloren raakte en
dan werd heel vast een der jonge mannen er
op aangezien, dio dan maar het best deed
heen te gaan en niet meer weerom te komen.
Te 'Amsterdam Werd in 1602 Est Pinkstc
blom]"open. verboden. De gereohtsdienaa:
kregen, verlof cto ale boete den ketting of ee
anoere fraaiigheid van de Pinkstorblom af t,
namem at wieten de buren en die pasten du|
„-4 Reea °°ht goud of zilver en echt4
ooze r en als oud© tinten gekleurd papier?
r lfdp YRrbnU tvat bloemen mochten zijn.
Een zelfde verbod als Amsterdam werd ook in
andere steden uitgevaardigdmaar zegt KlaaS
Bruin, de zededichter m de Noord-Hollandsclie
Arcadia:
Beswaariük is een oud gebruik te ontwennen,
Lat honderden van jaren ging in 8wan!r.
t Gemeen© volk laat zeiden ieta door dwang
En zoo bleef 'f Pinksterblomnieije, zei
dan verfomfaaid nog een paar honderd iaar
leven. De vorm -waaronder het PinksterbW
metje haar eendaagsehe praal vertoonde wa,
op buna elke plaats .weer iets anders Den,
Haag was de hoofdstad eü daar dus een hoofsch©
verschijning. De Haagscko Mercurius van 1698
zegt: Wederom begint zich de Pinkstorblom
met al hare magnificentie te vertoonen.
Te Purmerend, in de Beemster, in de Ziipa
en andere plaatsen ziin het de weeskinderen,
die met de Pinksterbloem omgaan. Dat schiint
in de 18e eeuw meer algemeen te z n geweest
in Holland.
Hot tweede deel van „He Navorseher" zegt o a
Een weesmeisje in het wit gekleed, mot bloe
men opgeschikt en met een versierden bèker
in de hand wordt geleid door een weesjongen,
die oen met bloemen omwonden stok in de hand
draagt, In Noord-Brabant en Limburg heeft
de Pinksterbloem een geleidsterook wel twee,
dan loopt ze in 't midden. Gp sommige plaatsen
zingt ze zelf, terwijl op andere ze geen woord
mag spreken, zelfa niet lachen. Op andera
plaatsen weer is er bii het troepje een kroon
drager. Hii draagt een van hoepeltjes gemaakt
kroontje, dat met groen en lintjes is opge
tooid. Ondêr 't zingen zet hii haar dan die
kroon op 't hoofd, nabeeld dus .der voormalige
koningin van het feest.
Op vele Ueldeische plaatsen is de Pinkster-
blom uitgedost als een herderin op een prentje.
Zij gaat dan onder een boog, die ook met bloe
men, linten en papier is versierd, door twee
meisjes gedragen. Op een andere plaats zien we
er een ezel big die een paar versierde manden
draagt, waarop de boog rust. In Arnhem werd
bij 't Pinksterblomverbod in 1693 ook de boete
genoemd. Deze was een goudgulden voor ieder
kind, dat den „ciertak" geleidde. Daaruit blijkt
dat in Gelderland's hoofdstad het de kinderen
der gegoeden waren, die met de Pinksterbloem
liepen, maar 't verbod liielp niet. Het werd in
1695 en 1698 vernieuwd, maar voor 50 jaar
zag Mr. L. Ph. Q van der Bergh het nog.
,-Vele jonge meisjes en kinderen waren in
vroeger jaren te Deventer op de Pinksterdagen
gewoon op de vrije heeren straeten te zitten
als bruiden" onder kroonen, .die van 't een©
huis tot het andere over de straten hingen
Vervolgens „daaronderte dansen, singen Ifdè
andere insolentiën tg bedrijven tot groote nro-
fanatie en onteeringe van de Zon- en andere
heijhge dagen." Men begrijpt; dat er een verbod
kwam en zoo werd er bij keur van 1679 een
boete van tien gulden op gelegd. Maar m.meip
niet en 25 jaar later werd 't nog eens verbouen.
En nu hoort men niet veel meer van de Pink-
stexbloem, maar wel hebben de dames, voor
w:e een Paaschfeest nog xiiet paste, nog graag
met Pinksteren een nieuw mantekostuum.
Maandag, den 2en Pinksterdag, zai Haar
lem getuige zijn, van oen grooten Room schap
drankbestrijdingsdag, welke georganiseerd is
door den Maria bond in het bisdom Haariexn
het Diocesaan Kruis ver bond en do N. lp
Propaganda-commissia. Als j,laats van deze'
demons tratie van Roomschc drank bes trij -
ding is aangewezen liet gebouw van de socio,
teit „Vereeniging" in de Begijnestraat.
Do dag zal aanvangen met een H. Mis
om half elf in de kerk van den H. Jozef
Jansstraat, alwaar da iYVjeleerw. heer kapa'
laan Lühn een predicatio over de drank
bestrijding zal houden.
Do groote vergadering, dis om half 2 door
den voorzitter van het 'Diocesaan Kruisver-
bond wordt geopend, schenkt den drankbe
strijder elck wat wils. Behalve dat een ge
mengd koortje, onder leiding van den heer
Jos, d,9 Klerk, enkele prachtige liederen ten
gjehoore zal brengen, zijn er 2 sprekers en
I spreekster van beteekenis die in hun rode
voeringen het werk der Roamsche drankbe
strijding van uit verschillende gezichtspun
ten bespreken zullen.
„Het verleden eu do .toekomst der drank
bestrijding" is een onder werp, dat door onj
xKamerlid, den heer Gh. v. d. Bildt, zal behat
deld worden. De ZeerEerw. heer U. J. J
M. A link, aalmoezenier van de vloot, zal ko
men met liet onderwerp „Drankbestrijding
uit liefde", terwijl tenslotte door Mej. v. Beek,
presidente van den Amsterdamschen Dek!
Bond het mooie onderwerp „Drankbestrij!
ding in den,.oorlog" zal bespreken.
De Germaansche beer begroet u, uit
stekende ridder van het j&omeinsche Rijk,
op het erf zijner vaderen. Na een zoot lange
reis komt u eeniga rust toe. Ik zal voor u
een bed bereiden, zoo lekker dat de levcnsr
moede Romeinscha wellustelingen het u zui
len benijden. Niet het niinsfe gerucht zal
uw slaap storen; gij zult kunnen droomen
zonder einde.
Tevergeefs, hebt gij eea berg goud teza
men gedragen en u achter de Appische Poort
een prachtig paleis gebouwd, voer Hervius
voort. Tevergeefs hebt gij gestolen, gelogen,
bedrogen, den armen hun laatste as ont
nomen. In de slaapstede, die ik u toege
dacht h&b, zult gj best zonder geld rond
komen. Voor al uwe imillioenen kunt gij daar
in geen stukje brood keepen.
Vrees niet, hernam Servius honend.
Koud zult gij het by rrj_ij niet he-bbent lk
zal u zóó zorgvuldig mogelijk toedekken,
Nu begon Jfabius over zijn goheele lichaam
te sidderen.
dat de lucht zelfs niet uw vertroetelde huid
pijn kan doen. Ik weet, dat gij de klou(d,e
onzer wouden niet kunt verdragen en [iet is
de plicht van den gastheer, zijn gasten alle
mogelijke gemakken te bieden.
Maakt een kuil on hakt takken van
de boomen.
Een doffe zware zucht kwam bij deze
woorden over Fabius' lippen. Hij liet den
verdoolden blik naar aile zijden zweven;
J zocht een uitweg pit dit net. Hij vond
er geen. Als hij wilde roepen of schreeuwen
zou Jiij door geen .wezen gehoord worden
dan door de wilde dieren in het woud. uoch
thans ontwaakte in hom de liandoiaarsgeest.
Ik geef u de helft van mijn vermogen,
begon hij.
Behoud uwe geroofde pullioenen, ant-
waordde Servius; ik zal er nog een handvol
geld bij werpen, opdat gij tot uwe laatste
oogenblikken den aanblik, van het goud niet
ontbeert.
Ik zal al Imijn Germaansche slaven
vrij laten.
.Wie de slavernij geduldig draagt Ja
de vrijheid niet waard.
Heb erbarmen, met mij, smeekte jMnua
nu. t
Hebt gij in pw Leven ooit erbarnddg
gejhad' met een ongelukkige?
nelda geroofd.