TOME IIIIL
Kroniek van de Week.
Rechtszaken
Elck wat wils
Zaterdag 25 October Tweede Blad
r r
Het komt herhaaldelijk voor, dat plaats- of
tijdgebrek ons beletten, onze lezers berichten,
beschouwingen, mededeehngen voor te leggen,
welke wel niet van wcreldschokkenden aard
zijn, welke niet onder het brandende, actueele
nieuws gerekend moeten worden dan natuur
lijk komen ze dadelijk in de courant maar
die meer van algeméenen aard zijn, ccn kijk op
menschen of toestanden in onze stad en omge
ving, in binnen cn buitenland geven, en die
menigeen wellicht meer interesseeren dan al
de „nieuwtjes" en de dagelijksche officiecle en
half officiecle mededeehngen".
We hebben daarom besloten al zulke lectuur
door de week te bewaren, te bewerken en er
Zaterdags het beste en meest belangwekkende
aan onze lezers voor te leggen.
Hieronder volgt het ccn cn ander.
De nieuwe armen.
De Daily Mail bi'eekt een lans voor de „new
poor", de nieuwe armen, de menschen die voor
den oorlog van vaste inkomens belragelijk kon
den leven en nu aldoor op hun uitgaven moeten
besnoeien, waardoor zij zich alle genoegens cn
ontspanning moeten ontzeggen of in zorgen zit
ten. Als voorbeeld noemt zij den romanschrijver
Philips Oppenheim, die nu, gelijk voor den
oorlog, £4000 inkomsten heeft. Vroeger moest
daar 440 aan belasting af en kon hij 750
in het jaar sparen, nu verslindt de inkomsten
belasting met opcenten elk jaar 1620 en zijn
de kosten van zijn huishouding met 80% ge
stegen.
In de gelukkige dagen van vroeger, zei Up-
nenheim, kon ik er een klein buitenhuisje op na
houden, een beetje jagen, af en toe Londen be
zoeken cn nog overleggen. Als ik op dezelfde
manier wilde leven als vroeger, zou ik in plaats
van elk jaar 750 over te leggen, 2000 meer
uitgeven dan mijn inkomen is.
De „nieuwe armen" kunnen hun inkomsten
niet vermeerderen. Als zij hun spaarduitjes
opmaken, staan zij op hun ouden dag voor het
bankroet. Zij moeten dus of hun huis verlaten
en onder andere omstandigheden een nieuw
leven beginnen of een ander land opzoeken,
„dat niet zoo gelukkig is geweest om een Euro-
pecschen oorlog tc winnen."
lot de categorie van de nieuwe armen behoo-
ren pensioen irekkenden en weduwen van
ambtenaren cn oiiiciereii, advokaten, schrijvers,
tooneelspt pro •.„a andere kunstenaars, dok
ters en gcegtéb'il-en.
De voornaams M middelen om te bezuinigen,
zijn voor de nieuwe armen goedkoopere huizen
(als die te krijgen zijn), minder bediening, goed-
lcooper onderwijs voor de kinderen, veel goed
koopere lilceren cn minder krachtig voedsel.
Maar er zijn 1111 aanwijzingen, zegt de Daily
Mail, dat de nieuwe armen niet verder bezuini
gen kunnen. Voor de arbeiders, zeggen zij,
zorgt de regeering, die beducht is voor hun
macht. De handelsstand kan voor zichzelf zor
gen. Maar de menschen van de vrije beroepen
en de gepensioneerden hebben niemand, die hun
belangen behartigt. Zij kunnen niet staken en
met dreigen en toch zijn zij er erger aan toe,
dan in de donkerste dagen van den oorlog
Lichamelijke sir af. Onlangs schreven wij
over de we'nschelijkheid, om in verband met de
toenemende straatschenderijen aan een politie
rechter het recht in te stellen degelijke ver
grepen aanstonds met een lijfkastijding te laten
bes; :i
..once pacdagoog Frans van Raalte,
sc ei deze week een serie artikelen over licha
melijke straf in het Handelsblad. In een die ar
tikelen trof ons de volgende beschouwing. Hij
Stelt de vraag
ls het wenschelijk de politie en ook de school
het recht tot tuchtiging te geven.?
Misschien is de vraag niet goed gesteld, want
uit niets blijkt, dat de politie en de school dat
recht niet per sé hebben. Geen van de wetten
zegt er iets over en alleen de instructies voor het
onderwijzend personeel verbieden in tal van
gemeenten het toepassen van lichamelijke straf.
Wat leert nu de practijk ten aanzien van de
gevolgen van deze verbodsbepalingen, b.v.
voor politieagenten In de eerste plaats heeft
het bekend zijn van de jeugd met het verbod
de verkeerde uitwerking, dat menige politie
agent overgeleverd is aan ondeugende jongens.
Een voorbeeld een jaar of vijftien geleden be
gaven zich te Arnhem veertien kinderen op het
zwakke ijs van de Louwersgracht, zeven van de
mi verdronken. Een politieagent, die
ongeluk er mee belast was, de kinderen
ai! het ijs te houden, werd geplaagd, doordat
troepje jongens telkens sarrend probeerde
zich op het ijs te begeven. Zoodra tic agent
een fikschen man, die vroeger jarenlang mare
chaussee geweest was, de kinderen naderde,
gingen ze een eindje verder het spelletje herha
len. Een onderwijzer, die het een poos ^had aan
gezien, greep den belhamel en gaf hem n afram
meling en hiermee was de zaak uit.
Als een der kinderen door het ijs gezakt en
verdronken was, zou de agent, die opdracht
had te zorgen dat geen kind op het ijs kwam,
er zeker niet goed zijn afgekomen. Misschien
had hij wel te hooren gekregen, dat hij, die des
tijds bij de oproeren in Friesland als maréchaus
see flink was opgetreden, nu nog niet tegen vier
of vijf kinderen opkon.
Had hij cle kinderen in handen gekregen,
dan had hij niets kunnen doenslaan was
hem verboden, den jongen naar een bureau
brengen niet mogelijk, want hij moest op zijn
post blijven (en dan het publiek als 'n kind
„opgebracht" wordt). Als de kinderen nu maar
niet wisten, dat slaan verboden is, dan zou de
vrees voor een pak slaag menigeen van katte-
kwaad of erger straatschenderij afhouden,
E11 hiermee zou nog wel niet de aard der kinderen
veranderd zijn, nraar er zou toch veel voorko
men worden.
De zaak is deze als een baldadige jongen
behoefte heeft een ruit kapot te maken, d^n
slaat hij die niet met zijn hand door, want hij
ziet in, dat hij zich daardoor ernstig wonden kan,
maar hij neemt een steen. Als een jongen, zou
weten, dat op het kapot gooien van een ruit
een pijnlijk pak slaag met even groote zekerheid
zou volgen als een ernstig gewonde hand op het
doorslaan van de ruit, dan zouden er zeker
minder ruiten kapot gegooid worden. En hierin
ligt een aanwijzing, dat de vrees voor een af
rammeling preventief kan werken. Wij bevelen
niet een systeem van slaan aan, wij willen geen
ruwheid of overheersching door den stok, even
min als we arsenicum als voedsel aanbevelen.
Maar in enkele gevallen geeft een medicus arse
nicum als geneesmiddel. Zoo moet het met li
chamelijke straf ook zijn aan zeer enkele pa
tiënten cn een zeer enkele maal.
Woningnood Ie Berlijn. Hoe sterk de wo
ningnood, die nog toe zal nemen door het in
beslag nemen der hotels voor de commissies van
toezicht, te Berlijn al gestegen is, blijkt uit het
V Een dame te Berlijn besloot, uit vrees dat ze
anders gedwongen inkwartiering zou
vrijwillig de twee kleinste kamers van hare uit
acht vertrekken bestaande woning te verhuren.
Zij ontvangt daarvoor nu 400 mark per maan
In een ander huis te Berlijn ftzijn drie zolder
kamers verhuurd voor 800 mark per maand.
In de hotels is het er al niet beter gesteld.
Daar heeft men de badkuipen in de badkamers
van beddegoed voorzien en die worden nu
even schreeuwend duur als de gewone hotel
kamers aan de logeergasten verhuurd 1
Het bloed kruipt, waar het niet gaan kan.
Men weet, dat de socialisten altijd hoog opgeven
van hun „internationale" gevoelens. Vaderland
en vaderlandsliefde, dat was alles maar larie.
De oorlog heeft ons anders geleerd op den dag
der oorlogsverklarid&lag de Internationale kapot.
Interessant is het kennis te nemen van een
verklaring van Oda Olberg, een zéér begaafde
socialistische schrijfster, Duitsche van geboorte,
maar sedert jaren in Italië gevestigd, gehuwd
met Giovanni Lerda, een Italiaansch sociaal-
demokraat. Zij heeft nu de oorlog voorbij is,
verklaard, dat zij zich aan sluit bij de Duitsche
meerderheidspartij
Gelijk men weet, zijn de z.g. Duitsche „meer
derheidssocialisten"degematigden, dieden Duit-
schen Staat zooveel mogelijk intact willen hou
den, tegenover de meer revolutionnaire meerder
heidspartij de „Onafhankelij ken"Oda Olberg
nu schreef o.m. het volgende:
,Waar ik thans waag een dergelijke beslis
sing te treffen, nadat ik in vijf jaren niets uit
mijn vaderland heb vernomen dat niet door
haat en eigenbelang was verwrongen en verminkt
ben ik mij er wel van bewust niet te handelen
op grond van nauwkeurige kennis van zaken
en daarmede ook geen lijnerf voor een program
te trekken. Aan mijn besüssing is ieder vonnis
vreemd. Ik zou niet eens willen zeggen, dat,
als ik den oorlogstijd in Duitschland zou hebben
moeten leven, ik mij aan de zijde van de meer
derheidspartij zou hebben geschaard. Ik weet
het niet. De oorlog heeft aangetoond, hoe
uiterst weinig wij nog over ons zeiven weten.
Dit eene wéét ik zeker wel, omdat ik niet
eene onmiddellijke harstochtelijke zekerheid
in de harde oorlogsjaren heb ondervonden,
dat het gevoel van saamhoorigheid tot het eigen
land en tot het eigen volk mij eigen is als een
onafhankelijk deel van mijn persoonlijkheid.
Dat het vaderland in nood, ieder gevoel van
internationale gemeenschap in nevelachtige
verte deed verbleeken, zooals ik het ook thans
nog voel en weet,dat iedere krenking, verdruk
king en kneveling van een volk zijn nationaal
gevoel moet doen stijgen tot fanatisme toe en
dat een werkelijk in de harten wortelende
internationale gemeenschap, alleen op den
bodem van het verstaan en de achting van iedere
nationaliteit zich vormen kan, nooit echter
kan uitgaan van het niet- verstaan en niet
achten van eigen volksgemeenschap.
Ik zal van niemand, zeker niet mijne vrienden
van den vroegeren linkervleugel der partij,
den goeden wil en de ondubbelzinnige bedoe
lingen in twijfel trekken, maar vergeten kan ik
het toch niet, dat de vijanden van ons volk de
woorden en de daden van de Onaf hankelij ken
tegen Duitschland hebben kunnen gebruiken in
de moeilijkste oogenblikken voor ons land. Ik
kan diegenen, die aan het ideaal van inter
nationalisme gelooven en dit tevens hooger
stellen dan de liefde tot het eigen volk achten,
met hen meevoelen kan ik niet.
Wie den oorlog in den vreemde heeft door
leefd, waar haat en gif dag in dag uit den naam
van ons volk in den modder sleurde, voor die
hebben de woorden vaderland en vaderlansche
bodem een bizonderen klank moeten krijgen.
De kracht der gemeenschap. Dr. Eyrij,
benoemd tot hoofdleëreaar in de nederlansche
taal en letterkundige aan Londensche Univer
siteit zeide dezer dagen in zijn openingsrede
deze. merkwaardige woorden
Nederland is een klein, land doch beschavin
gen worden niet gemeten volgens het aantal
menschen waar zij op berusten. Het is vreemd
om te bedenken, dat de bevolking van dit
groote Londen alleen die van heel Nederland
overtreft. En toch. vormen de zeven millioen
Londenaars niets dan een groote menigte, die
weinig kan doen om haar eigen leven teher-
nieuwen, maar die een onevenredig groot gedeel
te van de levende krachten der Britsche bevol
king opslorpt, terwijl de Nederlanders, met
hun zes millioen zielen, een volledige natie
vormen, met een sterk en volkomen eigen ka
rakter, met een geschiedenis, met eigen reli-
gieuse organisaties, met een letterkunde en een
kunst, met schoone en krachtige tradities
van geleerdheid, kortom, met alle distinctieve
eigenschappen die een nationaliteit uitmaken, en
met al de verscheidenheid die een sterk en ge
zond nationaal bestaan medebrengt.
Een beeld van ex-Keizer Wilhelm. Dage
lijks bijna verschijnen er „memoires van ge
wezen ministers en diplomaten, die nu
niets meer te doen hebben, en hun herinne
ringen op schrijven. Bij deze gelegenheid
worden vaak de staf gebroken over koningen
en keizers, die in den goeden tijd werden ge
vleid en gediend, Zoo heeft Keizer Wilhelm
in dergelijke publicaties al menige veer moeten
moeten laten. Ook graaf Czemin, de gewezen
Oostenrijksche Hongaarsche minister van
van Buitenlansche zaken heeft zijn herinnerin
gen gepubliceerd en ook over ex Keizer Wil
helm geschreven.
En al vertelt hij niet veel nieuws, het reeds
bekende geeft hij in zoo'n juisten en raken
vorm, zoo, naar onze opvatting volkomen
in overeenstemming met de waarheid, dat wij
er enkele gedeelten uit citeeren wllen,
Na een inleiding, waarin Czernin zegt, dat
toch alle monarchen behoorden te begrijpen,
dat het volk niet van hen houdt, dat zij het volk
onverschillig zijn,beter een goede republiek
dan een zeer slechte monarchie
dat er geen verlaat is op de trouw der onder
danen," die niet trouw willen zijn, alleen maar
tevreden, en die dus de vorst alleen maar dul
den zoolang de omstandigheden tot tevreden
heid reden geven, schrijft hij
„Ik geloof niet, dat er een regent geweest is
met een beteren wil bezield dan keizer Wilhelm.
Hij leefde alleen voor zijn beroep so wie er
ihn. auffasste zijn geheele denken en streven
draaide om den Duitschen pool. Familie, ver-
strooing, genoegen, alles stelde hij achter bij
het eene denkbeeld, het Duitsche volk groot en
en gelukkig te maken en te houden. En indien
de goede wil voldoende ware om groote dingen
te volbrengen, dan zou keizer Wilhelm veel ge
presteerd hebben. Van den beginne af is hij ver
keerd begrepen. Hij hield redevoeringen, sprak
oordeelvellingen, maakte gebaren, waarmee hij
niet alleen den toehoorder, doch de geheele
wereld voor zich wilde winnen. Maar hij stiet
daarmee vaak af. Nooit is hij tot het juiste be
wustzijn van het werkelijke effect zijner hande
lingen gekomen, omdat hij niet alleen door zijn
omgeving, doch door het geheele volk syste
matisch, op een dwaalspoor is gebracht. Hoe
vele millioenen, die hem nu verwenschingen,
naar het hoofd slingeren, konden niet diep genoeg
bukken, toen hij oog verscheen in den glans
van zijn heerlijkheid I Hoe velen voelden zich
gelukkig, als de keizer hen maar aankeek. En
deze allen beseffen nog niet, dat zij zelf er
schuld aan zijn den Keizer een wereld voor
oogen gevoerd te hebben die nooit heeft bestaan
en hen in een richting gedreven te hebben
waarin hij anders nooit zou gekomen zijn.
Niet kan ontkend worden, dat het karakter
van Wilhelm II voor deze Duitsche eigenaar
dig he id zeer toegankelijk _was."
Graaf Czernin zag den Keizer in cle Deroemde
Novemberdagen van 1908, toen de storm
woedde naar aanleiding van het Daily Tele
graph-interview. Czernin zag, dat de critiek,
in den Rijksdag en vooral het optreden van von
Büllow grooten indruk op den keizer maak
ten. Ik had het gevoel in Wilhelm II een mensch
te ontmoeten, die met van schrik opengesperde
oogen voor de eerste maal in zijn leven de we
reld ziet, zooals zê werkelijk ziét, zooals ze wer
kelijk is. Hij zag aan den horizon de brutale
werkelijkheid oprijzen, die hem een leelijk mom
leek. Misschien voor de eerste maal in zijn leven
voelde hij een zacht beven onder zijn voeten
van zijn troon. Hij heeft deze les te vlug verge
ten. Indien het volk den keizer vaker zoo
hard had aangepakt, dan zou het hem genezen
hebben."
Graaf Czernin vertelt dan nog een aardige
bijzonderheid. Toevallig was hij er getuige van
hoe in een volle stationswachtzaal de menschen
zich erg warm maakten over dit interwiev
en een man op een tafel ging staan om een rede
voering te houden tegen den keizer, woorden
die ingang vonden bij de „bijna revolutionaire"
menigte.Czemin vertelde deze episode aan hee-
ren uit de omgeving des keizers. Die hem vroe
gen er toch den keizer zelf geen woord van te
zeggen. Een alleen durfde te verklaren dat men
den keizer zoo iets niet verzwijgen macht en hij
zou die onaangename taak op zich nemen.
„Dit incident is een symptoom. De wensch
den keizer al het onaangename, elke critiek
te besparen, hem steeds te prijzen en op te
hemelen, nooit te toonen dat hij ook gelaakt
werd, dit systematische kweeken van de Kei
zerlijke Godgelijkheidniet ingegeven door
liefde tot den persoon of een dynastieke over
weging, doch door den egoïstischen wensch
om zelf niet in het gedrang te komen
deze ongezonde en onmannelijke toestand
moest op den duur werken als een verslap
pend gif op lichaam en geest. Keizer Wilhelm
heeft het zijn omgeving niet steeds gemakke
lijk gemaakt open en waar te zijn. Maar toch is
het juist, dat de verslappende atmosfeer, waar-
-waarin hij leefde, de eerste en laatste oorzaak
geweest is van al het kwaad aan het hof."
Sdioliereuralen. M©n ken# dp arbeiders--
raden pa dp soMatenrndjen, men kent pok tip.
twee gecombineerd in dp beropmdp prsoi-
rnden. Het is nu juist een jaar geieapn uijm
dat d.-eze nieuwste vinaiag op, maptecnap-
peijjk en. .economisch gefaied zoo'n beetje
iurorp begon té maken. Alles .begon te droo-
men van „raden".; dp boeren wilde boeren-
raiden, dp studenten stude-ntenradlpn, men
had fabrieksraden, scheepsraden en dat a-lles
zette de krijgsraden verre en verre in de
schaduw. Loo droomde men van „raden"
dat dje wereld,, bijkans radeloos werdj, want
dat er niet veer raad; geschaft .werd door
al die radpn blijkt wel hieruit dat thans
bijna niemand meer, aan „rad,en" denkt.
Intusschen hier, ter, stede hot nieuwste
het crème de la crème, door niemand min
der, verkondigd dan ripor Dr. Gunning, uit
Amsterdam, op, een vergadering van de
Haarlemsche Handelsvereeniging. in tegen
woordigheid van een aanzienlijk aantalleeiv
lingen en enkele leeraren der Middelbare
Scholen A Aanwezig waren mej. Pariet, direc
trice der, Jdeisjes-H. B. S- en de heeren dr.
Spoelder, rector van. het Gymnasium, Van
Mourik', Broekman, directeur. Ie H. B. S.
met 5-j. cursus, v. ft. Ley, directeur der
Rijks Kweekschool, iVerkruysein, directeur
School van Kunstambachten, Borggreve en
Ten Have, ©ere-leden d.er II.H.V. De heé-
f&n mr. iBruch, wethouder van onderwijs,
dr. Byorgman, directeur der Hoogere Han
delsschool en v. Dorp, rector'van het Clf.
Lyceum, waren door familie-omstandigheden
verhinderd te kotnen.
Genoemde heer, Dr. Gunning bepleitte daar
oprichting van scholierenraden, juist onge
veer in den vorm -en den geest van de be
ruchte soldaten, arbeiders en malrozenraden
Uit elke klas wordt een afgevaardigde be
noemd. De verzameling van die afgevaar
digden vormt den scholierenraad, idiat dan
als klachtenbureau fungeert, en wy twijfe
len er niet aan, weldra ook' als rechtbank
over strenge leeraren en opperste arbiter
over opgelegd huiswerk en lessoorten.
Gelukkig vindt de dwaasheid hier ter steldle
eon ondankbaar veld om wortel te schieten
Directeuren noch leerlingen willen er aan
omdat die ra/don h.i. niet moodig zijn om
den goedpn geest tusschen directeur, leer
aren en leerlingen te handhaven. Wij weten'
dat maar al te goed met het voorbeeld van
de Haarlemsche H. B. S. en het Haarlem
sche .Gymnasium voor oogen, waar de ver
standhouding meer dan goed is.
Wij zijn gelukkig dat die revoluitibnair-
mili taf rist ische geest hier geen invloed hjeeft
Maar hoe dat een ernstig man, een peda
goog, oen opvoeder, een Dr."' nog wel zul
ke onzin kan propageeren ia ons nuchter.
Holland, is ons een raadsel.
.Verbeeldt a een scholierenraad .waarvoor
een leerling ,uit de hoogste klas, een 18,
20-jarige dus moet verschijnen, en waarM
zitting heeft pen 12.jarige knaap 1 Dat is
te dwaasl
Medezeggingschap. van de leerlingen qp
dein gang van zaken kan tot tjp zekere
hoogte goed gijn, Maar uit zuiver peda
gogisch oogpunt, laat staan dan uit gods
dienstig oogpunt i3 deze Bo 1 sjewdsch tisefie
instelling absoluut te veroordeelen.
Wij gelooven dat de verkiezing tot af
gevaardigde in den raad en het feit dlat
een leerling zich in den Raad moet ver,
antwoorden zoo d.eprineerend op den een
en bLajé op den ander moet werken dat
uit pedagogisch oogpunt het idee abscduut
verwerpelijk' is. Nog niet gesproken dan
van den „Russischen" geest die een scho
lierenraad kweekt. j l j 1 i
Herstel pener rechterlijke dwaling.
Wij deelden indertijd de invrijhéidssteUing
van den 21-jarigen machinist M. J. Wessel, die
door de vacantiekamer der Amsterdamsche
rechtbank onschuldig was veroorddeeld tot
vier jaar gevangenisstraf. Hij was beschuldigd
van poging tot diefstal met geweldpleging ten
huize van mevrouw De Vriendt-De Boer aar.
de Nieuwe Achtergracht en had reeds eenigen
tijd in de gevangenis doorgebracht, toen_zick
als werkelijke dader bij de justitie bekend maak
te de 18-jarige koopman Th. van der Starre, die
daarmede de steeds volgehouden onschuld van
Wessels bevestigde.
Behalve tegen van der Starre, werd toen
eveneens rechtsingang verleend tegen de 17-
jarige dienstbode W. C. van Leéuwen, ver
dacht van meineed.
Zij zou in de strafzaak tegen Wessels, als
getuige opzettelijk ten nadeele van den be
klaagde, de navolgende valsche verklaringen
onder eede hebben afgelegd
dat zij Wessels in de gang van de woning
van Louis de* Vriendt zag staan
dat hij een blauw gekleurd Engelsch hemd
droeg en geen schoenen aande voeten had
dat hij (Wessels) het jasje en de schoenen
in de hand droeg
dat hij een blonde pruik op het hoofd droeg
en daarop len pet
dat hij schoenen en jas vermeld in de keuken
legde
dat zij- Wessels uit de woning van getuige De
Boer zag komen en de trap afsnellen.
Deze beide zaken werden door de zesde ka
mer der rechtbank behandeld.
Het eerste staat van der Starre terecht.
Beklaagde bekent. Hij had afgesproken met
de dienstbode Wilhelmina van Leeuwen. De3
morgens had hij nog met haar getelefoneerd
dat het goed was dat hij kwam. Hij vond de
woningdeur open.
Toen hij in het huis was, heeft hij zijn schoenen
en jas uitgetrokken om minder leven te maken,
op zijn tocht door" het huis heeft hij een gum
mistok meegenomen om zich zoo mogelijk te
kunnen verdedigen. De dienstbode Wilhelmina
van Leeuwen was intusschen uitgegaan. Hij
kwam haar tegen op de derde verdieping.
Toen hij een kamer wilde binnengaan ontmoet
te hij een dame (mevrouw de Vriendt). Hij gaf
deze dame een slag met de gummistok op het
hoofd. Bekl. ontkent dat hij haar bij de keel
heeft gegrepen.
Blootshoofd en zonder schoenen en jas is
hij het huis uitgevlucht.
Bekl. bekende van Wilhelmina v. Leeuwen
den vorigen dag een revolver gekregen te heb
ben. Wat daar de bedoeling van was kon bekl.
niet verklaren.
De officiqf van Justitie mr. Van Heynsber-
gen vraagt of de kleeren aanwezig ter terecht
zitting van bekl. zijn.
Bekl. bevestigt dit.
„Is dat waar vraagt de officier met na
druk. Uw moeder heeft ze niet herkend.
BeklaagdeZe zijn van mij.
Heeft Wessels, die eerst terecht heeft gestaan
niets met deze zaak te maken vraagt den
president.
Beklaagde Ik ken hem niethij heeft niets
met de zaak te maken.
De grootmoeder van Wilhelmina v. Leeuwen
als getuige gehoord is moeilijk te verstaan.
Zij heeft geweten van de inbraak.
Er zou van een waarde van 600 gestolen
kunnen worden, was haar gezegd.
Volgens beklaagde heeft deze getuige hem
de kaart gelegd en toen heeft- zij hem gezegd
dat de politie hem niet zou schaden.
Mevrouw De Vriendt zegt, dat zij toen zij
nog te bed lag gehoord heeft, dat er getele
foneerd is. De dienstbode Wilhelmina van
TREKJES CiX.
Eenvoudig verhaaltje.
In het begin had ie er wel wat tegenop
gezien, maar toen de dag van onder-de-
wapenen-komen aanbrak ging ie toch wel
gemoed op weg.
Vader liep 'n eindje mee en moeder bleef
'm aan de deur na-wuiven.
In 't kleine rieten latch je had ze nog gauw
wat versnaperingen gestopt'n zakje sigaren
en 'n pakje tabak ook nog...,.
„Nou, jan" had ze bij 't vertrek ge
zegd ,,je schrijft maar gauw waar je bent
aangeland.... Dat je trouw je plichten
lll°et blijven waarnemen hoef 'k je eigenlijk
Édtu ecns |-e zeggenkenne we je te
VoorF' moet maar dii'ect lid wor-
Vau de Miiitaireu-vereeniging, dat ver-
ij °g eris en daar ben je goed bezorgd."
To moeder, dat komt in orde hoor."
n n™,Ü<ïg 11 haastige, extra handdruk en
jT'n 0t hoor 1"
hu 1 sw et-"'i1 UUlt^eiator wandelde vader weer
y„ 1' j'V",, 11 buurman liep met 'm
1 ac'dea t er over, dat 't wel jammer
«us un u maand of Zes achtereeu 'n flinke
kracht m je bedrijf te moeten missen.....
nuaar aai 1 toch ook weer niet slecht was
voor den jongen zelf.Zoo altijd bij vader
en moeder thuis deugde nietIn dienst
leerden ze orde, regel en ontzagdeden
wat meer menschenkennis op., s» thuis
namen de jongelui 't leven wel 's wat te ge
makkelijk.
Nou, ja, natuurlijk...,. aan de „dienst
waren wel gevaren verbondendat was
nou eenmaal niet anders.maar 'n jon
gen met 'n karakter als hijdaar hoefde
je zoo bang niet voor te zijnDie in dienst
slecht werden hadden vroeger ook al niet
vast in hun schoenen gestaan...,. K011 je
gerust van op an.
„Nou, gedag-buurman 1"
;,Eet ze 1"
Jan werd ingedeeld bij 't „^ooveelste"
regiment in de hoofdstad van 'n provincie
en viel plots van z'n eenvoudige dorps
bedoening in 't woelige kazerne- en stads
leven.
Hij kon z'n oogen en ooren haast niet
gelooven, zooveel gemeenheid en liederlijk
heid als hij te zien en te hooren kreeg op
eens.
O, jaer waren wel jongens bij zooals
hij zelf, fatsoenlijk en correct in alles....
maar, ach zoo'n klein gedeelte.
Verbeel je, als ie dat 's allemaal naar huis
schreefmoeder zou d'r eigen 'n onge-
uk schrikken.
Op den eersteu ochtend was ie al wakker
geworden in 'n geratel van vloeken eu vuile
taal.
En zoo was 't bijrfa aen geheeleu dag door
geweest.
Maar spoedig was t gegaan zooals met
vele dingen.... hij wende er aan.
'n Paar weken later begon ie 't al niet
meer zoo erg te vinden en deed er al zoo'n
beetje aan meeeerst nog jVat aarze
lendlater meer vrij en brutaal
Direct was ie volgens afspraak van thuis
lid geworden van de Roomsche Militairen-
vereeniging en had daar al verscheidene
prettige avonden doorgebracht.
Maar toen de kameraads er lucht van
kregen begonnen ze 'm er op allerlei manie
ren mee te treiteren.... en vaak was hij,
met nog 'n paar anderen, 't mikpunt van
gemeene kwinkslagen en schunnige toespe
lingen op 't lieilzanie vereenigingsleven der
Katholieke militairen.
Met hun klein troepje waren ze niet op
gewassen tegen die groote bende van vuil-
pratersen maar al te dikwijls bleken
ze de eigenschap van goed te antwoorden
te missen....
Zoo kwam 't, dat hij op zekeren avond
0111 't vervelende gesar _eu. het lange aan
houden der „kameraads" de militairen-1
vereeniging verzuimde en met hen mee ging.
Er werden verschillende draukgelegenheden
bekocht.
De ouders waren geen kwaad-meenende
christenmenschen. Maardie suffe slof
heid. die onnoozele onnadenkendheid
Ze dachten er niet aan, dat het wel eens
verkeerd zou kunnen loopen met Jan...,,
ze hadden 'm nooit anders gekend, dan
goed, degelijk en godsdienstig....
Dachten er ook niet aan, dat zij, verant
woordelijke ouders, ook nu nogneen,
zelfs nu nog veel meer voor htm zoon moes
ten wakenDat veel jonge mannen, die
groen in dienst gingen, er beschimmeld uit
kwamen Dat ook in de militaire sa
menleving het vreeselijke verband tusschen
alcohol eu sexueele losbandigheid niet ont
brak.
Dachten er ook met aan, om in hun brie
ven nog eens 'n hartig woordje te schrijven
over iets anders, dan de gewone nieuwtjes.
Het bleef bij de gebruikelijke mededeelingen,
dat allen gezond warenen van een der
koeien, die ziek was geweest.... en van
kleine Mientje, die d'r eigen 'n bult had ge
vallenen dat vader 'n bril moest gaan
dragenen dat moeder weer nieuwe
sokkeu voor 'm aan 't breien was.
Als ie met de verlofdagen naar huis kwam
werd 'r zoo wel 's terloops gevraagd, hoe 't
ging in de militairen-vereeniging en zoo.
Dat ie z'n plichten niet verzuimde sprak
natuurlijk vanzelf.
Luchtig-vroolijk praatte hij er dan over
heendat ze heuscb niet bane voor 'm
behoefden te zijn.... dat ie wel wist wat
het soldaten-leven was, enzoovoorts.en-
zoovoorts
Dat eerste avondje van „gewoon uitgaan"
was 'm toch wel bevallen.'n leuk clubje
had ie getroffen
Nou, jabepaald „fijn" was 't er wel
niet naar toegegaan, maar 't miliciens leven
was nou eenmaal zoo.kon je niks an doen.
Zoo ging 't met Jan al „verder en verder".
Er kwamen avonden, waarop ie be
schonken de wacht „voorbij-geloodsd" moest
worden.
Het bezoeken der kroegen, werd gevolgd
door het bezoeken van andere huizen, waarin
de meesten niet nuchter binnentreden.
Veelt valt er niet meer te vertellen.
Jan kwam terecht in t hospitaal...in n
zaal waar „de gevallen" werden behandeld.
Na 'n week of drie hadden ze 'm weerzoowat
„opgeknapt".
Maar 'n paar andere dingen bleven er nog
over. Die niet „opgeknapt" konden worden,
'n Aan flarden getrokken kleed.
De gewetenswroeging van 'n vJfcler.
En 'n gebroken moederhart.
N.
- -| - 1-| - -ïri'Mii .11 1 11 MIMMIM.
1 ~l
&3§§&iilb±i*