TOME IIIIL Kroniek van de Week. Rechtszaken Elck wat wils Zaterdag 25 October Tweede Blad r r Het komt herhaaldelijk voor, dat plaats- of tijdgebrek ons beletten, onze lezers berichten, beschouwingen, mededeehngen voor te leggen, welke wel niet van wcreldschokkenden aard zijn, welke niet onder het brandende, actueele nieuws gerekend moeten worden dan natuur lijk komen ze dadelijk in de courant maar die meer van algeméenen aard zijn, ccn kijk op menschen of toestanden in onze stad en omge ving, in binnen cn buitenland geven, en die menigeen wellicht meer interesseeren dan al de „nieuwtjes" en de dagelijksche officiecle en half officiecle mededeehngen". We hebben daarom besloten al zulke lectuur door de week te bewaren, te bewerken en er Zaterdags het beste en meest belangwekkende aan onze lezers voor te leggen. Hieronder volgt het ccn cn ander. De nieuwe armen. De Daily Mail bi'eekt een lans voor de „new poor", de nieuwe armen, de menschen die voor den oorlog van vaste inkomens belragelijk kon den leven en nu aldoor op hun uitgaven moeten besnoeien, waardoor zij zich alle genoegens cn ontspanning moeten ontzeggen of in zorgen zit ten. Als voorbeeld noemt zij den romanschrijver Philips Oppenheim, die nu, gelijk voor den oorlog, £4000 inkomsten heeft. Vroeger moest daar 440 aan belasting af en kon hij 750 in het jaar sparen, nu verslindt de inkomsten belasting met opcenten elk jaar 1620 en zijn de kosten van zijn huishouding met 80% ge stegen. In de gelukkige dagen van vroeger, zei Up- nenheim, kon ik er een klein buitenhuisje op na houden, een beetje jagen, af en toe Londen be zoeken cn nog overleggen. Als ik op dezelfde manier wilde leven als vroeger, zou ik in plaats van elk jaar 750 over te leggen, 2000 meer uitgeven dan mijn inkomen is. De „nieuwe armen" kunnen hun inkomsten niet vermeerderen. Als zij hun spaarduitjes opmaken, staan zij op hun ouden dag voor het bankroet. Zij moeten dus of hun huis verlaten en onder andere omstandigheden een nieuw leven beginnen of een ander land opzoeken, „dat niet zoo gelukkig is geweest om een Euro- pecschen oorlog tc winnen." lot de categorie van de nieuwe armen behoo- ren pensioen irekkenden en weduwen van ambtenaren cn oiiiciereii, advokaten, schrijvers, tooneelspt pro •.„a andere kunstenaars, dok ters en gcegtéb'il-en. De voornaams M middelen om te bezuinigen, zijn voor de nieuwe armen goedkoopere huizen (als die te krijgen zijn), minder bediening, goed- lcooper onderwijs voor de kinderen, veel goed koopere lilceren cn minder krachtig voedsel. Maar er zijn 1111 aanwijzingen, zegt de Daily Mail, dat de nieuwe armen niet verder bezuini gen kunnen. Voor de arbeiders, zeggen zij, zorgt de regeering, die beducht is voor hun macht. De handelsstand kan voor zichzelf zor gen. Maar de menschen van de vrije beroepen en de gepensioneerden hebben niemand, die hun belangen behartigt. Zij kunnen niet staken en met dreigen en toch zijn zij er erger aan toe, dan in de donkerste dagen van den oorlog Lichamelijke sir af. Onlangs schreven wij over de we'nschelijkheid, om in verband met de toenemende straatschenderijen aan een politie rechter het recht in te stellen degelijke ver grepen aanstonds met een lijfkastijding te laten bes; :i ..once pacdagoog Frans van Raalte, sc ei deze week een serie artikelen over licha melijke straf in het Handelsblad. In een die ar tikelen trof ons de volgende beschouwing. Hij Stelt de vraag ls het wenschelijk de politie en ook de school het recht tot tuchtiging te geven.? Misschien is de vraag niet goed gesteld, want uit niets blijkt, dat de politie en de school dat recht niet per sé hebben. Geen van de wetten zegt er iets over en alleen de instructies voor het onderwijzend personeel verbieden in tal van gemeenten het toepassen van lichamelijke straf. Wat leert nu de practijk ten aanzien van de gevolgen van deze verbodsbepalingen, b.v. voor politieagenten In de eerste plaats heeft het bekend zijn van de jeugd met het verbod de verkeerde uitwerking, dat menige politie agent overgeleverd is aan ondeugende jongens. Een voorbeeld een jaar of vijftien geleden be gaven zich te Arnhem veertien kinderen op het zwakke ijs van de Louwersgracht, zeven van de mi verdronken. Een politieagent, die ongeluk er mee belast was, de kinderen ai! het ijs te houden, werd geplaagd, doordat troepje jongens telkens sarrend probeerde zich op het ijs te begeven. Zoodra tic agent een fikschen man, die vroeger jarenlang mare chaussee geweest was, de kinderen naderde, gingen ze een eindje verder het spelletje herha len. Een onderwijzer, die het een poos ^had aan gezien, greep den belhamel en gaf hem n afram meling en hiermee was de zaak uit. Als een der kinderen door het ijs gezakt en verdronken was, zou de agent, die opdracht had te zorgen dat geen kind op het ijs kwam, er zeker niet goed zijn afgekomen. Misschien had hij wel te hooren gekregen, dat hij, die des tijds bij de oproeren in Friesland als maréchaus see flink was opgetreden, nu nog niet tegen vier of vijf kinderen opkon. Had hij cle kinderen in handen gekregen, dan had hij niets kunnen doenslaan was hem verboden, den jongen naar een bureau brengen niet mogelijk, want hij moest op zijn post blijven (en dan het publiek als 'n kind „opgebracht" wordt). Als de kinderen nu maar niet wisten, dat slaan verboden is, dan zou de vrees voor een pak slaag menigeen van katte- kwaad of erger straatschenderij afhouden, E11 hiermee zou nog wel niet de aard der kinderen veranderd zijn, nraar er zou toch veel voorko men worden. De zaak is deze als een baldadige jongen behoefte heeft een ruit kapot te maken, d^n slaat hij die niet met zijn hand door, want hij ziet in, dat hij zich daardoor ernstig wonden kan, maar hij neemt een steen. Als een jongen, zou weten, dat op het kapot gooien van een ruit een pijnlijk pak slaag met even groote zekerheid zou volgen als een ernstig gewonde hand op het doorslaan van de ruit, dan zouden er zeker minder ruiten kapot gegooid worden. En hierin ligt een aanwijzing, dat de vrees voor een af rammeling preventief kan werken. Wij bevelen niet een systeem van slaan aan, wij willen geen ruwheid of overheersching door den stok, even min als we arsenicum als voedsel aanbevelen. Maar in enkele gevallen geeft een medicus arse nicum als geneesmiddel. Zoo moet het met li chamelijke straf ook zijn aan zeer enkele pa tiënten cn een zeer enkele maal. Woningnood Ie Berlijn. Hoe sterk de wo ningnood, die nog toe zal nemen door het in beslag nemen der hotels voor de commissies van toezicht, te Berlijn al gestegen is, blijkt uit het V Een dame te Berlijn besloot, uit vrees dat ze anders gedwongen inkwartiering zou vrijwillig de twee kleinste kamers van hare uit acht vertrekken bestaande woning te verhuren. Zij ontvangt daarvoor nu 400 mark per maan In een ander huis te Berlijn ftzijn drie zolder kamers verhuurd voor 800 mark per maand. In de hotels is het er al niet beter gesteld. Daar heeft men de badkuipen in de badkamers van beddegoed voorzien en die worden nu even schreeuwend duur als de gewone hotel kamers aan de logeergasten verhuurd 1 Het bloed kruipt, waar het niet gaan kan. Men weet, dat de socialisten altijd hoog opgeven van hun „internationale" gevoelens. Vaderland en vaderlandsliefde, dat was alles maar larie. De oorlog heeft ons anders geleerd op den dag der oorlogsverklarid&lag de Internationale kapot. Interessant is het kennis te nemen van een verklaring van Oda Olberg, een zéér begaafde socialistische schrijfster, Duitsche van geboorte, maar sedert jaren in Italië gevestigd, gehuwd met Giovanni Lerda, een Italiaansch sociaal- demokraat. Zij heeft nu de oorlog voorbij is, verklaard, dat zij zich aan sluit bij de Duitsche meerderheidspartij Gelijk men weet, zijn de z.g. Duitsche „meer derheidssocialisten"degematigden, dieden Duit- schen Staat zooveel mogelijk intact willen hou den, tegenover de meer revolutionnaire meerder heidspartij de „Onafhankelij ken"Oda Olberg nu schreef o.m. het volgende: ,Waar ik thans waag een dergelijke beslis sing te treffen, nadat ik in vijf jaren niets uit mijn vaderland heb vernomen dat niet door haat en eigenbelang was verwrongen en verminkt ben ik mij er wel van bewust niet te handelen op grond van nauwkeurige kennis van zaken en daarmede ook geen lijnerf voor een program te trekken. Aan mijn besüssing is ieder vonnis vreemd. Ik zou niet eens willen zeggen, dat, als ik den oorlogstijd in Duitschland zou hebben moeten leven, ik mij aan de zijde van de meer derheidspartij zou hebben geschaard. Ik weet het niet. De oorlog heeft aangetoond, hoe uiterst weinig wij nog over ons zeiven weten. Dit eene wéét ik zeker wel, omdat ik niet eene onmiddellijke harstochtelijke zekerheid in de harde oorlogsjaren heb ondervonden, dat het gevoel van saamhoorigheid tot het eigen land en tot het eigen volk mij eigen is als een onafhankelijk deel van mijn persoonlijkheid. Dat het vaderland in nood, ieder gevoel van internationale gemeenschap in nevelachtige verte deed verbleeken, zooals ik het ook thans nog voel en weet,dat iedere krenking, verdruk king en kneveling van een volk zijn nationaal gevoel moet doen stijgen tot fanatisme toe en dat een werkelijk in de harten wortelende internationale gemeenschap, alleen op den bodem van het verstaan en de achting van iedere nationaliteit zich vormen kan, nooit echter kan uitgaan van het niet- verstaan en niet achten van eigen volksgemeenschap. Ik zal van niemand, zeker niet mijne vrienden van den vroegeren linkervleugel der partij, den goeden wil en de ondubbelzinnige bedoe lingen in twijfel trekken, maar vergeten kan ik het toch niet, dat de vijanden van ons volk de woorden en de daden van de Onaf hankelij ken tegen Duitschland hebben kunnen gebruiken in de moeilijkste oogenblikken voor ons land. Ik kan diegenen, die aan het ideaal van inter nationalisme gelooven en dit tevens hooger stellen dan de liefde tot het eigen volk achten, met hen meevoelen kan ik niet. Wie den oorlog in den vreemde heeft door leefd, waar haat en gif dag in dag uit den naam van ons volk in den modder sleurde, voor die hebben de woorden vaderland en vaderlansche bodem een bizonderen klank moeten krijgen. De kracht der gemeenschap. Dr. Eyrij, benoemd tot hoofdleëreaar in de nederlansche taal en letterkundige aan Londensche Univer siteit zeide dezer dagen in zijn openingsrede deze. merkwaardige woorden Nederland is een klein, land doch beschavin gen worden niet gemeten volgens het aantal menschen waar zij op berusten. Het is vreemd om te bedenken, dat de bevolking van dit groote Londen alleen die van heel Nederland overtreft. En toch. vormen de zeven millioen Londenaars niets dan een groote menigte, die weinig kan doen om haar eigen leven teher- nieuwen, maar die een onevenredig groot gedeel te van de levende krachten der Britsche bevol king opslorpt, terwijl de Nederlanders, met hun zes millioen zielen, een volledige natie vormen, met een sterk en volkomen eigen ka rakter, met een geschiedenis, met eigen reli- gieuse organisaties, met een letterkunde en een kunst, met schoone en krachtige tradities van geleerdheid, kortom, met alle distinctieve eigenschappen die een nationaliteit uitmaken, en met al de verscheidenheid die een sterk en ge zond nationaal bestaan medebrengt. Een beeld van ex-Keizer Wilhelm. Dage lijks bijna verschijnen er „memoires van ge wezen ministers en diplomaten, die nu niets meer te doen hebben, en hun herinne ringen op schrijven. Bij deze gelegenheid worden vaak de staf gebroken over koningen en keizers, die in den goeden tijd werden ge vleid en gediend, Zoo heeft Keizer Wilhelm in dergelijke publicaties al menige veer moeten moeten laten. Ook graaf Czemin, de gewezen Oostenrijksche Hongaarsche minister van van Buitenlansche zaken heeft zijn herinnerin gen gepubliceerd en ook over ex Keizer Wil helm geschreven. En al vertelt hij niet veel nieuws, het reeds bekende geeft hij in zoo'n juisten en raken vorm, zoo, naar onze opvatting volkomen in overeenstemming met de waarheid, dat wij er enkele gedeelten uit citeeren wllen, Na een inleiding, waarin Czernin zegt, dat toch alle monarchen behoorden te begrijpen, dat het volk niet van hen houdt, dat zij het volk onverschillig zijn,beter een goede republiek dan een zeer slechte monarchie dat er geen verlaat is op de trouw der onder danen," die niet trouw willen zijn, alleen maar tevreden, en die dus de vorst alleen maar dul den zoolang de omstandigheden tot tevreden heid reden geven, schrijft hij „Ik geloof niet, dat er een regent geweest is met een beteren wil bezield dan keizer Wilhelm. Hij leefde alleen voor zijn beroep so wie er ihn. auffasste zijn geheele denken en streven draaide om den Duitschen pool. Familie, ver- strooing, genoegen, alles stelde hij achter bij het eene denkbeeld, het Duitsche volk groot en en gelukkig te maken en te houden. En indien de goede wil voldoende ware om groote dingen te volbrengen, dan zou keizer Wilhelm veel ge presteerd hebben. Van den beginne af is hij ver keerd begrepen. Hij hield redevoeringen, sprak oordeelvellingen, maakte gebaren, waarmee hij niet alleen den toehoorder, doch de geheele wereld voor zich wilde winnen. Maar hij stiet daarmee vaak af. Nooit is hij tot het juiste be wustzijn van het werkelijke effect zijner hande lingen gekomen, omdat hij niet alleen door zijn omgeving, doch door het geheele volk syste matisch, op een dwaalspoor is gebracht. Hoe vele millioenen, die hem nu verwenschingen, naar het hoofd slingeren, konden niet diep genoeg bukken, toen hij oog verscheen in den glans van zijn heerlijkheid I Hoe velen voelden zich gelukkig, als de keizer hen maar aankeek. En deze allen beseffen nog niet, dat zij zelf er schuld aan zijn den Keizer een wereld voor oogen gevoerd te hebben die nooit heeft bestaan en hen in een richting gedreven te hebben waarin hij anders nooit zou gekomen zijn. Niet kan ontkend worden, dat het karakter van Wilhelm II voor deze Duitsche eigenaar dig he id zeer toegankelijk _was." Graaf Czernin zag den Keizer in cle Deroemde Novemberdagen van 1908, toen de storm woedde naar aanleiding van het Daily Tele graph-interview. Czernin zag, dat de critiek, in den Rijksdag en vooral het optreden van von Büllow grooten indruk op den keizer maak ten. Ik had het gevoel in Wilhelm II een mensch te ontmoeten, die met van schrik opengesperde oogen voor de eerste maal in zijn leven de we reld ziet, zooals zê werkelijk ziét, zooals ze wer kelijk is. Hij zag aan den horizon de brutale werkelijkheid oprijzen, die hem een leelijk mom leek. Misschien voor de eerste maal in zijn leven voelde hij een zacht beven onder zijn voeten van zijn troon. Hij heeft deze les te vlug verge ten. Indien het volk den keizer vaker zoo hard had aangepakt, dan zou het hem genezen hebben." Graaf Czernin vertelt dan nog een aardige bijzonderheid. Toevallig was hij er getuige van hoe in een volle stationswachtzaal de menschen zich erg warm maakten over dit interwiev en een man op een tafel ging staan om een rede voering te houden tegen den keizer, woorden die ingang vonden bij de „bijna revolutionaire" menigte.Czemin vertelde deze episode aan hee- ren uit de omgeving des keizers. Die hem vroe gen er toch den keizer zelf geen woord van te zeggen. Een alleen durfde te verklaren dat men den keizer zoo iets niet verzwijgen macht en hij zou die onaangename taak op zich nemen. „Dit incident is een symptoom. De wensch den keizer al het onaangename, elke critiek te besparen, hem steeds te prijzen en op te hemelen, nooit te toonen dat hij ook gelaakt werd, dit systematische kweeken van de Kei zerlijke Godgelijkheidniet ingegeven door liefde tot den persoon of een dynastieke over weging, doch door den egoïstischen wensch om zelf niet in het gedrang te komen deze ongezonde en onmannelijke toestand moest op den duur werken als een verslap pend gif op lichaam en geest. Keizer Wilhelm heeft het zijn omgeving niet steeds gemakke lijk gemaakt open en waar te zijn. Maar toch is het juist, dat de verslappende atmosfeer, waar- -waarin hij leefde, de eerste en laatste oorzaak geweest is van al het kwaad aan het hof." Sdioliereuralen. M©n ken# dp arbeiders-- raden pa dp soMatenrndjen, men kent pok tip. twee gecombineerd in dp beropmdp prsoi- rnden. Het is nu juist een jaar geieapn uijm dat d.-eze nieuwste vinaiag op, maptecnap- peijjk en. .economisch gefaied zoo'n beetje iurorp begon té maken. Alles .begon te droo- men van „raden".; dp boeren wilde boeren- raiden, dp studenten stude-ntenradlpn, men had fabrieksraden, scheepsraden en dat a-lles zette de krijgsraden verre en verre in de schaduw. Loo droomde men van „raden" dat dje wereld,, bijkans radeloos werdj, want dat er niet veer raad; geschaft .werd door al die radpn blijkt wel hieruit dat thans bijna niemand meer, aan „rad,en" denkt. Intusschen hier, ter, stede hot nieuwste het crème de la crème, door niemand min der, verkondigd dan ripor Dr. Gunning, uit Amsterdam, op, een vergadering van de Haarlemsche Handelsvereeniging. in tegen woordigheid van een aanzienlijk aantalleeiv lingen en enkele leeraren der Middelbare Scholen A Aanwezig waren mej. Pariet, direc trice der, Jdeisjes-H. B. S- en de heeren dr. Spoelder, rector van. het Gymnasium, Van Mourik', Broekman, directeur. Ie H. B. S. met 5-j. cursus, v. ft. Ley, directeur der Rijks Kweekschool, iVerkruysein, directeur School van Kunstambachten, Borggreve en Ten Have, ©ere-leden d.er II.H.V. De heé- f&n mr. iBruch, wethouder van onderwijs, dr. Byorgman, directeur der Hoogere Han delsschool en v. Dorp, rector'van het Clf. Lyceum, waren door familie-omstandigheden verhinderd te kotnen. Genoemde heer, Dr. Gunning bepleitte daar oprichting van scholierenraden, juist onge veer in den vorm -en den geest van de be ruchte soldaten, arbeiders en malrozenraden Uit elke klas wordt een afgevaardigde be noemd. De verzameling van die afgevaar digden vormt den scholierenraad, idiat dan als klachtenbureau fungeert, en wy twijfe len er niet aan, weldra ook' als rechtbank over strenge leeraren en opperste arbiter over opgelegd huiswerk en lessoorten. Gelukkig vindt de dwaasheid hier ter steldle eon ondankbaar veld om wortel te schieten Directeuren noch leerlingen willen er aan omdat die ra/don h.i. niet moodig zijn om den goedpn geest tusschen directeur, leer aren en leerlingen te handhaven. Wij weten' dat maar al te goed met het voorbeeld van de Haarlemsche H. B. S. en het Haarlem sche .Gymnasium voor oogen, waar de ver standhouding meer dan goed is. Wij zijn gelukkig dat die revoluitibnair- mili taf rist ische geest hier geen invloed hjeeft Maar hoe dat een ernstig man, een peda goog, oen opvoeder, een Dr."' nog wel zul ke onzin kan propageeren ia ons nuchter. Holland, is ons een raadsel. .Verbeeldt a een scholierenraad .waarvoor een leerling ,uit de hoogste klas, een 18, 20-jarige dus moet verschijnen, en waarM zitting heeft pen 12.jarige knaap 1 Dat is te dwaasl Medezeggingschap. van de leerlingen qp dein gang van zaken kan tot tjp zekere hoogte goed gijn, Maar uit zuiver peda gogisch oogpunt, laat staan dan uit gods dienstig oogpunt i3 deze Bo 1 sjewdsch tisefie instelling absoluut te veroordeelen. Wij gelooven dat de verkiezing tot af gevaardigde in den raad en het feit dlat een leerling zich in den Raad moet ver, antwoorden zoo d.eprineerend op den een en bLajé op den ander moet werken dat uit pedagogisch oogpunt het idee abscduut verwerpelijk' is. Nog niet gesproken dan van den „Russischen" geest die een scho lierenraad kweekt. j l j 1 i Herstel pener rechterlijke dwaling. Wij deelden indertijd de invrijhéidssteUing van den 21-jarigen machinist M. J. Wessel, die door de vacantiekamer der Amsterdamsche rechtbank onschuldig was veroorddeeld tot vier jaar gevangenisstraf. Hij was beschuldigd van poging tot diefstal met geweldpleging ten huize van mevrouw De Vriendt-De Boer aar. de Nieuwe Achtergracht en had reeds eenigen tijd in de gevangenis doorgebracht, toen_zick als werkelijke dader bij de justitie bekend maak te de 18-jarige koopman Th. van der Starre, die daarmede de steeds volgehouden onschuld van Wessels bevestigde. Behalve tegen van der Starre, werd toen eveneens rechtsingang verleend tegen de 17- jarige dienstbode W. C. van Leéuwen, ver dacht van meineed. Zij zou in de strafzaak tegen Wessels, als getuige opzettelijk ten nadeele van den be klaagde, de navolgende valsche verklaringen onder eede hebben afgelegd dat zij Wessels in de gang van de woning van Louis de* Vriendt zag staan dat hij een blauw gekleurd Engelsch hemd droeg en geen schoenen aande voeten had dat hij (Wessels) het jasje en de schoenen in de hand droeg dat hij een blonde pruik op het hoofd droeg en daarop len pet dat hij schoenen en jas vermeld in de keuken legde dat zij- Wessels uit de woning van getuige De Boer zag komen en de trap afsnellen. Deze beide zaken werden door de zesde ka mer der rechtbank behandeld. Het eerste staat van der Starre terecht. Beklaagde bekent. Hij had afgesproken met de dienstbode Wilhelmina van Leeuwen. De3 morgens had hij nog met haar getelefoneerd dat het goed was dat hij kwam. Hij vond de woningdeur open. Toen hij in het huis was, heeft hij zijn schoenen en jas uitgetrokken om minder leven te maken, op zijn tocht door" het huis heeft hij een gum mistok meegenomen om zich zoo mogelijk te kunnen verdedigen. De dienstbode Wilhelmina van Leeuwen was intusschen uitgegaan. Hij kwam haar tegen op de derde verdieping. Toen hij een kamer wilde binnengaan ontmoet te hij een dame (mevrouw de Vriendt). Hij gaf deze dame een slag met de gummistok op het hoofd. Bekl. ontkent dat hij haar bij de keel heeft gegrepen. Blootshoofd en zonder schoenen en jas is hij het huis uitgevlucht. Bekl. bekende van Wilhelmina v. Leeuwen den vorigen dag een revolver gekregen te heb ben. Wat daar de bedoeling van was kon bekl. niet verklaren. De officiqf van Justitie mr. Van Heynsber- gen vraagt of de kleeren aanwezig ter terecht zitting van bekl. zijn. Bekl. bevestigt dit. „Is dat waar vraagt de officier met na druk. Uw moeder heeft ze niet herkend. BeklaagdeZe zijn van mij. Heeft Wessels, die eerst terecht heeft gestaan niets met deze zaak te maken vraagt den president. Beklaagde Ik ken hem niethij heeft niets met de zaak te maken. De grootmoeder van Wilhelmina v. Leeuwen als getuige gehoord is moeilijk te verstaan. Zij heeft geweten van de inbraak. Er zou van een waarde van 600 gestolen kunnen worden, was haar gezegd. Volgens beklaagde heeft deze getuige hem de kaart gelegd en toen heeft- zij hem gezegd dat de politie hem niet zou schaden. Mevrouw De Vriendt zegt, dat zij toen zij nog te bed lag gehoord heeft, dat er getele foneerd is. De dienstbode Wilhelmina van TREKJES CiX. Eenvoudig verhaaltje. In het begin had ie er wel wat tegenop gezien, maar toen de dag van onder-de- wapenen-komen aanbrak ging ie toch wel gemoed op weg. Vader liep 'n eindje mee en moeder bleef 'm aan de deur na-wuiven. In 't kleine rieten latch je had ze nog gauw wat versnaperingen gestopt'n zakje sigaren en 'n pakje tabak ook nog...,. „Nou, jan" had ze bij 't vertrek ge zegd ,,je schrijft maar gauw waar je bent aangeland.... Dat je trouw je plichten lll°et blijven waarnemen hoef 'k je eigenlijk Édtu ecns |-e zeggenkenne we je te VoorF' moet maar dii'ect lid wor- Vau de Miiitaireu-vereeniging, dat ver- ij °g eris en daar ben je goed bezorgd." To moeder, dat komt in orde hoor." n n™,Ü<ïg 11 haastige, extra handdruk en jT'n 0t hoor 1" hu 1 sw et-"'i1 UUlt^eiator wandelde vader weer y„ 1' j'V",, 11 buurman liep met 'm 1 ac'dea t er over, dat 't wel jammer «us un u maand of Zes achtereeu 'n flinke kracht m je bedrijf te moeten missen..... nuaar aai 1 toch ook weer niet slecht was voor den jongen zelf.Zoo altijd bij vader en moeder thuis deugde nietIn dienst leerden ze orde, regel en ontzagdeden wat meer menschenkennis op., s» thuis namen de jongelui 't leven wel 's wat te ge makkelijk. Nou, ja, natuurlijk...,. aan de „dienst waren wel gevaren verbondendat was nou eenmaal niet anders.maar 'n jon gen met 'n karakter als hijdaar hoefde je zoo bang niet voor te zijnDie in dienst slecht werden hadden vroeger ook al niet vast in hun schoenen gestaan...,. K011 je gerust van op an. „Nou, gedag-buurman 1" ;,Eet ze 1" Jan werd ingedeeld bij 't „^ooveelste" regiment in de hoofdstad van 'n provincie en viel plots van z'n eenvoudige dorps bedoening in 't woelige kazerne- en stads leven. Hij kon z'n oogen en ooren haast niet gelooven, zooveel gemeenheid en liederlijk heid als hij te zien en te hooren kreeg op eens. O, jaer waren wel jongens bij zooals hij zelf, fatsoenlijk en correct in alles.... maar, ach zoo'n klein gedeelte. Verbeel je, als ie dat 's allemaal naar huis schreefmoeder zou d'r eigen 'n onge- uk schrikken. Op den eersteu ochtend was ie al wakker geworden in 'n geratel van vloeken eu vuile taal. En zoo was 't bijrfa aen geheeleu dag door geweest. Maar spoedig was t gegaan zooals met vele dingen.... hij wende er aan. 'n Paar weken later begon ie 't al niet meer zoo erg te vinden en deed er al zoo'n beetje aan meeeerst nog jVat aarze lendlater meer vrij en brutaal Direct was ie volgens afspraak van thuis lid geworden van de Roomsche Militairen- vereeniging en had daar al verscheidene prettige avonden doorgebracht. Maar toen de kameraads er lucht van kregen begonnen ze 'm er op allerlei manie ren mee te treiteren.... en vaak was hij, met nog 'n paar anderen, 't mikpunt van gemeene kwinkslagen en schunnige toespe lingen op 't lieilzanie vereenigingsleven der Katholieke militairen. Met hun klein troepje waren ze niet op gewassen tegen die groote bende van vuil- pratersen maar al te dikwijls bleken ze de eigenschap van goed te antwoorden te missen.... Zoo kwam 't, dat hij op zekeren avond 0111 't vervelende gesar _eu. het lange aan houden der „kameraads" de militairen-1 vereeniging verzuimde en met hen mee ging. Er werden verschillende draukgelegenheden bekocht. De ouders waren geen kwaad-meenende christenmenschen. Maardie suffe slof heid. die onnoozele onnadenkendheid Ze dachten er niet aan, dat het wel eens verkeerd zou kunnen loopen met Jan...,, ze hadden 'm nooit anders gekend, dan goed, degelijk en godsdienstig.... Dachten er ook niet aan, dat zij, verant woordelijke ouders, ook nu nogneen, zelfs nu nog veel meer voor htm zoon moes ten wakenDat veel jonge mannen, die groen in dienst gingen, er beschimmeld uit kwamen Dat ook in de militaire sa menleving het vreeselijke verband tusschen alcohol eu sexueele losbandigheid niet ont brak. Dachten er ook met aan, om in hun brie ven nog eens 'n hartig woordje te schrijven over iets anders, dan de gewone nieuwtjes. Het bleef bij de gebruikelijke mededeelingen, dat allen gezond warenen van een der koeien, die ziek was geweest.... en van kleine Mientje, die d'r eigen 'n bult had ge vallenen dat vader 'n bril moest gaan dragenen dat moeder weer nieuwe sokkeu voor 'm aan 't breien was. Als ie met de verlofdagen naar huis kwam werd 'r zoo wel 's terloops gevraagd, hoe 't ging in de militairen-vereeniging en zoo. Dat ie z'n plichten niet verzuimde sprak natuurlijk vanzelf. Luchtig-vroolijk praatte hij er dan over heendat ze heuscb niet bane voor 'm behoefden te zijn.... dat ie wel wist wat het soldaten-leven was, enzoovoorts.en- zoovoorts Dat eerste avondje van „gewoon uitgaan" was 'm toch wel bevallen.'n leuk clubje had ie getroffen Nou, jabepaald „fijn" was 't er wel niet naar toegegaan, maar 't miliciens leven was nou eenmaal zoo.kon je niks an doen. Zoo ging 't met Jan al „verder en verder". Er kwamen avonden, waarop ie be schonken de wacht „voorbij-geloodsd" moest worden. Het bezoeken der kroegen, werd gevolgd door het bezoeken van andere huizen, waarin de meesten niet nuchter binnentreden. Veelt valt er niet meer te vertellen. Jan kwam terecht in t hospitaal...in n zaal waar „de gevallen" werden behandeld. Na 'n week of drie hadden ze 'm weerzoowat „opgeknapt". Maar 'n paar andere dingen bleven er nog over. Die niet „opgeknapt" konden worden, 'n Aan flarden getrokken kleed. De gewetenswroeging van 'n vJfcler. En 'n gebroken moederhart. N. - -| - 1-| - -ïri'Mii .11 1 11 MIMMIM. 1 ~l &3§§&iilb±i*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1919 | | pagina 5