MEM HUM. COURANT
BINNENLAND
BIJBELCURSUS
Van Overal
Om huis en hof.
FEUILLETON
Zaterdag 26 Juli Tweede Blad
&Sgem. Bond van
R.-K. Ksesvereenigingen.
De ex-Kroonprins.
(Wordt vervolgd)?I
ZEVENDE ZONDAG NA PINKSTEREN.
Evangelie volgens de Hl Mattheus VII1521.
In dien tijde zeide Jezus ?.an zijne leerlingen
Wacht u voor de valsche profeten, die in s^haaps-
üleederen tot u komen maar inwendig grijpen
de wolven zijn. Aan hunne vruchten zult ge
ze kennen. Plukt men wel druiv en van de
doornen, of vijgen van de distelen Alzoo
breht iedere goede boom goede vruchten voort,
doch een slechte boom draagt slechte vruchten.
Een goede boom kan gecne kwade vruchten
noch een kwade boom goede vruchten voort
brengen. Iedere boom, die geen goede vruchten
voortbrengt, zal uitgehakt, en in het vuur ge-
worp. n worden. Zoo dan, aan hunne vruchten
zult gij ze kennen. Niet ieder, die tot Mij zegt
Heer, Heer, zal in het rijk der hemelen ingaan
maar die den wil mijns Vaders doet, die in den
hemelen is,- hij zal ingaan in liet rijk der he
melen.
SecretarisWat hebben we eigenlijk onder
een valschen profeet te verstaan. Pastoor,
is dat een mensch, die valsche voorspellingen
ten beste geeft
Pastoor Dat nietten minste hier niet.
Onder de oude Wet was een proofeet niet en
kel een van God verlicht man, die de toekomst
voorspelde men gaf dien naam aan allen, die
met goddelijken eending het volk onderwezen.
JansenEen valsche profeet is hier dus een
dwaalleeraar, die in plaats van waarheid leu
gens verkondigt
Pastoor Precies en die valsche leeraars wor
den hier door Jezus ontmaskerd.
Jansen Ze dragen dus een masker
PastoorZe doen zich uiterlijk als schapen
voor hun voorkomen en optreden is zoo zacht
en zonnig als zomerweer, wie zou niet gaarne
naar hen luisteren Maar die schaapslcleede-
ren zijn maar omhangen lapwerk in waarheid
en inwendig
SecretarisZijn het grijpende wolven.
JansenMaar dan snap ik niet hoe Christus
in de Bergrede, die de pit en kern Zijner lief-
deleer moet inhouden, zoo scherp te velde trekt
tegen zijn tegenstanders en hen met een bitter
woord als wolven doodverft
PcetersEn ik vat niet recht hoe de Kerk
ons een Evangelie voorhoudt, dat in de dagen
der valsche profeten ongetwijfeld récht van be
staan had, maar in onze eeuw actualiteit noch
raison de être meer heeft.
PastoorBeide opwerpingenhoe de be
naming van wolven moet opgevat worden en
ioe er ook nü nog zeer zeker van wolven spra-
se zijn kan, worden glansrijk opgelost in een
schoone bladzijde van Dr. Kuyper, die ik nu
juist vóór het begin van weer een nieuw school
jaar met voordracht onder uw oogen breng.
Sommige Christenouders, zegt hij, stellen zich
bij de opvoeding van hun kinderen boven den
Heer Jezus.
Stellig heeft de Christus verklaard, dat er
tusschen zijn volgelingen en de wereld een on
derscheid bestaat als van schapen en wolven,
maar zij achten het beter te weten en zijn
van oordeel, dat hun kinderen en de kinderen
der wereld al van één soort zijn.
Ze zien er daarom niet het minste gevaar in,
dat hun gedoopte en Christus opgedragen kin
deren, omgang en soms drukken omgang heb
ben met kinderen van hun jaren uit gezinnen
waar Christus niet gekend wordt. En als hun
de keuze staat tusschen kinderen van een iets
minderen stand uit Christelijke gezinnen en kin
deren uit hun eigen stand, maar die buiten
llle geloof staan, geven ze maar al te dikwijls
aan dien fatsoenlijken omgang voor hun kin
deren de voorkeur.
En wat nog erger is, zoo er een school moet
gekozen, waar hun kinderen heen zullen gaan,
hetzij dan een lagere of een hoogere school,
ook dan zijn vele van die ouders wijzer dan de
Heer Jezus en gelooven ze er niets van, dat
ook hierbij van schapen en wolven sprake komt.
Want ja, zoo in het algemeen zijn ze dan
wel voor Christuslijk onderwijs. Op zich zelf
is dit natuur jk beter. En stond al het overige
gelijk, dan /uden ze de voorkeur geven aan
een Christel ;ke lagere en een Christelijke hoo
gere school,
Maar als het overige nu niet gelijk staat,
en er aan zulk een Ghristelijke school óf meer
moet betaald worden of geen gelijke privi
legiën zijn te verkrijgen, óf de kring niet zoo
van zijn stand is, dan moet de „Christelijke"
weer geheel op den achtergrond treden en zendt
men zijn kind onder de wolven, zooals Jezus
sou zeggen, maar zooals zij het Jezus verbe
feren willen onder de fatsoenlijke menschen.
Maar zult ge zeggen ook Jezus deed zoo.
Ook hij hield zijn discipelen niet apart. Zelf
immers zegt Hij het, juist in het woord, waarop
men zich beroept„Ziet, ik zend u als schapen
in het midden der wolven."
1 En dat is ook zoo alleen met dit verschil,
dat Jezus ze onder de wolven zond toen ze
klaar waren.
Nergens leest ge in de Heilige Schrift, dat
de Heer Jezus toen Hij Petrus en Andreas,
Joannes en Ja.cobus en wie al niet, tot zijn
trawanten koos, ze eerst naar de scholen der
Schriftgeleerden of naar de toenmalige Uni
versiteit in Jerusalem zond.
Deze mannen waren eerst op school bij
Joannes dc Dooper geweest. Waarlijk geen fat
soenlijke school. Zoo midden in de woestijn,
bij een man met een beestenvel om en aller
lei zondaars en tollenaars als leerlingen. In het
oog loopend een bijzondere school.
En toen had Jezus zelf een school gevormd
en in twee klassen, als ge zoo wilt, afzonderlijk
de twaalven en afzonderlijk de zeventigen onder
wezen.
En zoozeer is Jezus er beducht voor, dat
Zijn discipelen onder verkeerden invloed zul
len komen, dat als hij de meesters van die an
dere scholen ontmoet, Hij bijna altoos zelf
het woord voert en zijn jongeren dekt.
Zoo heeft de Heer Jezus, die er blijkbaar
heel anders over dacht dan zulke ouders, zijn
jongeren geheel appart opgevoed en buiten den
invloed van die officieele scholen gehouden.
En toen eerst, toen dit geschied was, toen
die opvoeding genoegzaam was afgeloopen en
ze in zooverre klaar waren, toen eerst heeft
Jezus ze aangesteld om nu dan ook hun ambte
lijke bediening te beginnen en toen heeft Jezus
ze in de wereld uitgezonden, zeggende„Ziet,
Ik zend u als schapen in het midden der wolven."
En natuurlijk dit moest dan ook.
Zijn onze kinderen eenmaal volwassen en ge
rijpt, dan moeten ze de wereld indan niet
langer een Doopersche mijding. Jezus zelf bad
het in Joh. 17Ik bid U, Vader,niet dat Gij
ze uit de wereld wegneemt, maar dat Gij ze
bewaart in de wereld.
Vóór Christus tegen de wereld te strijden is
de levensroeping ook voor onze kinderen. Daar
door alleen kunnen ze eens de kroon verwerven.
En natuurlijk tegen de wereld strijden kunt ge
niet, als ge in een hoek blijft zitten. Daartoe
moet ge in de wereld uitgaan. En als een schaapke
der kudde u wagen midden onder de wolven
Zoo moet gij doen en zoo moet ook uw kind
doen. Edoch, niet voordat het klaar, voordat
het gerijpt, voordat het welgewapend en toe
genist is.
Maar zoo bedoelden zulke ouders het vol
strekt niet Ze zeggen nietmijn zoon is zoo
vroeg rijp en brandt zoozeer van ijver voor den
Christus, dat hij nu reeds onder de wolven wil
om voor zijn Heiland te strijden
O, neen, niets daarvan
Als er zulk een ijver voor den Heer Jezus
door hen in hun zoons gekweekt was, zouden
ze de eerste zijn om hun kinderen naar 'nschool
te zenden, waar Christus in eere is
Maar juist dezen ijver hebben ze niet van
kindsbeen af aangekweekt, die ijver is him
kind niet ontvlamd Vandaar dat hun kinderen
die wolven zoo lief en zoo prettig vinden En
nu zeggenVader, laat u mij liever onder die
wolven gaan Zoo flinke, forsche dieren Daar
bij die schapen is het mij zoo laf
En dan antwoorden die oudersNu mijn
jongen, dwingen wil ik u niet Als het uw leven
kan veraangenamen, welnu, ga dan onder de
wolven Maar laat u niet bijten Pas op 1
Bedenk toch wat er ligt in de scherpe tegen
stelling, die Jezus tusschen de schapen en wol
ven maakt
Wil Jezus daarmee zeggen, dat zijn volge
lingen allen zonder onderscheid zoo zacht en
zoo lief zijn en dat daarentegen de lieden der
wereld zoo boosaardig zijn als een wild dier
In het minste niet Met zulk een vleien van
u zelf en met zulk een laatdunkend neerzien
op de lieden der wereld, heeft Jezus zeggen
niets uitstaande
Ge hebt het ook op het weiland eens gezien,
hoe een schaap soms zeer vinnig stooten en
alles behalve hef kan zijn.
Maar dit is de zaak. Een hond is sterk op
eigen erf en dit maakt, dat de lieden der wereld
in de wereld zooveel sterker zijn dan gijzoo
dat ge niet tegen hen zijt opgewassenzoodat
uw kind weerloos tegen hen overstaat en het
stellig verliest zoo het onder hen terecht komt.
Dat vooreerst en dan in de tweede plaats
dit. De lieden der wereld zijn fanatiek in hun
ijver voor de wereld en zijn er daarom op uit,
om uw kind, dat nu nog tegenstribbelt van
den geest der wereld te doortrekken. Ze rusten
niet, eer ook uw kind in de wereld opgaat.
En dat juist is de oorzaak, waarom Jezus ze
oiven noemt. Ze willen uw kind aan zich ge
lijk maken, in zich opnemen eu dus geestelijk
verslinden.
En daartegenover nu staan wjj en staap on
ze kinderen als weerlooze schapen maar als
schaapkens van de kudde onzes Heeren.
Niet als een hert of een rund, waar een wolf
evengoed op aanvliegt, maar zeer bepaaldelijk
als „schapen".
Waarom dat
Eenvoudig omdat een hert zich met zijn ge
wei verdedigt tot het neervalt, maar een schaap,
als de wolf komt, naar zijn herder vlucht.
En hierin ligt dus het geheimenis.
Eerst uw kinderen zóó bij Jezus houden en
onder de schaduw zijner vleugelen opvoeden tot
ze klaar zijn.
En als ze dan klaar zijn, dan ze de wereld
inzenden, dan ze onder de wolven laten uit
gaan, maar als schapen, d.w.z. als jonge man
nen wier schild de Heer is.
MAX.
Op de heden gehouden vergadering van den
Alg. Bond van R. K. Kiesver. sprak Baron
van Wijnbergen de volgende rede uit
Toen wij ten vorigen jare ter Algemeene
Bondsvergadering samen waren, stonden we
aan den vooravond der Tweede-Kamerverkie
zingen in gespannen verwachting, welke het re
sultaat van onzen arbeid wezen zou.
Brengen we daarvoor in de eerste plaats
dank aan God, dankbaar mogen verder wor
den herdacht de zoovelen, die op verschillende
wijzen hebben samengewerkt ter bereiking van
het gemeenschappelijk doel.
We verkregen 30 zetels in onze Tweede
Kamer, waardoor, mede gelet op de getal
sterkte onzer coalitiegenooten en op de eens
gezindheid ter rechterzijde het optreden van
het vierde Christelijk Ministerie ten onzent mo
gelijk werd, dat het wordt van alle zijden
onomwonden erkend reeds in weinige maan
den van zijn bewind land en volk ten zegen is
geweest.
Voor ons is er bijzondere reden ons daarvoor
te verheugen, wijl daardoor de kans zóózeer
vergroot is, dat ons katholiek program ten uit
voer zal worden gelegd.
Reeds werden daartoe de eerste belangrijke
stappen gedaan en met succes. Herhaalde po
gingen door politieke tegenstanders aangewend,
zaken, ten vorigen jare reeds in ons program
opgenomen, later op hunne rekening over te
brengen, kunnen door ons met blijdschap blij
ven begroet, wijl ze het meest stellig bewijs
inhouden, welke hooge waarde aan sommige
hoofdpunten van ons program, ook uit andere
kringen wordt toegekend.
Toch is dit alles 't voornaamste niet.
Hoofdzaak was ten vorige jare te bevorde
ren, dat de eenheid onder ons katholieken op
staatkundig terrein bleef bewaard, en God
zij dank zij bleef bewaard, al kostte het
waarom het te verbergen moeite, heel veel
moeite vaak.
Moge dit het bewaren onzer eenheid steeds
ons allen vóór alles voor oogen blijven staan,
ook thans nu we op heden onze katholieke
Staatspartij reorganiseeren gaan. -
Twee jaar geleden gold de vraag, of toen
reeds bedoelde reorganisatie ter hand genomen
worden zou. De uitkomst heeft, meen ik, be
wezen, dat het dan gegevjen ontkennend ant
woord juist is geweest.
Door ten vorige jaren te werken, zonder aan
bepaalde regelen gebonden te zijn, werd toen de
zoo noodige vrijheid van beweging gehouden,
kan thans na rustige overweging in reglement
worden vastgelegd, wat proefondervindelijk is
gebleken goed te zijn.
En wanneer dan aanstonds, naar we ver
trouwen, do katholieke Staatsparty, in wezen
dezelfde blijvend, haar nieuwen organisatie
vorm zal ontvangen hebben, dan zullen wij
in ledental versterkt, blijmoedig, eensgezind, in
't besef onzer groote verantwoordelijkheid voort
gaan met na te streven het doel, dat ons op
staatkundig terrein steeds voor oogen stona.
In ledental versterkt. De jongste wijziging der
Kieswet zal ook het ledental der katholieke
Staatspartij verdubbelen. Mogen zij, die onze
gelederen gaan versterken, tot ons komen vóór
alles als Christenen, de heerlijke eigenschappen
haar door God geschonken, dienstbaar makend
aan de verhooging van het peil van ons staat
kundig leven.
Blijmoedig. De tijden zijn somber; liet zij
toegegeven. Bij ons echter, die geloöven m een
Goddelijk wereldbestuur, is geen plaats voor
droefgeestigheid. Niet meer wordt van ons ge
vraagd dan ook op staatkundig terrein naar
beste weten Gods wil te volbrengen, maar dan
zien we ook met blijde hoop, met opgewekt
heid, met vertrouwen de toekomst tegen, ons
ook in het openbare leven Wetend in de hand
van den Vader, die in dei^ hemel is.
EensgezindNogmaals zij het herhaald, dgt
het bezwaren der eendracht levensvoorwaarde
is ook voor onze katholieke Staatspartij. Daar
toe zullen offers moeten gebracht, soms het
moeilijk te brengen offer van het prijs geven
van het volgen van eigen meening, als het be
lang der zaak dat eischt.
Van ons echter, die anderen, ook op open
baar terrein steeds heenwijzen naar het kruis
mag gevraagd worden, dat we door eigen voor
beeld toonen tot offers bereid te zijn.
In 't besef onzer groote verantwoordelijkheid.
Als Paus Benedictus XV in zijn heerlijke Vredes-
Encycliek der wereld voorhoudt, dat een on
wankelbare en vreedzame orde slechts gewaar
borgd is, indien wederom .de voorschriften en
instellingen van christelijke wijsheid bij 't staats
bestuur worden voor oogen gehouden gevoelen
we de groote verantwoordelijkheid, die ook op
ons, katholieken van Nederland, als goede
Staatsburgers rust. Dan begrijpen we, dat alle
krachten moeten worden ingespannen opdat al
onze kiezers van hoog tot laag doordrongen
worden van den plicht ON VOOR WAARDELIJ K
steun te bieden aan het streven der katho
lieke Staatspartij opdat in onze vertegenwoor
digende lichamen een zoo groot mogelijk aan
tal der onzen plaats nemen eindelijk doch niet
het minst opdat de hoedanigheid der ge
kozen leden beantwoorde aan de eischen ter
vervulling hunner taak gesteld.
Veel buitengewoon veel kunnen wij door on
zen politieken arbeid bijdragen tot het welzijn
van ons dierbaar Vaderlandveel, zeer veel
ook vergeten wij het niet tot den steeds
verderen bloei der Katholieke kerk in Neder
land. Doordringen we er ons steeds dieper van,
en volbrengen we, ieder voor zich en allen per
soonlijk onzen plicht.
Zoo treden wij dan den nieuwen tijd tegen
op politiek terrein blijvend in de oude lijn on
zer oude niet verouderde beginselen. En ter
wijl alom rondom ons, ook na de harde blijk-
geweldige pogingen worden aangewend om de
baar niet begrepen lessen van den oorlog, zoo
wereld steeds meer te doen breken met God,
zullen wij, katholieken van Nederland, samen
met hen, die met ons den Christus belijden als
den Zone Gods blijven arbeiden ter eere Gods
tot waarachtig welzijn des volks, hopend en
vertrouwend, dat mede door ons werk, ons goede
Vaderland moge behouden wat het op heden
iieeft een in mederheid Christelijke Volksver
tegenwoordiging, een Christelijke Regeering, een
Christen-Vorstin, onze hooggeliefde Koning-
inne, die God moge sparen jarenlang.
Uit New-York meldt de „Daily Telegraph":
De ex-kroonprins heeft een onderhoud toege
staan aan den Amerikaanschen correspondent
Farl Wiegand, wien hij zeide:
„Hef is dwaasheid te denken, dat ik uit Hol
land zou vluchten, daar ik vrij ben het land te
verlaten, wanneer ik dat wensch."
Burgemeester Peereboom, zegt Wiegand, be
vestigde dieze verklaring, zeggende„Ai wat
Frederik Wilhelm te doen heeft is, mij mede te
deelen, dat hij van plan is het land te verlaten
en hij kan gaan."
Dit werd bevestigd door een hoogstaand offi
cieel persoon in Den Haag, die verklaarde: dat
zoowel de ex-keizer als zijn zoon vrij zijn Hól
land te verlaten, wanneer zij zulks wenschen.
Zij zijn geen gevangenennoch houden we hen
vast voor de geallieerden. Maar zoolang zij in
Holland blijven, moeten zij vertoeven in de
plaats, welke hun is aangewezen.
De kroonprins schijnt goed gezond te zijn en
houdt zich bezig met het beoefenen van muziek,
teekenen en lezen, terwijl hij ook schrijft. Hij
schrijft thans zijn „Memoires'' voor publicaiie.
Hij vroeg Wiegand een deel, betrekking heb
bende op koning Edward, te lezen, voor wien
de schrijver een groote bewondering koestert en
hij vertelde, dat andere hoofdstukken zouden
zijn gewijld aan zijn indrukken als jongen
over koningin Victoria, prins Bismarck, Lord
Rosebery en andere persoonlijkheden, welke hij
in kleine kring heeft ontmoet.
Wiegand verklaart, dat de kroonprins, on
danks Amerika's aandeel in den oorlog, waar
door Duitschland de „doodsteek" kreeg, vertrou
wen heeft in den rechtvaardigen geest, welke in
de Vereenigde Staten heerscht en terwijl hij en
zijn vader niet konden verwachten, dat zij door
een rechtbank, samengesteld uit hun aankla
gers, rechtvaardig zouden worden beoordeeld,
zijn ze bereid gevonnist te worden door de Ver.
Staten, waar de tegenwoordigheid van een aan
zienlijk deel personen van Dultschen bloede de
juridische atmospheer niet zou vertroebelen.
De indruk van Wiegand is, dat de ex-keizer
noch zijn zoon vreezen voor een rechtvaardig
proces. De jonge Wilhelm: „Ik ben teleurge
steld in president Wilson, maar ik geloof, dat
hij het goed meent. Hij weet niet, hoe het hier
toegaat."
Wij laten dit relaas natuurlijk geheel voor
rekening van de „Daily Telegraph."
Dp boëpdigina der Eaadslodipin- Op do vra
gen vajn Pel Kamerlid Beumer betreffend©
beëediging van leden van den gemeente
raad bij de aanvaarding! van hun betrekking
in September, won hot geval van ongesteld
heid, afwezigheid 'of ontstentenis van den
burgemeester, luidt het antwoord v^u den
minister van BinnenLtuidsche Zaken:
„Wanheer de nieuw gekozen gemeente*
raad op. djem eersten Dinsdag van Septem-
tember zijn eerste vergadering houdt, treedt
voor het geval van ongesteldheid, afwezig
heid of ontstentenis van den burgemeester,
ingevolge de Gemeentewet, het pudste lid
ip. jaren 'van den raad, dat aanwezig is, ^even
tueel een door den commissaris der Kogin-
gin aangewezen lid, als voorzitter, op.
Aldus optredend als voorzitter en het
raadslidmaatschap aanvaardende, legt hij; bij
dia aanvaarding, in eigen handen de voor-
geschreven eeden (verklaring en beloften)
af, eö beëedigt hij vervolgens de overige
raadsleden.
Eedsaflegging door den voorzitter in eigen
handen is voor de raadsvergadering geen
irjgtituut, dat uitgesloten is te achten door.
artikel 39 der Gemeentewet. Zij vindt even
eens plaats, wanneer dé burgemeester, voor
zitter van d en raad, tot raadslid benoemd,
deze laatste functie aanvaardt."
De schipperskwestic. Men meldt aan liet
Vaderl." wit Gorkum: Stakende schippers be
moeilijken en dreijrun de werkwilligen met
vuurwapenen op de Waal en Merwede.
Sleepbooten, voorzien van machinegeweren
en bezet met torpedisten, kruisen dag en nacht
op die rivieren en sleepen ook schepen naar
de los- en laaingplaatsen.
Uit Arnhem wordt aan „De Msb." geseind:
Stakende schippers trachtten een niet-stakei
het varen te beletten. Onder politiegeleide
naar de Schippersbeurs gebracht, bleef de
werkwillige bij ziin besluit te gaan varen eu
werd daarom per marine-vaartuig naar zijn
schip gebracht, waarop de veldwachters met
het geweer in aanslag hadden postgevat ter be
veiliging van het vaartuig en den schipper. De
dreigende toestand maakte uitgebreide politie
maatregelen noodic.
Ernstige brand. Te Anna-Raul-owna js de
boerderij van den heer Koniin. aan den Zijper-
dijk, tot den grond toe afgebrand. Door den
hevigen wind viel aan blusscheu niet te den
ken. Toen de brandspuit aankwam, was de
woning voor het meerendeel reeds een pu:u-
hoop. De bewoner was bil het uitbreken, van
den brand afwezig en ziin vrouw vond men be
wusteloos. De vrouw van een Belgischen ar
beider xed'de een kind uit het brandende ge
bouw. Niets, ook het geld niet. kon gered wor
den. Persoonliike ongelukken kwamen niet
voor. Huis en inboedel wa/en laag verzekerd.
G.N. v. h. N.")
De meewarige dief. Tea huize van een
kapper te IJmuiden werd zondagavond j.l. een
familiefeestje gevierd, waaraan ook een zuster
van den heer des huizes, een dame uit Amster
dam, had deel genomen. Tegen het einde kwam
de Amsterdamsche gast tot de minder aange
name ontdekking, dat uit een portefeuille,
welke geborgen in een handtasch in den kap
perswinkel had gelegen, een bedrag van 160
werd vermist. De familie stelde een onderzoek
in, doch zonder resultaat. Zii werd bij dit on
derzoek iiverig bijgestaan door een der naaste
bloedverwanten, den heer V., die zich al bijzon
der druk maakte over dit voor de dame, die
hem lang niet onverschillig scheen, zoo groote
varlies. Ten einde raad werd de politie met het
feit in kennis gesteld. De recherche werd op
gedragen een onderzoek in te stellen, dat even
wel ten huize, waar het feestje zoo droevig een
einde had genomen, geen resultaat had. Doch
de onvermoeide hoofdreohercheur. de heer E.,
nam bovenbedoeld familielid, dat zoo bijzonder
met de beroofde dame begaan was. mede naar
zijn bureau en bracht hem tot de bekentenis
het vermiste gestolen to hebben. (N. v. d. DA
Kan dat langer zoo? De heer F. W.
Drijver. N. H. predikant te Naarden. schrijft
in „De Tel.":
Gister. 22 Juli. vroeg ik aan het Postkan
toor te Naarden oen telefonisch gesprek aan
met Rotterdam. Het was 's morgens vóór negen
uur. Dos middags viif uur was nog geen aan
sluiting verkregen. Toen was het gespTek niet
meer noodig. Ik maakte daarna een. anders
noodelooze, reis naar Rotterdam. Moet het Rijk
die kosten niet vergoeden? Het dwaze van 't
geval is bovendien, dat ik voor een aanslui
ting. die gedurende 8 uren niet verkregen
werd. nog 23% et. moest betalen 1
Waren de beambten van ons Postkantoor
niet zoo welwillend geweest gaarno ecu
■woord van lof aan hun adres mij gelegen
heid te geven af en toe naar huis te gaan. dan
ware ik gedoemd geweest acht zegge acht
uren in hot postkantoor te zitten wachten. Is
dit een houdbare toestand? Kan dat langer
zoo?
Men zii op ziin hoedel De brigade-com
mandant der Koninklijke Marechaussee te
Heusden, waarschuwt tegen Anna Hofman,
34 jaar. in gezelschap van Robert Imker, rei
zende met een woonwagen, cn Taulina Krame,
22 jaar. in gezelschap van Hendrïkus Josephus
Brauw, eveneens reizende met een woonwagen.
Beide vrouwen trachten bii de bewoners te
platten lande het een of ander te koopen en be
talen dan met groot geld, bijv. 'n bankbiljet van
25. Zij trachten dan te komen bii de plaats
waar het eventueel terug te geven geld is ge
borgen. bijv. onder voorwendsel, dat er bii het
terug te geven geld valscli geld is en helpen
dan naar goed geld! zoeken, waarbii zii zich
dan zonder dat de bewoners het opmerken,
geld toeöigenen. zelfs waar mogeliik, groote
bedragen.
Een rupsen cn vlinderplaag. De bossehon
op de hooge Veluwe worden ten gevolge van
het voorkomen van de gestreepte dennenriio<
en de nonvlinder, met vernielig bedreigd. Dt
V.
Middagrust la& over böt woud. Heet brand
de do Junizon aan den helder blauwen he
mel. Geen geluid wem gehoond, geen blad,
geen taik bewoog zich en de vrwliike mn_
pers van het woud zaten stil op de bakken
cUsr dennen. rj
Over den schaduwrijken woudleg- ging
"kalm een reiziger. Naar kleeding en gang te
oordeelen, zen men hem op hot eerste gezicht
Voor een stedeling honden. Onder den breed-
tferanden hoed zag men een vroolijk, opge
ruimd gelaat, zijn lichaam was slank en
krachtig gebouwd als een den in het hoog
woud.
-
Af en toe bleef hij staan en wischte zion
bet zweet van het gelaat. Eindelijk zette hij
ia het mos aan den rand van den weg
deer. Geruimen tijd keek hij als droomend
naar de boomkronen des wouds, waardoor de
blauwe hemel even zichtbaar was. Onwille
keurig stak hij de hand in zijn jasmk en
haalde er een stuk papier uit.
De jongeman staarde op het papier en zijn
oogen vlogen over de hoekige, ongol' ke let-
terteekens, die in onregelmatige rijen op het
papier stonden. Hoe. dikwijls had hij den
brief al gelezen! En steeds wilde hij hem
nogmaals lezen! Of hij goed gedaan had? Hij
wist het niet, hij twijfelde en kon héjt niet
met zich eens worden.
„Beste George!" stond op het papier, „Met
dit schrijven vervul ik mijn laatsten plicht.
Maar neem mij dit niet kwalijk. Ik blijf even
als voorheen uw oom, die u altijd mét raad
'en daad zal bijstaan. De vorige week zijt gij
vier-en-twintig jaar geworden; gij zijt thans
heer en meester over, je doen en laten. Ik ben
te Amstadt geweest, heb mijn bewijs van
voogdij afgegeven. Meen echter niet, dat het
nu uit is en ik mij niet om je bekommer, De
ambtelijke titel maakt niemand tot een
rechtschapen mensch, die het anders niet is.
En ik heb uw zaken zeken goed: bestuurd en
zal het verder nog doen. Maar wat ik je
wilde schrijven: het geld is op. Het gold, dat
na den dood uwer ouders te Amstadt is be
legd, is tot ongeveer zestig guld'en ineenge
smolten. En gij zijt met je studeer en nog
niet klaar. Wat nu te doen? De boerderij
houdt het niet uit, ïk feop dit of dat niet
raden, gij moet zelf weten, wat gij te doen
hebt. gij hebt meer verstand dan ik. Indien
gij den hof zoudt willen venkoopen, zoudt ge
nog wel verder kunnen studeeren. De baro
nes heeft gezegd, dat zij uw goed duur zou
willen betalen, daar uw landerijen zoo mooi
bij de hare liggen. Zooals gij wilt. Gij kunt
ook terugkomen in het woud en zelf het be
heer en bestuur over den hof op je nemen.
Doch, zooals ge wilt. In deze zaak kan ik je
niet raden, dit moet gij zelf weten. Helpen
zal ik je altijd, wat gij ook besluit. Wij groe
ten je allen hartelijk en ik blijf als altijd je
getrouwe oom Rtip-pel-"
Zoo had de oom geschreven. Wat wilde of
zou hij doen? Lang had hij daarover nage
dacht eer, hij een besluit nam. Ja, indien zijn
ouders nog leefden, die zouden hem zeker
een goeden raad gegeven hebben. Maar zou
het dan zoo ver gekomen zijn? En nu zou
lm zijn vaderlijk hnis, het oude .erf vorkoo-
pen? Wel een halve nacht had hu op zun ka
mertje op en neer g'eloopen, alvorens hu het
met zich zelf eens was geworden.
„Neen," had hij daarna bij zichzelf beslo
ten, „neen, het oude erf verkoop ik tot geen
prijs." Daags daarop had hij zijn bundel ge
pakt, de weinige zaken, die hü had1, boeken
en dergelijke, den vrachtrijder, meegegeven
en zich op weg naar zijn geboorteplaats be
geven.
Nn bevond hij zioh reeds in de bergen en
nauwelijks een half uur loopens scheidde
hem nog van zijn ouderlijk huis.
Met één sprong was hij op en in stevigen
pas stapte hij voert.
Het woud werd ijler, en voor hem lag in
den zonneschijn het dal, waar zijn vaderhuis,
de Beukenhof stond.
Nu liep hij langzamer. Aan dezen weg wa
ren zoovele heerlijke herinneringen voor hem
verbonden. HieT, op deze plek, had hij zijn
lessen voor school en catechismus van bui
ten geleerd; op giadsohe weide had hu ®oh
vaak buiten adem geloopen met het balspel,
hu had daar, zoo graag net W ^fham
speeld toen zii nog leefden. Dit alles v
te binnen, toen hü daar heen wandelde. - En
I hü ooit dit vaderlijk erfdeel vexkoopen?
Op do bank 'bij bet buis zette kij zioh neer.
In den stal weerklonk nu en dan het geluid
van een belletje, als het vee opstond of ging
liggen; het water uit de bron bruischte als
voor jaren; ginds 6tonden de fruitlboomen,
waaronder hij zoo dikwijls met zijn zusjes ge
speeld had. Weemoedig en toch vroolijk, zoo
licht was het hem in het hart, toen hü daar
neerzat en dat alles hoorde en zag.
In het voorhuis vernam hü schreden. Een
oude vrouw kwam met een groote spoelkom
uit het huis. tt
„Heeremijntüd, 'n vreemde man,' riep de
vrouw verschrikt, toen zij den onbekende
op de bank zag zitten. „Wie zijt gü? Wat wilt
gijf"
„Ik bon de boer en ben gekomen om den
hof te besturen," gaf hij ten antwoord. „En
gjj <j»»
„Mijn God, de jonge boordo jou|o Bom
kenboer?" Ongeloovijg zag dea
aan. „Lippel," riep zii daarna in het huis.
■vrr x o"
"Kom eens.... Die daar wil de jonge boer
zü'n. Kont gij hem," vroeg zij den knecht,
toen deze op zijn langzame, bedachtzame wij
ze er aan kwam.
Hü keek den jongen man een wül vor-
schend aan, daarna zei hij: „Ja, hu zal ne)
wel zijn. Ik heb hem weliswaar sedert verf
scheidene jaren niet meer gezien en hp
groot geworden. Maar hij is het wel." 1