MIK HURL. COUMNT
BUITENLAND
In en om Haarlem
Om huis en hof.
FEUILLETON
lie vredesonderhandelingen
Vrijdag 8 Augustus. Tweede Blad
DE KLEINE HOUTBEUG.
Men is bezig de Kleine Hoiftbrug ,op te
knappen, te verlagen en te verbroeden, ietsj
wat Liet verkeer zoo'n beetje heelt noodig
gemaakt. Dit geeft ons aanleiding een stukje
Haariemsche geschiedenis op te iialen, waar
toe d e poorten eener stad zich zoo uitmun
tend leenen.
in 1872 bij de behandeling der gemeente-
begrooting voor 1873 werd, op voorstel der
fiinanciee.e commissie, als het ware bij ver-
rass ng besloten de Kleine Houtpoort af te
breken. 30 Januari 1873 werd ze ter amo-
tie verkocht en betaalde Johannes Jacobus
Homan er aan de gemeente f 207500 voor.
Nog altijd zijn er menschen in Haarlem,
die volhouden, dat de toegang tot de stad
in de omgeving bij de Kleine Houtstraat
sedert het afbreken der poort, erg leelijk
is geworden, 't Had evenwel niet aan po
gingen ontbroken om dat sieraad van mid-
deleeuwsche bouwkunst te behouden, toen
er eenigen tijd vroeger sprake was de Poort
af te breken. Dat was in Juni 1867, toen
een der raadsleden in overweging gaf dfe
Poort op te ruimen. Dat gevaar werd toen
bezworen en hierbij denken wij aan de
daartoe verleende tusschenkomst der Ko
ninklijke Akademie van Wetenschappen.
En moeten we cok denken hoe de heeren
W. J. Hofdijk, die de geschiedenis van Ken-
nemei'land door en door kende en de let
ters uniige J. A. Alberdingh Thci.ri zich even
duchtig weerden, om de poort te behouden.
De pogingen lukten. Men bepaalde er zich
toe de twos steenen beeren vóór de poort
af te breken. Daarvoor in de plaats kwamen
twee wachthuizen der stedelijke kommie
zen Die. bouwwerken werden allesbehalve
fraai genoemd en waren niet zeer in over
eenstemming met de lijnen van het poort
gebouw. ïntussehen was men voorlcopig te
vreden dat de slooping was verhoed en of
ferde gaarne het mindere aan het meerdere
op. Zooals we zagen zou de poort een elf
jaar later evenwel toch verdwijnen.
Toen de poort was afgebroken werd de
huidige brug gelegd, die echter, nu een
jaar of 15, 16 geleden, werd verbreed.
De Kleine Houtbrug typeert een stukje
stadsuitbreiding, dat het vermelden wel
waard is. .We moeten daarvoor vier- en een
halve eeuw teruggaan, toen onze stad het
z.g. derde tijdperk harer geschiedenis be
leefde.
Het reusachtige kwartier aan den rechter
Spaarnecever is in vroeger eeuwen altijd
weinig bebouwd en dun bevolkt geweest,
maar daarentegen drong als 't ware de gan-
sche bevolking zich samen in de eigenlijke
oude stad om de „St. Bavo" Wel had de
stadsregeering na de uitbreiding in de twee
de helft der 14e eeuw de Kamen dier Laken-
bereiders nabij den Burgwal geplaatst in
de hoop in die wijk wat meer vertier te
brengen, maar ten slotte moest zij ze toch
weei' verplaatsen, naar een terrein achter het.
Gasthuis. Men zag dat 'de ambachten bij voor
keur, haast uitsluitend aan den .Wester-
Spaarnecever wilden bLoeien, maar de ter
reinen raakten vol en voor het toenemend
getal van poorten was meer ruimte noodig.
De grenzen moesten dus uitgezet.
Zoo had dan in het begin der 15de eeuw
de derde vergrooting plaats en wel aan de
overzijde der Oude en Kraayenhorstergracht.
Deze uitleg was veel omvangrijker dan een
der vorige, want binnen de muren werd nu
een oppervlakte getrokken zoo groot als de
geheele oude stad, die dus tusselien Oude
Gracht en Spaarne. Bii deze uitbreiding wer
den aan de KI. en Groote Houtstraat bij den
Singel teneinde loopende, de heide Kleine
Houtpoorten gebouwd Toentertijd kwamen er
ook de Raakstoren (waar nu de Raaks-tram-
brug is) en de Zijlpoort en de Pijntoren te
genover het poortje van het hospitaal. Al die
verdedigingswerken werden door muren,
hier en daar nog met kleinere torens verbon
den en aan de noordzijde sloot de versterkte
wal zich aan bij de Kraaienhorstergracht.
(Nu Nassaulaan). Aan de buitenzijde van die
wallen werd een diepe graeht gegraven,
waarvan de Zijlsingel, de Kinderhuissingel
(gedeeltelijk), de Kaam- en Gasthuissingel
nog over zijn. Ruim twee-en-een-halve eeuw
heeft de stad dezen omvang behouden en
eerst omstreeks 1843 begon, men aan een her
nieuwde vergrooting te denken. Natuurlijk
ontleende de Kleine Houtpoort evenals de
Groote haar naam aan den toegang tot den
Hout, Daarom zingt Ampzing, de 16e eeuw-
sche Haariemsche predikant:
De poorten in bet Zuyd en na den Hout
gelegen,
Die daerom van den Hout, den name
billijk kregen,
9),
>r".|K ?Rns niet," weerde zij af. „Ik kan het
ik h«n ^<!u a"een gekomen om te kijken en
anderen. Laat my w°oi aan^lced-als de
u nier maar staan.
„Eva, zei hu zacht
Een «Ogenblik aarzelde zij, toen kwam zij
schuchter nader, om het dansje te maken.
Op dat oogenblik kwam juist d0 barones voor
bij. Zij wierp een woedenden blik op Eva en
beet zich op de lippen, irotsch zich oprich
tend ging zij naar den waard. „Gij hebt den
eersten dans gemaakt met mij. ik wil den
laatste met u maken," vorderde zij op.
Na den dans wierp zij den speellieden een
handvol thalers op de tafel en ging. Voor de
deur stond Eva, die zich afkoelde. Wat had
de dans haar warm gemaakt! Zij moest naar
buiten om versehe lucht te scheppen! Toor
nig stief de barones haar ter zijde. „Ga uit
den weg!"
Wat had zij toch gedaan? Zij dacht na,
maar haar viel niets in. „Een arm menseb
Hoe heerlijk zijn ze wei, zo groot, als
kleyn genaamd?
De Kleyne maakt ze al, ja overal be-
schaemd.
Iemand, wiens naam met de Kleine Hout
poort verbonden is, is Maerten van Heems-
kerek. Eigenlijk heette bij M. van Veen en
werd in 1498 te Heemskerk geboren. In het
Frans Halsmuseum kan men menig kunst
stuk vau hem bewonderen. Behalve kunst
schilder was hij echter ook Bouwmeester.
Na eenige jaren in het buitenland te zijn
geweest, vestigde hij zich hier. ter stede,
waar hij in 1574 stierf. Jammer is het dat
bij de verovering der stad dpor. de Span
jaarden zoovele schilderstukken van hem zijn
verwoest.
De Kleine Houtpoort moet omstreeks 1571
door M. v. Heemskerk ontworpen en ge tee
kend zijn. Het is niet denkelijk, dat het
ontwerp der poort zoo aanstonds na de aan
bieding goedgekeurd is en onmiddellijk met
den bouw werd be.gonnen. Bij het begin
van het beleg van Haarlem zal ze niet in
aanbouw, veei minder voltooid zijn geweest.
Wel is zeker dat éenigen tijd daarna die.poort
geheel volgens het plan van Heemskerk .ge
bouwd werd.
De Kleine Houtpoort die in 1590 „af" was,
was opgetrokken in baksteen, met kantstuk
ken en gewelfribben van bergsteen. Er wa
ren bovenden doorgang over de straat ver
diepingen, de twee eersten met gewel
ven afgesloten, de bovenste met een hou
ten zoldering. Op de vier hoeken der eerste
verdieping stonden achtkantige torens, waar
van het muurwerk reikte bijna tct de derde
verdieping en hun spits toeioopend dak, na
genoeg zoo hoog als de opgaande muren
van het eigenlijke poortgebouw was.
Zij h ad een hoog, ma-ar in verhouding
tot het geheel een'passend, veelzijdig dak,
dat. spits toeliep.
De windvaan, die haar bekroonde prijkt
nu op het torentje van het Doopsgezind
Weeshuis aan den Kleine Houtweg „Alles
is," zegt 't blad van Ned. en Kleefsche Oudh.
„naar een antieke, naar een hechte bouw
orde onzer voorvaderen eigen opgetimmerd"
en deed zich op eenigen afstand schilder
achtig tusschen het geboomte voor."
Jammer dat zij niet recht tegenover den
Kleine Houtweg en de Kleine Houtstraat
lag.
in het laatst der 18e eeuw begon men
de oude vestingwerken op te ruimen. Zoo
werd 24 Dec. 1802 een veiling gehouden,
waarbij de aarden wal of het bolwerk van
het Vrouwenhek tot de Eendjespo-ort dus
tot bij de Kleine Houtpoort een beurt
kreeg, maar het werd opgehouden.
In de Gemeenteraadszitting van 14 Dec.
1858 kwam van B. en W. 'n voorstel ter tafel
om de vestmuren tusschen het Houthek en
den Papetoren te sloo_pcn en de buitengronden
tot openbaai' gebruik aan te wenden m.a.w.
de enkele en dubbele vestmuren weg te bre
ken en de daarachter gelegen gronden als
open grond tot publieken grond in te rich
ten en aan te leggen. De Kleine Houtpoort
zou behouden blijven. Aldus werd in de
Raadszitting van 21 Dec. 1853 besloten. In
het begin van liet volgend jaar werd voor
eigen rekening de slooping der vestmuren
tusschen Kleine Houtpoort en Eendjespoort
voortgezet.
Daarop volgde een publieke verknoping
van boomen in dat stadsgedeelte geveld; als
mede van 166000 Goudsche en Leidschc
moppen. Daarna werden de walmuren tus
schen Schalkwijker- en Spaarnwouderpoort
gesloopt. In de Raadszitting van '21 Maart
1855 kregen Burgemeester en Wethouders
machtiging tot opruiming en in publieke
veiling brengen van afbraak, afkomstig van
de reeds gesloopte walmuren Ten slotte had
de slooping plaats van de muren tusschen
Groojte Houthek en Kleine Houtpoort.
Zoo was men Mei 1855 genaderd tot de
vestmuur tusschen den Kruittoren en de
Kleine Houtpoort. De steenen der oude ves
ting!:!. iv n waren heel groot, 't waren z.g.
tweedeiiandsteenen. 83 c.M. lang, 15 breed
en 5 dik. Natuurlijk kwam daarmee ook
heel wat losse greind vrij. Die werd gebruikt
bij het dempen der sloot tusschen de Koe
kamp en de wandellaan langs de Dreef.
Zooals het gemeenteverslag over 1855 zegt
werd de weg, loopende langs de vest, tus
schen' de Eendjes poort en de Kleine Hout
poort. tengevolge van het wegbreken der
vestmuren aldaar belangrijk verbeterd en
verbreed en een nieuwe bestrating gemaakt.
De bedoeling was om de voormalige tuin
gronden langs den waterkant op te lioogen,
het terrein onder een beter profiel te bren
gen en de bestrating te verbeteren.
In de Raadsvergadering van 1858 kwam
van B. en W. een voorstel ter tafel om
trent het instandhouden en sloopen van eeni
ge pereeelen vestmuur en gebouwen, maar
de Kleine Houtpoort o.a. wilde men behou
den. Zoo werd dan ook 27 Juli daarop be
sloten. In de Raadszittng van 13. Jan. 1868
kwam een misive van Zocher den tuinarchi
tect ter tafel. Hij zou den grond op die plaat-
'wo'i'dt overal vertstooten," troostte zij zich.
Maar tranen rolden over haar wangen.
„Zijt gij boos op mij. Eva," vroeg achter
haar een bekende stem. Die kende zij wel, zij
zou ze onder honderd andere herkennen.
Het was de Beukenboer.
„Neen." Boos zijn op hem? Dat kon zij niet.
„Heeft iemand u leed gedaan?"
„Neen. Ik ga naar huis." De tranen rolden
'nu onophoudelijk over haar wangen en zij
weende luid.
„Ik breng je thuis," zei hij en nam haar
hand. Zonder verzet liet zij het geschieden en
zij wandelden naast elkaar. Niemand sprak
een woord.
Voor de huisdeur rukte Eva plotseling
haar hand los. „Dank voor uw goedheid,sta
melde zij en verdween.
De Beukenboer ging weer terug. Zijn volk
vermaakte zich nog lustig. Hansel stond aan
de deur. „Gij hebt Eva thuis gebracht," zei
hij.
„Hoe weet gij dat?"
,Jk heb het gezien. Arm kind! De barones
heeft haar ruw van de deur weggestooten en
haar barsch toegesnauwd. Dat zal haar be
droefd hebben."
„Zeg Lippel en de meid. dat wij naar huls
gaan," zei de Beukenboer na eenigen tijd tot
Hansel en daarna gingen zij te samen heen.
sen, waar. de vesten .waren afgebroken met
hoogten en laagten afwisselen, al naar ge
lang het terrein zulks veroorloofde. [Waar
een minder, aangenaam gezicht of liever uit
zicht was, zou dat zooveel mogelijk dóór
zwaarder plantsoen worden gemaskeerd. Hij
wilde dat gedeelte der vest, dat onmiididiplijk
aan de Oostzijde van het Groote Houthek
grensde, slechts van een wandelpad voor
zien,- omdat bedoeld terrein vrij zeker niet
huizen zou worden bebouwd. De voornaam
ste plaatsen zouden tegen Mei daarop ge
reed zijn en de rest tegen het einde van het;
jaar. B. en LW. werden gemachtigd nader
met Zocher te onderhandelen en zoo kwa
men de plantsoenen langs de vesten, waar
eens muurwerk stond tot stand. De Kleine
Houtpoort zou óók hersteld worden.
Nu hadden sommige menschen de vest
muur als grensscheiding. De poorten kwa
men ook alleen te staan en zoo, was er
meer. herstel noodig. Vandaar, dat er meer
dan een stem opging, die met het oog op
de jaarlijks wederkeeremde onderhoudkos-
teh, den val ook der poorten begeerden.
Dat gebeurde dan ook.
Het leek ons niet onaardig te dezer ge
legenheid nog eens twee tijdvakken van
Haarlem's ontwikkeling in herinnering te
roepen: allereerst de laatste verlegging der
stadsmuren in de 14e eeuw en dan de sloo
ping der vestingmuren, waarvan ons ge
meentebestuur profiteerde om Haarlem met
eenige mooie plantsoenen te verrijken.
Het antwoord van Oosten'riik.
Precies op den door d'e Franscke bepaalden
das: heeft de Oostenrijksehe delegatie aan de
vredesconferentie een nota overhandigd, die de
tegenwerpingen tegen het geheele vredesver
drag bevat.
In de inleiding wordt- gezegd, dat Oostenrijk
slechts zulke verzachtingen verlangt, die voor
het volk bestaansvoorwaarden zijn. Wat de
grenskwesties! betreft, heeft Oostenrijk zich
tevergeefs beroepen op het nationaliteiten-
iteginsel en het zelfbeschikkingsrecht. Het
wijst verder alle verantwoordelijkheid af. Wan
neer het minimum van territoriale eischen, dat
in de nota is vervat, vervuld wordt, zal Oos
tenrijk zichzelf oven-eden om eraan te geloo-
ven, dat het op dit grondgebied zelfstandig en
iu vrede kan leven. Het verwacht daarlbii, dat
liet bii den V olkenbond in uren van nood ge
hoor zal vinden.
Daarentegen is Oostcnriik reeds fnu vast er
van overtuigd, dat het èn door het verdrag èn
daaronder zal ineenzinken. Deze bekentenis
moet even ernstig opgenomen worden als zij
openhartig gegeven is."
Het is de plicht, van Oostenrijk om te
eischen, dat die last dragoliik gemaakt vvflrdt.
Het eischt niets meer dan te kunnen leven.
Moge de vredesconferentie dit mogeliik maken.
De nota gaat dan in bijzonderheden in op de
economische bepalingen, toont aan. dat het
onmogelijk zal ziin, in de eerstvolgende maan
den melkkoeien en vee te kunnen leveren, daar
de kinderen van vleesch- en melkgebrek ster
ven.
Oostenrijk moet zich onder het financieel©
toezicht tier Entente plaatsen, maar lioopt,
dat de commissie van herstel met zachtheid
zal optreden en de nooaige kredieten ter aan
schaffing van grondstoffen en levensmiddelen
zal verleenen. Zij moet daartoe echter de
noodige bevoegdheid kriigen.
Daarom wordt voorgesteld art. 193 van het
vredesverdrag als volgt aan te vullen:
Voor mêei dan de eigendommen en de 'bron
nen van inkomsten, die het voorwerp zijn van
de in de eerste alinea bepaalde aansprakelijk
heid is Duitsch-Oostenrijk voor de aangeduide
schadeloosstellingen en lasten niet verantwoor
delijk. De verplichtingen, die uit het in de
eerste alinea genoemde internationale verdrag
voortvloeien voor de saatsburgera-fyan Dujtsch-
Oostenrijk, zijn in die aansprakelijkheid inbe
grepen. Alleen de commissie van herstel kan
deze doen gelden. De commissie van herstel
zal deze aansprakelijkheid met inachtneming
der levensbelangen van het Duitsch-Oosten-
rijksche volk regelen en er voor zorg dragen,
dat de eigendommen en bronnen van inkom
sten, die voor dat doel bestemd zijn, behoorlijk^
gebruikt worden.
Het proces tegen den keizer.
Blijkens een telegram van den Londenseken
berichtgever van bet „Hbl.", zullen, volgens
de „Daily Maill," de bijzonderheden over het
proces tegen den ex-keizer door de conferentie
der geallieerden te Darijs! worden /geregeld.
Maar na zeven maanden van hard werken heb
ben de leden der conferentie behoefte f.an rust
en Maandag a.s. zullen haar zittingen dus
veertien dagen worden verdaagd. Eerst na deze
vacantie zal de quaestie van het proces tegen
den keizer worden behandeld, ïntussehen zou
deze, zoo zegt de „Dai'v Mail", zich al bezig
houden jnet zijn ^-yerqcdi(ting..cn_zou hii al het|
In de herbergkamer zaten de oudere lieden
voor hun bierpotten. en praatten over den
handel, den oogst en de vroolijkheid hunner
kinderen.
Plotseling ontstond er in de danszaal een
geschreeuw en een leven, alsof nien het huis
wilde afbreken. De boeren hielden op met
praten en luisterden.
„Zouden ze weer dwaasheden willen uitha
len," zei de rechter. „Ik Jïa eens zien, opdat
het niet tot daden kome."
De deur werd plotseling opengeworpen en
de bediende der herberg trad verschrikt bin
nen. „Ze willen vechten," riep hij. „gaat er
snel heen, ze vechten al.
„Wie dan?"
„Gunther en de jager.
Rüppel snelde de deur uit en bevond zich
spoedig in de helder verlichte zaal, waar men
het oogstfeest vierde.
Een dichte menschen menigte had zich om
de vechtenden geschaard en de waard stond,
er met een knuppel klaar, om den eerste,
die tot handtastelijkheden wilde overgaan,
een gevoelige les te geven.
Rüppel duwde de menschen op zij. „Wat is
er?" zei hij tot de twistenden.
De smidsgezel sloeg hem op den schouder.
„Laat ze schreeuwen," meende hij. „Ze zullen
elkaar niet veel kwaad doen,"
[Duitsche rechtsgeleerden in overleg zijin ge
treden.
NOG ALTIJD ONTHULLINGEN.
Een Engelsehe vredespoging
via Nederland?
Naar nit Berlijn aan het „Handelsblad"
wordt geseind, bevat „De Freiheit" een arti
kel van de hand van den secretaris van den
bond „Neues Vaterland," waarin deze bijzon
derheden mededeelt over in 1915 gedane
pogingen om te polsen naar vredesmogelijk-
heden. Op een bijeenkomst van pacifisten nit
Duitschland en andere landen, welke op uit-
noodiging van den Anti-Oorlog-Raad in April
1915 te 's-Gravenhage werd gehouden, had,
reeds vijf minuten na de wederziidsche begroe
ting, de voorzitter van den N. A. O. Ri,
ce secretaris-generaal bii het Nederlandsche
ministerie van justitie, mr. Dresselhuys, de
heeren Von Tepper Laski en Schucking ter
zijde geroepen en medegedeeld, dat reeds tot
(tweemaal toe Engelsehe politiai van naarmi
getracht hadden door zijn bemiddeling met
Duitschland in aanraking te komen, ten einde
besprekingen te voeren over een eventueelen
vredesstap. Mr. Dresselhuys verklaarde den
Duitsclien heeren. dat hii hun niet alles kon-
mededeelen, maar dat hii bereid iwas naar
Berlijn te gaan, indien hem telegrafisch werd
medegedeeld, dat men daar ziin bezoek ver
wachtte. Hij zette verder uiteen, dat het af
zien van België door Duitschland de eerste
voorwaarde was voor zulke onderhandelingen,
dat echter aan den anderen kant Duitschland
Zijn konoliën zou terugkrijgen en Engeland
bereid was zich tegemoetkomend t.e toonen. De
Elzas-Lotharingsobe quaestie maakte toen ter
tijd nog geen punt van verschil uit. Bovendien
werden er tusschen de Duitsche heeren en de
aanwezige Engelsehen, een professor in het
staatsrecht te Cambridge en een lid van het
Lagerhuis uit de Quakergroep, gesprekken ge
voerd, waarbij alles werd bevestigd, wat mr.
Dresselhuys had medegedeeld.
Onmiddellijk werd rapport uitgebracht bij
het departement van buitenlandsche zaken.
Prof. Schucking stelde een memorandum op,
dat nog heden in de archieven van het departe
ment van buitenlandsche zaken berust.
Het einde der zaak was. dat het departe
ment van buitenlandsche zaken, zonder eenige
motiveering, weigerde mr. Dresselhluys ook
maar officieus te Berlijn in gehoor te ont
vangen.
Tweemaal, op 24 April en op 5 Juni 1915,
publiceerde de „Nordd. Allg. Ztg." in krach
tige bewoordingen gestelde dementi's aangaan
de vredespogingen van Engelsehe zijde.
Daarop rielitte Kurt von Tepper Laski op 8
Juni 1915 een schrijven aan de redactie van de
„Nordd. Allg. Ztg.", waarin hii de vermelde ge
beurtenissen met volledige opgave van de na
men van alle daarbij betrokken personen ter
sprake bracht. Deze 'brief werd niet in het
iblad afgedrukt, doch raakt© toch bii de poli
tieke partijleiders en ook in het buitenland,
door toedoen van de „Berner Tagwacht," be
kend.
Het gevolg daarvan was: een campagne van
Je All-Duitsebe kringen tegen den bond
„Neues Vaterland" wegens land- en hoogver
raad, arrestaties, inbeslagnemingen en belem
mering van de werkzaamheid van den bond.
Naar aanleiding van dit artikel schrijft de
„Germania" gisteravond, dat, hoewel dit ge
val de vergelijking niet kan doorstaan met de
veel belangrijker pogingen van het Vatdcaan in
1917, er toch uit blijkt, dat de Duitsche auto
riteiten niet. alle vred'esmogeliikheden met die
aandacht hebben 'gevolgd, welke het Duitsche
volk had mogen verwachten.
De Esmgelsche vredespoging in 1917.
De „D. Allg. Ztg." legt in een artikel van
bevoegde zijde den nadruk op het feit, dat de
Engelsehe „Friedenfühler", die ook door Mi-
chaëlis in zijn open brief aan d-e pers met dezen
naam betiteld werd, wel degelijk een historisch
feit was. Hij bestond uit een met uitdrukkelijke
toestemming van Frankrijk door bemiddeling
van den apostolisohen nuntius tot de Duitsche
regeering gendhte vraag naar de oorlogsdoel
einden van Duitschland, in het bijzonder naar
een onomwonden verklaring nopens België.
„Mocht deze verklaring bevredigend zijn," heet
het woordelijk in het schrijven van den nuntius,
d.d. 30 Augustus 1917 aan Michaëlis, „dan
meent Z.Em. de kardinaal staatssecretaris dat
een belangrijke schrede gedaan is in de richting
van een verdere ontwikkeling der onderhande
ling. i
De nuntius voegt zijnerzijds hieraan toe, dat
„door een antwoord in verzoenden geest de
goede voortgang der vredesonderhandelingen
vergemakelijkt zou worden.
UIT DUITSCHLAND.
De uitlevering vau generaal-
majoor Krusta gevraagd.
D© Entente, zoo wordt uit Berlijn aan de
„N. R. Ct." geseind, heeft den eersten com
mandant van het gevangenkamp te Kassei, ge-
neraal-majoor Krusta. een aanklacht doen toe
komen, waarin tevens ziin uitlevering wordt
verlangd.
De generaal wordt beschuldigd door nalatigr
heid de groote ^lektypims-epidemia in den
„Vrede moet hier heerschen," zei thans de
Roodboer, die met de anderen nagekomen
was. „Gunther, geef toe! Wat hebt gij met
den jager te maken?"
Hoewel met tegenzin, trad Gunther toch te
rug.
„Dit zeg ik je eohter. jager, kom mij niet
'meer onder de handen," dreigde hy nog te--
rug. „Als riet breek ik je af; ik zal je lee-
ren, de eer van anderen met rust te laten."
Nu de twistenden gescheiden waren, vorm
den zich grootere en kleinere groepen en
ieder besprak de gebeurtenis van zijn stand
punt. De houthakkers waren niet ongenegen
de partij des jagers te kiezen. Zij zagen wel
in, dat Gunther van den Roodboer gelijk had,
maar zij moesten de gunst des jagers trach
ten te behouden.
„Maar Gunther heeft gelijk gehad," mengde
zich een meisje daarin, wier vader ook hout
hakker was. „Ik zou hem in het gezicht ge
spuwd hebben."
De jager keek de spreekster met van
haat gloeiende blikken aan. „Ik heb het ge
hoord, 't is goed, ik zal het onthouden," zei
hij woedend.
„Gij hadt ook den mond kunnen houden,"
wezen anderen het meisje terecht.
„Maar zij heeft gelijk," verdedigde haar 'n
"boomsterke boerenjoneen. .Had ik een meis-
.winter van 1914 op '16 veroorzaakt te nebben.
Volgens Fransche statistieken kostte deze
epidemie het leven aan 3000 gevangenen. Op
een klacht van een Franschen sergeant zou de
generaal geantwoord hebtben: „Ik voer oorlog
op miin manier". Geneeskundige voorzorgs
maatregelen schoten te kort. Het gelukte eerst
aan buitenlandsche geneesheeren de epidemie
meester te worden. Verder wordt beweerd,
dat het Duitsche personeel gevlucht is toen de
epidemie gevaarlijk werd.
De „Vo8sische Zeitung" wiist er op dat dit
laatste in elk geval onjuist is, aangezien meer
dan 30 Duitschers het slachtoffer van hun
plicht geworden zijn. De bekende schilder en
directeur van de KunstacadSemie te Kassei,
prof. Knackfuszs, was een van de slachtoffers.
(Duitsche geneesheeren zouden de epidemie
meester geworden zijn. Krusta zou in het alge
meen de gevangenen zeer humaan hebben be
handeld, te meer waar hii zelf een zoon ia
Fransche gevangenschap had. De vlektyphus
nam zulk een uitbreiding aan, daar destijds
onverwachts enorme hoeveelheden gevangenen
na het groote Hindenburg-offensief in het
Oosten in het gevangenkamp van Kassei aan
kwamen.
UIT FRANKRIJK.
Een slechte dag voor Landru.
De Fransche bladen hebben weer nieuws over
den modernen blauwbaard Landru.
Eindelijk is de rechter van instructie Bonin
er in geslaagd Landru uit zijn stelsel van hard
nekkig zwijgen of ontkennen te lokken.
Maandag heeft hij den beklaagde herhaal
delijk met zichzelf in tegenspraak gebracht en
heeft hm zelfs genoodzaakt terug te komen
op belangrijke verklaringen. Landru is voor
zichtig geretireerd en heeft getracht zich zoo
goed mogelijk te dekken, maar hij heeft dit
keer het spel verloren.
Allereerst was er sprake bij het verhoor van
de meubelen van mevrouw Cuchet (een der ver
dwenen vriendinen van Land'ru), en het geldi
hetwelk zij. bezat.
„Begin 1915", zeide de rechter tot Landru,
„waart gij zonder geldmiddelen. Na de ver
dwijning van mevrouw Cuchet belegt gij 6000
frs. bij de bank te Chantilly. Hoe hadt gij dat
geld gekregen?"
„Niet van mevrouw Cuchet."
Vervolgens gaf hij toe zijn vrouw een horloge
cadeau te hebben gedaan, benevens een arm
band en verschillende andere zaken, welke aan
mevrouw Cuchet hadden toebehoordook, dat
hij een deel van het meubilair van dfe ongeluk
kige vrouw had' verkocht.
Hij gaf van een en andfer dfe volgendfi ver
klaring:
„Mevrouw Cuchet en haar zoon hadden te
Vernouillet ongeveer 3500 frs. uitgegeven. Toen
zij zouden vertrekken, leende ik hun 4500 frs.,
waarvoor mevrouw Cuchet mij de beschikking
over haar meubilair gaf."
Bonin wees hm op het onwaarschijnlijke in
deze verklaring:
„Mevrouw Cuchet had geld. u niet. En u
zoudt haar geleend hebben?"
En dan:
„Volgens u bevinden mevrouw Cuchet ea
haar z-oon zich in het buitenland. Goed, Maar
ziin zij dan zonder pas vertrokken en lieten
ziji hun familiepapieren in uw bezit?"
„O, het is heel gemakkelijk zonder pas naai
het buitenland te komen," antwoordde Landru
hierop.
Maar de rechter laat hem niet los en ver
volgt:
„Wat is er geworden van de correspondentie
van de Cuchets te Vernouillet?"
„Zoolang zij daar woonden, ontvingen zij hun
brieven zelf. Na bun vertrek kwamen er vooi
hen slechts prospectus en zakenbrieven."
„Zoo; u hebt dze geopend?"
„Ja; ik had daartoe schriftelijke instructies
gekregen."
„Dat klopt niet. Want dan zoudt u ook aan-
geteekende stukken hebben moeten krijgen en
deze zijn bij de afzenders terug gekomen."
Dat was een stoot midden in de borst. Een
oogenblik wankelde Landru en daarop volgde
dfe uitvlucht:
„Ik was dan zeker afwezig toen ze te V.
kwamen."
Maar het hoogtepunt van den dag was de
getuigeverklaring van mevrouw Bolane, een
vriendin van mevrouw Cuchet, wier zooji, dk
aan het front als aviateur gesneuveld is, in
1914 intiem bevriend was met André Cuchet.
Mevrouw Cuchet, zoo vertelde mevrouw Bo
lane aan den rechter (Landru was Ïntussehen
uit het kabinet van den rechter van instructie
verwijderd), mevrouw Cuchet had mij mededee-
ling gedaan van haar huwelijksplannen en la
ter van haar ontdekking, dat haar aanstaande
reeds gehuwd' was. Ik smeekte haar met dien
man te breken. Zij schreef mij herhaaldelijk
plotseling ontving ik geen brieven meer van
haar. Eindelijk kwam er op 4 Januari 1915 een
brief uit V., waarin mevrouw C. haar excuses
maakte over haar zwijgen en mij uitnoodigde
om haar te bezoeken in den loop van den zo
mer. Op 20 Januari schreef André C. aan mijn
zoon over zijn verlangen aan den strijd deel
te nemen. Daarna weer stilte.
„Er gebeurt daar iets te V., zeide mijn zoon,
anders had Andté mij wel geschreven."
je en een ander wilde haar mij ontfutselen,
een van ons beiden zou nooit de klok meer
hooren luiden." De boerenjongen was Tom'
Hoehbichler. Hij zag den jager reeds lang
met een scheel oog aan en volgde ziin gan
gen stap voor stap.
Zonder groet ging de jager heen.
Het was in de eerste dagen van Januari
In den Beukenhof klapperden de dorsch-
vlegels op den leemen vloer en sprong hel
graan in het rond. Scherts en grappen krui
den het zware wenk en dan loopt alles steeds
vlot van 6tapel.
Daar kwam een bode van het kasteel. Me
vrouw de barones wensehte dringend mei
den boer te spreken en liet hem verzoeken,
bij haar in het kasteel te komen.
Mismoedigd hing die boer den dorschvlegeJ
op, trok een betere jas aan en volgde den bo
de. De sneeuw lag hoog en de weg was niet
gemakkelijk.
Wat mocht de barones van hem willen? Hij
dacht na en vroeg het ook den bode, maar
deze wist niets.
De kamerdienaar voerde hem door verschei
dene prachtige zalen, eindelijk stond hij voor
een deur stil en zei: „Treed binnen, de baro-
nee wacht reeds lang op u."
(Wordt vervolgd).